Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Helvert over Nederlands subsidiegeld aan voormalig Syrische kopstuk
Vragen van het lid Van Helvert (CDA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat er Nederlands subsidiegeld gaat naar een voormalig kopstuk van een Syrische terreurbeweging (ingezonden 29 oktober 2020).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) en van
Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 8 januari 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Nederlands geld voor voormalig gezicht van terroristische
organisatie»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat een voormalig sleutelfiguur van de Syrische terreurbeweging
Ahrar al-Sham jarenlang Nederlands geld heeft ontvangen vanuit het European Institute
of Peace (EIP)?
Antwoord 2
Het European Institute of Peace (EIP) ontvangt al enkele jaren steun voor een project
in Syrië, de Syrian Association for Citizen’s Dignity (SACD). SADC bestaat uit ontheemde gemeenschappen van diverse achtergronden uit steden
die zwaar getroffen zijn in het conflict (Aleppo, Homs, Hama, Deir Ezour, Damascus
en Rif Damascus). Via SACD streeft EIP naar een constructieve dialoog waar ontheemden
en vluchtelingen zelf voor hun rechten opkomen. De directeur van de SACD was tot voor
kort Dhr. Labib Al-Nahhas. Na intensief contact met het Ministerie heeft EIP aangegeven
dat Dhr. Al-Nahhas zich teruggetrokken heeft uit het project.
Verdere beantwoording van deze vraag is terug te vinden in Kamerbrief van 13 november
jl. (Kamerstuk 35 554, nr. 27).
Vraag 3
Bent u bekend met het Amnesty International rapport «Torture was my punishment», waarin
wordt gesteld dat Ahrar-al-Sham in de periode 2012–2015 betrokken was bij gijzelingen,
ontvoeringen, martelingen en kerkenvernietigingen in Syrië?2
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Bent u ermee bekend dat Ahrar al-Sham op 12 mei 2016 samen met bondgenoot Al-Qaida
een bloedbad heeft aangericht onder Alawitische burgers in het dorp al-Zara?
Antwoord 4
Het kabinet is bekend met berichten die melden dat Ahrar al-Sham betrokken zou zijn
geweest bij een aanval op het dorp al-Zara en dat daarbij meerdere burgers zouden
zijn omgekomen.
Vraag 5
Klopt het dat Ahrar al-Sham in april 2016 betrokken was bij raketaanvallen op burgerdoelen
in Aleppo met een onbekend aantal doden tot gevolg?
Antwoord 5
Zoals aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 32 623, nr. 241) zijn er meerdere openbare bronnen die Ahrar al-Sham noemen als (mede)verantwoordelijk
voor beschietingen van burgerdoelen in de stad Aleppo in de eerste helft van 2016.
Vraag 6
Klopt het dat dhr. Labib al-Nahhas tot eind 2016 een hooggeplaatste figuur was binnen
Ahrar al-Sham? En zo ja, deelt u de mening dat hij daarmee medeverantwoordelijk moet
worden gehouden voor de oorlogsmisdaden en de misdaden tegen de burgerbevolking gepleegd
door Ahrar al-Sham in de periode dat hij deel uitmaakte van deze groepering?
Antwoord 6
Labib Al-Nahhas was een hooggeplaatste figuur binnen Ahrar al-Sham. EIP wijst er op
dat Al-Nahhas geen verantwoordelijkheid droeg voor militaire zaken bij Ahrar Al-Sham,
en dat hij een progressieve invloed had binnen de organisatie, die aanstuurde op erkenning
door het Westen, en wilde afzien van samenwerking met extremistische groepen waaronder
Jabhat al-Nusra.
Het is aan de rechter om zich uit te spreken over medeverantwoordelijkheid. Tot nu
toe is Al-Nahhas daarvan niet verdacht of beschuldigd en zijn daarvoor ook geen aanwijzingen
gevonden.
