Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren vanwege een aanpassing van het verbod op het gebruik van stroomstootapparatuur (Kamerstuk 28286-1164)
2021D01025 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over het Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit
houders van dieren vanwege een aanpassing van het verbod op het gebruik van stroomstootapparatuur
(Kamerstuk 28 286, nr. 1164).
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Verhoev
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
7
II
Antwoord/Reactie van de Minister
8
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
het Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren vanwege een
aanpassing van het verbod op het gebruik van stroomstootapparatuur en willen de Minister
nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om toe te lichten waarom zij het onderliggende
wetenschappelijk onderzoek betrouwbaar acht, gezien de kritiek die door andere wetenschappers
en deskundigen is geuit op dit onderzoek.1 Is de Minister bekend met andere wetenschappelijke onderzoeken die het tegendeel
bewijzen? Zo ja, waarom wordt hierover niets vermeld in de nota van toelichting behorende
bij het Ontwerpbesluit?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister het ermee eens is dat het leed aan
dier en mens mogelijk erger kan zijn dan het leed van de hond wanneer het zeer incidenteel
in een noodsituatie een stroomstoot krijgt, bijvoorbeeld wanneer een jachthond onverwachts
een weg oversteekt en een ongeluk veroorzaakt. Kan de Minister toelichten waarom wel
of waarom niet? En hoe zouden, bijvoorbeeld in de jacht, dergelijke noodsituaties
voorkomen kunnen worden wanneer het gebruik van stroomstootapparaten bij honden geheel
verboden wordt?
De leden van de CDA-fractie vragen waarom het voor politie- en militaire hondentrainers
wel mogelijk blijft om stroomstootapparatuur te gebruiken, terwijl de Minister stelt
dat «niet-aversieve methoden tot betere resultaten leiden». Als reactie op het verzoek
om de uitzondering voor politie en krijgsmacht uit te breiden met de Dienst Justitiële
Inrichtingen (DJI) wordt gesteld dat voor een goede uitvoering van de taken van de
DJI incidenteel en kortstondig gebruik van stroomstootapparatuur in sommige gevallen
noodzakelijk is. Deze leden maken hieruit op dat niet-aversieve methoden niet in alle
gevallen mogelijk zijn en dat uitzonderingen nodig zijn. Wat is de reactie van de
Minister hierop en kan de Minister toelichten waarom het dan niet mogelijk is om ook
een uitzondering te maken voor noodsituaties bij jachthonden?
De leden van de CDA-fractie vragen zich af waarom de RDA (Raad voor Dieraangelegenheden)
niet is geraadpleegd voor een advies met betrekking tot het verbod op stroomstootapparatuur.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het Ontwerpbesluit
houdende wijziging van het Besluit houders van dieren vanwege een aanpassing van het
verbod op het gebruik van stroomstootapparatuur. Deze leden staan achter het ontwerpbesluit,
maar hebben nog enkele vragen en opmerkingen die zij willen voorleggen aan de Minister.
De leden van de D66-fractie steunen de inzet van de Minister om tot een geheelverbod
te komen op het gebruik van stroomstootapparatuur voor honden. Deze leden delen de
constatering van de Minister en de verschillende organisaties die een inbreng hebben
geleverd bij de consultatie dat het gebruik hiervan tot onnodig groot lijden leidt,
terwijl diervriendelijkere alternatieven voorhanden zijn. Bovendien denken zij dat
het besluit slecht handhaafbaar zou zijn als er uitzonderingen komen voor deskundige
gebruikers, wat het algehele effect ervan zou kunnen aantasten.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister naast het verbod op het gebruik
van stroomstootapparatuur, ook stappen zal ondernemen tegen de verkoop van stroomstootapparatuur.
Dit gezien de handhaafbaarheid van het besluit.
Bovendien vragen de leden van de D66-fractie of na de implementatie van dit besluit
ook een voorlichtingscampagne wordt opgestart tegen het gebruik van de stroomstootapparatuur
bij honden, waarbij ook aandacht wordt besteed aan werkbare alternatieven. Deze leden
vinden het namelijk belangrijk dat voldoende bewustzijn wordt gecreëerd bij hondeneigenaren
over deze alternatieven, zodat het besluit breder gedragen wordt en dit niet ten koste
gaat van de zorgvuldige training van honden.
