Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over examenresultaten 2020
31 289 Voortgezet Onderwijs
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 438 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22 december 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
over de brief van 13 oktober 2020 over Examenresultaten 2020 (Kamerstukken 31 289 en 25 295, nr. 432).
De vragen en opmerkingen zijn op 11 november 2020 aan de Minister voor Basis- en Voortgezet
Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief van 18 december 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
6
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
6
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
8
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de examens van
2020 en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden lezen dat de Minister op dit moment nog niet kan voorspellen wat de langetermijneffecten
zullen zijn van het laten vervallen van het centraal examen. Op welke manier gaat
de Minister deze langetermijneffecten toch monitoren? En op welke manier gaat de Minister
bijsturen als blijkt dat er studenten zijn begonnen aan een vervolgopleiding in het
hoger onderwijs of mbo1, terwijl ze daar nog niet klaar voor waren, zo vragen de voornoemde leden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het CvTE2 zich momenteel beraadt op tot een passende wijze van normering voor de centrale examen
van 2021 te komen. Wanneer kan de Kamer hier extra informatie over ontvangen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister, samen met de sector, lessen wil
trekken uit de innovatieslag die de afgelopen periode op scholen is gemaakt, bijvoorbeeld
rondom onderwijs en toetsing op afstand. Uiteraard is daar momenteel nog niet het
goede moment voor, maar op welke manier is de Minister voornemens om de geleerde lessen
uit deze situatie te behouden? Bijvoorbeeld als het gaat om het goed afnemen van toetsing
op afstand, zo vragen de leden.
Tot slot kijken de leden van de VVD-fractie uit naar verdere informatie over de manier
waarop de examens in 2021 worden vormgegeven en zij ontvangen dan ook graag een tijdlijn
van de Minister wanneer de Kamer welke informatie kan ontvangen.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister met
het rapport van DUO3 over de examenresultaten 2020. Deze leden hebben nog enige vragen.
Allereerst vragen de leden of er lessen getrokken kunnen worden uit de afgelopen examenperiode
die meegenomen kunnen worden voor het geval de examenperiode in 2021 vanwege corona
weer met beperkingen te maken heeft. Is er al meer zicht op hoe samen met de scholen
de komende examenperiode coronaproof wordt ingericht? Tevens vragen zij wanneer bijvoorbeeld
de beslissing wordt genomen dat in 2021 de centrale examens wel doorgaan.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister dat de gemiddelde schoolexamencijfers
licht gedaald zijn voor het vmbo4 en gelijk zijn gebleven voor havo5/vwo6. Deze leden vragen of duidelijk is wat de verklaring hiervoor is. Kan het komen omdat
afstandsonderwijs voor vmbo-leerlingen eerder leidt tot achterstanden? Zo nee, wat
is dan de reden? Zo ja, vindt de Minister het nodig om te kijken hoe deze eventuele
achterstand voor de huidige vmbo-leerlingen kan worden verkleind, zo vragen de voornoemde
leden.
De leden van de CDA-fractie lezen dat voor alle schoolsoorten tezamen sprake is van
een slagingspercentage dat 6,7 procentpunt hoger ligt dan in eerdere jaren maar dat
er wel onderscheid is te maken tussen de schoolsoorten. Bijvoorbeeld vmbo-bb7 leerlingen hebben 1,5 procentpunt hoger gescoord en havo-kandidaten zelfs 9,2 procentpunt
hoger. Dit lijkt erop te duiden dat het vooral positief heeft uitgepakt voor havoleerlingen
dat het centraal examen (hierna: ce) niet door ging en/of de 5,5 regel. Is duidelijk,
zo vragen deze leden, welke maatregel die niet doorging het meest effect had op deze
stijging van het slagingspercentage voor havoleerlingen, was dat het niet doorgaan
van het ce of de 5,5 regel? Komt dit overeen met trends uit de voorgaande jaren dat
de havoleerlingen er gemiddeld genomen beter voorstonden na hun schoolexamens dan
na het ce? Zo nee, is er dan een andere reden voor aan te wijzen? Is dit ook reden
om in het algemeen te kijken naar de voorbereiding van de havoleerlingen op hun eindexamen
en vooral het centraal examen om te zorgen dat de gemiddelde slagingspercentages op
de havo, die nu de laagste zijn van alle schoolsoorten, omhoog kunnen gaan, zo vragen
deze leden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de
examenresultaten 2020 en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
Examenresultaten 2020
De leden van de D66-fractie lezen dat de schoolexamenresultaten van 2020 stabiel zijn
en dat de schoolexamencijfers gemiddeld genomen op hetzelfde niveau liggen als eerdere
jaren. Bovendien zijn de slagingspercentages hoger dan in voorgaande jaren. Deze leden
zijn positief over deze resultaten, zeker gezien de bijzondere omstandigheden waarin
leerlingen en docenten tijdens de coronacrisis moesten en moeten opereren. Dit is
een knappe prestatie en complimenten gaan uit naar scholen, die snel moesten schakelen
en digitaal onderwijs moesten organiseren zodat leerlingen toch konden doorstromen
naar de vervolgopleiding. Deze leden lezen dat het slagingspercentage 6,7 procentpunt
hoger ligt dan eerdere jaren, waarbij dit 1,5 procentpunt hoger ligt bij kandidaten
in het vmbo-bb en tot 9,2 procentpunt bij havo-kandidaten. Hoe verklaart de Minister
dit verschil? Ook signaleren deze leden dat het slagingspercentage bij havo-kandidaten
het laagste lag, net zoals voorgaande jaren. Welke acties heeft de Minister de afgelopen
jaren ondernomen om dit percentage te verhogen?
De leden van de D66-fractie vernemen een aantal zaken die volgens de Minister hebben
bijgedragen aan het hogere slagingspercentage, namelijk: aangepaste uitslagbepaling,
meer herkansingsmogelijkheden, meer zicht op uitgangspositie en langere voorbereidingstijd
voor schoolexamens. Welke lessen trekt de Minister hieruit? Ziet hij aanleiding om
ten gevolge hiervan actie te ondernemen, bijvoorbeeld leerlingen meer voorbereidingstijd
geven voor schoolexamens? Zo nee, waarom niet, zo vragen de voornoemde leden.
Achterstanden
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de Minister zich zo veel mogelijk
moet inzetten om achterstanden bij leerlingen te voorkomen. Deze leden zijn positief
dat de Minister hetzelfde doel stelt. Welke ontwikkelingen vinden hier op dit moment
plaats? Zijn er gegevens over de hoeveelheid leerlingen die momenteel een achterstand
op hebben gelopen? Zij vragen of de Minister van mening is dat naar aanleiding van
deze cijfers extra ondersteuning geboden moet worden aan scholen.
Eindexamens 2021
De leden van D66-fractie zijn van mening dat het zeer belangrijk is dat zo snel mogelijk
helderheid komt voor scholen met betrekking tot de eindexamens die dit schooljaar
zullen plaatsvinden. Tijdens de begrotingsbehandeling op 13 oktober 2020 vroegen deze
leden de Minister al welke voorbereidingen hij treft voor de eindexamens. Het is immers
belangrijk dat zo snel mogelijk onzekerheid wordt weggenomen bij leerlingen en leraren.