EIP heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken pas onlangs (21 september 2020) geïnformeerd
over de achtergrond van Al-Nahhas. EIP had eventuele risico’s van de keuze om Al-Nahhas
in te huren moeten onderkennen en het Ministerie van meet af aan moeten informeren
over deze keuze en de uitkomsten en conclusies van zijn due dilligence. Hierin was EIP onvoldoende transparant. Was dat het wel geweest, dan was hiermee
een eigen afweging van het Ministerie mogelijk geweest. Het is niet aannemelijk dat
het Ministerie zou hebben besloten dat Nederlandse financiering naar een project zou
kunnen gaan met betrokkenheid van deze persoon. EIP is hierop aangesproken. Naar aanleiding
hiervan heeft EIP aangegeven dat Al-Nahhas zich met onmiddellijke ingang terugtrekt
uit het project.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het op z’n minst opmerkelijk is dat aan de ene kant Nederlandse
Syriëgangers die voor Ahrar-al-Sham gevochten hebben door de rechter worden veroordeeld
voor lidmaatschap van Ahrar-al-Sham als terroristische organisatie en dat aan de andere
kant een partnerorganisatie van het ministerie Buitenlandse Zaken Nederlands belastinggeld
spendeert aan een voormalig kopstuk van Ahrar al-Sham?
Antwoord 7
Het project dat door Nederland gefinancierd wordt, heeft ondanks de – niet met Nederland
afgestemde – risico’s gerelateerd aan de betrokkenheid van Al-Nahhas, niettemin resultaten
opgeleverd. Het SACD heeft in korte tijd duizenden Syrische vluchtelingen en ontheemden
van verschillende achtergronden geholpen zich (digitaal) te organiseren en zo hun
belangen en standpunten, bijvoorbeeld ten aanzien van de veiligheid van terugkeer,
voor het voetlicht te brengen in politieke processen (bijvoorbeeld bij de VN-gezant
en de EU en tijdens de conferenties in Brussel over het Syrische conflict). Daarbij
is dit project in lijn met de Nederlandse inzet m.b.t. een politieke oplossing voor
het conflict in Syrië.
Voor uitgebreide beantwoording wordt verwezen naar de Kamerbrief van 13 november jl.
(Kamerstuk 32 623, nr. 313).
Vraag 8
Op basis van welke afwegingen heeft het EIP besloten om, ondanks alle rapportages
van grootschalige mensenrechtenschendingen door Ahrar- al-Sham, toch in zee te gaan
met dhr. Labib al-Nahhas en zijn er bij dit instituut nog meer mensen werkzaam met
een terreurachtergrond die worden gefinancierd met Nederlands belastinggeld?
Antwoord 8
Voor beantwoording wordt verwezen naar de Kamerbrief van 13 november jl. (Kamerstuk
32 623, nr. 313), waarin wordt ingegaan op de screening van Dhr. Labib al-Nahhas.
EIP heeft net als andere organisaties een plicht om te screenen of mensen een link
hebben met terreurorganisaties die op een sanctielijst staan. Ahrar al-Sham staat
niet op een sanctielijst maar is door de Nederlandse rechter aangemerkt als terroristische
organisatie in maart 2019.
EIP heeft aangegeven dat er geen andere mensen werken die lid van Ahrar al-Sham zijn
geweest.
Vraag 9
Hoeveel salaris, vergoedingen en subsidies heeft dhr. Labib al-Nahhas de afgelopen
jaren ontvangen van het EIP en kan worden gegarandeerd dat dit geld niet voor terroristische
doeleinden is ingezet?
Antwoord 9
Informatie over het salaris van Dhr. Labib al-Nahhas is personeelsvertrouwlijk en
kan niet worden gedeeld.
EIP concludeerde na een achtergrondonderzoek naar dhr. Al-Nahhas, dat zijn banden
met Ahrar al Sham waren verbroken op het moment dat hij in dienst trad van het instituut
in 2017. Er is geen geld voor terroristische doeleinden ingezet, omdat al-Nahhas geen
banden meer had met Ahrar al-Sham ten tijde van indiensttreding bij EIP. Dit heef
EIP bij onafhankelijke bronnen geverifieerd en aan het Ministerie van Buitenlandse
zaken gerapporteerd.
Vraag 10
Heeft het EIP u, voorafgaand aan de aanstelling van dhr. Labib al-Nahhas, op de hoogte
gesteld van de beoogde samenwerking? Zo ja, heeft u hier u goedkeuring voor gegeven?
En zo nee, op welk moment kwam u erachter dat dhr. Labib al-Nahhas in dienst was bij
het EIP?
Antwoord 10
Nee, het Ministerie was niet op de hoogte.
EIP heeft op 21 september 2020 voor het eerst Buitenlandse Zaken ingelicht over de
achtergrond van Labib Al-Nahhas. Die informatie was het ministerie toen nog niet bekend.