De leden van de D66-fractie hebben hun bedenkingen bij de uitzonderingen die worden
gemaakt op het verbod ten aanzien van de openbare orde en veiligheid. Alhoewel deze
leden begrijpen dat deze uitzonderingen zijn gemaakt en hier ook achter staan, vinden
zij dat juist overheidsinstanties bij uitstek als rolmodel kunnen dienen voor een
breder draagvlak van het verbod. Zij vinden het daarom belangrijk dat de afbouw van
het gebruik van stroomhalsbanden voor deze instanties, waarvoor nu al concrete voornemens
bestaan, ook geborgd wordt in het besluit, bijvoorbeeld door een uiterste datum vast
te stellen tot wanneer de uitzondering geldt. Is hierover nagedacht bij het opstellen
van het ontwerpbesluit? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de nota van toelichting bij het Ontwerpbesluit
houdende wijziging van het Besluit houders van dieren vanwege een aanpassing van het
verbod op het gebruik van stroomstootapparatuur gelezen. Deze leden steunen het verbod
van de Minister volledig en zijn blij dat het er nu eindelijk is. Zij hebben nog wel
enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie verafschuwen methoden die dieren schaden in hun
welzijn en gezondheid en vinden het daarom onbegrijpelijk dat dit verbod er nog niet
eerder is gekomen. Deze leden vragen de Minister waarom er uiteindelijk niet gekozen
is voor een verbod van stroomstootapparatuur voor álle dieren. Kan de Minister uitgebreid
ingaan op de afwegingen die zij hierbij gemaakt heeft? Is de Minister het met deze
leden eens dat het hierbij niet alleen gaat om de huidige situatie maar dat er ook
naar toekomstige situaties gekeken moet worden? Zij vinden het belangrijk dat een
wet breed toepasbaar is, zodat er niet telkens achter de feiten aan wordt gelopen.
Is de Minister bereid om het besluit enige tijd na inwerkingtreding te evalueren en
te bekijken of een algemeen verbod op het toedienen van elektrische prikkels bij dieren
dan alsnog toegevoegd kan worden aan dit besluit? In deze evaluatie kan dan ook meegenomen
worden of het noodzakelijk is het gebruik van andere potentieel schadelijke op beïnvloeding
van diergedrag gerichte apparatuur verboden kan worden. Is de Minister dit met deze leden eens?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat de krijgsmacht en de politie, de
huidige uitzonderingsinstanties, gebruikmaken van een ethisch toetsingskader. Deze
leden begrijpen dat deze diensten steeds minder honden inkopen die met stroomhalsbanden
zijn getraind en zelf alleen in noodzakelijke situaties gebruikmaken van stroomstootapparatuur.
Zij lezen dat eraan gewerkt wordt om de honden die nog opgeleid zijn met stroomstootapparatuur
binnen zes jaar zo te trainen dat stroomstootapparatuur niet langer nodig is. Zij
zijn dan ook benieuwd of de Minister voorziet dat een algemeen verbod, zonder uitzonderingen,
over zes jaar van kracht kan zijn. Om het besluit toekomstbestendig te maken, zoals
eerder ook al benoemd, lijkt het deze leden dan ook een goed idee om nu al in het
besluit vast te leggen dat de huidige uitzondering tot 1 januari 2027 geldt. Is de
Minister dit met deze leden eens? Zo nee, kan zij uitleggen wat haar overwegingen
hierbij zijn?
Tot slot willen de leden van de GroenLinks-fractie nog benadrukken dat zij tevreden
zijn dat het verbod er nu eindelijk is. Welke mogelijkheden zijn er om het verbod
al eerder in te laten gaan dan per 1 juli 2021?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Ontwerpbesluit
houdende wijziging van het Besluit houders van dieren vanwege een aanpassing van het
verbod op het gebruik van stroomstootapparatuur. Deze leden hebben hierbij nog enkele
vragen en opmerkingen.
