Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 680 Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
De huidige Wet arbeid vreemdelingen (Wav) stamt uit 1995, ter vervanging van de Wet
arbeid buitenlandse werknemers (Wabw) uit 1979. De Wabw was tot stand gekomen nadat
aan het eind van de jaren zestig bleek dat de toestroom van buitenlandse arbeidskrachten
die door rekrutering naar Nederland waren gekomen in een tijd van economische groei,
groter was dan men aanvankelijk voor ogen had. Een van de doelen van de Wabw was een
restrictief en genuanceerd toelatingsbeleid, teneinde de belangen van Nederlandse
werknemers te beschermen. Verdere doelen van de Wabw waren de verbetering van allocatie
op de arbeidsmarkt, de bestrijding van illegale tewerkstelling en het laten van een
zo groot mogelijke vrijheid van arbeidskeuze aan eenmaal duurzaam tot Nederland toegelaten
vreemdelingen. Met het invoeren van de Wav in 1995 werd niet getornd aan de doelstellingen
van de Wabw. De Wav is ingevoerd om de contouren van het toelatingsbeleid tot Nederland
nog eens helder te schetsen, alsook de instrumentering hiervan te verduidelijken.
Met de laatste herziening van de Wav uit 2014 zijn de uitgangspunten onveranderd gebleven.
De uitbreiding van de Europese Unie (EU) heeft ervoor gezorgd dat er steeds minder
tewerkstellingsvergunningen (twv’s) dan wel gecombineerde vergunningen voor verblijf
en arbeid (gvva’s) worden afgegeven. En bij de twv’s of gvva’s die worden afgegeven,
vindt in de meeste gevallen geen arbeidsmarkttoets plaats (het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (UWV) hoeft niet te toetsen of er prioriteitgenietend aanbod
aanwezig is in Nederland of in de EU/EER, of de werkgever de vacature tijdig bij UWV
heeft gemeld en of de werkgever zich voldoende heeft ingespannen om op de Nederlandse
en Europese arbeidsmarkt geschikt personeel te vinden).1 Naast de gegroeide arbeidsmarkt van de EU ligt de oorzaak van de afname van het aantal
afgegeven twv’s in wijzigingen in het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen
(BuWav) en de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (RuWav), waarin een (steeds
groter) aantal uitzonderingen is opgenomen op de twv-plicht of arbeidsmarkttoets.
Ondanks deze ontwikkelingen blijft de bescherming van de arbeidsmarkt en het voorkomen
en bestrijden van illegale tewerkstelling een hoofddoel van het arbeidsmigratiebeleid.
De verplichting om illegale tewerkstelling te bestrijden vloeit ook voort uit de Sanctierichtlijn2 die minimumnormen stelt voor het tegengaan van illegale arbeid. Daarmee wordt tegengegaan
dat werkgevers misbruik maken van goedkope en kwetsbare arbeidskrachten, wat leidt
tot oneerlijke concurrentie.
Minstens zo belangrijk is de positie van de werknemer: legale tewerkstelling betekent
dat er ook tegen de in Nederland geldende arbeidsvoorwaarden en onder de Nederlandse
arbeidsomstandigheden gewerkt moet worden. De Wav dient daarmee als bescherming van
de werknemer.
Deze ontwikkelingen en de geschetste doelstellingen vragen om wet- en regelgeving
die flexibel en toekomstbestendig is. In de huidige systematiek van de regelgeving
is door de flexibiliteit in de lagere regelgeving het beleid reeds in staat om mee
te bewegen met de economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Het huidige (wettelijke)
kader van het arbeidsmigratiebeleid voldoet derhalve en er is geen wijziging van systematiek
als zodanig nodig. Er is echter wel ruimte voor verbeteringen om de wet- en regelgeving
meer toekomstbestendig en flexibel te maken. Door de strikte hoofdregel – de arbeidsmarkttoets
met de verplichte afwijzingsgronden uit artikel 8 van de Wav bij de aanvraag van een
twv of gvva – worden er relatief weinig vergunningen verleend na de reguliere aanvraagprocedure.
Er ontstaat daardoor vraag naar uitzonderingen op de hoofdregel, in de vorm van vrijstellingen
in het BuWav of uitzonderingen op de arbeidsmarkttoets in de RuWav. Voorgaande is
ook naar voren gekomen in de «Evaluatie Wet modern migratiebeleid3». Door in de wet meer mogelijkheden op te nemen om onder omstandigheden een soepelere
arbeidsmarkttoets toe te passen en de vergunning voor een langere periode dan één
jaar te verlenen, is de verwachting dat de hoofdregel als minder beperkend wordt ervaren
en vaker toegepast zal worden. Dit past ook bij het voornemen uit het Regeerakkoord
dat een twv ook voor ten hoogste drie jaar kan worden verleend. Met deze wijziging
van de Wav wordt daaraan uitvoering gegeven.
Daarnaast is de laatste decennia door kabinetsbeleid de nadruk op verbetering van
de Nederlandse kenniseconomie komen te liggen. Ook in het arbeidsmigratiebeleid is
dit streven doorgedrongen en wordt een onderscheid gemaakt tussen «kennismigranten»
die aan een soepeler toelatingsregime onderworpen zijn, en «reguliere» arbeidsmigranten
voor wie de reguliere tewerkstellingsprocedure geldt. Het arbeidsmigratiebeleid richt
zich daarom ook expliciet op het toelaten van arbeidskrachten die bijdragen aan de
Nederlandse kenniseconomie4. Een voor Nederland gunstige arbeidsmigratie wordt hiermee gefaciliteerd. Het kan
de (kennis)economie, innovatieve slagkracht en concurrentiepositie van Nederland versterken.
Bij voor Nederland gunstige arbeidsmigratie geldt vaak een vrijstelling van de plicht
om een twv. Bij de reguliere arbeidsmigratie geldt deze plicht wel. Juist voor deze
groep reguliere arbeidsmigranten is versterking van de positie door het tegengaan
van slechte arbeidsomstandigheden, onderbetaling, illegaliteit en verdringing op de
arbeidsmarkt van belang. Het kabinet acht deze bescherming van essentieel belang voor
onze samenleving. Voor bedrijven kan het financieel voordelig zijn om de arbeidswetgeving
te ontduiken. Door werknemers te weinig te betalen, of te lang of onder slechte arbeidsomstandigheden
te laten werken, besparen zij op de kosten en behalen een oneigenlijk concurrentievoordeel.
