Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Energieraad
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 843
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 23 december 2020
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de geannoteerde agenda
voor de Energieraad 14 december 2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 837), het verslag van de informele Energieraad van 6 oktober 2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 831), het verslag van een schriftelijk overleg over onder andere de geannoteerde agenda
Energieraad van 15 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 818) en het verslag van een schriftelijk overleg over onder andere de geannoteerde agenda
Informele Energieraad van 5 en 6 oktober 2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 827).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 december 2020 aan de Minister van Economische Zaken
en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 11 december 2020 zijn de vragen, die betrekking
hebben op de Energieraad, alsmede de raadsconclusies waterstof en wind op zee, beantwoord.
De vragen over Nord Stream II en biomassa zullen op een later tijdstip worden beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Renkema
Adjunct-griffier van de commissie, Witzke
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister
10
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat er op 4 december 2020 al besluitvorming heeft
plaatsgevonden over de raadsconclusies hernieuwbare energie. Deze leden zijn benieuwd
naar de uitkomsten hiervan.
De leden van de VVD-fractie vragen wat het krachtenveld van de lidstaten voor de uitbreiding
van het Emission Trade System (ETS) naar transport en gebouwde omgeving is en hoe
de Minister hier tegenaan kijkt. Deze leden vragen wat het krachtenveld rondom CO2-arme waterstof is. Verwacht de Minister dat de adequate formulering in de raadsconclusies
voldoende zal aansluiten bij de Nederlandse inzet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda Energieraad
14 december 2020 en hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister in de BNC-fiche over de Europese
waterstofstrategie aangeeft drie prioriteiten te zien voor de korte termijn, te weten:
helderheid over de contouren en werking van de toekomstige markt, inclusief marktordening,
certificaten, infrastructuur en overige randvoorwaarden; een significante kostendaling
van schone en CO2-arme waterstof door opschaling van de waterstofproductie; en stimulerende prikkels
voor toepassing van waterstof in moeilijk te verduurzamen sectoren. Deze leden vragen
de Minister om bij elk van deze drie prioriteiten in te gaan op hoe deze naar voren
komen in de tekst van de raadsconclusies. In hoeverre is er volgens de Minister in
de raadsconclusies voldoende aandacht besteed aan de door Nederland genoemde prioriteiten?
De leden van de CDA-fractie merken op dat Nederland samen met enkele andere lidstaten
voorstander is van ruimte voor CO2-arme waterstof. De Minister heeft daarom aangegeven dat Nederland ervoor zal waken
dat er een adequate formulering in de raadsconclusies wordt gebruikt voor waterstof
die ook ruimte laat voor CO2-arme waterstof. Deze leden vragen de Minister om aan te geven of en in hoeverre de
in de raadsconclusies gekozen formulering naar zijn mening voldoende ruimte laat voor
CO2-arme waterstof.
De leden van de CDA-fractie hebben tevens enkele vragen over de import van waterstof.
Deze leden vragen de Minister toe te lichten wat de inzet van Nederland in Europees
verband is op dit gebied, ook in het licht van de Nederlandse ambities als waterstofhub
voor Europa. Kan de Minister daarbij tevens toelichten hoe er op korte termijn in
Europees verband tot een ondersteund wet- en regelgevingskader gekomen kan worden
om de import van waterstof te faciliteren en wat daarbij de inzet van Nederland zal
zijn? In hoeverre wordt er in Europees verband aan afweging gemaakt bij de import
van waterstof over de mate waarin Europa ook zelfvoorzienend wil zijn qua waterstofproductie?