Zo deden deze leden de suggestie om de examens te spreiden en de weging tussen het
centraal examen te wijzigen, bijvoorbeeld naar 70/30. Wanneer kan de Kamer de verschillende
uitgewerkte scenario’s verwachten van de Minister? Op 15 oktober 2020 zei de Minister
de Kamer toe dat de diverse scenario’s na twee of drie weken naar de Kamer zouden
worden gezonden. Deze periode is ruim voorbij en nu stelt de Minister dat hij de Kamer
hierover voor het kerstreces zal informeren. Is de Minister van mening dat scholen
genoeg tijd hebben om zich voor te bereiden op het centraal examen en verschillende
scenario’s? Tot slot vragen zij wanneer de Minister meer duidelijkheid kan bieden
over de wijze van normering bij de centrale examens van 2021.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie danken de Minister voor het resultatenoverzicht
van de examenresultaten van dit bijzondere examenjaar 2020. Wel hebben de voornoemde
leden nog een aantal vragen hierover.
De Minister geeft de resultaten van het regulier voortgezet onderwijs en meldt dat
de resultaten van de staatsexamens vo8 nog niet beschikbaar zijn in verband met herkansingen van dit najaar. Wanneer kan
de Minister hier wel resultaten over geven? De Kamer heeft meerdere keren de wens
geuit om op de hoogte gehouden te worden over de herkansingen van de staatsexamens
in het speciaal voortgezet onderwijs. Ook vanwege de wens van een deel van de Kamer
om ook herkansingen te geven aan vso9-leerlingen die voor certificaten opgaan. Kan de Minister geen tussenstand geven van
hoeveel herkansingen er inmiddels zijn afgenomen in het vso? Tevens vragen zij of
er misschien toch ruimte is om ook de leerlingen die examen doen in certificaten ook
herkansingen te geven. De voornoemde leden vragen of er ook breed gekeken gaat worden
naar de manier waarop de examens in het vso verlopen zijn. Dus dat er niet alleen
naar resultaten gekeken gaat worden, maar ook naar wat deze onrust gedaan heeft bij
vso-leerlingen en in hoeverre dit tot negatieve gevolgen heeft geleid? Ook vragen
zij of er misschien lessen te leren zijn over de manier van examineren in het vso
voor de toekomst. Bijvoorbeeld of het niet altijd een goed idee is om een eigen docent
aanwezig te laten zijn bij examens? Graag ontvangen zij een reactie van de Minister.
Examenresultaten 2020
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de slagingspercentages in 2020 hoger
liggen dan in voorgaande jaren. Het verschil met het slagingspercentage uit 2019 is
vooral hoog op de havo en het vwo. Kan de Minister verklaren waarom de percentages
vooral op die niveaus zoveel hoger liggen? Tevens vragen zij waarom het daar aanmerkelijk
hoger ligt dan bij de verschillende vmbo-niveaus. Hebben havo/vwo leerlingen onbedoeld
voordeel gehad door deze crisis? Graag ontvangen zij een reactie van de Minister.
De voornoemde leden zien dat de Minister drie redenen geeft voor het hoger uitvallen
van de slagingspercentages. Bijvoorbeeld dat leerlingen meer zicht hadden op hun uitgangspositie
en hun inspanningen daar beter op konden richten en dat leerlingen meer tijd hadden
om zich voor te bereiden. Zijn dat zaken om mee te nemen wat betreft examineren in
de toekomst? En bijvoorbeeld ook de aanpassingen die er nu gedaan zijn rond de 5,5
regel en de herkansingsmogelijkheden? Graag ontvangen zij een reactie van de Minister.
Volwaardig diploma voor doorstroom naar het vervolgonderwijs
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het belangrijk dat in de gaten wordt gehouden
hoe het met de leerlingen uit dit bijzondere examenjaar gaat in de vervolgopleiding.
Zijn daar al eerste signalen over? Zijn er signalen dat leerlingen zonder het afnemen
van de landelijke eindtoets op het juiste of onjuiste niveau terecht zijn gekomen?
Tevens vragen zij op welke manier dat wordt bijgehouden. De voornoemde leden zijn
benieuwd in hoeverre leerlingen zijn gestart op het niveau dat past bij hun capaciteiten,
nu schooladviezen niet meer bijgesteld konden worden en of hier verschil zit tussen
kinderen van lager- en hoger opgeleide ouders. De voornoemde leden vragen dit omdat
vorig jaar het basisschooladvies van ongeveer 16.000 leerlingen aangepast werd naar
aanleiding van hun eindtoetsresultaat.
Examenjaar 2021
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd hoe de Minister ervoor gaat zorgen
dat de leerlingen die in 2021 examen gaan doen, hiervoor voldoende voorbereid zijn,
ondanks eventueel lesuitval en achterstanden vanwege de coronacrisis. Per school zullen
die achterstanden verschillen, dus in hoeverre zijn alle leerlingen in gelijke mate
voorbereid voor een landelijke eindtoets? Tevens vragen zij hoe de Minister hier zicht
op gaat krijgen en wanneer hij denkt hier iets over te kunnen zeggen aangezien het
ook voor scholen, docenten en leerlingen belangrijk is om te weten waar ze aan toe
zijn met betrekking tot de examens van 2021. De voornoemde leden zijn ook benieuwd
op welke manier de Minister de scholen en docenten ondersteunt in het organiseren
van deze examens en eventuele aanpassingen die gedaan moeten worden. Ook vragen zij
of hier voldoende tijd, ruimte en ondersteuning voor is, hierbij het lerarentekort
en de huidige uitval van docenten door de coronacrisis in ogenschouw nemende. Hoe
haalbaar acht de Minister dat er ook daadwerkelijk een volledig eindexamen in 2021
afgenomen kan worden? Tot slot vragen zij welke deadline de Minister zichzelf heeft
gesteld om hier definitief antwoord op te geven.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de examenresultaten
in 2020. Zij hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen over.
Allereerst vinden de leden van de SP-fractie het een goede zaak dat momenteel opties
worden uitgewerkt om voorbereid te zijn op diverse scenario’s ten aanzien van het
coronavirus en de examens. Welke belanghebbenden worden hierbij precies betrokken
en wordt bij deze opties ook rekening gehouden met de mogelijkheid dat scholen voor
voortgezet onderwijs regionaal tijdelijk volledig moeten sluiten de komende tijd?
Tevens vragen zij hoe voor deze scholen, leraren en leerlingen maatwerk wordt geleverd
als het gaat om de examens eind dit schooljaar. Dit baart de leden van de SP-fractie
namelijk zorgen. Ook hebben de voornoemde leden zorgen over achterstanden die leerlingen
al door de eerdere coronamaatregelen en wellicht het sluiten van hun school, hebben
opgelopen. Welke effecten heeft dit op de examens van 2021? Ook vragen zij hoe de
Minister op dit moment de opgelopen achterstanden en de gevolgen daarvan monitort
en of de Minister ook hier rekening mee houdt met het vormgeven van de opties voor
het centraal examen in 2021. Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet? Bij het schrappen
van de centrale examens vanwege corona eind vorig schooljaar werd door de Minister
duidelijk gemaakt dat de waarde van de diploma’s hetzelfde bleef. Hoe verhoudt het
aanpassen van de normering van de eindexamens in 2021 zich tot het behouden van de
waarde van de diploma’s? Kan de Minister tevens al aangeven in hoeverre de extra vrijgemaakte
middelen voor het tegengaan van achterstanden een positieve werking hebben ten aanzien
van de opgelopen achterstanden sinds het begin van de coronacrisis, zo vragen de voornoemde
leden.