Illegale tewerkstelling of oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden leidt ertoe
dat andere werknemers of werkzoekenden aan de kant blijven. In lijn hiermee bevat
deze herziening van de Wav twee maatregelen die de positie van de werknemer trachten
te versterken: de werkgever moet het loon maandelijks, giraal betalen en de facultatieve
afwijzingsgrond indien een werkgever geen economische activiteiten heeft.
De overige voorgestelde wijzigingen omvatten zowel procedurele aanpassingen als technische
wijzigingen. Onderhavig wetsvoorstel strekt ertoe een regeling te bieden die flexibel
en toekomstbestendig beleid weerspiegelt. Daarmee wordt duidelijkheid en zekerheid
geschapen. Verder wordt de positie van de werknemers versterkt en worden wijzigingen
doorgevoerd om de positie van werknemers te versterken en oneerlijke concurrentie
tegen te gaan.
2. Flexibele en toekomstbestendige regelgeving
Het doel van het restrictieve toelatingsbeleid is het zodanig afstemmen van arbeidsmigratie
op de concrete behoefte op de arbeidsmarkt zodat verdringing van prioriteitgenietend
aanbod wordt voorkomen. Belangen van Nederlandse werknemers, vreemdelingen die in
het bezit zijn van een vergunning waaraan geen beperkingen zijn verbonden voor het
verrichten van arbeid en van werknemers uit de EU en EER, dienen hierbij te worden
beschermd. Gelet op de economische ontwikkelingen zal de behoefte van de arbeidsmarkt
variëren. In tijden van laagconjunctuur is het des te belangrijker dat het beleid
restrictief wordt toegepast aangezien in laagconjunctuur de kans op verdringing aan
de onderkant van de arbeidsmarkt het grootst is. In tijden van hoogconjunctuur is
het van belang dat de regelgeving de ruimte biedt om, indien gewenst, een twv/gvva
te verlenen. Gelet hierop is er des te meer noodzaak dat de regelgeving in tijden
van zowel hoog- als laagconjunctuur passend is. Hoofddoel blijft een restrictief arbeidsmarktbeleid,
echter naar rato van de behoefte van de arbeidsmarkt zal een positief arbeidsmigratiebeleid
worden gevoerd. Gelet hierop worden enkele aanpassingen van de Wav voorgesteld, die
hierna worden besproken.
Onvoldoende wervingsinspanningen (voorgestelde wijziging van artikel 8 Wav)
Op grond van artikel 8, eerste lid, onder c, van de Wav, is het een dwingendrechtelijke
afwijzingsgrond wanneer een werkgever onvoldoende inspanningen heeft verricht om de
vacature te vervullen door middel van prioriteitgenietend aanbod. Het UWV moet derhalve
de aanvraag om een twv afwijzen als de werkgever geen of onvoldoende inspanningen
heeft verricht. Wanneer de werkgever de vacature tijdig heeft gemeld en UWV vaststelt
dat er geen prioriteitgenietend aanbod voor de functie aanwezig is, is het niet wenselijk
wanneer deze afwijzingsgrond altijd dient te worden tegengeworpen. Daarom wordt deze
dwingendrechtelijke afwijzingsgrond omgezet in een facultatieve afwijzingsgrond. Hierdoor
krijgt het UWV ruimte om meer maatwerk te bieden en bijvoorbeeld in een zeer krappe
sectorale arbeidsmarkt toch een twv te verlenen zonder dat de werkgever voldoende
wervingsinspanningen heeft verricht.
Maximale duur van tewerkstellingsvergunning naar drie jaar (voorgestelde wijziging
van artikel 11 Wav)
Bij de herziening van de Wav in 2014 is gekozen om een twv bij vacatures die aan een
arbeidsmarkttoets zijn onderworpen voor ten hoogste één jaar te verlenen. De wijziging
in 2014 was mede ingegeven door de hoge werkloosheid en de uitbreiding van de Europese
Unie. Op deze wijze wordt jaarlijks getoetst of prioriteitgenietend aanbod aanwezig
is. Door de wijziging dat in beginsel een twv wordt verleend voor de duur van drie
jaar kan beter maatwerk worden verleend, hetgeen leidt tot meer flexibelere wetgeving.
Deze wens is ook opgenomen in het Regeerakkoord. Door in de Wav te regelen dat een
twv voor de duur van ten hoogste drie jaar wordt verleend, kan in de lagere regelgeving
worden bepaald wanneer welke maximale duur wenselijk is. Hiermee wordt aangesloten
bij de ambitie om de regelgeving toekomstbestendig en flexibel te maken. Verder kan
worden meebewogen met conjunctuur van de economie, hetgeen de toekomstbestendigheid
ten goede komt. Aangezien in de vreemdelingenwetgeving de duur van de gvva onder de
beperking «arbeid in loondienst» is opgenomen, wordt in lijn met deze wijziging de
duur van de twv ook in de vreemdelingenwetgeving aangepast.
Van de mogelijkheid om in lagere regelgeving voor bepaalde categorieën van werkzaamheden
een twv voor een kortere periode dan drie jaar te verlenen, wordt gebruik gemaakt
in de herziening van het BuWav. In afwijking van de hoofdregel, zal in het BuWav worden
geregeld dat een twv voor ten hoogste twee jaar kan worden verleend bij aanvragen
waarbij door UWV wordt getoetst of er prioriteitgenietend aanbod aanwezig is en of
de vacature voldoende kenbaar is gemaakt (volledige arbeidsmarkttoets). Door een vergunning
voor een langere periode dan een jaar te verlenen, maar ten hoogste twee jaar, hoeven
werkgevers minder vaak een twv aan te vragen. Tegelijkertijd wordt elke twee jaar
door het UWV getoetst of de arbeidsmarkt inmiddels zodanig is veranderd dat prioriteitgenietend
aanbod aanwezig is en blijft de werkgever geprikkeld om dit aanbod te zoeken en te
werven.