Het is niet aannemelijk dat het ministerie zou hebben besloten dat Nederlandse financiering
naar een project zou kunnen gaan met betrokkenheid van deze persoon. EIP is hierop
aangesproken. Naar aanleiding hiervan heeft EIP aangegeven dat Al-Nahhas zich met
onmiddellijke ingang heeft teruggetrokken uit het project.
Voor uitgebreide beantwoording wordt verwezen naar de Kamerbrief van 13 november jl.
(Kamerstuk 32 623, nr. 313).
Vraag 11
Is de Nederlandse financiering aan het EIP inmiddels in de wacht gezet totdat duidelijk
is wie er precies geld ontvangen van dit instituut? En zo nee, waarom niet en kan
dit alsnog gebeuren?
Antwoord 11
Deze vraag was ook gesteld door de motie van lid Karabulut van 11 november om de betaling
aan «een voormalig kopstuk van een Syrische terreurorganisatie» stop te zetten. Dhr.
Labib Al-Nahhas heeft zich zoals is gemeld in de Kamerbrief van 13 november jl. (Kamerstuk
32 623, nr. 313) per direct teruggetrokken uit het project.
De financiering van het project dat door EIP wordt uitgevoerd, de Syrian Association for Citizens» Dignity (SACD), is niet stop gezet. Al-Nahhas heeft zich immers teruggetrokken en het belang van
SACD voor het bewerkstelligen van een duurzame, politieke oplossing blijft overeind.
Duizenden Syrische vluchtelingen en ontheemden van verschillende achtergronden, zijn
geholpen zich (digitaal) te organiseren en zo hun belangen en standpunten, bijvoorbeeld
ten aanzien van hun veiligheid en terugkeer, voor het voetlicht te brengen in politieke
processen (bijvoorbeeld bij de VN-gezant, de EU en internationale conferenties in
Brussel over het Syrische conflict). Dit project is in lijn met de Nederlandse inzet
op een politieke en inclusieve oplossing voor het conflict in Syrië.
Vraag 12
Bent u bereid een uitgebreid toetsingsmechanisme in het leven te roepen om te voorkomen
dat partnerorganisaties van het Ministerie van Buitenlandse Zaken personen met een
terreurverleden in dienst nemen?
Antwoord 12
Andere partners die aan gerechtigheid en vreedzame conflictbeslechting in Syrië werken
zijn aangeschreven om hen te herinneren aan het belang van zorgvuldige due dilligence, tijdige alertering en proactieve monitoring gedurende de uitvoering van door Nederland
gefinancierde activiteiten. Daarnaast worden opties onderzocht voor verdere aanscherping
van de toetsing en monitoring van risico’s verbonden aan activiteiten gericht op conflictbemiddeling,
vredesopbouw, mensenrechten en gerechtigheid in conflictgebieden. Over de conclusies
van dat onderzoek zal uw Kamer begin volgend jaar worden geïnformeerd.
Vraag 13
Deelt u het oordeel van de rechtbank Rotterdam van 29 maart 2019 dat Ahrar al-Sham
een terroristische organisatie is? Zo nee, waarom niet, aangezien u zelf refereert3 aan openbare bronnen die onderschrijven dat onderdelen van Ahrar al-Sham in Syrië
terroristische aanslagen hebben gepleegd?4
Antwoord 13
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Openbaar Ministerie en de rechter kijken
vanuit verschillende kaders naar de vraag of een groep «terroristisch» is. Het Ministerie
van Buitenlandse Zaken baseert zich in de eerste plaats op internationale terrorismelijsten
van de VN en EU. Daarop zijn de terroristische groepen geplaatst waar internationaal
consensus over bestaat. Ook baseert het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich op
informatie van de inlichtingendiensten. In de Kamerbrief van 25 september 2020 (Kamerstuk
29 754, nr. 558) staat dat de inlichtingendiensten Ahrar al-Sham zien als een van oorsprong salafistische
strijdgroep, gericht op het Syrisch conflict. Zeer waarschijnlijk heeft deze groep
volgens de diensten nooit een gewelddadige internationale agenda gehad en het is onwaarschijnlijk
dat hier op middellange tot lange termijn verandering in komt. Daarom zien de diensten
de strijdgroep op dit moment niet als een direct gevaar voor de nationale veiligheid.
