Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van leden Lodders en Geurts over het deskundigenverslag deskundigengroep dierziekten HPAI evaluatie van 13 november 2020 ‘eendenbedrijf besmet’
Vragen van de leden Lodders (VVD) en Geurts (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het deskundigenverslag deskundigengroep dierziekten HPAI evaluatie van 13 november 2020 «eendenbedrijf besmet» (ingezonden 24 november 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 17 december
2020).
Vraag 1
Deelt u de zorg dat ondanks de preventieve maatregelen zoals de ophokplicht voor pluimveehouders
en in latere instantie de afdekplicht voor hobbyhouders het vogelgriepvirus snel om
zich heen grijpt en inmiddels zes pluimveebedrijven getroffen zijn door een besmetting?
Antwoord 1
Ja. Maar ook in vorige seizoenen met hoogpathogene vogelgriep (HPAI) werden bedrijven
besmet ondanks de bioveiligheidsmaatregelen waaronder de ophokplicht.
Vraag 2
Hoeveel hobbyhouders zijn getroffen door een besmetting met het vogelgriepvirus en
hebben hobbyhouders een meldplicht als zij mogelijk te maken hebben met een besmetting
van vogelgriep? Zo ja, hoe ziet deze procedure eruit en wordt over deze meldplicht
voor hobbyhouders actief gecommuniceerd? Zo nee, waarom is deze er niet?
Antwoord 2
Op dit moment zijn er 9 hobbybedrijven besmet met vogelgriep. Ook hobbyhouders zijn
wettelijk verplicht verschijnselen van HPAI te melden bij de NVWA. Ze kunnen hierover
de eigen dierenarts raadplegen.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoe vaak de deskundigengroep dierziekten wordt geraadpleegd met een
vraag over de veterinair-technische aspecten van de preventie en bestrijding van besmettelijke
dierziekten en hoe vaak is dit jaar de deskundigengroep geraadpleegd over HPAI en
COVID-19?
Antwoord 3
De deskundigengroep dierziekten wordt zo vaak als nodig bevraagd over diergezondheidsonderwerpen.
Dit jaar is de deskundigengroep dierziekten drie keer geraadpleegd over COVID-19 gerelateerd
aan nertsen en zes keer over HPAI.
Vraag 4
Klopt het dat van de deskundigengroep dierziekten op 6 maart 2020 een update ontvangen
is over HPAI in Europa, op 17 april 2020 een verslag over HPAI Europa, op 21 oktober
2020 een verslag over HPAI na aantonen H5N8 in Knobbelzwanen en op 13 november 2020
het verslag over HPAI evaluatie eendenbedrijf besmet en kunt u toelichten waarom de
verslagen van de deskundigengroep dierziekten enkele weken en in het eerste geval
pas enkele maanden later gepubliceerd worden op de website?
Antwoord 4
Alle verslagen van de Deskundigengroep dierziekten worden uiteindelijk op de site
gepubliceerd. In de meeste gevallen, zeker wanneer de actualiteitswaarde hoog is,
worden deze verslagen kort na de totstandkoming als bijlagen bij een Kamerbrief verzonden.
Dat was ook bij de laatste twee recente verslagen.
Vraag 5
Kunt u – door middel van een overzicht per organisatie of instelling en activiteit
en daarbij onderscheid tussen wilde vogels, hobbyhouders en de professionele pluimveehouders
– aangeven welke instanties op dit moment betrokken zijn bij het monitoren en het
doen van onderzoek naar de recente uitbraken van vogelgriep in Nederland?
Antwoord 5
Gezondheidsdienst voor Dieren: reguliere serologische monitoring van commerciële pluimveebedrijven
Dutch Wildlife Health Centre (DWHC): monitoring dode wilde vogels Erasmus Medisch
Centrum (EMC): aanvullende monitoring levende wilde vogels Faculteit Diergeneeskunde
(FD): analyse mogelijke insleeproutes besmette bedrijven Wageningen Bioveterinary
Research (WBVR): analyse introductiemoment besmette bedrijven
Vraag 6
Welke onderzoeken worden gedaan of opgezet om te traceren hoe het virus Nederland
heeft bereikt en hoe het zich hier verspreidt?
Antwoord 6
Het EMC en WBVR analyseren de genetische codes van de gevonden HPAI virussen en vergelijken
deze met eerder in Nederland en andere landen gevonden virussen. Op die manier kan
er een inschatting gegeven worden van de herkomst van de virussen. Zie ook het antwoord
op vraag 5.
Vraag 7
Welke aanvullende maatregelen kunnen naast de gebruikelijke hygiënemaatregelen getroffen
worden om het risico te verminderen gezien het gegeven dat de deskundigengroep dierziekten
schrijft dat de situatie aanzienlijk risicovoller is dan de laatste beoordeling op
21 oktober 2020 en dat de kans dat een Nederlands pluimveebedrijf met HPAI wordt besmet
als zeer groot wordt beoordeeld? Op welke wijze vindt de communicatie naar de professionele
pluimveehouders en de hobbyhouders plaats?