3. Positie van werknemers versterken
Werkgever zonder economisch activiteiten (artikel 9, eerste lid, onder i en artikel
10, aanhef en onder e)
Om te voorkomen dat een werkgever een twv/gvva kan verkrijgen terwijl er geen sprake
(meer) is van economische activiteiten, door bijvoorbeeld een faillissement, kan een
vergunning worden geweigerd wanneer er bij de werkgever geen sprake is van economische
activiteit. Hiermee wordt voorkomen dat een vreemdeling naar Nederland wordt gehaald
door een werkgever terwijl deze niet in staat is om het loon te betalen. Aangenomen
wordt dat er geen sprake is van economische activiteit wanneer de werkgever niet bekend
is bij de Belastingdienst, dan wel wanneer deze in staat van faillissement is.
Voor (startende) ondernemingen waarbij aannemelijk wordt gemaakt dat in de toekomst
economische activiteiten zullen plaatsvinden, wordt in artikel 10, aanhef en onder
e, de mogelijkheid gecreëerd dat de twv/gvva wordt verleend onder voorschrift. Het
voorschrift strekt ertoe dat de werkgever in ieder geval na verlening van de twv/gvva
economische activiteiten gaat verrichten en aan de vergunningverlenende instantie
stukken moet overleggen die de start van de economische activiteiten aantonen.
Periodieke girale betaling (voorgestelde wijziging artikelen 9, eerste lid, onder
h en 11a Wav)
Bij girale betaling bestaat grotere zekerheid dat de vreemdeling vrijelijk over zijn
loon kan beschikken dan bij contante betaling. Tevens kan het toezicht op naleving
van de juiste beloning effectiever plaatsvinden. Dit is bij contante uitbetaling veel
minder het geval waardoor contante loonuitbetaling zeer fraudegevoelig is. Daarnaast
zijn er gevallen waarin niet kan worden vastgesteld of daadwerkelijk het vooraf opgegeven
salaris wordt ontvangen, omdat het overeengekomen loon niet structureel wordt uitbetaald,
maar bijvoorbeeld door middel van nabetalingen. Aangezien van belang is dat de vreemdeling
kan rekenen op consistente uitbetaling van het overeengekomen loon wordt in de Wav
toegevoegd dat de werkgever verplicht is het loon bedoeld in artikel 7 over een periode
van ten hoogste een maand, bij te schrijven op een bankrekening, bestemd voor girale
betaling, op naam van de vreemdeling. Verder is opgenomen dat het niet in acht nemen
van de verplichting bij een eerder verleende vergunning geldt als een facultatieve
weigeringsgrond. Een aanvraag van een werkgever die eerder het loon niet maandelijks
heeft betaald kan derhalve worden afgewezen.
4. Financiële gevolgen en administratieve lasten
De in deze wet opgenomen voorstellen hebben geen budgettaire consequenties. Naar verwachting
is de invloed van de voorstellen op de uitvoeringskosten per saldo gering.
De administratieve lasten (het voldoen aan informatieverplichtingen voortvloeiend
uit wet- en regelgeving van de overheid) en de inhoudelijke nalevingskosten (de kosten
voor het kunnen voldoen aan de inhoudelijke verplichtingen zoals vastgelegd in wet-
en regelgeving) vormen gezamenlijk de kosten die samenhangen met regeldruk. Het kabinet
streeft er naar de regeldruk voor burgers, bedrijven en professionals terug te dringen.
Bij de voorbereiding van dit voorstel is nagegaan of sprake is van regeldrukeffecten.
Afname administratieve lasten
Na de wijziging geldt als hoofdregel dat een twv voor ten hoogste drie jaar wordt
afgegeven. Dit betekent voor werkgevers dat zij minder vaker een twv zullen moeten
aanvragen in die gevallen dat het niet lukt om de vacature door middel van prioriteitgenietend
aanbod te vervullen. Dit betekent dat een werkgever – in verhouding tot het huidige
wettelijke regime – minder vaak zal hoeven werven en de daarvoor benodigde advertenties
e.d. zal hoeven plaatsen en minder leges hoeft te betalen. Daarbij moet worden opgemerkt
dat nu al veel twv’s voor drie jaar worden verleend. De grootste wijziging is voor
twv’s met een volledige arbeidsmarkttoets. Deze groep krijgt op grond van de wijzigingen
een twv voor maximaal twee jaar. Mogelijk dat door de wijzigingen het aantal aanvragen
voor een twv/gvva toeneemt. Het aantal twv’s/adviezen gvva dat is afgegeven met een
arbeidsmarkttoets bedroeg 690 in 2016, 812 in 2017 en 610 in 2018. Deze wijziging
levert derhalve een verlichting op voor de regeldruk in bepaalde gevallen, maar gelet
op de geringe aantallen wordt de invloed op de administratieve lasten minimaal geschat.
Daarnaast blijft de werkgever ook na deze wijziging in beginsel verplicht om inspanningen
te verrichten om een vacature te vervullen door middel van prioriteitgenietend aanbod.
Echter, door de wijziging kan in bepaalde gevallen toch een twv worden verleend als
de werkgever geen of onvoldoende inspanningen heeft verricht. In deze gevallen levert
dit een verlichting op van de regeldruk. Omdat de inschatting is dat dit slechts gaat
om een incidenteel geval, is de verwachting dat de invloed van deze wijziging op de
administratieve lasten nihil is.
Toename administratieve lasten
Met de wijziging wordt een nieuwe verplichting geïntroduceerd voor de werkgever om
het loon over een periode van ten hoogste een maand, bij te schrijven op een bankrekening
bestemd voor girale betaling, op naam van de vreemdeling. Dit leidt tot een toename
van de administratieve lasten voor de werkgever. Op grond van artikel 7a van de Wet
Minimumloon (WML) en artikel 1d van het BuWav is een werkgever reeds verplicht om
het wettelijke minimumloon en het kennismigrantensalaris giraal te betalen. Daarnaast
is het in de meeste gevallen al staande praktijk. Er is derhalve wel sprake van een
toename van de regeldruk maar de gevolgen worden gelet op het voorgaande nihil geschat.
Daarnaast kan bij (startende) ondernemingen een twv worden verleend onder voorschrift,
indien aannemelijk wordt gemaakt dat in de toekomst economische activiteiten zullen
plaatsvinden. Dit zorgt voor meer administratieve lasten voor deze werkgevers. Immers,
een werkgever moet in een dergelijk geval aan de vergunningverlenende instantie stukken
overleggen die de start van de economische activiteiten aantonen. Dit zal gaan om
een uitzonderlijk geval en gelet hierop wordt de invloed op de regeldruk als minimaal
geacht ten aanzien van dit punt.
