Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kwint over het bericht dat na het voortgezet speciaal onderwijs de meeste leerlingen een uitkering wacht
Vragen van het lid Kwint (SP) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht dat na het voortgezet speciaal onderwijs de meeste leerlingen een uitkering wacht (ingezonden 6 november 2020).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 16 december
2020).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat ruim tweederde van de leerlingen die van het
voortgezet speciaal onderwijs (vso) afkomen, na twee jaar een uitkering hebben, al
dan niet gecombineerd met werk?1
Antwoord 1
In het artikel wordt gesuggereerd dat tweederde van de totale uitstroom uit het vso
na twee jaar een uitkering heeft, al dan niet gecombineerd met werk. Dat is niet juist.
Van de totale uitstroom stroomde 54% uit naar een vervolgopleiding en 46% naar de
arbeidsmarkt. Van die 46% had ongeveer tweederde na twee jaar een uitkering.
Het vso heeft de opdracht om leerlingen zo goed mogelijk voor te bereiden op de vervolgbestemming:
dagbesteding, arbeidsmarkt of vervolgonderwijs. Daar slaagt het vso zeker na de invoering
van de Wet kwaliteit (v)so steeds beter in. Zo leggen er elk jaar weer meer leerlingen
een examen af en halen een diploma. Ook blijkt uit de cijfers van het CBS dat er steeds
meer jongeren direct na het verlaten van het vso uitstroomprofiel arbeidsmarktgericht
een baan hebben (41% in 2019 ten opzichte van 31% in 2015) en minder jongeren direct
na het verlaten van het vso uitstroomprofiel arbeidsmarktgericht een uitkering hebben
(31% in 2019 ten opzichte van 52% in 2015). Ook is er een groeiende groep leerlingen
die na het verlaten van het uitstroomprofiel arbeidsmarktgericht doorstroomt naar
het mbo. Het gegeven dat tweederde van de ex-vso leerlingen die uitstroomden naar
werk na twee jaar een uitkering al dan niet gecombineerd met werk heeft, heeft mijn
aandacht en die van mijn collega van SZW.
Vraag 2
Op welke wijze wordt regionaal ingezet om vso-leerlingen aan het werk te helpen? Wat
is er nog meer nodig om dit goed voor elkaar te krijgen, zoals ook de Inspectie van
het Onderwijs aangeeft?
Antwoord 2
Er zijn verschillende initiatieven om vso-leerlingen aan het werk te helpen, zoals
bijvoorbeeld «Ingeschakeld». In dit landelijke project slaan scholenkoepels voor het
vso, het praktijkonderwijs (pro) en de werkgevers de handen ineen. Met het project
wordt een flinke impuls gegeven aan de concrete samenwerking tussen werkgevers, scholen
en gemeenten. Met als doel om nog meer schoolverlaters uit het vso en het pro een
passende plek op de arbeidsmarkt te geven.
Daarnaast heb ik samen met mijn collega van SZW aan de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs
Bedrijfsleven (SBB) gevraagd om het Actieplan stages en leerbanen gericht op huidige
en aankomende mbo-studenten, werkzoekenden en werkenden ook uit te werken voor leerlingen
van het pro, vso (uitstroomprofiel arbeidsmarktgericht) en de vmbo leerwerktrajecten.
Leerlingen die een opleiding volgen gericht op het behalen van een praktijkverklaring,
mbo-diploma of vmbo-diploma en daarvoor een stageplaats bij een erkend leerbedrijf
hebben, worden hierin meegenomen. In deze uitwerking wordt een verbinding gemaakt
met de voorgenomen Aanpak jeugdwerkloosheid, waarin het vso tevens wordt meegenomen.
Ook heeft de Staatssecretaris van SZW in mei 2020 € 8,5 miljoen beschikbaar gesteld
aan de centrumgemeenten van de arbeidsmarktregio’s voor ondersteuning van jongeren
uit het vso en pro in schooljaar 2020/2021, zodat ook zij duurzaam aan het werk kunnen.