Deze leden constateren dat de Minister eerder heeft aangegeven dat de noodzaak om
grensoverschrijdend transport van blauwe en groene waterstof op te nemen in de TEN-E
verordening nog wordt onderzocht. Kan de Minister aangeven op welke termijn hierover
meer bekend zal worden?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister in juni heeft aangegeven dat
het kabinet voornemens is om in de tweede helft van 2020 een «open call» te organiseren
om te inventariseren welke Nederlandse waterstofprojecten substantieel kunnen bijdragen
aan een schaalsprong en de «green recovery» in Europees verband. Eind september meldt
de Minister dat vele Nederlandse partijen concrete voorstellen hebben ingediend en
dat hij bezig is deze te inventariseren. Kan de Minister hierover inmiddels meer vertellen?
Welke concrete voorstellen zijn er geïnventariseerd die substantieel kunnen bijdragen
aan een schaalsprong en wat zal er worden gedaan met de voorstellen die zijn ingediend?
Kan de Minister schetsen welke vervolgstappen er zullen worden gezet naar aanleiding
van de «open call» en de daarbij ingediende voorstellen?
De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat Nederland in het kader
van de raadsconclusies «hernieuwbare energie op zee» ook aandacht wil voor eventuele
grensoverschrijdende projecten die de komende tien jaar al op de planning staan. Kan
de Minister verduidelijken welke projecten hier concreet mee worden bedoeld? Kan hij
daarbij tevens aangeven welke potentie hij ziet voor verdere grensoverschrijdende
samenwerking?
De leden van de CDA-fractie lezen dat bij energiesysteemintegratie het «energie-efficiëntie
eerst»-principe wordt gesteund door een aantal lidstaten, maar dat Nederland en een
aantal andere lidstaten vinden dat CO2-reductie het uitgangspunt moet zijn en dat energiebesparing alleen prioriteit moet
krijgen als dit de meest kosteneffectieve optie is voor CO2-reductie vanuit systeemperspectief. Deze leden kunnen zich vinden in het standpunt
van de Minister, maar vragen hem wel om te verduidelijken waarom een aantal lidstaten,
in tegenstelling tot Nederland, kennelijk toch een groter belang hecht aan energie-efficiëntie
ten opzichte van kosteneffectieve CO2-reductie. Welke argumenten hebben deze lidstaten voor dit standpunt? De leden van
de CDA-fractie vragen de Minister tevens te schetsen hoe het krachtenveld eruitziet
in deze discussies tussen energie-efficiëntie of kosteneffectieve CO2-reductie als uitgangspunt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Energieraad van 14 december 2020 aanstaande en hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben eerder om aandacht gevraagd voor de kansen van
zon op water en vragen de Minister of hij bereid is om Nederlandse showcases voor
de Europese Strategie voor hernieuwbare offshore-energie te identificeren en eventuele
ondersteuning te verkennen binnen de Routekaart Energie uit Water.
De leden van de D66-fractie constateren dat de wet- en regelgeving op het gebied van
hernieuwbare energie in grote mate wordt bepaald door Europees beleid. Met de motie
van het lid Sienot c.s.1 is de regering opgeroepen de kansen te benutten van geïmporteerd groen waterstof.
Deze leden vragen in navolging hierop of de Minister kan toelichten wat de Nederlandse
inzet in de Europese Unie is op het gebied van de import van groene waterstof in het
licht van de Nederlandse ambities als waterstofhub voor Europa. Deze leden vragen
tevens of de Minister kan toelichten of de Europese Unie op korte termijn tot een
ondersteund wet- regelgevingskader gaat komen om de import van groene waterstof te
faciliteren, en wat daarbij de inzet van Nederland zal zijn.