Dit voorstel heeft dan ook, alles bijeengenomen, geen effecten op de totale regeldruk.
Het voorstel is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR zich
kan vinden in de analyse en conclusie ten aanzien van de gevolgen voor de regeldruk.
5. Uitvoerings- en handhavingstoets
Het UWV, de Inspectie SZW (ISZW) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) hebben
dit wetsvoorstel beoordeeld op de uitvoerbaarheid.
De conceptwet is aan het UWV voorgelegd met het verzoek te toetsen op uitvoerbaarheid.
Het UWV heeft aangegeven dat de wet uitvoerbaar is. In de uitvoeringstoets5 heeft het UWV aangegeven dat op bepaalde punten een nadere toelichting noodzakelijk
wordt geacht in de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (RuWav). Hierin wordt
voorzien met een aanpassing van de RuWav.
De conceptwet is daarnaast aan de IND voorgelegd met het verzoek te toetsen aan uitvoerbaarheid.
De IND heeft aangegeven dat de wet uitvoerbaar is6.
De conceptwet is aan de Inspectie SZW voorgelegd met het verzoek te toetsen op handhaafbaarheid.
De Inspectie SZW heeft aangegeven dat de voorgestelde wijzigingen de handhaafbaarheid
van de Wav niet beïnvloeden.
6. Internetconsultatie
Het wetsvoorstel is van 6 januari 2020 tot en met 9 februari 2020 opengesteld voor
internetconsultatie7. Er zijn 9 reacties op het wetsvoorstel gekomen, waarvan 6 openbaar.
6.1 Algemeen
Werkgeversorganisaties spreken de hoop uit dat de flexibele regelgeving meebeweegt
op de momenten dat dit nodig is. Wel geven zij aan dat zij kritisch zijn en denken
dat van de «flexibilisering» in de praktijk weinig terecht zal komen.
Reactie: Het huidige arbeidsmigratiebeleid heeft ruimte om mee te bewegen met de behoefte
van de arbeidsmarkt en is derhalve flexibel. De wijzigingen die zijn doorgevoerd,
zijn bedoeld om deze flexibiliteit verder te verbeteren.
De werknemersorganisaties hebben aangegeven dat de voorgestelde wijzigingen behoorlijk
ingrijpend zijn. De rechtvaardiging van de aanpassing van de Wav (bescherming van
de arbeidsmarkt en voorkomen en bestrijden van illegale tewerkstelling) wordt door
de werknemersorganisatie niet gevolgd. Uit het percentage aanvragen/afwijzingen (rond
de 10% van de aanvragen wordt afgewezen) blijkt volgens de werknemersorganisaties
niet dat de toekenningskansen zodanig onhaalbaar zijn dat de procedure nu te streng
is en aangepast moet worden. Verder vinden werknemersorganisaties het een goed streven
om de arbeidsmarkt te beschermen. Zij zien echter niet hoe dit doel wordt bereikt
door regelgeving omtrent het toekennen van twv’s te versoepelen en de tussentijdse
arbeidsmarkttoets los te laten.
Reactie: Het uitgangspunt en doel van de Wav blijft de bescherming van de arbeidsmarkt
en het voorkomen van illegale tewerkstelling. Dat met onderhavig wetsvoorstel de duur
van de twv/gvva wordt gewijzigd doet hier niet aan af. De toets aan prioriteitgenietend
aanbod is ongewijzigd en gelet hierop blijft het uitgangspunt dat een twv/gvva wordt
geweigerd indien aanbod aanwezig is in Nederland dan wel de EER. Dat de procedure
door werknemersorganisaties niet als te streng wordt ervaren is positief. Voor wetgeving
is het echter belangrijk om actueel te blijven en mee te kunnen bewegen met de toekomstige
ontwikkelingen. In dat kader is er verbeteringsruimte ten aanzien van de toekomstbestendigheid
en flexibiliteit om mee te bewegen met de behoefte op de arbeidsmarkt. Deze wetswijziging
beoogt hierin te voorzien.
Daarnaast hebben de werknemersorganisatie gewezen op een toename van derdelanders
die werkzaam zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt, maar gedetacheerd vanuit andere
lidstaten.
Reactie: De wijzigingen die voorliggen met onderhavig voorstel zien op vreemdelingen
waarbij een twv/gvva vereist is en derhalve niet op de vrijstellingen. De situatie
waarop de werknemersorganisaties doelen komt voort uit het vrije verkeer van diensten
binnen de EU en de daarop gebaseerde jurisprudentie. Het gaat om werknemers die in
het kader van grensoverschrijdende dienstverlening tijdelijk werkzaamheden verrichten
in een andere lidstaat en derhalve niet toetreden tot de arbeidsmarkt van de lidstaat
waar zij hun werkzaamheden verrichten, omdat zij na voltooiing van hun taak terugkeren
naar hun land van herkomst. Dit zijn twee verschillende situaties en gelet hierop
zijn deze cijfers niet meegenomen in de analyse.
Ook ten aanzien van het argument om illegale tewerkstelling tegen te gaan zijn de
werknemersorganisaties kritisch. Volgens werknemersorganisaties wordt feitelijk voorgesteld
om tekortkomingen in de handhaving op te lossen met aangepaste wetgeving rondom de
toelatingsprocedure, terwijl illegale tewerkstelling reeds strafbaar is en daarop
effectieve handhaving nodig is. Er wordt volgens hen voorbijgegaan aan het feit dat
Nederland op grond van de EU-richtlijn betreffende illegale tewerkstelling ook arbeidsrechtelijke
bescherming moet bieden aan mensen die illegaal tewerkgesteld worden. Dat gebeurt
volgens werknemersorganisaties nu niet of onvoldoende.
Reactie: Een belangrijk uitgangspunt blijft dat illegale tewerkstelling wordt aangepakt
en de mensen die illegaal tewerk worden gesteld ook arbeidsrechtelijke bescherming
wordt geboden. Het onderhavige wetsvoorstel is gericht op een toekomstbestendig en
flexibel systeem van legale arbeidsmigratie.