Hoe staat het daarnaast met de evaluatie van het CvTE over het verloop van de college-examens
afgelopen schooljaar in het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en de maatwerkmogelijkheid
dat een eigen docent of mentor aanwezig mocht zijn bij de afname van het college-examen
en hij/zij de vraag die de examinator stelt mocht herhalen? Is de Minister bereid
om in ieder geval deze maatwerkmogelijkheid blijvend in te voeren en wellicht zelfs
uit te breiden naar afname door de eigen docent in aanwezigheid van een externe examinator,
zo vragen deze leden. Op deze manier kan voor leerlingen in het vso een ontspannen
sfeer gecreëerd worden bij de afname van mondelinge examens passend bij de doelgroep.
De voornoemde leden vragen of de Minister zijn antwoord kan toelichten.
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie hoe het staat met de uitvoering van de
motie van het lid Westerveld c.s.10 die verzoekt tot een onafhankelijk onderzoek naar de manier waarop de examens in
het vso worden afgenomen. Zij vragen of hier al een start mee is gemaakt en wanneer
de Minister de resultaten met de Kamer verwacht te delen.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de rapportage
van DUO over het effect van de genomen maatregelen in 2020 ten aanzien van de examens
op de resultaten in het regulier voortgezet onderwijs.
Zij begrijpen dat de resultaten van de staatsexamens vo nog niet beschikbaar zijn
omdat er in dit najaar nog herkansingen plaatsvinden, maar betreuren dit niettemin,
omdat zij zich juist de meeste zorgen maken over de gevolgen van de maatregelen bij
de staatsexamens, waarop examenkandidaten in het voortgezet speciaal onderwijs zijn
aangewezen. De Minister zal de Kamer op een geëigend moment informeren over de staatsexamens
vo. Zal hij daarbij ook inzicht bieden in de mate waarin leerlingen in het voortgezet
speciaal onderwijs zich in de loop van het examenjaar 2019–2020 voor één, meerdere
of alle vakken hebben teruggetrokken uit het examen? Ook dat kan immers (mede) een
gevolg zijn van het lesaanbod dat onder invloed van de coronamaatregelen gedurende
het examenjaar ingrijpend veranderde.
DUO rapporteert dat in 2019–2020 de schoolexamenresultaten stabiel zijn en de schoolexamencijfers
gemiddeld genomen op hetzelfde niveau liggen als in eerdere jaren, maar tegelijkertijd
dat de slagingspercentages in 2020 hoger zijn dan in voorgaande jaren. De Minister
verklaart dit laatste onder meer aan de hand van de extra herkansingsmogelijkheden
en het betere zicht dat leerlingen hadden op hun uitgangspositie voor het eindexamen.
De leden van de PvdA-fractie hebben grote waardering voor de inzet en creativiteit
waarmee men op de individuele scholen al die herkansingsmogelijkheden heeft weten
te organiseren. Kan de Minister toelichten wat het bij de reguliere centrale examens
in de weg staat om ook zoveel inzet en creativiteit op te brengen?
De vergelijkbare schoolexamenresultaten en het feit dat leerlingen tot anderhalve
maand voor de beoogde centrale examens hebben toegewerkt naar deze examens en hun
diploma, schenken de Minister vertrouwen dat leerlingen voldoende voorbereid zijn
op de doorstroom binnen het voortgezet onderwijs en naar het vervolgonderwijs. De
leden van de PvdA-fractie hechten in de eerste plaats eraan dat leerlingen voldoende
voorbereid doorstromen, maar vragen op welke extra ondersteuning zij aanspraak mogen
maken, mochten zij in dat vervolgonderwijs onverhoopt toch blijken te kampen met bepaalde
vakinhoudelijke deficiënties, die mede in samenhang met de coronamaatregelen hebben
kunnen ontstaan.
Het College voor Toetsen en Examens heeft bij de Minister gemeld dat door achterstanden
die tijdens de tijdelijke schoolsluiting zijn ontstaan bij de voorbereiding op het
eindexamen een vraagstuk is ontstaan rond de normering van het centraal examen vo.
De Minister zal de Kamer hier op een geëigend moment nader over informeren. Kan hij
nu wel al iets vertellen over zijn denkrichting? Vindt hij dat de normering minder
dan andere jaren rekening moet houden met voor bepaalde vakken gemiddeld erg beroerde
uitslagen bij de centrale examens? Of vindt hij dat zulke leerlingen – die buiten
hun schuld – achterstanden hebben opgelopen, kan worden tegemoetgekomen met een soepeler
normering, zo vragen de voornoemde leden.
De Minister werkt momenteel, samen met de examenketen en in overleg met belanghebbenden,
opties uit om voorbereid te zijn op diverse scenario’s ten aanzien van het coronavirus
en de eindexamens 2021. Mocht het scenario in beeld komen dat ook in 2021 de centrale
examinering moet worden afgeblazen, wanneer krijgen de scholen voor voortgezet (speciaal)
onderwijs dit dan uiterlijk te horen? Tevens vragen zij of de Minister de mening deelt
dat leerlingen en scholen hier zo snel mogelijk duidelijkheid over moeten krijgen.
De Minister stelt zich terughoudend op om aan de resultaten van dit jaar conclusies
te verbinden die zien op aanpassingen van het examenstelsel. De leden van de PvdA-fractie
erkennen dat het niet goed is om nu overhaaste conclusies te trekken, maar zij menen
ook dat uitzonderlijke omstandigheden ook kunnen bijdragen aan inzicht in het bestaan
van mogelijkheden en kansen, waarvan men onder normale omstandigheden niet bewust
is. Tot slot vragen de voornoemde leden op welke termijn de Minister denkt dat het
mogelijk is om meer vanuit een helicopterperspectief het examenstelsel te bezien tegen
het licht van de bijzondere ervaringen in het examenjaar 2019–2020.
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ik dank de leden van uw Kamer voor de vragen en opmerkingen naar aanleiding van de
Kamerbrief examenresultaten 2020. In de vragen van de fracties komt een aantal thema’s
prominent naar voren. Ik zal de vragen van uw leden daarom zoveel mogelijk met een
thematische samenhang beantwoorden. Onder A. Eindexamen 2019–2020 beantwoord ik de
vragen die zijn gesteld over het eindexamen in het afgelopen schooljaar. Binnen dit
eerste blok ga ik achtereenvolgens in op vragen over: de examenresultaten in 2020;
de monitoring van eindexamenkandidaten uit 2020; en de te trekken lessen uit het vorige
examenjaar. Onder B. Eindexamen 2020–2021 beantwoord ik vragen die zijn gesteld over
de aankomende examenperiode. Hierbinnen ga ik afzonderlijk in op de onderwerpen: examenmaatregelen;
de normering; en het staatsexamen.
A. Eindexamen 2019-2020
Examenresultaten 2020
De leden van de CDA-fractie vragen naar de verklaring voor de lichte daling van de
gemiddelde schoolexamencijfers voor het vmbo in 2020. De leden vragen of die daling
kan komen doordat afstandsonderwijs voor vmbo-leerlingen eerder leidt tot achterstanden.
