Nota van wijziging (initiatiefvoorstel) : Tweede nota van wijziging
35 112 Voorstel van wet van de leden Snels en Van Weyenberg tot wijziging van het voorstel van wet van de leden Snels en Van Weyenberg houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) (Wijzigingswet Woo)
Nr. 16
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 11 januari 2021
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1
Onderdeel J wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «wordt een artikel» vervangen door «worden twee artikelen».
b. Er wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 3.3b
De openbaarmaking van de in de artikelen 3.3 en 3.3a genoemde documenten geschiedt
elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze door middel van een door Onze Minister
in stand gehouden digitale infrastructuur. Deze infrastructuur is beschikbaar voor
de openbaarmaking van andere documenten.
2
In onderdeel U komt onderdeel 1 te luiden:
1. In het eerste lid wordt «artikel 5.1, eerste lid, onderdelen a, b en c,» vervangen
door «artikel 5.1, eerste lid, onderdelen a en b, alsmede c en d,» en wordt «de artikelen
5.1, tweede en vijfde lid en 5.2» vervangen door «artikel 5.1, tweede of vijfde lid,
of artikel 5.2».
3
Onderdeel W wordt als volgt gewijzigd:
a. Het voorgestelde artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het meerjarenplan bevat langetermijndoelen voor de verbetering van de wijze waarop
digitale documenten worden vervaardigd, geordend, bewaard, vernietigd en ontsloten
alsmede de stappen die daartoe op korte termijn worden gezet.
2. Onder vernummering van het derde tot vierde lid wordt na het tweede lid een lid
ingevoegd, luidende:
3. Het meerjarenplan voorziet in stappen waarmee wordt bereikt dat eenieder zo veel
mogelijk inzicht kan hebben in de aanwezigheid van publieke informatie bij een orgaan,
persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid.
b. Het voorgestelde artikel 6.3 vervalt.
4
Na onderdeel W wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Wa
Na artikel 6.2 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 7. HET ADVIESCOLLEGE OPENBAARHEID EN INFORMATIEHUISHOUDING
Artikel 7.1 Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding
1. Er is een Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding.
2. Het college bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vier andere leden.
3. De benoeming van de leden bij koninklijk besluit geschiedt op voordracht van Onze
Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Artikel 7.2 Taken
1. Het college adviseert de regering en de beide Kamers der Staten-Generaal gevraagd
en ongevraagd over de uitvoering van de regels over openbaarmaking van publieke informatie.
2. Het college adviseert Onze Minister periodiek over aanpassing van het meerjarenplan.
Het college rapporteert in zijn advies in elk geval over de stand van de informatiehuishouding
in het bestuur, de voortgang van de uitvoering van het meerjarenplan en de toegang
tot de publieke informatie.
3. Het college wordt om advies gevraagd over voorstellen van wet en ontwerpen van
algemene maatregelen van bestuur die geheel of voor een belangrijk deel betrekking
hebben op de openbaarmaking en de ontsluiting van publieke informatie.
4. Het college adviseert het betrokken bestuursorgaan naar aanleiding van klachten
van journalisten, wetenschappers of andere naar het oordeel van het college in aanmerking
komende groepen met een beroepsmatig belang bij het gebruik van publiek informatie
over de wijze waarop dat bestuursorgaan publieke informatie openbaar maakt.
5. Het college bevordert de toepassing van deze wet, onder meer door:
a. het geven van voorlichting aan bestuursorganen en anderen;
b. het opleiden van personen werkzaam bij organen belast met de uitvoering van openbaarmaking
van publieke informatie;
c. het monitoren en onderzoeken van en rapporteren over de openbaarmaking van publieke
informatie in algemene zin of door specifieke organen in het bijzonder;
d. het publiceren van richtsnoeren ter bevordering van de openbaarmaking uit eigen
beweging en de ontsluiting van informatie.
Artikel 7.3 Bemiddeling
1. Alvorens een advies als bedoeld in artikel 7.2, vierde lid, uit te brengen, bemiddelt
het college tussen het bestuursorgaan en de klager. Het bestuursorgaan werkt aan de
bemiddeling mee.
2. Indien de klacht mede betrekking heeft op een besluit op grond van deze wet waartegen
bezwaar open staat, wordt de termijn voor het indienen van bezwaar, dan wel van de
beslissing op bezwaar als reeds bezwaar is ingediend, opgeschort tot het college advies
heeft uitgebracht, dan wel aan de klager en het bestuursorgaan heeft bericht dat geen
advies zal worden uitgebracht.