Bovendien maken de werknemersorganisaties zich zorgen over de misstanden rondom de
inzet van EU-arbeidsmigranten op de huidige Nederlandse arbeidsmarkt. Bij de inzet
van derdelanders die nog kwetsbaarder zijn – want zij zijn niet alleen voor werk,
maar ook voor verblijfsstatus afhankelijk van één werkgever – zal dit volgens de werknemersorganisaties
niet anders zijn. Een fundamentele onderliggende vraag voor de werknemersorganisaties
is dan ook of de huidige Nederlandse arbeidsmarkt en de handhavingsorganen toegerust
zijn om een nieuwe groep arbeidsmigranten onder fatsoenlijke omstandigheden toe te
laten op de Nederlandse arbeidsmarkt.
Reactie: Er zijn specifieke weigeringsgronden op basis waarvan vooraf (bij de aanvraag)
getoetst wordt of er passende huisvesting beschikbaar is, dan wel of voor de te vervullen
arbeidsplaats de arbeidsvoorwaarden, arbeidsverhoudingen of arbeidsomstandigheden
op het niveau liggen dat wettelijk is vereist of in de desbetreffende bedrijfstak
gebruikelijk is. Daarnaast worden, gelet op het systeem van de Wav, geen twv/gvva’s
verleend in de sectoren waarvoor aanbod aanwezig is in Nederland dan wel de EER. Uit
signalen blijkt dat de misstanden waarop de werknemersorganisaties doelen vooral voorkomen
in die sectoren die hoogstwaarschijnlijk niet door deze arbeidsmarkttoets komen. Daarnaast
zijn er mogelijkheden om achteraf te toetsen of er sprake is van misstanden. Indien
er sprake is van misstanden ten aanzien van vreemdelingen die naar Nederland zijn
gekomen op basis van een twv/gvva handhaaft de ISZW de Wav om deze misstanden aan
te pakken.
Door verschillende partijen wordt aangegeven dat er onduidelijkheid is over de (arbeidsmarkt)toets
door het UWV en afspraken met het UWV. Ondernemers zijn gebaat bij duidelijkheid op
dit vlak. Er wordt gesuggereerd om de beleidsregels waaraan getoetst wordt op de eigen
website te publiceren. Daarnaast wordt geopperd om voorlichting te gegeven.
Reactie: In de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (RuWav) zullen waar nodig
nadere regels en toelichting worden gegeven. De regering vindt het van belang dat
goede voorlichting wordt gegeven over de voorgestelde wijzigingen en zal hier zorg
voor dragen.
6.2 Onvoldoende wervingsinspanningen
Door verschillende partijen zijn opmerkingen gemaakt ten aanzien van het facultatief
maken van de weigeringsgrond inspanningsverplichting van de werkgever om de arbeidsplaats
door prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt te vervullen.
De werkgeversorganisaties zijn positief en geven aan dat hiermee kan worden gerealiseerd
dat het daadwerkelijke beschikbare en geschikte arbeidsaanbod bemiddeld wordt naar
de werkgever en niet dat door het UWV enkel volstaan wordt met de vermelding dat werkloze
werknemers geregistreerd staan. De NOvA juicht het voorstel toe dat het niet of onvoldoende
verrichten van wervingsinspanningen als facultatieve grond wordt aangemerkt.
Reactie: Er wordt benadrukt dat deze wijziging niet ziet op de toets ten aanzien van
prioriteitgenietend aanbod waarbij gekeken wordt naar het aanwezige aanbod in Nederland
en de EER. Wel ziet de wijziging op het facultatief maken van de inspanningsverplichting.
Daarnaast wordt door diverse partijen aangegeven dat er een wens is tot meer inzichtelijkheid
in de beoordeling van de nieuwe facultatieve weigeringsgronden. Verschillende partijen
hebben aangegeven dat de voorwaarden meer gedefinieerd moeten worden en de ruimte
van het UWV duidelijk moet zijn. Ook voor werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties
is het niet geheel duidelijk in welke situaties het UWV op deze grond toch een vergunning
kan afgeven.
Reactie: In de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (RuWav) worden nadere
regels opgenomen over de toepassing van deze facultatieve afwijzingsgrond.
6.3 Maximale duur van tewerkstellingsvergunning naar drie jaar
Verder hebben verschillende partijen positief gereageerd op de voorgenomen wijziging
tot het verruimen van de duur van de twv van één naar drie jaar. Zo geeft een burger
aan dat het zal leiden tot het verminderen van administratieve lasten. De werkgeversorganisaties
geven aan dat verlenging van de duur van de twv noodzakelijk is. De Nederlandse orde
van advocaten (NOvA) is zeer positief over de verlenging van de geldigheidsduur in
verband met de vermindering van de administratieve lasten en het verkrijgen van meer
zekerheid doordat een werkgever een werknemer voor langere tijd aan kan nemen. Daartegenover
wordt door de werknemersorganisaties aangegeven dat het een te grote sprong is om
van één naar drie jaar te gaan. In drie jaar kan er veel veranderd zijn op de arbeidsmarkt.
Zeker in tijden van laagconjunctuur is de arbeidsmarkttoets een belangrijk instrument
om de interne arbeidsmarkt te beschermen. Er wordt voorgesteld om een tussentijdse
toets in te stellen.
Reactie: In het BuWav is opgenomen dat aan de groep waarvoor een arbeidsmarkttoets
geldt een twv met de maximale duur van twee jaar wordt verleend. Hiermee wordt enerzijds
tegemoet gekomen aan de zorgen van de werknemersorganisaties. Immers, elke twee jaar
zal opnieuw worden gekeken naar de situatie op de arbeidsmarkt en de werkgever blijft
geprikkeld om zelf prioriteitgenietend aanbod te zoeken en te werven. Anderzijds wordt
met de wijziging getracht tegemoet te komen aan de wensen van overige partijen. Door
de twv voor langere duur te verlenen, maar ten hoogste voor twee jaar, is de verwachting
is dat de hoofdregel van de Wav als minder beperkend wordt ervaren en vaker zal worden
toegepast.
Een bedrijf geeft aan dat het voor hen niet duidelijk is op welke twv de hoofdregel
uit artikel 11, eerste lid Wav, van toepassing is. Daarnaast is voor hen niet duidelijk
wat «bepaalde categorieën van werkzaamheden» zijn waarvoor een kortere periode dan
3 jaar van toepassing is.
Reactie: Artikel 11, eerste lid, ziet op een twv als bedoeld in artikel 1, onder e.