Op basis van de beschikbare informatie is er geen directe oorzaak aan te wijzen voor
de geconstateerde lichte daling van schoolexamenresultaten in het vmbo in 2020 en
in hoeverre er een direct verband zou kunnen zijn met de schoolsluiting die eind vorig
jaar plaatsvond. Daar komt bij dat schoolexamens gedurende een langere periode kunnen
worden afgenomen (de laatste twee schooljaren) en allerlei factoren een rol hebben
kunnen spelen die aan deze daling ten grondslag liggen.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de reden is van de relatief grotere stijging
in het slagingspercentage in het havo ten opzichte van de andere schoolsoorten. Daarbij
vragen zij of het niet doorgaan van de centrale examens of het wegvallen van de 5,5-regel
hiervan de oorzaak kan zijn, en of dit beeld overeenkomt met de resultaten zoals behaald
door het havo in voorgaande jaren. Ook de leden van de D66-fractie vragen een verklaring
voor het verschil in de stijging in de slagingspercentages tussen de schoolsoorten,
met in het bijzonder de reden voor het hogere percentage in het havo. Uit de examenmonitor
2019 blijkt dat het verschil tussen het cijfer voor het schoolexamen en centraal examen
bij het havo (in vergelijking met de andere schoolsoorten) al jaren het kleinst is.11 In 2018 en 2019 was het gemiddelde cijfer voor het schoolexamen maar 0,01 punt hoger
dan het centraal examen. In vergelijking was dit verschil in 2019 in het vwo 0,15 punt,
in het vmbo-gt 0,10 punt en in het vmbo-kb 0,07 punt. Alleen in het vmbo-bb was het
gemiddelde cijfer voor het centraal examen 0,34 punt hoger dan het schoolexamen.
Op basis van deze gegevens valt niet te concluderen dat de relatief grotere stijging
van het aantal geslaagden in het havo komt doordat in het havo de schoolexamens relatief
beter gemaakt worden. Daarbij zijn ook de resultaten voor de schoolexamens in het
havo in 2020 gelijk gebleven ten opzichte van de resultaten in 2019.12 Zoals aangegeven in de Kamerbrief examenresultaten 2020 zijn het wegvallen van de
centraal examens en het daardoor wegvallen van de 5,5-regel allebei factoren die bijdragen
aan de verhoogde slagingspercentages in alle schoolsoorten. Hiernaast kregen alle
leerlingen ook meer herkansingsmogelijkheden, hadden zij meer zicht op hun uitgangspositie
waardoor zij hun inspanning daardoor beter konden richten, en hadden leerlingen meer
tijd om zich voor te bereiden op de nog ontbrekende schoolexamenonderdelen. Er is
geen aanwijzing dat één van deze factoren specifiek in het havo heeft gezorgd voor
de grotere verschillen in de stijging in de slagingspercentages ten opzichte van de
overige schoolsoorten. Tegelijkertijd sterken deze cijfers mij in de overtuiging het
belang van het centraal examen niet te onderschatten bij het bewaken van het instroomniveau
in het vervolgonderwijs. Het is in het belang van de leerlingen dat er geen twijfel
bestaat over het behaalde niveau.
Wel valt in beide rapportages te lezen dat het slagingspercentage voor het havo al
jaren ruim onder het slagingspercentage van de andere schoolsoorten ligt. Zo lag het
slagingspercentage in het havo in voorgaande jaren rond de 88 procent, bij het vwo
rond 92 procent, in het vmbo-gt rond 93 procent en bij het vmbo-kb en -bb respectievelijk
rond 96 en 98 procent. Het is daardoor niet verrassend dat bij het havo de grootste
stijging te zien is, omdat een vergelijkbaar stijgen bij alle andere schoolsoorten
zou resulteren in een slagingspercentage boven de 100 procent.
De leden van de CDA-fractie vragen of de examenresultaten van 2020 een reden zijn
om meer in het algemeen te kijken naar de gemiddelde slagingspercentages op het havo.
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie welke acties worden ondernomen om het
slagingspercentage op het havo te verhogen. Tijdens het notaoverleg over de Staat
van het Onderwijs op 17 juni 2019 heb ik uw Kamer toegezegd u te informeren over de
onderzoeken naar de ontwikkelingen binnen het havo, zoals brede uitstroom en de daarvoor
benodigde ondersteuning van docenten, en daarbij ook het afnemend onderwijsveld te
betrekken.13
De planning was om in het najaar van 2020 gesprekken met docenten en het afnemend
onderwijsveld te voeren over de tussentijdse conclusies van deze onderzoeken. Vanwege
de coronacrisis hebben deze gesprekken nog niet kunnen plaatsvinden. Wanneer deze
gesprekken worden ingepland zullen de examenresultaten van het examenjaar 2020 uiteraard
worden meegenomen. Ik verwacht u in de zomer van 2021 hierover nader te kunnen informeren.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom de verschillen tussen de slagingspercentages
uit 2019 en 2020 groter zijn op het havo en vwo ten opzichte van de verschillende
vmbo-niveaus. Daarbij vragen zij of havo/vwo leerlingen hiermee onbedoeld voordeel
hebben gehad door de corona-crisis. Zoals aangegeven in mijn eerdere antwoorden op
de vragen van de leden van de CDA- en D66-fracties lijkt de grotere stijging in het
slagingspercentage in het havo, en in mindere mate in het vwo, samen te hangen met
het feit dat deze schoolsoorten in voorgaande jaren juist een relatief lager slagingspercentage
hadden, hetgeen een grotere stijging mogelijk maakt. Ook dit jaar liggen de slagingspercentages
van de verschillende vmbo niveaus hoger dan de slagingspercentages in het vwo of havo.
Hierdoor is mijn beeld niet dat havo of vwo-leerlingen ten opzichte van vmbo-leerlingen
afgelopen jaar een onbedoeld voordeel hebben gehad.
Monitoring van examenleerlingen 2020
De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de Minister de langetermijneffecten
van het vervallen van het centraal examen zal gaan monitoren. Daarbij willen zij weten
op welke manier de Minister wil gaan bijsturen als blijkt dat er studenten zijn begonnen
aan een vervolgopleiding terwijl ze daar nog niet klaar voor waren. Zoals aangegeven
in de Kamerbrief over examenresultaten 2020 blijkt dat de examenkandidaten in 2020
ten aanzien van de gemiddelde schoolexamencijfers op een vergelijkbaar niveau hebben
gepresteerd als in andere jaren.14 Dit, samen het feit dat leerlingen tot half april naar de centrale examens hebben
toegewerkt, maakt dat ik er vertrouwen in heb dat leerlingen voldoende voorbereid
zijn op de doorstroom binnen het voortgezet onderwijs. Dit neemt niet weg dat ik deze
jongeren met extra aandacht en belangstelling zal volgen, onder andere door de doorstroom
naar en het succes in het vervolgonderwijs de komende jaren te blijven monitoren.