Inleiding
De leden van de SP-fractie staan zeer positief ten aanzien van de voorgestelde wijziging.
De argumentatie zoals die door de Minister is geformuleerd in de nota van toelichting
kunnen deze leden grotendeels onderschrijven. Zij betreuren het dat het aan banden
leggen van het gebruik van stroomstootapparatuur niet eerder in de praktijk is gebracht,
zoals aanvankelijk beoogd. De schadelijkheid van het gebruik van stroomstootapparatuur
jegens dieren is voor deze leden nooit aan twijfel onderhevig geweest. Zelfs uit handen
van gedragsdeskundigen doet het toedienen van stroomprikkels immers pijn. Dat hier
überhaupt discussie over is geweest heeft hen zeer verbaasd. Zeker gezien de voorhanden
zijnde alternatieven voor het trainen van honden achten zij een onmiddellijk verbod
wenselijk.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister wat de reden is dat het besluit pas
in de zomer van 2021 in werking zal treden. De voorgestelde uitzonderingen op het
verbod betreffen enerzijds geneeskundige doelen en anderzijds doelen met betrekking
tot de openbare orde en veiligheid. Dit zijn doelen waarvoor ook wat deze leden betreft
uitzonderingen denkbaar zijn. Voor het overige zien zij geen redenen om deze methode
nog breder te legitimeren.
Problematiek van stroomstootapparatuur bij honden
De leden van de SP-fractie zijn de Minister dankbaar voor het feit dat uitvoerige
documentatie ter onderbouwing van de gevolgen van het gebruik van stroomstootapparatuur
met de Kamer is gedeeld. Het is deze leden bekend dat opleiding en training van honden
in algemene zin met veel zorg, toewijding en aandacht gepaard gaat. Dat het gebruik
van deze apparatuur kan leiden tot ernstige aantasting van het welzijn van dieren
is voor hen desondanks meer dan voldoende grond om het besluit te steunen. De complexiteit
van het toedienen van de «juiste» prikkels – die ook bij ervaren hondentrainers wordt
gesignaleerd – onderstreept deze opvatting. Zij zijn zich ervan bewust dat het deskundig
trainen van een hond geen sinecure is en zijn dan ook blij om te lezen dat met andere
(belonende) methoden vergelijkbare of betere resultaten kunnen worden behaald.
Doel en hoofdlijnen van het besluit
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd in hoeverre de verkoop van stroomstootapparatuur
voor de training van dieren kan blijven voorbestaan. Wellicht kan de Minister uitweiden
over de wijze waarop zij hiermee om wil gaan? Voorts zijn deze leden benieuwd op welke
wijze onderzoek is verricht naar het gebruik van stroomstootapparatuur bij andere
diersoorten in ons land. Het bevreemdt hen dat dit niet afdoende in kaart gebracht
zou kunnen worden en zij betreuren het dan ook dat een algeheel verbod niet overeind
is gebleven. Mogelijk zullen zij met aanvullende voorstellen komen om dit alsnog te
bewerkstelligen.
De leden van de SP-fractie beschouwen het als positief dat overheidsdiensten met veiligheidstaken
een afwegingskader formuleren voor de toepassing van nog noodzakelijk geacht gebruik.
Wel vragen deze leden zich af of de deskundige capaciteit die dit vergt niet beter
kan worden benut voor het verder ontwikkelen van vriendelijkere alternatieven of het
opleiden van nieuwe dieren. Het uitfaseren van stroomstootapparatuur bij genoemde
overheidsdiensten kan momenteel circa zes jaar in beslag nemen, zo schrijft de Minister.