Artikel 7.4 Informatieplicht
Een bestuursorgaan verstrekt desgevraagd het college alle gegevens die het nodig heeft
voor zijn taak.
Artikel 7.5 Geheimhouding
1. De leden van het college alsmede de ambtenaren van zijn bureau zijn tot geheimhouding
verplicht voor zover zij krachtens deze wet beschikken over documenten die door het
bestuursorgaan waarvan zij afkomstig zijn niet openbaar zijn gemaakt.
2. Voor zover een aan het college gericht verzoek op grond van deze wet betrekking
heeft op door een bestuursorgaan aan het college verstrekte informatie, zendt het
college het verzoek ter behandeling door aan het bestuursorgaan.
5
Onderdeel Y komt te luiden:
Y
Artikel 8.3 vervalt.
6
In onderdeel WW wordt het voorgestelde artikel 10.2f als volgt gewijzigd:
a. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.
b. Een lid wordt toegevoegd, luidende:
2. Met ingang van het tijdstip waarop hoofdstuk 6 vervalt, komt artikel 7.2, tweede
lid, als volgt te luiden:
2. Het college adviseert Onze Minister over de stand van de informatiehuishouding
in het bestuur en de toegang tot de publieke informatie.
7
In onderdeel YY, wordt in onderdeel 18, «en 5.4a» vervangen door «, 5.4a en 7.5, voor
zover de documenten berusten bij het Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding».
Toelichting
Inleiding
Het wetsvoorstel Wet open overheid kent een lange geschiedenis. De initiatiefnemers
hebben met het wetsvoorstel vanaf het begin beoogd om de overheidsinformatie toegankelijker,
transparanter en vindbaarder te maken. Om tot een wet te komen die het bereiken van
deze doelstellingen waarborgt en die uitvoerbaar en betaalbaar is, hebben de initiatiefnemers
in de afgelopen periode uitvoerig overleg gevoerd met het kabinet, decentrale overheden,
andere betrokken organisaties, maar ook met vertegenwoordigers van groepen voor wie
in hun dagelijks werk toegankelijke, transparante en vindbare overheidsinformatie
van groot belang is. Denk hierbij aan onderzoeksjournalisten en organisaties als de
Open State Foundation. Dat overleg is voortgezet ook na de eerste termijn van de behandeling
van het wetsvoorstel in de Kamer in hat najaar van 2020. Met name het eindrapport
van de Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag heeft het grote belang
benadrukt van een goede informatiehuishouding bij en een adequate informatievoorziening
door de overheid. Daar zijn forse verbeteringen noodzakelijk. De initiatiefnemers
ervaren dit rapport als een extra oproep en steun om het urgente probleem van de informatiehuishouding
bij de overheid en het gebrek aan openheid nu echt aan te gaan pakken. Waar het volgens
de initiatiefnemers de afgelopen jaren wel eens leek of het belang van het investeren
in de informatievoorziening van een transparante overheid wat gebagatelliseerd werd,
is er nu een brede consensus dat de overheid hier forse stappen vooruit moet zetten.
Voor de initiatiefnemers is dat de reden geweest om met deze nota van wijziging op
twee cruciale onderdelen van de wet aanscherpingen uit te werken. Ten eerste is het
duidelijk dat de overheid veel te terughoudend is in het openbaar maken van informatie
wanneer journalisten daarom vragen. Daarom heeft de Nederlandse Vereniging van Journalisten
de herintroductie van een informatiecommissaris bepleit, zoals die in een eerdere
versie van het wetsvoorstel was opgenomen, maar in 2016 door de Tweede Kamer uit het
wetsvoorstel Woo is geamendeerd. De initiatiefnemers zien in de wijze waarop soms
met verzoeken om informatie wordt omgegaan aanleiding om taken die oorspronkelijk
aan de Informatiecommissaris waren toebedeeld op een andere manier opnieuw te introduceren.
Zij stellen daarom met deze nota van wijziging voor om journalisten, wetenschappers
en andere groepen belanghebbenden die een beroepsmatig belang hebben bij het gebruik
van publieke informatie de mogelijkheid te geven om bij openbaarmakingskwesties een
klacht te kunnen indienen bij het in deze Wijzigingswet, geregelde adviescollege.