De instroomgegevens in het vervolgonderwijs zullen een eerste beeld geven van de instroom
in het vervolgonderwijs die deze jongeren hebben gemaakt. De Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap heeft u daar op 24 november 2020 over geïnformeerd in de Kamerbrief
Monitoring gevolgen COVID-19 in mbo en ho.15 Het is echter te vroeg om een beeld te kunnen vormen van het studiesucces van deze
leerlingen. Daarom zullen wij ook op de langere termijn, onder andere via de gegevens
van DUO en de inspectie, de gevolgen van covid-19 op het studentsucces en de studieloopbaan
van deze jongeren blijven volgen. Hiernaast volgen vervolginstellingen, net als in
andere jaren, uiteraard nauwlettend het studentsucces van hun individuele studenten.
Zoals ik in de Kamerbrief examenresultaten heb aangegeven zie ik dat de instellingen
zich inspannen om zich ook in deze moeilijke tijd de eerstejaars studenten zo goed
mogelijk te begeleiden in de overstap naar het vervolgonderwijs.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er al eerste signalen zijn over de voortgang
van de studenten in het vervolgonderwijs, die geslaagd zijn voor het eindexamen in
2020. Zoals aangegeven in de beantwoording op de vraag van de leden van de VVD-fractie
geven de instroomgegevens in het vervolgonderwijs een eerste beeld van de instroom
in het vervolgonderwijs van de leerlingen die geslaagd zijn voor het eindexamen in
2020. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft u daar op 24 november
2020 over geïnformeerd in bovengenoemde Kamerbrief Monitoring gevolgen COVID-19 in
mbo en ho. Het is echter te vroeg om een beeld te kunnen vormen van het studentsucces
van deze leerlingen. Over de voortgang van de gediplomeerde leerlingen in hun vervolgopleiding
zult u na afloop van het huidige studiejaar worden geïnformeerd. Wel geldt hierbij
dat het in principe niet mogelijk zal zijn om precies te achterhalen welke effecten
toe te schrijven zijn aan de voorbereiding van de jongeren op het vervolgonderwijs
in het voortgezet onderwijs, en welke komen door de bijzondere start die zij door
de omstandigheden hebben moeten maken in het vervolgonderwijs. Naast deze effecten
zullen de totale effecten van corona op het vervolg onderwijs integraal in kaart worden
gebracht en nader worden gewogen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen tevens of er signalen zijn dat leerlingen
zonder het afnemen van de landelijke eindtoets op het juiste of onjuiste niveau terecht
zijn gekomen, en hoe dit wordt bijgehouden. In het debat van 29 april jl. (Hamerstuk
35 300 VIII, nr. 182) heb ik uw Kamer toegezegd om met data vinger aan de pols te houden voor wat betreft
de doorstroom van leerlingen uit het po naar het vo. Op mijn verzoek heeft DUO de
gemiddelde schooladviezen en instroom in het vo onderzocht. Hierin is ook gekeken
naar de sociaaleconomische status en het geslacht van leerlingen, evenals de stedelijkheid
van het gebied. De resultaten van de monitoring, die ik uw Kamer heb toegezonden in
de brief over schooladviezen en eindtoetsen van 10 december jl., geven aanleiding
tot zorg.16 Het wegvallen van de eindtoets heeft impact op zowel de hoogte van de schooladvisering
als de instroom in het vo. De gemiddelde adviezen zijn lager dan in voorgaande schooljaren
en ook de instroom in het vo is gemiddeld genomen iets lager. Het onderzoek toont
daarbij dat dit sterker geldt voor leerlingen met een lagere sociaaleconomische status.
Dat komt doordat leerlingen met een lagere sociaaleconomische status de afgelopen
jaren vaker recht hadden op een heroverweging en een bijstelling van het advies kregen.
Op 17 april jl. heb ik een brief gestuurd naar alle po- en vo-scholen waarin ik hen
heb opgeroepen leerlingen kansrijk te plaatsen. Het lijkt erop alsof scholen daaraan
gehoor hebben gegeven, want iets meer leerlingen zijn hoger geplaatst dan het schooladvies.
Dit geldt wel met name voor leerlingen met een hogere sociaaleconomische status. Ik
heb vo-scholen in de brief en middels verschillende communicatiekanalen gewezen op
hun verantwoordelijkheid leerlingen in de brugklas goed te volgen en hen eventueel
te laten wisselen van niveau, zodat leerlingen onderwijs volgen dat bij hen past.
Hierbij is in het bijzonder aandacht nodig voor leerlingen uit gezinnen met een lagere
sociaaleconomische status.
Er staat vo-scholen een groot en gevarieerd aanbod ter beschikking van toetsen en
evaluatie-instrumenten om dit te doen. Scholen kunnen denken aan het voeren van startgesprekken
met ouders en leerlingen, het inplannen van (extra) mentoruren en mentorgesprekken,
leerlingenbesprekingen en coaching. Dit kwam onder meer aan de orde in het webinar
Zicht op ontwikkeling van brugklassers, dat met de VO-raad is georganiseerd. Desgevraagd dienen scholen toe te kunnen lichten
aan de inspectie hoe zij omgaan met het volgen en plaatsen van brugklasleerlingen.
Circa 200 vo-scholen zijn ook in de derde meting van de COVID-19-monitor van de inspectie
bevraagd op wat zij (extra) ondernemen in verband met COVID-19. Hieruit bleek dat
70 procent van de vo-scholen nog geen beeld heeft of meer brugklasleerlingen dan gewoonlijk
mogelijk niet op een passend niveau zijn ingestroomd. Verder kwam ook naar voren dat
ongeveer twee derde van de respondenten niet iets heeft gewijzigd in de plaatsingsprocedure
om het gemis van de eindtoets te ondervangen of van plan zijn een extra evaluatiemoment
te organiseren. Hoewel het nog vrij vroeg in het schooljaar is en scholen voor veel
uitdagingen staan, is het belangrijk dat scholen in de loop van het schooljaar een
beter beeld ontwikkelen van brugklasleerlingen en actief inzetten op het zorgen dat
leerlingen onderwijs kunnen volgen op het niveau dat bij hen past.
Lessen trekken uit examenjaar 2020
De leden van de PvdA-fractie vragen op welke termijn de Minister denkt dat het mogelijk
is om meer vanuit een helikopterperspectief het examenstelsel te bezien tegen het
licht van de bijzondere ervaringen in het examenjaar 2019–2020. Dit zou ik willen
doen met medeneming van de ervaringen in het examenjaar 2020–2021, omdat ook dit examenjaar
aanpassingen worden gedaan die andere ervaringen opleveren die nuttig zijn om te betrekken
bij de gevraagde integrale reflectie op het gehele examenstelsel. Dit betekent dat
ik uw Kamer hierover na de zomer van 2021 nader informeer. In de gevraagde reflectie
zal ik tevens de vraag meenemen van de leden van de VVD-fractie die vragen op welke
manier ik de lessen uit het examenjaar 2020, in het bijzonder ten aanzien van toetsing
op afstand, wil gaan behouden. Ook betrek ik hierbij de vragen van de leden van de
D66-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie over welke lessen er op basis van
afgelopen examenjaar zonder centraal examen te trekken zijn voor examinering in de
toekomst ten aanzien van de exameneisen, uitslagbepaling (incl. 5,5 regel) en inrichting
van het eindexamen voortgezet onderwijs, waaronder de voorbereidingstijd en het aantal
herkansingen.
