Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van leden Van der Molen, Van den Berg en Van Helvert over samenwerking Nederlandse universiteiten met China.
Vragen van de leden Van der Molen, Van den Berg en Van Helvert (allen CDA) aan de Ministers voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Economische Zaken en Klimaat over de berichten «Universiteiten werken ondanks risico’s veel meer samen met China» en «Kennis delen met China: de roze bril zakt langzaam af bij universiteiten» (ingezonden 30 oktober 2020).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 18 december 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 990.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Universiteiten werken ondanks risico’s veel meer samen
met China»1 en «Kennis delen met China: de roze bril zakt langzaam af bij universiteiten»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de universiteiten niet bijhouden welke contracten hun wetenschappers
in China afsluiten? Deelt u de mening dat het wel wenselijk zou zijn als universiteiten
dit zouden bijhouden en dat het voor hoogwaardige en dual-use technologie zelfs noodzakelijk
is? Welke stappen gaat u zetten om dit beter te borgen?
Antwoord 2
Het afsluiten van samenwerkingsovereenkomsten met binnen- en buitenlandse partijen
is een verantwoordelijkheid van de instellingen, in lijn met hun wettelijk geborgde
institutionele autonomie. Er bestaat op dit moment dan ook geen verplichting voor
instellingen om overeenkomsten met buitenlandse partijen centraal te registreren.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft op mijn verzoek bij zes Nederlandse
universiteiten onderzoek gedaan naar hun samenwerking met Chinese kennisinstellingen.3 Hieruit komt naar voren dat met name Memoranda of Understanding (MoU’s) die op faculteitsniveau
worden afgesloten niet altijd in beeld komen bij het universiteitsbestuur.
Zoals ik aangaf in de Kamerbrief kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap4 en in de Kamerbrief over de samenwerking met China op het terrein van onderwijs en
wetenschap5 is het ook in het belang van de instellingen zelf om over een volledig en actueel
beeld te beschikken op basis waarvan, als de omstandigheden daar om vragen, tijdig
kan worden bijgestuurd. Ik ga, samen met mijn collega’s, hierover in gesprek met de
kennissector om te onderzoeken op welke manier we hier (bestuurlijke) afspraken over
kunnen maken. Daarnaast wordt er gewerkt aan een inventarisatie van kennisvelden en
vakgebieden die bescherming behoeven in het licht van de nationale veiligheid. Het
kabinet gaat op de risicovakgebieden, in samenwerking met de kennisinstellingen, bezien
welke elementen van samenwerkingsovereenkomsten met buitenlandse partners (kennisinstellingen
of bedrijven) een risico vormen op ongewenste kennisoverdracht. Samenwerkingen op
het gebied van dual use en hoogwaardige technologie vallen hier ook onder, maar hebben
op dit moment reeds extra de aandacht vanwege bestaande wet- en regelgeving op het
gebied van exportcontrole.6
Vraag 3
Klopt het dat alleen de universiteit van Wageningen (WUR) een specifieke richtlijn
voor contracten met China kent? Klopt het dat deze richtlijn zich met name richt op
het incasseren van het geld en dat dus geen enkele universiteit een richtlijn heeft
om inhoudelijk samenwerken met China te beoordelen?
Antwoord 3
Internationale samenwerking is cruciaal voor toponderzoek. Universiteiten beoordelen
potentiële samenwerkingsrelaties op verschillende aspecten en maken daarbij gebruik
van verschillende instrumenten en informatiebronnen. Wageningen University & Research
(WUR) heeft een richtlijn opgesteld om de risico's van samenwerking met China te verminderen
en te voorkomen. Zij kijken daarbij naar vele factoren; zoals IP, data privacy, anti-corruptie,
reputatie en financiële betaling. Andere universiteiten gebruiken bijvoorbeeld de
checklist van The Hague Centre for Strategic Studies7 (HCSS) en/of de aandachtspunten beschreven in de kabinetsnotitie uit 2019 «Nederland-China:
een nieuwe balans». Zoals wordt benoemd in het rapport van RVO over de verkenning
van wetenschappelijke samenwerking Nederlandse en Chinese kennisinstellingen, vindt
er hierover kennisuitwisseling plaats tussen de universiteiten.
In navolging van enkele andere landen en rekening houdend met wat er binnen Nederland
al voorhanden is, zal ik samen met de kennissector richtsnoeren kennisveiligheid uitwerken.
Het doel is om te komen tot een handzaam en praktisch landenneutraal document dat
iedereen die binnen kennisinstellingen te maken krijgt met internationale samenwerking
kan gebruiken. Zoals aangegeven in de Kamerbrief kennisveiligheid hoger onderwijs
en wetenschap is het streven de richtsnoeren in het tweede kwartaal van 2021 op te
leveren.
Vraag 4
Herkent u het beeld dat veel universiteiten moeite hebben om hun beleid aan te passen
of aan te scherpen nu de risico’s van het samenwerken met China steeds duidelijker
worden? Op welke manier wilt u universiteiten hiermee ondersteunen?