De leden van de D66-fractie verwachten dat tijdens de Europese Raad op 10 en 11 december
2020 een besluit zal worden genomen over de ophoging van het Europese Klimaatdoel
in 2030. Deze leden hebben zich in de Kamer ingezet voor een verhoging van dit doel
naar 55%. Deze leden vragen de Minister of de Nederlandse regering in Europees verband
erop aan zal sturen dat het 55% doel in 2030 een nettodoel betreft, waarin de zogenoemde
«carbon sink» niet wordt opgenomen, aangezien de afspraak in het regeerakkoord een
streven is naar 55% CO2-reductiedoel in Europa. Om iedereen mee te kunnen laten komen in deze energietransitie
is het van groot belang dat er Europese solidariteit is, zeker in die gebieden met
grote fossiele afhankelijkheid. Deze leden vragen daarom of de Minister zich inzet
voor een snel besluit over het vrijkomen en besteding van de gelden uit het Just Transition
Fund. Deze leden vragen tevens aan de Minister wanneer het besluit over het klimaatdoel
genomen is. Hoe snel wordt verwacht dat het ETS bijgesteld zal worden zodat heel Europa
snel op koers zal liggen voor het nieuwe doel? Deze leden vragen de Minister welke
vervolgstappen ondernomen zullen worden door de Nederlandse overheid om te voldoen
aan een hoger klimaatdoel. Deze leden vragen tevens wanneer de resultaten worden verwacht
van de ambtelijke studiegroep onder leiding van Laura van Geest.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met verbazing vernomen dat de Minister niet
van plan is de Energieraad bij te wonen. Deze leden wijzen er op dat het Europese
energiebeleid van groot belang is en vragen waarom de Minister afwezig is.
Waterstof
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de moeilijkheden rondom de voorwaarden
voor het subsidiëren van waterstof ook onderwerp van gesprek zal zijn tijdens de Energieraad.
Deze leden lezen dat de Minister ruimte wil bieden aan CO2-arme waterstof. Deze leden vragen of bij het beoordelen van CO2-arme waterstofprojecten volgens de Minister gerekend moet worden met de broeikasgasuitstoot
van de hele keten.
Hernieuwbare energie op zee
De leden van de GroenLinks-fractie vragen in hoeverre de North Sea Wind Power Hub
geconcretiseerd is. Is dit onderdeel van de raadsconclusies? Wil de Minister zich
hiervoor inzetten? In hoeverre is de Brexit hierbij een obstakel? Zijn er andere concrete
grensoverschrijdende projecten waar de Minister zich op wil richten? Is de Minister
bereid om Nederlandse showcases voor de Europese Strategie voor hernieuwbare offshore-energie
te identificeren en aan te leveren en hiervoor ondersteuning te vragen binnen de Routekaart
Energie uit Water?
Overig (Nord Stream 2 en Gasrichtlijn)
De leden van de GroenLinks-fractie hebben nog enkele vragen over de naderende voltooiing
van gaspijpleiding Nord Stream 2. Deze leden vragen of de Minister kennis heeft genomen
van het feit dat de aanleg van deze gaspijpleiding – die enkele tijd is stopgezet
– verder wordt hervat.2 Deze leden vragen de Minister hoe eventuele operationalisering van deze gaspijpleiding
zich verhoudt tot enkele lopende rechtszaken over een mogelijke nietigverklaring of
afwijking van (aspecten van) de nieuwe Gasrichtlijn.3 Worden deze eerst afgerond voordat deze gaspijpleiding daadwerkelijk in gebruik kan
worden genomen? Tevens vragen deze leden op welke wijze de toepassing van de Gasrichtlijn
getoetst zal worden op Nord Stream 2. Is de Minister bereid om na voltooiing van Nord
Stream 2 te pleiten voor het strikt toepassen van de Gasrichtlijn, conform de motie
van het lid Van den Nieuwenhuijzen c.s.?4 Is de Minister het met deze leden eens dat deze toetsing moet plaatsvinden vóórdat
de pijpleiding operationeel wordt? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister daarbij toelichten
wat het precieze verschil is tussen een ontheffing en een afwijking van de Gasrichtlijn,