Dit wordt in het wetsvoorstel niet aangepast. De categorieën, bedoeld in artikel 11,
derde lid, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden bepaald.
6.4 Werkgever zonder economische activiteiten
Met betrekking tot de nieuwe facultatieve weigeringsgrond (indien bij de werkgever
geen sprake (meer) is van economische activiteiten) is de aanbeveling van de NOvA
om duidelijke voorwaarden te creëren teneinde te kunnen vaststellen of en wanneer
er geen sprake (meer) is van een economische activiteit. Verder vraagt de NOvA zich
af hoe deze nieuwe weigeringsgrond zich verhoudt tot enkele ongetoetste twv’s die
qua aard van de werkzaamheden en qua werkgever juist niet van economische aard zijn.
Juist bij deze specifieke werkgevers worden veelal überhaupt geen economische activiteiten
verricht, aldus de NOvA.
Reactie: In de RuWav worden nadere voorwaarden opgenomen zodat aan deze aanbeveling
wordt voldaan en zodat duidelijk is in welke situaties deze facultatieve weigeringsgrond
kan worden tegengeworpen.
Verder vraagt de NOvA zich af of er veel en duidelijke praktijkvoorbeelden zijn die
maken dat deze weigeringsgrond moet worden geïntroduceerd. In reactie op het verzoek
van de NOvA om voorbeelden verwijzen we naar het algemeen deel (paragraaf 3) van de
toelichting. Ook wordt door de NOvA opgemerkt dat er geen intrekkingsgrond is indien
er geen sprake (meer) is van economische activiteiten.
Reactie: Artikel 13, onder b, van de Wav voorziet in een intrekkingsgrond indien een
aan de twv verbonden voorschrift niet wordt nageleefd. Met de toevoeging van artikel
I, onderdeel D, waarin wordt geregeld dat het gaan verrichten van economische activiteiten
als voorschrift kan worden opgelegd, wordt reeds voorzien in een intrekkingsgrond
bij het opleggen van een voorschrift. Daarnaast kan op grond van artikel 13, onder
a, van de Wav een twv worden ingetrokken als niet meer wordt voldaan aan een beperking,
bijvoorbeeld als het loon niet meer wordt uitbetaald. Hiermee is voldoende voorzien
in gronden tot intrekking.
Werknemersorganisaties hebben aangegeven dat zij graag zien dat in de memorie van
toelichting wordt toegelicht hoe deze verplichting zich verhoudt tot uitzendbureaus
en wervingsbureaus die de vergunningen aanvragen en mensen vervolgens doorlenen. Normaliter
worden tewerkstellingsvergunningen gekoppeld aan één werkgever. Hoe het verbod op
doorlenen wordt ingericht, daar zijn volgens werknemersorganisaties veelal onregelmatigheden
in te verwachten. Werknemersorganisaties wijzen er hierbij op dat de wijziging is
geïntroduceerd ter bescherming van de werknemer zodat hij geen risico loopt om geen
loon te ontvangen.
Reactie: In geval van een inlener is vereist dat beide werkgevers bekend zijn. Hieromtrent
is enkel een uitzondering voor werkstudenten en asielzoekers (zie paragraaf 3 RuWav).
Omdat het uitzendbureau verantwoordelijk is voor de loonbetaling zal bij dat uitzendbureau
de toets liggen voor economische activiteiten. Bij de inlener wordt getoetst of deze
de vacature heeft gemeld en of er geworven is. Dit kan ook gedaan worden door het
uitzendbureau, maar dan moet uit de stukken duidelijk blijken ten behoeve van welke
werkgever/inlener dit is gedaan.
6.5 Girale periodieke uitbetaling
De NOvA is positief over de wijziging waarbij de werkgever wordt verplicht om het
loon over een periode van ten hoogste een maand giraal uit te betalen. Wel wil de
NOvA adviseren dat werkgevers hierover voorafgaand duidelijk worden voorgelicht (ook
in andere talen dan de Nederlandse taal), zodat hierover geen misverstanden kunnen
ontstaan.
Reactie: De regering vindt het van belang dat goede voorlichting wordt gegeven over
de voorgestelde wijzigingen en zal hier zorg voor dragen.
Verder wordt opgemerkt dat ook voor deze verplichting geen intrekkingsgrond is opgenomen.
Reactie: Op grond van de huidige regelgeving kan reeds een twv worden ingetrokken
als niet meer wordt voldaan aan de beperking, zoals het niet meer uitbetalen van het
loon.
Een bedrijf heeft in de internetconsultatie opgemerkt dat zij van mening zijn dat
de girale betaling ook zou moeten kunnen via een bankrekening in het buitenland.
Reactie: In de wijziging is niet uitgesloten dat de girale betaling plaatsvindt op
een buitenlandse rekening, mits de betaling op naam van de vreemdeling plaatsvindt.
Deze wijziging is onder andere geïntroduceerd om contante betaling tegen te gaan.
6.6 Overig
De NOvA heeft gewezen op enkele technische onjuistheden.
Reactie: Deze technische onjuistheden zijn inmiddels aangepast.
Daarnaast hebben verschillende partijen de internetconsultatie aangegrepen om los
van de voorgestelde wijzigingen verzoeken te doen om versoepeling van de regelgeving
ten aanzien van bepaalde groepen dan wel aanbevelingen te doen.
Reactie: Deze verzoeken dan wel aanbevelingen staan los van het huidige voorstel tot
wijziging van de Wav. Gelet hierop wordt op deze verzoeken niet inhoudelijk ingegaan
in deze memorie van toelichting.
7. Advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ)
Op 3 maart 2020 heeft de ACVZ advies gegeven op de voorgenomen wijzigingen8. De ACVZ staat overwegend positief tegenover de wijzigingen omdat hierdoor de afgifte
van twv’s en gvva’s wordt bevorderd, hetgeen recht doet aan de ontstane krapte op
de Nederlandse arbeidsmarkt. ACVZ plaatst echter wel enkele kanttekeningen en doet
een aantal aanbevelingen voor technische aanpassingen.
7.1 Definitie gecombineerde vergunning voor arbeid en verblijf
De ACVZ beveelt aan om voor de definitie van een «gecombineerde vergunning voor verblijf
en arbeid» in de Wav en de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) aan te sluiten bij de definitie
in Richtlijn 2011/98/EU. Dit advies heeft geen betrekking op de voorgestelde wijzigingen
in het voorliggende voorstel tot wijziging van de Wav.