Antwoord 4
In het eerdergenoemde RVO-rapport staat dat de deelnemende universiteiten aangeven
dat onderzoekssamenwerking met China praktisch en strategisch gezien niet altijd gemakkelijk
verloopt. Daar wordt vervolgens door de Nederlandse universiteiten op verschillende
manieren mee omgegaan. Internationale samenwerking blijft een afweging van kansen
en risico’s, bijvoorbeeld rondom kennisveiligheid. In de eerdergenoemde Kamerbrief
kennisveiligheid presenteert het kabinet bovendien een pakket van maatregelen dat
tot doel heeft instellingen een handelingsperspectief te bieden ten aanzien van kennisveiligheid.
De voorgestelde maatregelen in de Kamerbrief kennisveiligheid zijn erop gericht instellingen
te ondersteunen in het maken van een dergelijke afweging. Instellingen kunnen tevens
gebruik maken van de checklist van The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) en/of
de aandachtspunten beschreven in de kabinetsnotitie uit 2019 «Nederland-China: een
nieuwe balans». Het doel van activiteiten om de bewustwording van en informatievoorziening
aan kennisinstellingen te vergroten is dat kennisinstellingen zelf bewuster nadenken
over samenwerking met en kennisoverdracht aan andere landen en maatregelen kunnen
nemen om deze risico’s te mitigeren.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat het LeidenAsiaCentre concludeert dat universiteiten
weinig inzicht geven in hun samenwerkingsverbanden met China en er sprake is van gebrek
aan transparantie en onderling vertrouwen bij Nederlandse universiteiten? Wat wilt
u hieraan doen?
Antwoord 5
Onze hoger onderwijssector is gebaat bij onderling vertrouwen en transparantie. Niet
alleen voor een constructieve samenwerking en het verhogen van de kwaliteit van het
onderwijs en de wetenschap, maar ook om de kennisveiligheid te borgen en vergroten.
Het belang van goede en constructieve samenwerking geldt ook tussen de instellingen
en de overheid. Dat is precies waar het kabinet voor staat, zoals beschreven in de
eerdergenoemde Kamerbrief over kennisveiligheid. Ik vind het van belang dat er bij
kennisinstellingen op bestuurlijk niveau volledig zicht is op welke internationale
samenwerkingsverbanden worden aangegaan, zeker als het gaat om risicovolle kennisgebieden.
Om meer inzicht te krijgen in de huidige samenwerking met China heb ik RVO gevraagd
om een verkenning uit te voeren van de samenwerkingen van zes universiteiten met Chinese
universiteiten. Ook hebben de universiteiten regelmatig contact met elkaar over hun
samenwerking met China. Als het gaat om zaken gerelateerd aan kennisveiligheid, is
er door de VSNU een werkgroep kennisveiligheid opgericht.
Vraag 6
Wat vindt u van de suggestie van China-expert D’Hooghe van het LeidenAsiaCentre om
de bestaande richtlijnen voor integriteit en het delen van kennis aan te vullen met
specifieke «Chinaregels» die voorwaarden en beperkingen stelt aan samenwerking met
landen die niet de Nederlandse waarden en beginselen delen? Bent u van mening dat
de veiligheidsdiensten hier een rol bij moeten spelen?
Antwoord 6
In de eerdergenoemde Kamerbrief kennisveiligheid presenteert het kabinet een pakket
aan maatregelen om de kennisveiligheid in het hoger onderwijs en de (toegepaste) wetenschap
beter te borgen, zoals maatregelen om ongewenste kennisoverdracht tegen te gaan. Het
doel van dit pakket is om internationale samenwerking op een veilige manier te laten
plaatsvinden, met oog voor zowel de kansen als de risico’s die ermee samenhangen.
Het kabinet kiest daarbij nadrukkelijk voor een landenneutrale aanpak bij het ontwikkelen
van het instrumentarium. Bij het opstellen en het uitvoeren van deze beleidsinstrumenten,
wordt samengewerkt met alle relevante onderdelen van de rijksoverheid, inclusief de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Vraag 7
Kunt u inhoudelijk reageren wat u vindt van de Chinarichtlijnen voor universiteiten
van Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Australië? Met welke onderdelen zouden we, volgens
u, in Nederland aan de slag moeten gaan?
Antwoord 7
Om inzichtelijk te maken waarop gelet moet worden bij internationale samenwerking
kunnen richtsnoeren een nuttige rol vervullen. In het licht van richtsnoeren die door
andere landen, zoals Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Australië, zijn opgesteld
en met wat er binnen Nederland voorhanden is, zal het Ministerie van OCW samen met
de kennissector landenneutrale richtsnoeren uitwerken. Het document zal aansluiten
op de Nederlandse context en rekening houden met het Nederlandse stelsel en de onderlinge
verhoudingen daarbinnen. Fundamentele beginselen als autonomie van de instellingen
en academische vrijheid zullen als uitgangspunt dienen. Zoals aangegeven in de Kamerbrief
kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap is het streven de Nederlandse richtsnoeren
in het tweede kwartaal van 2021 op te leveren.
Vraag 8
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden voor het algemeen overleg «internationalisering
hoger onderwijs + digitale veiligheid» van donderdag 3 december 2020?
Antwoord 8
Uw kamer ontvangt deze antwoorden tegelijkertijd met de Kamerbrief over de samenwerking
met China op het terrein van onderwijs en wetenschap.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.