Antwoord 7
Er worden al vergaande maatregelen getroffen om de kans op insleep van HPAI op Nederlandse
pluimveebedrijven zo klein mogelijk te maken. Bioveiligheid is daarbij het kernbegrip.
Pluimveehouders zijn zelf verantwoordelijk voor een optimale bioveiligheid op hun
pluimveebedrijven. Dat betekent bijvoorbeeld dat het schone weg vuile weg principe
is geïmplementeerd op het erf, dat er hygiëne procedures zijn voor het betreden van
de stallen en dat er een goede ongediertebestrijding is. De pluimveehouder zorgt er
ook voor dat iedereen die op zijn bedrijf komt deze procedures naleeft. De pluimveesector
heeft op 1 december in samenwerking met de gezondheidsdienst een webinar georganiseerd
over dit onderwerp. Hier is via de sociale media veel aandacht aan gegeven.
Vraag 8
Kunt u aangeven of u direct na het recent uitgebrachte deskundigenadvies gestart bent
met het doen van extra onderzoek zoals aangegeven in het deskundigenadvies: «het meer
dan nu bemonsteren van levende wilde vogels en of verse uitwerpselen» en «een onderzoek
richten op bemonstering van specifieke vogelsoorten of op watervogels in specifieke
regio’s»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke onderzoeken bent u gestart, welke organisaties
zijn belast met aanvullende monitoring en wanneer verwacht u de eerste resultaten?
Antwoord 8
Ja, ik heb het EMC direct gevraagd hiermee aan de slag te gaan. Vondsten van HPAI
positieve wilde vogels worden doorgegeven aan NVWA.
Vraag 9
Kunt u aangeven waarom er in het deskundigenadvies geen aandacht is voor een mogelijke
insleep via de luchtinlaten van ventilatiesystemen?
Antwoord 9
Er zijn geen specifieke vragen over dit onderwerp aan de deskundigengroep gesteld.
Dat wil niet zeggen dat er niet naar de mogelijke rol van ventilatie systemen bij
de insleep van vogelgriep wordt gekeken. Bijvoorbeeld, één van de acties uit de roadmap
vogelgriep betrof onderzoek naar het mogelijke effect van windbreekgaas voor de luchtinlaten
ventilatieopeningen op de kans op insleep van vogelgriep te verkleinen.
Vraag 10
Kent u de signalen van recent getroffen pluimveehouders en dierenartsen waarbij geconstateerd
is dat het virus in de betreffende stallen in het midden van de stal aan de windkant
is ontstaan en dit terug te leiden kan zijn op een besmetting via de ventilatie-inlaat?
Zo ja, wordt hier aanvullend onderzoek naar verricht en wanneer verwacht u de uitkomsten?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Ja. Op de besmette bedrijven wordt door de Faculteit Diergeneeskunde (FD) onderzoek
gedaan naar mogelijke besmetting routes. Een verslag van alle resultaten zal begin
volgend jaar opgeleverd worden maar resultaten worden ook tussentijds gedeeld.
Vraag 11
Deelt u de mening dat deze signalen serieus genomen dienen te worden zodat er snel
duidelijkheid komt of er aanvullende maatregelen genomen moeten worden bij luchtinlaten
en deelt u deze mening des te meer gezien de huidige weersomstandigheden waarbij mist
en vocht door de virusdeeltjes als het ware als een transportmiddel gebruikt kunnen
worden en daarmee sprake is van extra risico? Zo nee, kunt u dat wetenschappelijk
onderbouwen?
Antwoord 11
Ik deel de mening dat er serieus gekeken moet worden naar mogelijke besmetting routes
en dat daarbij ook gekeken moet worden naar ventilatiesystemen. Dat gebeurt nu ook.
Vraag 12
Herinnert u zich nog dat in 2014 lang is verondersteld dat een rechtstreekse introductie
van een hoogpathogeen virus door wilde vogels niet mogelijk was en dat inmiddels,
mondiaal, brede consensus is over deze besmettingsbron?
Antwoord 12
Deze informatie is mij niet bekend. Al in het eerste decennium van deze eeuw werd
het zoönotische HPAI H5N1 virus door wilde vogels verspreid en werden gehouden vogels
waaronder pluimvee met dit virus besmet. Toen gelukkig niet in Nederland.