Reactie: De regering ziet geen aanleiding tot aanpassing van de huidige definitie.
Hier is geen noodzaak voor, aangezien reeds wordt voldaan aan Richtlijn 2011/98/EU.
Een aanpassing van de definitie zoals voorgesteld door de ACVZ zou bovendien niet
passen bij de Nederlandse wetssystematiek rond de toegang tot de arbeidsmarkt.9
De ACVZ beveelt daarnaast aan om een definitiebepaling van het begrip «traject» op
te nemen in het BuWav. Hierbij doelt de ACVZ op het begrip «traject» in het kader
van het internationale handelsverkeer, zoals opgenomen in artikel 5.2 van het ter
internetconsultatie voorgelegen voorstel tot herziening van het BuWav.10
Reactie: In overleg met het UWV zal bekeken worden of nadere toelichting in het BuWav
wenselijk is ten aanzien van de betreffende regeling voor internationaal handelsverkeer.
Hierbij zal ook gekeken worden naar het begrip «traject».
7.2 Toetsing aanwezigheid van prioriteit genietend aanbod
De ACVZ stelt voor om in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wav het woord «aanwezig»
te vervangen door «beschikbaar», waardoor het UWV de bewijslast krijgt om aan te tonen
dat er geen prioriteit genietend aanbod beschikbaar is.
Reactie: Voor de herziening van de Wav in 2014 beoordeelde het UWV voor elke individuele
vacature waarvoor een twv werd aangevraagd of er een geschikte kandidaat beschikbaar
was (Kamerstukken II 2012/13, 33 475, nr. 3). Dit legde een zware bewijslast op aan het UWV, terwijl uiteindelijk de werkgever
beoordeelt of een kandidaat geschikt is om de vacature te vervullen. Daarnaast past
een toets op beschikbaar aanbod niet bij de huidige rol van het UWV van arbeidsbemiddeling,
waarbij transparant maken van vraag en aanbod centraal staat. De regering ziet daarom
geen aanleiding om de aanbeveling van de ACVZ over te nemen. In de Regeling uitvoering
Wet arbeid vreemdelingen (RuWav) zullen nadere regels worden opgesteld om meer duidelijkheid
te creëren ten aanzien van de toets aan aanwezig aanbod door het UWV. In overleg met
het UWV zal bovendien bekeken worden of de informatievoorziening richting werkgevers
ten aanzien van vacaturemelding en wervingsinspanningen verder verbeterd kan worden.
Daarnaast beveelt de ACVZ aan om artikel 8, derde lid, onder d, van de Wav te wijzigen,
zodat een uitzondering op de dwingende weigeringsgronden in het eerste lid onder a
en b geldt indien de (nog in te stellen) brede adviescommissie heeft vastgesteld dat
er voor de desbetreffende arbeidsplaats geen prioriteit genietend aanbod op de arbeidsmarkt
beschikbaar is.
Reactie: De regering ziet geen aanleiding tot het instellen van een brede adviescommissie.
Door het facultatief maken van de weigeringsgrond van het aantonen van de eigen inspanningsverplichting
van de werkgever om de arbeidsplaats door prioriteit genietend aanbod op de arbeidsmarkt
te vervullen, ontstaat meer ruimte voor maatwerk door het UWV. Het UWV kan hierdoor
bijvoorbeeld in een zeer krappe sectorale arbeidsmarkt toch een twv verlenen, ook
als de werkgever onvoldoende wervingsinspanningen heeft verricht. Daarbij staat voorop
dat het UWV bij elke individuele aanvraag beoordeelt of er inderdaad geen aanbod is.
7.3. Geldigheidsduur van gvva’s en twv’s
De ACVZ beveelt aan om de geldigheidsduur van een gvva of twv na een volledige toets
te verlengen tot drie jaar door in het ontwerpbesluit BuWav artikel 9.1 te schrappen,
dan wel te motiveren waarom in het kader van de toekomstbestendigheid van het arbeidsmigratiebeleid
het zo zal zijn dat werkgevers de regeling vaker gaan gebruiken, te monitoren in hoeverre
werkgevers vaker gebruik maken van de wet en dit na drie jaar extern te laten evalueren.
Reactie: In het wetsvoorstel is de mogelijkheid opgenomen om voor bepaalde categorieën
in lagere regelgeving af te wijken van de hoofdregel in de Wav om een twv voor een
maximale duur van drie jaar te verlenen. Dit draagt bij aan de toekomstbestendigheid
en flexibiliteit van de regelgeving. In artikel 9.1 van het ter internetconsultatie
voorgelegen voorstel tot wijziging van het BuWav waar de ACVZ naar verwijst, is opgenomen
dat – in afwijking van de hoofdregel – aan de groep waarvoor een volledige arbeidsmarkttoets
geldt een twv met een maximale duur van twee jaar wordt verleend. Door een vergunning
voor een langere periode dan een jaar te verlenen, maar ten hoogste twee jaar, hoeven
werkgevers minder vaak een twv aan te vragen, maar wordt tegelijkertijd elke twee
jaar getoetst of de arbeidsmarkt inmiddels zodanig is veranderd dat prioriteitgenietend
aanbod aanwezig is. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan enerzijds de wensen van werknemers
om de interne arbeidsmarkt te beschermen en anderzijds de wensen van werkgevers om
meer flexibele regelgeving.
Het UWV houdt bij hoeveel aanvragen voor twv’s en gvva’s ontvangen worden en publiceert
jaarlijks een overzicht in haar jaarverslag. Daarnaast registreert UWV onder meer
de duur van de vergunningen, voor welke functies deze zijn verleend en of hier een
toets aan de arbeidsmarkt aan vooraf is gegaan.
7.4 Toegang tot arbeid voor asielzoekers
De ACVZ adviseert om artikel 6.2, eerste lid, sub c, van het ontwerpbesluit BuWav
te schrappen. Daarin wordt de arbeidsduur van asielzoekers beperkt tot 24 weken in
een tijdsbestek van 52 weken en dat is volgens de ACVZ niet in lijn met artikel 15
van de Opvangrichtlijn (2013/33/EU).