Deze leden vinden dat een zeer lange overgangsperiode en vernemen derhalve graag van
de Minister hoe deze termijn tot stand is gekomen. Waarom is er niet gekozen voor
een algehele en zo spoedig mogelijke beëindiging? Kunnen de dieren die met stroom
zijn getraind niet beter met welverdiend pensioen teneinde plaats te maken voor nieuw
op te leiden dieren? Dat gezegd hebbende realiseren zij zich dat dieren met specialistische
taken en capaciteiten niet eenvoudig te vervangen zijn. Tot slot zijn zij benieuwd
in hoeverre de beoogde uitfaseringstermijn een harde deadline is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zien de stroomhalsband als een achterhaald,
barbaars en diervijandig middel om honden tot gehoorzaamheid te dwingen. De Minister
kiest wat deze leden betreft terecht voor een verbod op het gebruik van stroomstootapparatuur
bij honden. Zoals uit de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit blijkt, leidt
de stroomhalsband bij honden tot stress, agressie, pathologische angst, wonden en
pijn, ook indien gebruikt door een ervaren trainer. Dit wordt bevestigd door wetenschappelijk
onderzoek. Over het nut van de stroomhalsband voor trainingen bestaan wetenschappelijk
gezien ernstige twijfels: honden leggen naar alle waarschijnlijkheid eerder een verband
tussen de elektrische schok en de eigenaar, omgeving of een commando dan met hun eigen
gedrag. Training op basis van positieve feedback geeft betere resultaten en leidt
tot minder gedragsproblemen, een betere mens-dierrelatie en een betere gehoorzaamheid.
De stroomhalsband is ook helemaal niet nodig voor trainingen: politie, marechaussee
en krijgsmacht kunnen honden effectief trainen en inzetten zonder het gebruik van
stroomstootapparatuur. Deze leden hebben daarom met instemming kennisgenomen van het
Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren vanwege een aanpassing
van het verbod op het gebruik van stroomstootapparatuur.
Wel hebben de leden van de Partij voor de Dieren-fractie nog enkele vragen over de
mogelijke uitzonderingen op het verbod. Uitzonderingen blijven bestaan voor het gebruik
van de stroomhalsbandband bij taken van de politie, krijgsmacht, marechaussee, DJI
en bij het trainen voor deze taken. Als argument voor de uitzonderingen wordt genoemd
dat sommige overheidsorganisaties, waaronder de politie, de krijgsmacht en de DJI
op dit moment gebruikmaken van honden die nog met stroomstootapparatuur zijn getraind.
Tegelijk meldt de nota van toelichting dat in de praktijk blijkt dat militairen en
politieagenten honden effectief kunnen trainen en inzetten zonder het gebruik van
stroomstootapparatuur.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen zich af waarom honden die in
het verleden zijn getraind met de wrede stroomhalsband, in de toekomst niet op een
andere manier kunnen worden getraind. Op basis van welke wetenschappelijke bronnen
is er geconcludeerd dat honden die ooit met stroomhalsbanden zijn getraind niet op
een andere wijze kunnen worden getraind? Hoe zal voorkomen worden dat de niet gespecificeerde
uitzonderingen zullen leiden tot het blijvend gebruik van de stroomhalsband in de
praktijk? Uit de nota van toelichting blijkt dat de overheid dieren die reeds ingezet
worden binnen zes jaar zo wil trainen dat stroomstootapparatuur niet langer nodig
is. Is het juist dat dit in de praktijk betekent dat politiehonden die ooit met de
stroomband zijn getraind tot aan hun pensioen met de stroomband kunnen worden gecorrigeerd?
Kunt u toezeggen dat de uitzonderingspositie voor de politie, marechaussee, krijgsmacht
en DJI binnen zes jaar zal worden ingetrokken? Zo nee, waarom niet? Kunt u de Kamer
de komende zes jaar actief informeren over de stand van zaken rond de uitfasering
van de stroomband binnen overheidsorganisaties?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben ook vragen bij de handhaving.