Hiermee wordt de positie van deze groepen tegenover een te terughoudende overheid
verstevigd. Voor burgers staat bij klachten, zoals nu al het geval is, de weg naar
de Nationale ombudsman open.
Ten tweede moet er expliciet aandacht zijn bij het verbeteren van de informatiehuishouding
voor de vindbaarheid van informatie. In deze Wijzigingswet is het informatieregister,
dat hele hoge kosten met zich meebracht en op korte termijn onuitvoerbaar bleek, geschrapt
en vervangen door de combinatie van meerjarenplannen en een adviescollege. In deze
nota van wijziging wordt het doel van het oorspronkelijke register (de kenbaarheid
van de aanwezigheid van overheidsinformatie) geëxpliciteerd. Dat gebeurt door vast
te leggen dat in de meerjarenplannen concrete doelstellingen ten aanzien van de wijze
waarop digitale documenten worden vervaardigd, geordend, bewaard, vernietigd en ontsloten.
Daarnaast wordt de ontsluiting van overheidsinformatie bevorderd door wettelijk vast
te leggen dat alle bestuursorganen voor hun verplicht actief openbaar te maken informatie
één door de Minister van Binnenlandse Zaken en Konikrijkrelaties ontwikkeld platform
(PLOOI) gebruiken. Later kunnen de bestuursorganen ook andere documenten via deze
weg openbaar maken. Dit draagt eraan bij dat een volledig overzicht van alle verplicht
actief openbaar gemaakte documenten ontstaat. Dit is voor burgers, journalisten en
andere gebruikers een belangrijke stap. Zij kunnen met een zoekopdracht bij alle bestuursorganen
naar informatie zoeken. Voor de bestuursorganen drukt het de kosten omdat zij hiervoor
niet zelf een faciliteit hoeven te ontwikkelen.
Door de voornoemde wijzigingen betekenen extra taken voor het in de Wijzigingswet
voorgestelde Adviescollege. Daarom wordt dit Adviescollege permanent gemaakt. Daarnaast
wordt de naam veranderd, omdat het Adviescollege ook een rol krijgt bij vraagstukken
rondom openbaarheid. De naam wordt Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding.
Onderdeel 1 (Artikel 3.3b Woo)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ten behoeve van de
actieve openbaarmaking van documenten een platform voor actieve openbaarmaking van
overheidsinformatie (PLOOI) ontwikkeld, waar bestuursorganen aan de verplichtingen
uit de Woo kunnen voldoen. Via dit platform kunnen de documenten die door bestuursorganen
openbaar gemaakt worden, centraal ontsloten worden. Dit platform zal te vinden zijn
op de website overheid.nl, waar ook andere officiële publicaties van de overheid te
vinden zijn. De initiatiefnemers zijn blij dat de Minister deze stappen heeft gezet
en zijn van oordeel dat alle bestuursorganen, ook de decentrale overheden en de zelfstandige
bestuursorganen, van deze faciliteit gebruik zouden moeten maken. Als alle bestuursorganen
gebruik maken van dit platform, ontstaat een volledig overzicht van alle verplicht
actief openbaar gemaakte documenten. Dat is dan wel niet het register dat de Woo oorspronkelijk
bedoelde, maar het is voor de gebruikers een enorme winst als zij met een zoekopdracht
bij alle bestuursorganen kunnen zoeken. Bovendien drukt dat de totale kosten van openbaarmaking
en hoeven bestuursorganen niet zelf hiervoor faciliteiten te ontwikkelen. Daarom wordt
dit platform met een nieuw artikel 3.3b verplicht gesteld. De formulering van deze
verplichting is ontleend aan artikel 2, achtste lid, van de Bekendmakingswet, zoals
dat komt te luiden na de inwerkingtreding van de Wet elektronische publicaties. Van
het platform kan ook gebruik gemaakt worden bij openbaarmakingen op grond van artikel
3.1 Woo. Dit is echter niet verplicht, omdat de initiatiefnemers thans de gevolgen
van een dergelijke verplichting niet kunnen overzien.
Op grond van de in artikelen 3.3 en 3.3a genoemde ministeriële regelingen kan de Minister
aan de openbaar te maken documenten eisen stellen. Deze eisen zullen fungeren als
de standaarden waar in de Kamer en daarbuiten om is gevraagd.