Vraag 13
Bent u bereid om in overleg te treden met een aantal van de recent getroffen pluimveehouders
die vanuit hun dagelijkse praktijk en ervaringen rond de recente uitbraak over waardevolle
informatie beschikken die als input kunnen gelden voor vervolgonderzoek over bijvoorbeeld
luchtventilatie en luchtinlaatsystemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid
om de uitkomsten van dit gesprek naar de betrokken pluimveehouders en de Kamer terug
te rapporteren?
Antwoord 13
Ik heb een aantal van getroffen veehouders gesproken. En mijn ambtenaren hebben intensief
contact met vertegenwoordigers van de pluimveesector en pluimveedierenartsen. Onlangs
is er een brainstormsessie geweest met deskundigen en sectorvertegenwoordigers om
ideeën te verzamelen over de vervolgaanpak. En eerder is samen met de pluimveesector
en de Dierenbescherming de roadmap vogelgriep opgesteld waarin veel onderzoeksvoorstellen
zijn gedaan en opgevolgd. Over de uitvoering en de opvolging van de acties uit deze
roadmap is regelmatig contact met de sector en de Dierenbescherming.
Vraag 14
Wat vindt u van het deskundigenadvies dat wijst op het belang van een goede plaagdierbestrijding
en dat zo nodig een professionele plaagdierbestrijder moet worden ingehuurd omdat
deze met effectievere middelen mag werken en deelt u de zorg dat het beleid van de
afgelopen jaren tot een achteruitgang heeft geleid van een effectieve plaagdierbestrijding
en tot onwenselijke ontwikkelingen, zoals in dit deskundigenadvies in relatie tot
de besmetting met het vogelgriepvirus en in de ineffectieve plaagdierbestrijding in
relatie tot stalbranden naar voren komt? Zo nee, kunt u dit wetenschappelijk onderbouwen?
Zo ja, bent u bereid om pluimveehouders met directe ingang meer mogelijkheden te bieden
tot een adequate plaagdierbestrijding en wat gaat u op korte termijn (binnen een half
jaar) doen om deze lacune ongedaan te maken?1
Antwoord 14
Alle onderdelen van bioveiligheid zijn belangrijk om de insleep van vogelgriep te
voorkomen. Een adequate knaagdierbeheersing volgens de Integrated Pest Management
(IPM) aanpak is één van deze onderdelen. Een veehouder kan een IPM-gecertificeerde
knaagdierbeheerser inschakelen voor knaagdierbeheersing, maar kan dit ook zelf ter
hand nemen. In dat geval dient de veehouder zich te bekwamen in knaagdierbeheersing
volgens IPM. In mijn brief aan uw Kamer van 21 oktober inzake de beantwoording van
de Kamervragen van het lid Lodders over de toegezegde brief over stalbranden (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar, 2020 – 2021, nr. 433) gaan de Staatssecretaris van IenW onder meer nader in op de eisen
die gesteld worden aan veehouders die zelf knaagdierbeheersing volgens IPM ter hand
willen nemen.
Vraag 15
Heeft u kennisgenomen van de zorgen bij pluimveehouders over de verplichte salmonellacontrole
waarbij controleurs van bedrijf naar bedrijf gaan en pluimveehouders het, ondanks
het naleven van de hygiëneprotocollen, moeilijk vinden om mensen toe te laten in hun
stal en de gezondheid van hun dieren te riskeren? Zo ja, wat vindt u hiervan? Bent
u bereid om te zoeken naar alternatieven voor deze salmonellacontrole door bijvoorbeeld
een controle in het pakstation zolang er een hoog besmettingsrisico geldt?
Antwoord 15
Ja. In de gebieden met de concrete risico’s, de beschermings- en toezichtsgebieden,
wordt niet bemonsterd. De salmonella controles zijn belangrijk in het kader van de
voedselveiligheid en een Europese verplichting. De monsternames gaan daarom in de
rest van Nederland door. De monsternemers houden zich aan de voorgeschreven hygiëneprotocollen,
waardoor dit bezoek veilig kan plaatsvinden.
Vraag 16
Klopt het dat het vlees van een niet besmet bedrijf uit het drie-kilometergebied rond
een besmet bedrijf alleen nationaal mag worden afgezet en bent u bereid om een verruiming
van afzet van het vlees bij de Europese Commissie te agenderen? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, wanneer kunt u dit agenderen?
Antwoord 16
Ja, dat klopt. Er zitten veel aspecten aan de Europese verplichting om vlees afkomstig
van dieren uit een beschermingsgebied nationaal af te zetten, zoals inspanningen van
ketenpartijen om over deze afzet in vredestijd afspraken te maken, de praktische mogelijkheden
om dit vlees ook binnen de Europese Unie gekanaliseerd te kunnen afzetten en de internationale
standaarden van de Wereldorganisatie voor Diergezondheid over vogelgriep en regionalisatie.
Ik kan daarom nu niet toezeggen dat ik dit onderwerp Europees zal agenderen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.