De leden van de PvdA-fractie geven aan dat zij grote waardering hebben voor de inzet
en creativiteit waarmee men op de individuele scholen al die herkansingsmogelijkheden
heeft weten te organiseren in 2020. In het verlengde hiervan vragen zij of de Minister
kan toelichten wat het bij de reguliere centrale examens in de weg staat om ook zoveel
inzet en creativiteit op te brengen. Centrale examinering is in zijn aard een meer
gestandaardiseerde en uniforme manier van toetsing dan waar het schoolexaminering
betreft. Dit brengt met zich mee dat er minder ruimte is voor creativiteit dan bij
de invulling en organisatie van schoolexamens het geval is. In dit licht moeten ook
de herkansingsmogelijkheden in examenjaar 2020 worden bezien waaraan scholen zelf
invulling konden geven.
Tot slot vragen de CDA leden of er lessen getrokken kunnen worden uit de afgelopen
examenperiode die meegenomen kunnen worden voor het geval de examenperiode in 2021
vanwege corona weer met beperkingen te maken krijgt. Inmiddels is duidelijk dat vanwege
de voortdurende impact van corona op het onderwijs ook in examenjaar 2021 aanpassingen
worden gedaan. Over het besluit eindexamen voortgezet onderwijs 2021 heb ik uw Kamer
geïnformeerd met de Kamerbrief die u zeer recent heeft ontvangen. Daarin geef ik onder
meer aan hoe het besluit tot stand is gekomen en welke afwegingen ik daarbij heb gemaakt,
mede op basis van de ervaringen van het afgelopen jaar.
B. Eindexamen 2020-2021
Duidelijkheid eindexamen 2020–2021
De leden van de VVD- en D66-fractie vragen wanneer ik de Kamer zal infomeren over
de scenario’s voor de examens in 2021. In de Kamerbrief die ik u zeer recent heb gezonden,
heb ik uw Kamer bericht dat de centrale examens in 2021 door zullen gaan (Kamerstuk
31 289, nr. 437). Wel neem ik diverse maatregelen om leerlingen tegemoet te komen vanwege de huidige
omstandigheden, zoals het uitbreiden van het tweede tijdvak, het mogelijk maken van
een flexibele afname van de centrale examens en het bieden van een extra herkansing.
De leden van de D66-fractie vragen voorts of scholen genoeg tijd hebben om zich voor
te bereiden op het centraal examen en de verschillende scenario’s.
In mijn brief van 20 november jl. heb ik uw Kamer bericht dat ik in samenspraak met
de relevante partijen uit het onderwijsveld had besloten om voor de kerstvakantie
te komen tot een besluit.17 De veldpartijen hebben bij mij aangegeven dat er dan nog voldoende tijd zou zijn
om zich voor te bereiden op de aanpassingen in de organisatie van de eindexamens en
de te nemen maatregelen daartoe door scholen en leerlingen.
De leden van de CDA-fractie vragen of er meer zicht is op hoe samen met de scholen
de komende examenperiode coronaproof wordt ingericht. Bij het opstellen van de maatregelen
ten aanzien van de centrale examens 2021 heb ik zo veel mogelijk rekening gehouden
met de mogelijke ontwikkeling ten aanzien van het coronavirus. Hoewel we uiteraard
niet met zekerheid kunnen zeggen hoe de situatie zich precies zal ontwikkelen, kunnen
uiteenlopende omstandigheden beter worden opgevangen door de uitbreiding van het tweede
tijdvak en het flexibel spreiden van de centrale examens over twee tijdvakken.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe ik er voor ga zorgen dat de leerlingen
die in 2021 examen gaan doen, hiervoor voldoende voorbereid zijn, ondanks eventuele
lesuitval en achterstanden vanwege de coronacrisis. Gelet op de verschillen in achterstanden
vragen zij eveneens in hoeverre alle leerlingen in gelijke mate voorbereid zijn op
het centraal examen. Tevens vragen zij hoe ik hier zicht op ga krijgen en wanneer
ik denk hier iets over te kunnen zeggen. De voornoemde leden zijn ook benieuwd op
welke manier ik de scholen en docenten ondersteun in het organiseren van deze examens
en eventuele aanpassingen die gedaan moeten worden. Ook vragen zij of hier voldoende
tijd, ruimte en ondersteuning voor is, hierbij het lerarentekort en de huidige uitval
van docenten door de coronacrisis in ogenschouw nemende. Voorts vragen zij hoe haalbaar
ik het acht dat er ook daadwerkelijk een volledig eindexamen in 2021 afgenomen kan
worden. Ook vragen de leden van de D66-fractie welke gegevens beschikbaar zijn over
het aantal leerlingen met achterstanden en in hoeverre dit extra ondersteuning vraagt.
Scholen werken er sinds het begin van dit schooljaar hard aan om leerlingen zo goed
mogelijk voor te bereiden op het eindexamen. Uit recente onderzoeken, waaronder de
COVID-19 monitor van de inspectie en de peiling onderwijscontinuïteit komt een gedifferentieerd
beeld naar voren van de achterstanden en fysieke lesuitval. Tussen en binnen regio’s,
scholen, klassen en leerlingen zijn er verschillen. Ik heb diverse maatregelen genomen
om er voor te zorgen dat ondanks deze verschillen leerlingen zo goed mogelijk voorbereid
zijn op hun eindexamen. Zo ondersteun ik scholen financieel met behulp van de subsidieregeling
inhaal- en ondersteuningsprogramma's 2020–2021 en de subsidieregeling voor extra capaciteit
in de klas. Dit stelt scholen in staat om maatwerk en hulp te bieden aan leerlingen
die achterstanden hebben opgelopen, waaronder aan eindexamenkandidaten. Door het tweede
tijdvak uit te breiden en spreiding van examens over twee tijdvakken mogelijk te maken
creëer ik ook meer flexibiliteit, waardoor er beter met de verschillende omstandigheden
van leerlingen omgegaan kan worden. Gelet op de huidige omstandigheden en de maatregelen
die ik heb genomen acht ik het haalbaar dat het volledige eindexamen in 2021 wordt
afgerond. Zie verder mijn brief die ik recent aan uw Kamer heb gezonden, over het
besluit eindexamen voortgezet onderwijs 2021.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan aangeven in hoeverre de extra
vrijgemaakte middelen voor het tegengaan van achterstanden een positieve werking hebben
ten aanzien van de opgelopen achterstanden sinds het begin van de coronacrisis. Ruim
300.000 leerlingen en studenten op bijna 6.000 scholen en instellingen voor po, vo,
en mbo kunnen een inhaal- en ondersteuningsprogramma volgen om door de coronacrisis
veroorzaakte leerachterstanden weg te werken. De meeste programma’s lopen nog en zijn
nog niet afgerond; naar verwachting zal in veel gevallen ook de rest van dit schooljaar
gebruikt worden om leerlingen en studenten te helpen de opgedane achterstanden weg
te werken. Daarom is op dit moment nog niet precies te zeggen in hoeverre de achterstanden
al zijn weggewerkt, ook al blijkt uit de derde covid-19 monitor van de inspectie dat
vo-scholen constateren dat in een groot deel van de gevallen in vmbo, havo en vwo
de achterstanden worden weggewerkt of stabiel blijven.18 Feit is dat scholen en instellingen de mogelijkheden massaal hebben aangegrepen en
er werk van maken om leerlingen de mogelijkheid te bieden achterstanden weg te werken
en verdere achterstanden te voorkomen.