Onderdeel 2 (Artikel 5.5 Woo)
In artikel 5.5, eerste lid, Woo wordt een onjuiste verwijzing naar artikel 5.1 gecorrigeerd.
Onderdeel 3, onder a (Artikel 6.2 Woo)
De informatiehuishouding van de overheid staat inmiddels volop in de belangstelling.
Zo besteedde het ongevraagd advies van de Raad van State hieraan aandacht. De algemene
teneur is dat verbetering nodig is. Het recente rapport van de Parlementaire onderzoekscommissie
kinderopvangtoeslag merkte de informatiehuishouding aan als een van de oorzaken van
wat daar allemaal is misgegaan. Verbetering van de informatiehuishouding is ook de
inzet van de initiatiefnemers met het opnemen van hoofdstuk 6. Dat hoofdstuk is ingevoerd
ter vervanging van het register. Doel van dat register was onder meer dat burgers
konden zien welke informatie bij de overheid aanwezig is. Als die informatie openbaar
zou zijn, zou die informatie met een muisklik toegankelijk moeten zijn. Als dat niet
het geval is, zou met een andere muisklik om de openbaarmaking van die informatie
moeten kunnen worden gevraagd. Helaas laat de stand van de informatiehuishouding die
optie thans niet toe. Met hoofdstuk 6 is beoogd te stimuleren dat de informatiehuishouding
op orde komt en dat dan het ideaal van inzicht voor eenieder in de onderwerpen waar
de overheid informatie over heeft (al dan niet openbaar) op termijn kan worden gerealiseerd.
De huidige versie van hoofdstuk 6 kan, gelet op de urgentie van het onderwerp, bij
nader inzien scherper. Zo kan de opdracht voor het opstellen van een meerjarenplan
concreter. Niet alleen dienen in dat plan stappen te worden aangekondigd, maar dient
ook te worden aangegeven waar naar toe wordt gewerkt en met welke visie en uitgangspunten
dat gebeurt. Daartoe wordt in artikel 6.2, tweede lid, toegevoegd dat het jaarplan
de doelstellingen moet bevatten waaraan gewerkt gaat worden. Artikel 6.2, tweede lid,
onderscheidt de fases die digitale documenten doorlopen. Daarmee bevat de wet de inhoudsopgave
van ieder meerjarenplan. Hoofdstuk 1 vervaardigen, hoofdstuk 2 ordenen, hoofdstuk
3 bewaren, hoofdstuk 4 vernietigen, hoofdstuk 5 ontsluiten. Het meerjarenplan bevat
op die punten dus zowel de doestellingen als de stappen om die te bereiken. In nieuwe
versies van het meerjarenplan kunnen de doelstellingen worden bijgesteld, en nieuwe
stappen worden voorbereid. De actieve openbaarmaking die de Woo voorschrijft is een
vorm van ontsluiten. Maar daartoe zal ook het proces van vervaardigen moeten worden
aangepast. De actieve openbaarmaking is daarmee een goede proeftuin voor het op orde
brengen van de overheidshuishouding, waarvan lering kan worden getrokken voor informatie
die niet actief openbaar hoeft te worden gemaakt, maar wel ooit overgedragen of vernietigd.
De realisering van een overzicht van bij de overheid aanwezige informatie is ook een
vorm van ontsluiting. Deze vorm van ontsluiting, het met het register beoogde ideaal,
is nu als aparte doelstelling opgenomen in artikel 6.2, derde lid, Woo. De gekozen
formulering biedt ruimte voor een doelmatigheidsafweging, bijvoorbeeld bij documenten
waarvan het bestaan geheim moet blijven of bij categorieën van niet-openbare informatie.
De initiatiefnemers denken dat het gericht toewerken naar dergelijke doelstellingen
kan bijdragen aan een sneller resultaat bij het toegankelijk maken van de informatiehuishouding.
Onderdelen 3, onder b, 4, 6 en 7 (Hoofdstuk 7, de artikelen 6.3 en 10.2f en de bijlage
bij artikel 8.8 Woo)
Het aanvankelijk in artikel 6.3 Woo opgenomen adviescollege wordt verplaatst naar
een nieuw hoofdstuk 7. De naam wordt met deze nota van wijziging in verband met de
toegevoegde taken gewijzigd in Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding.
Het college is dus niet langer tijdelijk.