Uit verschillende onderzoeken, waarvan ook zeer recente zoals het onderzoek van Deloitte2, is gebleken dat de controle en handhaving van dierenwelzijn door de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) onvoldoende of zelfs niet plaatsvindt. Hoe wordt
het verbod op de stroomhalsbanden in de praktijk gehandhaafd? Deze leden zijn van
mening dat het blijven toestaan van de verkoop van de stroomhalsband het verbod op
het gebruik daarvan ondermijnt. Is de Minister het met hen eens dat het toestaan van
de verkoop van de stroomhalsband zal leiden tot het blijvend gebruik hiervan? Hoe
kan effectief gehandhaafd worden als de verkoop niet verboden is? Welke mogelijkheden
bestaan er om de verkoop van stroomstootapparatuur te verbieden? Indien dit niet mogelijk
blijkt, is de Minister dan bereid verkopers aan te spreken op hun verantwoordelijkheid
stroomstootapparatuur voor honden uit het (online) schap te halen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende ontwerpbesluit
en de onderbouwing ervan. Deze leden zijn van mening dat voorkomen moet worden dat
honden afgemaakt moeten worden omdat ze onhandelbaar zijn of dat er onveilige situaties
voor mensen ontstaan omdat honden niet in de hand gehouden kunnen worden. Zij hebben
enkele kritische vragen en pleiten voor een heroverweging.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister in de toelichting op het besluit
het wetenschappelijk onderzoek naar en alle mogelijke toepassingen van de elektronische
halsband over één kam blijft scheren. De Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn heeft erop
gewezen dat dit geen recht doet aan de grote verschillen tussen toepassingsmethoden.
Deze leden ontvangen graag een nadere onderbouwing voor de verschillende toepassingsmethoden.
De leden van de SGP-fractie maken uit de literatuur op dat laagenergetische halsbanden
minder problemen veroorzaken dan hoogenergetische halsbanden. Wil de Minister een
uitzondering voor laagenergetische halsbanden in overweging nemen?
De leden van de SGP-fractie maken uit de literatuur op dat het al dan niet voorspelbaar
zijn van toepassingsmethoden een belangrijk verschil kan maken. Het gebruik van anti-blafhalsbanden
en anti-vluchthalsbanden is voor honden voorspelbaar. Wil de Minister een uitzondering
voor deze toepassingsmethoden in overweging nemen?
De leden van de SGP-fractie maken uit de literatuur op dat beloningsmethoden in een
deel van de gevallen goed kunnen werken, maar dat voor met name het afleren van instinctmatig
gedrag het gebruik van elektronische trainingsmethoden veel effectiever is (zie bijvoorbeeld
Marschark en Baenninger, 2015). Erkent de Minister dat beloningsmethoden voor het
afleren van instinctmatig gedrag onvoldoende effectief zijn en wil zij het besluit
op dit punt heroverwegen?
De leden van de SGP-fractie constateren dat in de toelichting van het besluit (nog
steeds) geen onderbouwing wordt gegeven van de keuze om ook de elektronische erfafscheiding
te verbieden. Het accent ligt op het trainen van honden. Een belangrijk verschil is
echter dat het gebruik van elektronische erfafscheiding voorspelbaar is. De literatuur
geeft aan dat onvoorspelbaarheid een belangrijke factor kan zijn als het gaat om welzijnseffecten.
Daar is bij elektronische erfafscheiding geen sprake van. Wil de Minister een uitzondering
voor elektronische erfafscheiding alsnog in overweging nemen?
De leden van de SGP-fractie horen graag of de Minister ook kennis heeft genomen van
wetenschappelijke analyses die erop wijzen dat elektronische halsbanden effectiever
zijn dan beloningsmethoden en dat de negatieve welzijnseffecten beperkt zijn (Christiansen,
Bakken en Braastad, 2001; Christiansen, 2008; Raad voor Dierenwelzijn in België, 2010;
Dale, Statham, Podlesnik en Elliffe, 2013). In hoeverre heeft zij deze analyses meegenomen
in haar besluitvorming?
De Minister heeft eerder verwezen naar een recent wetenschappelijk artikel waarmee
aangetoond zou worden dat elektronische halsbanden minder effectief zijn bij het trainen
van honden dan beloningsmethoden (China, Mills en Cooper, 2020). De leden van de SGP-fractie
hebben begrepen dat inmiddels vernietigend wetenschappelijk commentaar is geleverd
op de opzet van het onderzoek en de wijze waarop conclusies getrokken zijn, zoals
door gedragsexpert professor Dr. Douglas Elliffe van de University of Auckland. Heeft
de Minister hier kennis van genomen? Hoe waardeert zij dit commentaar?
II Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
M. Verhoev, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.