Concreet gaat het erom dat de gemeenten de middelen kunnen inzetten ten behoeve van
betere samenwerking en verbindingen tussen vso/pro-scholen, gemeenten en bedrijven
en instellingen. Deze extra impuls voor het schooljaar 2020–2021 heeft de Staatssecretaris
aangevuld met € 8,5 miljoen subsidie vanuit het Europees Sociaal Fonds (ESF) specifiek
bestemd voor de ondersteuning van leerlingen uit pro en vso. Ik zie nu geen aanleiding
voor aanvullende maatregelen.
Vraag 3
In welke sectoren gaan deze leerlingen uiteindelijk aan het werk? Kunt u dit weergeven
in tabelvorm?
Antwoord 3
OCW houdt geen gegevens bij over de sectoren waar leerlingen na het verlaten van het
onderwijs gaan werken. Dit wordt niet landelijk bijgehouden.
Vraag 4
In hoeverre gaat het beoogde schooldiploma bijdragen aan verhoogde kansen op de arbeidsmarkt
voor deze specifieke groep leerlingen?2
Antwoord 4
Leerlingen in het vso krijgen nu al een getuigschrift, waarvan het format wettelijk
is vastgelegd. Op dat getuigschrift staat waar de leerling aan heeft gewerkt, waar
hij stage heeft gelopen en welke eventuele (branche) certificaten hij heeft behaald.
Daarnaast krijgt de leerling een overgangsdocument mee waaruit blijkt welke ondersteuningsbehoefte
hij nodig heeft. Het beoogde schooldiploma draagt waarschijnlijk niet bij aan verhoogde
kansen op de arbeidsmarkt, maar is met name bedoeld om de schoolloopbaan op een vergelijkbare
manier met andere schoolsoorten af te ronden.
Vraag 5
Zou een groter aanbod van havo en vwo op scholen voor vso, volgens u, kunnen leiden
tot lagere percentages leerlingen die in een uitkering terechtkomen? Zo ja, bent u
bereid het aanbod van havo en vwo op scholen voor vso uit te breiden? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5
Een groter aanbod van havo en vwo leidt niet automatisch tot lagere percentages leerlingen
die in een uitkering terecht komen. Soms beschikt de leerling weliswaar over voldoende
cognitieve capaciteiten om een diploma te halen, maar zijn de beperkingen zo groot
dat werken niet goed mogelijk is en de leerling in bijvoorbeeld vormen van dagbesteding
terecht komt. Samenwerkingsverbanden zijn verantwoordelijk voor een dekkend aanbod
aan onderwijsvoorzieningen, passend bij de leerling populatie in hun regio. Deze verplichting
heb ik nogmaals bekrachtigd in het programma van eisen dat ik in het kader van de
verbeteraanpak passend onderwijs heb opgesteld. Samenwerkingsverbanden zijn autonoom
in het verzorgen van een dekkend aanbod, het is niet aan mij om het aanbod havo en
vwo uit te breiden.
Vraag 6
Bent u bereid om nader onderzoek te doen naar de oorzaken waarom leerlingen na het
vso moeilijk aan het werk komen en op welke wijze dit kan worden verbeterd?
Antwoord 6
Er is al heel veel bekend, nader onderzoek is niet nodig. Wel blijf ik via onder andere
de CBS cijfers volgen hoe de instroom op de arbeidsmarkt van vso leerlingen verloopt.
Zie verder het antwoord op vraag 1.
Vraag 7
Op welke wijze zet u nu al in op het (beter) mogelijk maken voor vso-leerlingen om
een vervolgopleiding te doen aan een reguliere school in het kader van passend onderwijs?
Wat is er nog meer nodig om ook deze groep een goede kans op een reguliere school
te bieden?
Antwoord 7
Ik zou graag zien dat er meer leerlingen met een beperking in het regulier onderwijs
zitten. Dat is met extra ondersteuning vanuit de samenwerkingsverbanden passend onderwijs
ook goed te realiseren. Maar het regulier onderwijs heeft vaak nog koudwatervrees.
Ook nu is het al mogelijk dat leerlingen als extraneus examen doen op een reguliere
vo-school en dat het onderwijs in samenwerking tussen de vso-school en de vo-school
wordt vormgegeven. Met de beleidsregel experimenten samenwerking regulier en speciaal
onderwijs wil ik scholen stimuleren om de verbinding te zoeken, waardoor meer leerlingen
uit het vso onderwijs volgen op een reguliere school.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.