Dat neemt niet weg dat openbare bronnen inderdaad onderschrijven dat Ahrar al-Sham
in Syrië terroristische aanslagen heeft gepleegd.
Vraag 14
Waarom beschouwt de regering Ahrar al-Sham nog steeds niet als terroristische organisatie,
ondanks het oordeel van de rechter én de Kamerbreed aangenomen motie Van Helvert en
Voordewind5?
Antwoord 14
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 25 september 2020 (Kamerstuk 29 754, nr. 558) heeft Nederland, om uitvoering te geven aan de motie Van Helvert en Voordewind (Kamerstuk
35 300, nr. 23, aangenomen op 19 november 2019), gepleit om Ahrar al-Sham op te nemen op de Europese
sanctielijst terrorisme naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam
van 29 maart 2019 waarin geoordeeld is dat Ahrar al-Sham een terroristische organisatie
is. Dit voorstel kon op onvoldoende steun rekenen van de andere EU-lidstaten. Plaatsing
op de nationale sanctielijst is niet mogelijk, omdat er geen aanwijzingen zijn dat
de organisatie in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten
ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan.
Vraag 15
Waarom hanteert u als argument om Ahrar al-Sham niet op de Nationale sanctielijst
te plaatsen dat er «geen aanwijzingen zijn dat deze organisatie in of vanuit Nederland
(een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren
daarvan»? Kunt u toelichten waarom de politieke tak van Hezbollah dan wél door Nederland,
los van de EU, als terroristische organisatie wordt beschouwd? Zijn er dan wel aanwijzingen
dat de politieke tak van Hezbollah in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische
activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan en/of door de Nederlandse
inlichtingendiensten als een direct gevaar voor de nationale veiligheid wordt gezien?
Antwoord 15
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 25 september 2020 (Kamerstuk 29 754, nr. 558) is de toepassing van de nationale sanctielijst territoriaal beperkt. Vanwege deze
beperking wordt er slechts over gegaan tot een «nationale» bevriezingsmaatregel indien
er sprake is van aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde, meer in het bijzonder
indien aanwijzingen bestaan dat een organisatie of persoon in of vanuit Nederland
(een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren
daarvan. Voor Ahrar al Sham ontbreken dergelijke aanknopingspunten.
Nederland is van mening dat Hezbollah een terroristische organisatie is en maakt daarbij
geen onderscheid tussen de politieke en militaire tak. Nederland pleit dan ook al
jaren in EU-verband om Hezbollah in zijn geheel op de Europese sanctielijst terrorisme
te krijgen en niet slechts de militaire tak. Omdat in geval van Hezbollah aanknopingspunten
met de Nederlandse rechtsorde ontbreken, staat Hezbollah evenmin op de nationale sanctielijst
terrorisme.
Vraag 16
Als Ahrar al-Sham door de regering niet als terroristische organisatie wordt beschouwd,
welke mogelijkheden zijn er dan voor de regering om Syriëgangers te belemmeren om
te gaan vechten voor Ahrar al-Sham, bijvoorbeeld door tegoeden te bevriezen en paspoorten
in te trekken?
Antwoord 16
Indien er voldoende aanwijzingen zijn dat een individu in of vanuit Nederland terroristische
activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan kan het kabinet
een bevriezingsmaatregel opleggen. Voldoende aanwijzingen zijn onder meer de instelling
van een onderzoek of vervolging door het Openbaar Ministerie, veroordeling door een
rechter, of een ambtsbericht van de AIVD dat geloofwaardige indicaties bevat van betrokkenheid
bij een terroristische activiteit of de deelname aan of het vergemakkelijken van een
dergelijke activiteit.
Op grond van artikel 23 van de Paspoortwet is het mogelijk een paspoort te weigeren
of een paspoort vervallen te verklaren als er een gegrond vermoeden bestaat dat de
betrokken persoon is uitgereisd en handelingen zal verrichten, die een bedreiging
vormen voor de veiligheid en andere gewichtige belangen van de Staat.
Als er aanwijzingen zijn dat een Nederlander zich heeft aangesloten bij Ahrar al Sham
in Syrië kan het openbaar ministerie, na weging van alle relevante feiten en omstandigheden,
besluiten tot stafrechtelijke vervolging. In dat geval zal tegen de verdachte ter
fine van aanhouden en uitlevering een internationaal arrestatiebevel worden uitgevaardigd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.