Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Karabulut over de Australische excessen in Afghanistan en de reactie hierop
Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de Ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken over de Australische excessen in Afghanistan en de reactie hierop (ingezonden 24 november 2020).
Antwoord van Minister Bijleveld-Schouten (Defensie), mede namens de Minister van Buitenlandse
Zaken (ontvangen 15 december 2020).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het rapport waaruit blijkt dat speciale eenheden van het Australische
leger tijdens hun dienst in Afghanistan in strijd met internationale regels 39 burgers
en gevangenen hebben gedood, met name in de provincie Uruzgan, waar Nederland ook
actief was?1
Antwoord 1
Het kabinet constateert dat de bevindingen van het onderzoek schokkend en zeer ernstig
zijn en stelt in de eerste plaats vast dat uit intensief en zorgvuldig Australisch
onderzoek geen Nederlandse betrokkenheid bij de misstanden naar voren is gekomen.
Defensie voert nu een inventarisatie uit om na te gaan of er naar Nederlands oordeel
geen aanleiding is om betrokkenheid bij de misstanden van Australische speciale eenheden
aan te nemen. Deze inventarisatie richt zich op operaties van Australische speciale
eenheden waarbij met Nederlandse troepen is samengewerkt, of die door Nederlandse
militairen zijn ondersteund. Naast de inventarisatie kijkt Defensie ook naar de aanbevelingen
die in het Australische rapport worden gedaan om dergelijke misstanden te voorkomen.
Het doel hiervan is om te beoordelen of deze relevant zijn voor Defensie en of deze
al dan niet zijn geborgd binnen de organisatie.
Vraag 2
Kunt u toelichten waarom u stelt dat er geen Nederlanders betrokken waren bij het
ombrengen van burgers en gevangenen door Australiërs in Afghanistan?2
Antwoord 2
De Australische Minister van Defensie en Commandant der Strijdkrachten hebben kort
voor de verschijning van het rapport aan hun Nederlandse collega’s laten weten dat
er uit het onderzoek geen Nederlandse betrokkenheid bij de misstanden naar voren is
gekomen. Het kabinet heeft ook zelf geen indicaties voor betrokkenheid bij Australische
misstanden onder Nederlandse militairen.
Vraag 3
Hebben Nederlandse militairen ten tijde van de missie in Uruzgan ooit aanwijzingen
onder ogen gekregen van de Australische excessen? Zo ja, wat is daarmee gedaan?
Antwoord 3
Daags na het verschijnen van het Australische rapport is bij Defensie een melding
binnengekomen van een Nederlandse militair die destijds was uitgezonden naar Uruzgan.
De melding heeft betrekking op het handelen van Australische en niet van Nederlandse
militairen. Momenteel onderzoekt het ministerie deze melding.
Op dit moment wordt naslag gedaan in de rapportages van de missie in Afghanistan van
de periode 2005–2010. De meldingen in deze rapportages die mogelijk betrekking hebben
op Australische speciale eenheden worden geïdentificeerd en geanalyseerd. Indien hier
aanleiding toe is, stelt het kabinet de Kamer zo snel mogelijk op de hoogte van de
bevindingen van de inventarisatie.
Vraag 4
Was er op enigerlei wijze Nederlandse betrokkenheid bij (een deel van) de militaire
operaties van de Australische speciale eenheden toen Nederland in Uruzgan opereerde?
Zo ja, hoe zag dit eruit?
Antwoord 4
Nederland heeft in de periode 2006–2010 op bepaalde momenten samengewerkt met Australische
speciale eenheden in Uruzgan, of hun operaties ondersteund. Zoals eerder aan uw Kamer
is gemeld (Kamerbrief 27 925, nr. 221 en Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 2028), hebben Nederlandse en Australische speciale eenheden in het voorjaar en de zomer
van 2006 gecoördineerd opgetreden en informatie uitgewisseld. Deze samenwerking vond
plaats in het kader van de transitie naar de Nederlandse gebiedsverantwoordelijkheid
over de provincie Uruzgan per 1 augustus 2006. Tot die tijd viel de provincie onder
de verantwoordelijkheid van Australische speciale eenheden.