Reactie: De regering ziet geen aanleiding om de beperking van de arbeidsduur van asielzoekers
op te heffen. 11 Deze beperking verhindert niet dat een asielzoeker – in lijn met de Opvangrichtlijn
– effectieve, daadwerkelijke toegang tot de arbeidsmarkt heeft. Asielzoekers mogen
in Nederland arbeid verrichten wanneer de asielaanvraag ten minste zes maanden in
behandeling is en er nog geen definitief besluit is genomen (artikel 2a, eerste lid,
onder a, BuWav). Dit is in lijn met de Opvangrichtlijn, die voorschrijft dat een asielzoeker
ten laatste negen maanden na de datum waarop het verzoek om internationale bescherming
is ingediend, toegang moet hebben tot de arbeidsmarkt.
ARTIKELSGEWIJS
Artikel I (Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen)
Onderdeel A (artikel 4)
Met deze voorgestelde wijziging is verduidelijkt dat de toegang tot de arbeidsmarkt
enkel volgt uit Wav-regelgeving. Artikel 4 van de Wav regelt uitputtend aan welke
vreemdelingen een aantekening wordt afgegeven waaruit blijkt dat het is toegestaan
arbeid te verrichten (zie in dit kader onder meer de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak
van de Raad van State van 14 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ2602).
Onderdelen B en C (artikelen 8 en 9)
Met de voorgestelde wijziging van artikel 8, eerste lid, en artikel 9, eerste lid,
van de Wav wordt onderdeel c van artikel 8, eerste lid, Wav verplaatst naar artikel
9, eerste lid, onderdeel a Wav. De bepaling wordt hiermee facultatief.
Voorts wordt er een nieuwe weigeringsgrond geïntroduceerd in artikel 9, eerste lid,
onderdeel h. De weigeringsgrond hangt samen met de verplichting opgenomen in artikel
11a. In artikel 11a (zie onderdeel F) is de verplichting opgenomen dat de werkgever
het loon, over de periode van ten hoogste een maand, giraal betaalt middels bijschrijving
op een rekening op naam van de vreemdeling. Ingevolge de nieuwe weigeringsgrond kan
een nieuwe vergunning worden geweigerd indien de werkgever bij een eerder verleende
vergunning het loon, bedoeld in artikel 7, niet over een periode van ten hoogste een
maand aan de vreemdeling heeft uitbetaald. Dit is opgenomen in artikel 9 als facultatieve
afwijzingsgrond, zodat op deze wijze ruimte is voor maatwerk. Aspecten zoals proportionaliteit
kunnen op die manier in acht genomen worden bij de beslissing. Aangezien het UWV vooral
toetsingsmogelijkheden heeft ten aanzien van de periodes van loonbetaling (zie ook
paragraaf 3) ziet de weigeringsgrond op de periode van betaling. Bij ministeriële
regeling kunnen nadere regels worden gesteld.
Daarnaast vindt er een verruiming plaats van de mogelijkheid tot weigeren indien bij
de werkgever geen economische activiteit plaatsvindt. Deze weigeringsgrond is derhalve
niet slechts mogelijk bij een gvva onder de beperking seizoensarbeid, maar tevens
bij een twv of gvva zonder deze beperking. Aangezien de weigeringsgrond in verband
met afwezigheid van economische activiteiten bij de werkgever nu met of zonder de
beperking seizoensarbeid geldt wordt de weigeringsgrond opgenomen in het eerste lid,
waar meer algemene weigeringsgronden zijn opgesomd. Ten slotte wordt in het derde
lid mogelijk gemaakt dat er nadere regels gesteld kunnen worden.
Onderdeel D (artikel 10)
Met de toevoeging van een onderdeel aan artikel 10 wordt bewerkstelligd dat een nieuw
voorschrift verbonden kan worden aan een twv of gvva. Het voorschrift hangt samen
met het nieuwe onderdeel i in artikel 9, eerste lid. Indien er nog geen economische
activiteiten plaatsvinden ten tijde van de beoordeling van de aanvraag, kan gezien
de voorgestelde wijziging een voorschrift opgelegd worden zodat op een later moment
gecontroleerd kan worden of de economische activiteiten zijn gestart.
Onderdeel E (artikel 11)
Met deze wijziging wordt geregeld dat een twv wordt verleend voor de duur van ten
hoogste drie jaar, in plaats van de duur van ten hoogste één jaar, zoals die op dit
moment in de wet is geregeld. Hiermee komt een omkering van de hoofdregel tot stand.
In bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen kan worden
bepaald dat de vergunning voor minder dan drie jaar wordt afgegeven.
Onderdeel F (artikel 11a)
Om ontduiking van loonbetaling tegen te gaan is artikel 11a ingevoegd. Hierdoor wordt
geregeld dat de werkgever verplicht is betaling van het loon, gelijk aan het netto
verschuldigde loon, giraal en over de periode van ten hoogste een maand uit te betalen.
Voor de bepaling van het loon wordt aangesloten bij het loon van de vreemdeling zoals
dat op de twv en het aanvullend document als onderdeel van de gvva is opgenomen ingevolge
artikel 7, eerste lid. Er wordt aangesloten bij artikel 7a van de Wet minimumloon
en minimumvakantiebijslag door de bepaling dat een girale betaling bestaat uit het
bijschrijven van het loon op een rekening, bestemd voor girale betaling, op naam van
de vreemdeling. Het niet voldoen aan een loonbetaling over de periode van ten hoogste
een maand is opgenomen in artikel 9 als facultatieve weigeringsgrond voor een nieuwe
aanvraag van een twv of gvva.
Artikel II (Vreemdelingenwet 2000)
In artikel 14, vierde lid, van de Vw 2000 is reeds (mede) voorzien in een wettelijke
grondslag om over de geldigheidsduur en de verlenging van de geldigheidsduur van de
verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking arbeid in loondienst
nadere regels te kunnen stellen en aan te kunnen sluiten bij artikel 11 van de Herziening
Wav. Daarmee kan artikel 14, vijfde lid, Vw 2000 in zijn geheel vervallen. Artikel
3.58, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 zal worden aangepast om aan te
sluiten bij de voorgestelde wijziging van artikel 11 van de Wav (zie onderdeel E),
zodat de maximale initiële geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor
bepaalde tijd voor arbeid in loondienst eveneens drie jaar is.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.