Naast de al in artikel 6.3 opgenomen adviestaak over de informatiehuishouding (die
wordt verplaatst naar artikel 7.2, tweede lid) worden andere taken toegevoegd. Ten
eerste wordt de adviestaak uitgebreid naar het domein van de openbaarheid; het college
kan de regering en de Staten-Generaal gevraagd en ongevraagd adviseren over openbaarmakingskwesties.
Daarnaast moet het college verplicht geraadpleegd worden bij voorstellen van wet of
algemene maatregelen van bestuur die de openbaarheid raken, bijvoorbeeld als wordt
overwogen een ander openbaarheidsregime dan de Woo toe te passen en de bijlage bij
artikel 8.8 van de Woo aan te vullen. Daarnaast heeft het college een voorlichtende
taak en kan het onderzoeken doen ter onderbouwing van de adviezen.
De in het oorspronkelijke wetsvoorstel opgenomen Informatiecommissaris zou onder meer
worden belast met het naar aanleiding van klachten of uit eigen beweging onderzoek
doen naar de wijze waarop een bestuursorgaan de Woo uitvoert. Met deze nota van wijziging
wordt voor wetenschappers, journalisten of anderen die een beroepsmatig belang hebben
bij het gebruik van publiek informatie de mogelijkheid opengesteld om een klacht over
de afhandeling van een verzoek om informatie aan het college voor te leggen. Deze
categorieën hebben een bijzonder belang bij versnelde afdoening van geschillen. Daarom
is de regeling, anders dan een klacht bij de ombudsman, vormgegeven als een voorziening
tijdens de bezwaarfase. Een ombudsman is pas bevoegd een klacht te behandelen als
bezwaar en beroep is afgerond (artikel 9:22 Awb). Een ombudsman kan daarmee niet zorgen
voor versnelling van beslechting van geschillen.
Een klacht leidt dus tot bemiddeling. Het bestuursorgaan werk daaraan mee. Als een
klager geen bemiddeling wil, dient hij geen klacht in, maar beperkt zicht tot de route
van bezwaar en beroep. Het college bemiddelt dan tussen de klager en het bestuursorgaan.
Leidt de bemiddeling tot een resultaat, dan is het geschil opgelost. In andere gevallen
brengt het college een advies aan het bestuursorgaan uit, dat bij de beslissing op
bezwaar verder kan worden betrokken. Als de klacht gaat over een afwijzing van een
verzoek om informatie waartegen nog bezwaar kan worden gemaakt, schort de klacht de
termijn van artikel 6:7 Awb op waarbinnen bezwaar moet worden gemaakt. Mocht het bezwaar
al zijn ingediend, dan schort de klacht de termijn van artikel 7:10 Awb op waarbinnen
op het bezwaar moet zijn beslist. Hiermee wordt voorkomen dat een klacht ertoe zou
leiden dat de klager de mogelijkheid van een gang naar de rechter verliest, zonder
dat de klager voor allerlei procedurekeuzes komt te staan. De opschorting eindigt
als het college het advies uitbrengt of meedeelt dat geen advies wordt uitgebracht.
Aanleiding voor een dergelijke mededeling kan zijn dat de klacht worden ingetrokken
wegens een geslaagde bemiddelingspoging, maar ook dat het college oordeelt dat de
klacht onduidelijk is of dat de klager niet voldoet aan de categorie voor wie de mogelijkheid
tot klagen is opengesteld. Als de bemiddeling niet slaagt, brengt het college advies
uit, dat het bestuursorgaan zal betrekken bij de beslissing op bezwaar. Deze adviezen
zijn op grond van artikel 3.3, tweede lid, onderdeel e, Woo openbaar. De initiatiefnemers
gaan ervan uit dat het college de adviezen via PLOOI zal ontsluiten, ook als artikel
3.3, tweede lid, onderdeel e, nog niet in werking is getreden. Omdat de klachtenprocedure
is afgerond voordat op een bezwaar is beslist, is het niet nodig om een regeling te
treffen voor opschorting van de termijn waarbinnen beroep bij de bestuursrechter kan
worden ingediend.
In artikel 7.4 wordt bepaald dat bestuursorganen op verzoek van het college alle benodigde
informatie verstrekken. Deze bepaling is van toepassing op de hierboven beschreven
klachtenprocedure, maar ook op de andere in artikel 7.2 genoemde onderzoeks- en adviestaken.