De leden van de SP-fractie vragen welke belanghebbenden er precies worden betrokken
bij de uitwerking van scenario’s ten aanzien van het coronavirus en de examens.
Ik heb hierover gesproken met vertegenwoordigers van de volgende organisaties: AOb;
AVS; CNV; FvOv; LAKS; Lecso; MBO-Raad; NRTO; Ouders & Onderwijs; PO-Raad; Simea; SPV;
VH; Vivis; VO-raad, Vsnu, CvTE, inspectie, Cito en DUO.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie of bij de uitwerking van scenario’s ook rekening
wordt gehouden met de mogelijkheid dat scholen voor voortgezet onderwijs regionaal
tijdelijk volledig moeten sluiten de komende tijd. Tevens vragen zij hoe voor deze
scholen, leraren en leerlingen maatwerk wordt geleverd als het gaat om de examens
eind dit schooljaar.
Het is de inzet van het kabinet om de scholen in het funderend onderwijs indien mogelijk
open te houden vanuit het belang van onderwijscontinuïteit. Op 14 december jl. heeft het kabinet besloten tot een tijdelijke lockdown
die ook van toepassing is op het onderwijs, maar een nadrukkelijke uitzondering kent
voor eindexamenleerlingen. In de uitwerking van de examenscenario’s heb ik rekening
gehouden met uiteenlopende omstandigheden en verschillen tussen scholen en leerlingen.
Besluiten over de exameneisen kunnen alleen op landelijk niveau worden ingezet, vanwege
de uniformiteit en transparantie van het diploma. Daarom bied ik maatwerk door leerlingen
de mogelijkheid te geven om hun centraal examens over twee tijdvakken te spreiden
indien de situatie van de leerling daar om vraagt.
De leden van de SP-fractie spreken hun zorgen uit over achterstanden die leerlingen
al door de eerdere coronamaatregelen en wellicht het sluiten van hun school hebben
opgelopen. Zij vragen welke effecten dit heeft op de examens van 2021.
De huidige situatie op scholen, waarbij er (deels) sprake is van achterstanden, heeft
een effect op de mate waarin leerlingen zich kunnen voorbereiden op het eindexamen.
Scholen moeten leerlingen daarom zo goed mogelijk ondersteunen bij het inlopen van
deze achterstanden en de voorbereiding op het eindexamen. Dit laat onverlet dat de
mogelijkheid bestaat dat meer leerlingen kunnen zakken voor hun eindexamen dan in
voorgaande jaren.
De leden van de SP-fractie vragen of ik op dit moment de opgelopen achterstanden en
de gevolgen daarvan monitor en of ik hier ook rekening mee houd bij het vormgeven
van de opties voor het centraal examen in 2021.
Door middel van diverse onderzoeken, waaronder de COVID-19 monitor van de inspectie
en de peiling onderwijscontinuïteit, heb ik een beeld gevormd van de situatie op scholen
op dit moment. De informatie uit deze onderzoeken heb ik meegewogen in de besluitvorming
rondom het eindexamen 2021.
De leden van de CDA-, GroenLinks-, SP- en PvdA-fractie vragen wanneer scholen definitieve
duidelijkheid krijgen of het centraal examen in 2021 doorgaat.
In mijn brief over het besluit eindexamen vo 2021 dat ik u zeer recent stuurde, heb
ik aangekondigd dat het centraal examen in 2021 voor de algemeen vormende vakken doorgaat.
Hiermee kom ik tegemoet aan een brede wens binnen de sector om hier duidelijkheid
over te bieden. Eerder kondigde ik al aan dat het centraal schriftelijk en praktisch
examen in het vmbo niet doorgaat en het beroepsgerichte profielvak dit jaar wordt
afgesloten met een schoolexamen. Met ingang van januari volgen mijn medewerkers samen
met vertegenwoordigers uit vo, vso en vervolgonderwijs, in de nieuw ingerichte onderwijswerkgroep
eindexamen 2021, de uitvoering van de maatregelen en de ontwikkelingen in het onderwijs
op de voet. Na de voorjaarsvakantie kom ik nogmaals met bestuurders uit alle onderwijssectoren
bijeen om met elkaar in gesprek te gaan over de stand van zaken op scholen op dat
moment, in aanloop naar het eindexamen. Als er op dat moment sprake is van sterk verslechterde
omstandigheden dan zal ik met hen bezien of een herijking van de gemaakte afspraken
noodzakelijk is.
Staatsexamen 2020 en 2021
De leden van de GroenLinks-fractie en de PvdA-fractie constateren dat de resultaten
van de staatsexamens 2020 nog niet beschikbaar zijn omdat er in het najaar nog herkansingen
worden afgenomen. De leden vragen wanneer deze resultaten beschikbaar komen. Aansluitend
hierop vragen de PvdA-leden of er hierbij ook inzicht zal worden gegeven in de mate
waarin vso-leerlingen zich in de loop van het examenjaar 2019–2020 voor één of meer
of alle vakken hebben teruggetrokken. De laatste herkansingen van het staatsexamen
worden in de tweede helft van december afgerond, waarna de resultaten verzameld en
verwerkt worden. In de rapportage van de resultaten zal ook aandacht worden besteed
aan het aantal staatsexamenkandidaten dat zich heeft teruggetrokken voorafgaand aan
de examens. Begin 2021 zal ik de resultaten van de staatsexamens 2020 met uw Kamer
delen in een brief die breder over het staatsexamen vo zal gaan.
De leden van de GroenLinks-fractie informeren voorts naar het verloop van de herkansingen
van het staatsexamen. Zij vragen of er een tussenstand kan worden gegeven over hoeveel
herkansingen er inmiddels zijn afgenomen in het vso en of er niet toch ruimte is om
ook een herkansing te bieden aan leerlingen die examen afleggen in certificaten. In
de periode vanaf september tot eind december worden alle resterende staatsexamens
afgenomen. Dit betreft zowel de afname van de reguliere staatsexamens en herkansingen
bij staatsexamenkandidaten die niet aanwezig konden zijn tijdens de reguliere afnameperiode,
als de extra herkansingen voor staatsexamenkandidaten die in 2020 opgingen voor een
diploma. Tot op heden zijn er volgens het CvTE bij circa 1.200 kandidaten (waarvan
ruim 500 vso-leerlingen) meer dan 2.000 herkansingen afgenomen. In de derde week van
december worden de laatste herkansingen afgerond voor staatsexamenkandidaten die in
2020 opgingen voor het diploma. Vanwege de uitgebreide herkansingsregeling in 2020
heeft het CvTE de volledige periode tussen augustus en december nodig gehad om al
deze examens te organiseren en af te nemen. Er is daarmee geen ruimte meer om nog
extra herkansingen te organiseren en af te nemen.