Daarnaast hadden Nederlandse gevechtshelikopters en F-16 jachtvliegtuigen de taak
om eenheden van de NAVO-missie in Zuid-Afghanistan bij te staan met luchtsteun en
verkennings- en waarnemingsactiviteiten. In de periode 2006–2010 hebben zij hier ook
voor Australische speciale eenheden in voorzien. Als deel van de inventarisatie beziet
Defensie momenteel waar, wanneer en op welke wijze Nederlandse troepen met Australische
speciale eenheden hebben samengewerkt of hun operaties hebben ondersteund.
Vraag 5
Hoe zag de bevelslijn eruit gedurende de samenwerking met de Australiërs in Uruzgan?
Antwoord 5
Van april tot en met juli 2006 voerde een Nederlandse taakeenheid (de Deployment Task Force- DTF) in Uruzgan de voorbereidings- en opbouwwerkzaamheden uit voor de NAVO-geleide
missie International Security Assistance Force (ISAF), die daar vanaf augustus 2006 van start ging. Tot die tijd viel de provincie
onder de verantwoordelijkheid van de door de VS geleide operatie Operation Enduring Freedom (OEF). De Australische speciale eenheden in Uruzgan opereerden onder de vlag van
laatstgenoemde missie. Hoewel de Nederlandse taakeenheid en de Australische speciale
eenheden in deze periode een gescheiden bevelslijn kenden, werd op bepaalde momenten
samengewerkt en gecoördineerd tussen beide missies. Het kabinet heeft uw Kamer hier
over geïnformeerd (Kamerbrief 27 925, nr. 221 en Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 2028).
Vanaf augustus 2006 tot augustus 2010 droeg Nederland als lead nation de gebiedsverantwoordelijkheid over de provincie Uruzgan binnen de ISAF-missie.
Nederlandse en Australische troepen vormden in die periode onder Nederlandse leiding
een gezamenlijke taakeenheid, de Task Force Uruzgan(TFU). Australische speciale eenheden maakten geen deel uit van de TFU en waren daarmee
geen onderdeel van de Nederlandse bevelslijn.
De Australische speciale eenheden werden binnen een separate bevelslijn vanuit het
hoofdkwartier van de ISAF-missie in Kabul aangestuurd. Ook Nederlandse speciale eenheden
zijn tussen april 2009 en augustus 2010 vanuit deze bevelslijn aangestuurd. De Nederlandse
speciale eenheden in Uruzgan maakten van april 2006 tot december 2007 deel uit van
TFU en bevonden zich daardoor binnen de Nederlandse bevelslijn. Onderling kenden de
Nederlandse en Australische speciale eenheden geen bevelsverhouding.
De Nederlandse gevechtshelikopters en F-16 jachtvliegtuigen bevonden zich buiten de
Nederlandse bevelslijn en werden respectievelijk aangestuurd door het regionale ISAF-hoofdkwartier
in Zuid-Afghanistan en het landelijke ISAF-hoofdkwartier in Kabul. Er bestond daarbij
geen bevelslijn met de Australische speciale eenheden.
Los van de bevelslijnen die binnen missies en operaties bestaan, behoudt ieder land
zelf de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid en verantwoordelijkheid over de inzet
van zijn militairen. Ook voor de missie in Afghanistan was dit voor Nederland en Australië
het geval.
Vraag 6
Zou u deze vragen kunnen beantwoorden nog vóór de begrotingsbehandeling Defensie in
de Tweede Kamer?
Antwoord 6
Het kabinet houdt in het belang van de nauwkeurigheid voor de beantwoording van deze
vragen de reguliere beantwoordingstermijn aan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.