Het college gaat vertrouwelijk om met de van bestuursorganen verkregen informatie.
Het kan immers gaan om informatie waarvan het bestuursorgaan aanvankelijk van oordeel
is dat deze niet openbaar moet zijn. Daartoe bevat artikel 7.5, eerste lid, een geheimhoudingsbepaling.
In artikel 7.5, tweede lid is bepaald dat bij een verzoek om informatie bij het college
door het college geen informatie openbaar wordt gemaakt die afkomstig is van een bestuursorgaan.
Dat betreft alle op grond van artikel 7.3 verkregen informatie. In dat geval zendt
het college het verzoek door aan het betreffende bestuursorgaan. Het voorgestelde
artikel 7.5, tweede lid, Woo komt overeen met het in artikel 9.3 Woo voorgestelde
artikel 9.36a Awb, dat eenzelfde bepaling voor ombudsmannen bevat. Evenals artikel
9:36a Awb wordt artikel 7.4 Woo als bijzondere openbaarheidsregeling geplaatst op
de bijlage bij artikel 8.8 Woo.
Artikel 10.2f Woo wordt aangevuld met een voorziening waarmee de adviestaak van het
college met betrekking tot het meerjarenplan vervalt als met toepassing van artikel
10.2f Woo hoofdstuk 6 Woo komt te vervallen.
Onderdeel 5 (Artikel 8.3 Woo)
In de eerste termijn zijn vragen gesteld over de beslistermijn. De Minister van BZK
heeft de afschaffing van de dwangsomregeling in de Wob laten evalueren.1 Deze regeling is identiek aan die in de Woo. Uit de evaluatie blijkt dat er aanwijzingen
zijn dat de behandeltermijn van Wob-verzoeken oploopt.
In artikel 8.3 Woo is bij amendement de mogelijkheid ingevoerd om de mogelijkheid
tot bezwaar wegens niet tijdig beslissen te herintroduceren. Dit artikel komt overeen
met het eveneens bij amendement ingevoerde artikel 15a Wob. De gedachte was dat er
dan een kosteloze manier moest komen om op te komen tegen een termijnoverschrijding,
aangezien bij een beroep wegens niet tijdig beschikken griffiegeld is verschuldigd.
Hierop is het volgende af te dingen. In het algemeen geldt dat een bestuursorgaan
dat stil zit bij de te nemen primaire beslissing, ook stil zit in bezwaar. Dat punt
wordt ook gemaakt door de opstellers van de evaluatie. Het (niet behandelen van het)
bezwaar wordt dan een methode voor het bestuursorgaan om extra tijd te rekken. Artikel
8.3 Woo draagt daarmee eerder bij aan verlenging van de behandeltermijn dan aan verkorting.
Het tweede is dat in artikel 8.3 Woo geen rekening is gehouden met wijzigingen in
de Algemene wet bestuursrecht, waardoor de stap naar de rechter spaak loopt als het
bestuursorgaan niet beslist op bezwaar. De Awb is inmiddels zodanig gewijzigd dat
een beslistermijn in bezwaar pas gaat lopen als de bezwaartermijn is verstreken. De
bezwaartermijn gaat lopen bij het bekendmaken van de beslissing in primo. Dat betekent
dat, als een bestuursorgaan niet beslist op het bezwaar tegen niet tijdig beslissen,
het moment dat het bestuursorgaan niet tijdig op het bezwaar beslist nooit aanbreekt.
Een verzoeker kan dus nooit het bestuursorgaan in gebreke stellen wegens het niet
tijdig beslissen op bezwaar. Het bezwaar geeft, in geval van niet tijdig beslissen
op dat bezwaar, daarmee geen extra rechtsbescherming. De verzoeker kan op grond van
artikel 6:12, tweede lid, Awb met een ingebrekestelling wegens niet tijdig beslissen
op het verzoek hetzelfde (en sneller) bereiken als met een bezwaarschrift. Deze ingebrekestelling
is even kosteloos als een bezwaarschrift. Met een ingebrekestelling is wel verzekerd
dat als vervolgstap een beroep wegens niet tijdig beslissen kan worden ingesteld.
De initiatiefnemers stellen daarom voor om artikel 8.3 Woo als overbodig en contraproductief
te schrappen.
Snels Van Weyenberg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.A.W. Snels, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
S.P.R.A. van Weyenberg, Tweede Kamerlid