De leden van de Groenlinks-fractie vragen de Minister of er breed gekeken gaat worden
naar de manier waarop de examens in het vso verlopen zijn. De leden geven aan daarmee
te bedoelen dat er niet alleen naar de resultaten gekeken gaat worden, maar ook naar
de gevolgen van de onrust voor vso-leerlingen. De rapportage over de resultaten van
het staatsexamen 2020 zal inzicht geven in de resultaten die dit schooljaar zijn behaald
door staatsexamenkandidaten. Het effect van de uitzonderlijke situatie in schooljaar
2019–2020 op vso-leerlingen zal sterk verschillen per school en per leerling. Dit
aspect zal geen onderdeel uitmaken van de rapportage over de staatsexamenresultaten
in 2020. In de uitwerking van de motie van het lid Westerveld c.s. zal onderzoek worden
gedaan in 2021 naar de aansluiting van het staatsexamen bij de belevingswereld van
vso-leerlingen.19 Ik verwacht bij de Kamerbrief ten aanzien van het staatsexamen, die ik uw Kamer begin
2021 stuur, ook de concept-onderzoeksopzet mee te kunnen sturen, conform de eerdere
wens van uw Kamer.
Zowel de leden van de GroenLinks-fractie als de leden van de SP-fractie informeren
naar de lessen die te leren zijn van de afgelopen examenperiode als het gaat om de
toekomst van examineren in het vso. Daarbij vragen beide fracties specifiek naar de
maatwerkmogelijkheid van de aanwezigheid van een eigen docent bij de afname van het
mondeling college-examen. De leden van beide fracties vragen of de Minister bereid
is om deze mogelijkheid ook in de toekomst te blijven bieden. De leden van de SP-fractie
vragen voorts of de Minister wellicht bereid is om deze mogelijkheid uit te breiden
naar afname door de eigen docent in aanwezigheid van een externe examinator. Het staatsexamen
biedt verschillende mogelijkheden om aan te sluiten bij de (ondersteunings)behoeften
van individuele staatsexamenkandidaten. Eén van de mogelijkheden is de aanwezigheid
van een eigen docent of vertrouwenspersoon bij de afname van het mondelinge college-examen.
De aanwezigheid van een vertrouwd gezicht heeft als doel de kandidaat gerust te stellen
zodat de kandidaat het beste van zichzelf kan laten zien bij het examen. Deze mogelijkheid
is in 2020 breed ingezet vanwege de unieke omstandigheden waarin we ons bevonden.
Zoals ik heb aangekondigd in de brief die ik u recent stuurde inzake het besluit eindexamens
vo in 2020–2021 zal ook in 2021 deze mogelijkheid worden geboden. Als een staatsexamenkandidaat
gebaat is bij de aanwezigheid van de eigen docent of een vertrouwenspersoon biedt
het staatsexamen hier de mogelijkheid toe. De eigen docent of vertrouwenspersoon is
aanwezig ter geruststelling van de kandidaat, maar heeft geen inhoudelijke rol bij
de afname van het examen.
Het is van belang dat de afname van het college-examen gebeurt door een getrainde
examinator. Het afnemen van een mondeling examen vraagt namelijk om speciale kennis
en expertise van een examinator. Dit betreft niet alleen inhoudelijke kennis van een
vak, maar ook de vaardigheid om in een korte tijdspanne een beeld te vormen van alle
aanwezige kennis van een leerling. Het is in het belang van de leerling dat de examinatoren
bedreven zijn in het afnemen van het mondeling college-examen aangezien zij in staat
zijn om in een korte periode alle kennis en vaardigheden bij een leerling boven te
halen. Om die reden worden er door het CvTE verschillende eisen gesteld aan de kwaliteit
van de staatsexaminatoren. Docenten uit het vso kunnen zich, net als docenten uit
het regulier vo, opgeven als staatsexaminator als zij voldoen aan de eisen die worden
gesteld.
In het vso wordt veel gebruik gemaakt van het staatsexamen, terwijl er daarnaast ook
andere mogelijkheden zijn om te examineren. Vso-scholen kunnen een eigen examenlicentie
krijgen of ten aanzien van het eindexamen samenwerken met het regulier voortgezet
onderwijs of het vavo. Een vso-school maakt zelf de keuze welke examenvoorziening
wordt gebruikt. Deze keuze is van invloed op de vorm en manier waarop het examen wordt
vormgegeven. Als er bijvoorbeeld wordt gekozen voor samenwerking met een reguliere
vo-school wordt het schoolexamen, net als voor reguliere vo-leerlingen, over een langere
periode verspreid en kunnen er aanpassingen worden gedaan voor de specifieke doelgroep
van het vso. Zoals ik in mijn brief van 14 december inzake de eindexamens vo aan u
heb toegelicht informeer ik uw Kamer begin 2021 over het de brede verkenning naar
het staatsexamen en de examinering in het vso.
De leden van de SP-fractie informeren tot slot naar de uitvoering van de motie Westerveld,
waarin de regering wordt verzocht een onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar de
manier waarop de examens in het vso worden afgenomen. De leden vragen of er al een
start is gemaakt met dit onderzoek en wanneer de resultaten met de Kamer gedeeld kunnen
worden.
Zoals toegelicht in mijn brief inzake het besluit eindexamen vo 2021 zal ik uw Kamer
begin 2021 informeren over een aantal zaken gerelateerd aan het staatsexamen. In deze
brief zal ik ook ingaan op de stand van zaken van de motie Westerveld.
Normering centraal examens 2021
De leden van de VVD-fractie en de leden van de D66-fractie vragen wanneer de Kamer
extra informatie kan ontvangen over de aanpassing van de normeringssystematiek van
de centrale examens 2021. In mijn brief over het besluit eindexamen vo 2021 heb ik
uw Kamer geïnformeerd over de aanpassing van de normeringssystematiek in 2021.
De leden van de SP-fractie vragen hoe het aanpassen van de normering van de eindexamens
in 2021 zich verhoudt tot het behouden van de waarde van de diploma’s. Het CvTE heeft
bij mij aangegeven dat het gegeven de door het coronavirus ontstane situatie in het
voortgezet onderwijs technisch niet mogelijk is om de normering op de reguliere wijze
uit te voeren. Het CvTE zal daarom een aanpak hanteren die zo dicht mogelijk in de
buurt komt van de gebruikelijke werkwijze, waardoor leerlingen terecht een (on)voldoende
blijven behalen en de bekende exameneisen zo goed mogelijk worden gewaarborgd.
De leden van de PvdA-fractie vragen mij of ik de Kamer mee kan nemen in mijn denkrichting
over de normering, en of ik vind dat de normering minder dan andere jaren rekening
moet houden met lage gemiddelde cijfers bij de centrale examens voor bepaalde vakken.
Daarnaast vragen deze leden of ik vind dat leerlingen die – buiten hun schuld om –
achterstanden hebben opgelopen, tegemoet moeten worden gekomen met een soepeler normering.
In mijn brief die ik u zeer recent stuurde heb ik uw Kamer geïnformeerd over de noodzakelijke
aanpassingen aan de normeringssystematiek. Het CvTE heeft bij mij aangegeven dat er
technisch niet op dezelfde wijze als normaal genormeerd kan worden. Hoewel dit uiteraard
te maken heeft met de huidige omstandigheden, worden deze aanpassingen niet gedaan
om leerlingen tegemoet te komen voor achterstanden. Ik kom leerlingen wel tegemoet
door aanpassingen te doen aan de periode waarin zij examen kunnen doen en het bieden
van een extra herkansing. Belangrijk uitgangspunt voor mij blijft dat leerlingen goede
toegang houden tot het vervolgonderwijs. Dit is juist in het belang van de leerlingen.
Daar past een soepeler normering niet bij.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier