Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen het lid Van Roon over de Nederlandse positie ten aanzien van terreurorganisatie Ahrar al-Sham
Vragen van het lid De Roon (PVV) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de Nederlandse positie ten aanzien van terreurorganisatie Ahrar al-Sham. (ingezonden 20 november 2020).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) en van Minister Kaag (Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking), mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid
(ontvangen 8 januari 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat in Nederland een Syriër is opgepakt omdat hij een
leidinggevende positie had binnen terreurorganisatie Ahrar al-Sham?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u net als het Openbaar Ministerie (OM) en de rechtbank Rotterdam eindelijk van
mening dat Ahrar al-Sham een terreurorganisatie is? Zo nee, waarom nog steeds niet?2
Antwoord 2
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Openbaar Ministerie en de rechter kijken
vanuit verschillende kaders naar de vraag of een groep «terroristisch» is (zie ook
Kamerstuk 32 623, nr. 268). Het Ministerie van Buitenlandse Zaken baseert zich in de eerste plaats op internationale
terrorismelijsten van de VN en EU. Daarop zijn de terroristische groepen geplaatst
waar internationaal consensus over bestaat. Ook baseert het Ministerie van Buitenlandse
Zaken zich op informatie van de inlichtingendiensten. In de Kamerbrief van 25 september
2020 (Kamerstuk 29 754, nr. 558) staat dat de inlichtingendiensten Ahrar al-Sham zien als een van oorsprong salafistische
strijdgroep, gericht op het Syrisch conflict. Uit informatie van de Nederlandse veiligheidsdiensten
blijkt dat deze groep zeer waarschijnlijk nooit een gewelddadige internationale agenda
heeft gehad en dat het onwaarschijnlijk is dat hier op middellange tot lange termijn
verandering in komt. Daarom zien de diensten de strijdgroep op dit moment niet als
een direct gevaar voor de nationale veiligheid.
Vraag 3
Hebben medewerkers van uw ministerie in het kader van het Non-letale steun programma
(NLA) of anderszins contact gehad of samengewerkt met de opgepakte Syrische terrorist?
Antwoord 3
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen contact gehad met de onlangs in Rijssen
gearresteerde Syriër.
Vraag 4
Heeft de opgepakte terrorist in zijn tijd als penningsmeester van Ahrar al-Sham zicht
gehad op het NLA programma, dan wel geld of andere middelen gekregen van Nederland
in het kader van het NLA programma?
Antwoord 4
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (o.a. Kamerstuk 32 623, nr. 258 en Kamerstuk 32 623, nr. 272) heeft Ahrar al-Sham geen Non Lethal Assistance (NLA) ontvangen, en voor zover bekend
zijn er geen goederen indirect bij Ahrar al Sham terecht gekomen. Zoals eerder aan
de Tweede Kamer gemeld viel echter nooit 100% uit te sluiten dat middelen onbedoeld
in verkeerde handen konden vallen (Kamerstuk 27 925, nr. 534).
Vraag 5
Hoe verklaart u de absurde situatie dat de voormalig penningmeester van Ahrar al-Sham
WEL en de buitenlandchef NIET wordt opgepakt op verdenking van terrorisme en hij zelfs
Nederlands geld kreeg?3
Antwoord 5
Zoals gemeld in de Kamerbrief van 13 november 2020 (Kamerstuk 32 623 nr. 313) is Al-Nahhas nooit beschuldigd van mensenrechtenschendingen of terroristische misdaden;
daarvoor bestaan ook geen aanwijzingen.
Vraag 6
Kunt u ervoor zorgen dat de voormalig buitenlandchef van Ahrar al-Sham, die nu nog
vrij mag reizen door Europa, geen voet meer zet op Nederlandse bodem en hij direct
wordt opgepakt als hij dat toch doet?
Antwoord 6
Al-Nahas is Spaans staatsburger. Voor EU-onderdanen geldt, anders dan voor niet-EU-onderdanen,
dat toegangsweigering en uitzetting alleen kan plaatsvinden indien er informatie beschikbaar
is waaruit blijkt dat deze persoon een actuele bedreiging vormt voor een fundamenteel
belang van de samenleving. Vanzelfsprekend dienen ook EU-onderdanen tijdens hun verblijf
in Nederland zich te houden aan de Nederlandse wet- en regelgeving en kan er (strafrechtelijk)
worden opgetreden als regels worden overtreden. Zie ook antwoord op vraag 5.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de krankzinnige ambivalente houding van dit kabinet advocaten
munitie geeft om (voormalig) leden van Ahrar al-Sham die door het OM worden vervolgd,
mee vrij te pleiten?
Antwoord 7
Nee, het kabinet deelt deze mening niet. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld baseren
het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Openbaar Ministerie zich op andere kaders
om te bepalen of een groep « terroristisch» is (Kamerstuk 29 754, nr. 558 en 32 623, nr. 268). Zie ook antwoord op vraag 2.
Vraag 8
Bent u eindelijk bereid Ahrar al-Sham op de Nederlands terrorismelijst te plaatsen
om zo alle twijfel over deze terreurorganisatie weg te nemen?
Antwoord 8
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 25 september (Kamerstuk 29 754 nr. 558) is de toepassing van de nationale sanctielijst territoriaal beperkt. Vanwege deze
beperking wordt er slechts over gegaan tot een «nationale» bevriezingsmaatregel indien
er sprake is van aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde, meer in het bijzonder
indien aanwijzingen bestaan dat een organisatie of persoon in of vanuit Nederland
(een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren
daarvan. Voor Ahrar al Sham ontbreken dergelijke aanknopingspunten. Zie ook het antwoord
op vraag 2.
Vraag 9
Is het kabinet bereid alle (ex-)leden van Ahrar al-Sham in Nederland op te sporen,
te vervolgen en de eventueel verstrekte verblijfsvergunningen in te trekken?
Antwoord 9
Het Openbaar Ministerie is de enige instantie in Nederland die verdachten strafrechtelijk
kan vervolgen. Of een verdachte wordt vervolgd, hangt af van de individuele omstandigheden
van het specifieke geval. Er moet hiervoor in ieder geval sprake zijn van een strafbaar
feit. Als een vreemdeling onherroepelijk wordt veroordeeld voor een misdrijf, kan
dit gevolgen hebben voor het verblijfsrecht. Wat de gevolgen zijn is afhankelijk van
het gepleegde misdrijf, de opgelegde straf en de verblijfsduur.
Daarnaast wordt artikel 1F Vluchtelingenverdrag tegengeworpen als er ernstige redenen
zijn om te veronderstellen dat de vreemdeling weet heeft gehad van buiten Nederland
gepleegde oorlogsmisdrijven, niet-politieke ernstige misdrijven en/of het schenden
van mensenrechten en daar persoonlijk (mede)verantwoordelijk voor kan worden gehouden.
Vreemdelingen die artikel 1F krijgen tegengeworpen komen niet in aanmerking voor rechtmatig
verblijf en moeten uit Nederland vertrekken.
Tenslotte geldt dat een verblijfsvergunning wordt geweigerd of ingetrokken als wordt
vastgesteld dat een vreemdeling een gevaar voor de nationale veiligheid vormt. Dit
kan bijvoorbeeld blijken uit een ambtsbericht van de AIVD.
Vraag 10
Kunt u de vragen zo spoedig mogelijk en ieder afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.