waar gaspijpleidingen uit derde landen aanspraak op kunnen maken?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren in het antwoord op eerdere vragen dat
de Minister geen input heeft geleverd voor het verzoek van Nord Stream 2 voor een
afwijking aan de Bundesnetzagentur.5 Deze leden vragen de Minister of deze raadpleging, waarvan wordt gesteld dat reacties
openbaar worden gemaakt, inmiddels openbaar te vinden zijn. Zo ja, waar? Indien dit
niet het geval is, vragen zij of de Minister bereid is de Bundesnetzagentur te verzoeken
alsnog de reacties hierover openbaar te maken en te delen met de Kamer. Kan de Minister
ook toelichten welke appreciatie het kabinet toekent aan de oproep van de Verenigde
Staten van Amerika (VS) om te komen tot een moratorium voor de gaspijpleiding Nord
Stream 2?6 Wat is de mening van de Minister over het eventueel aanvragen van een ontheffing
voor Nord Stream 2? Deelt de Minister de mening van deze leden dat dit niet in lijn
is met de motie van het lid Van den Nieuwenhuijzen c.s. en dat dit vervolgens veroordeeld
moet worden door het kabinet? Zo nee, waarom niet? Tot slot vragen deze leden een
inschatting van de Minister wat betreft de effecten van nog zwaardere VS-sancties
inzake Nord Stream 2.7
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de – beperkte – geannoteerde agenda
van de Energieraad van 14 december 2020. Het Duits voorzitterschap was voornemens
om raadsconclusies over waterstof en hernieuwbare energie op zee aan te nemen. Echter,
doordat de Energieraad is omgezet in een virtuele informele videoconferentie, is besluitvorming
tijdens de Raad niet mogelijk. Wel willen deze leden van de mogelijkheid gebruik maken
om nogmaals aan te geven wat zij belangrijk vinden bij de toekomst van waterstof.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de Minister in gaat zetten op gebruik van vooral
groene waterstof. Welke maatregelen zijn er precies nodig? Welke maatregelen worden
daar al voor getroffen? Hoe worden bijvoorbeeld (oude) huizen gereed gemaakt om over
te stappen op waterstof? Hoe ziet de Minister zijn eigen rol? Is het niet belangrijk
voor de rijksoverheid om de regie in handen te nemen? Zo nee, waarom niet? En de industrie?
Wat doen de gas- en oliebedrijven zelf om over te stappen naar groene waterstof? Hoeveel
investeren zij? Welke maatregelen treffen zij al om over te stappen op groene waterstof?
De leden van de SP-fractie realiseren zich dat grijze waterstof veel goedkoper is
voor fossiele industrie dan blauwe of groene waterstof. Is de Minister bereid alleen
subsidies te verstrekken wanneer bedrijven alleen groene waterstof gaan produceren?
Deze leden vinden het zeer ongepast om Shell een subsidie van 1,6 miljoen euro te
geven. Dit soort grote bedrijven zijn prima in staat de kosten te dragen die er voor
moeten zorgen dat energie duurzamer wordt. Gaan dit soort subsidies ook naar de Duitse
en Noorse energiereuzen die zich nu aansluiten bij het waterstofproject in het Noorden
van het land? Welke voorwaarden zijn er verbonden aan die subsidies? En hoe groen
is het waterstof waar zij op inzetten? Deze leden vragen wat de stand van zaken is
bij het waterstofproject in het noorden van het land. Hoeveel subsidie gaat er naar
het Noord-Nederland? Welk deel is Europese subsidie, welk deel komt van het kabinet?
Waar komen deze subsidies terecht? Kan de rijksoverheid garanderen dat die 12.000
banen die beloofd worden, aan inwoners van de noordelijke provincies toekomen? Wat
voor soort banen zijn dit? Welke stappen gaat de Minister nemen om mensen naar die
banen toe te geleiden?
De leden van de SP-fractie zijn het oneens met het verlenen van subsidies aan de bouw
van waterstoffabrieken. De CO2-uitstoot lijkt juist toe te nemen door de manier van opwekken van benodigde elektriciteit
voor de elektrolyse. Kan de Minister uitleggen hoe klimaatsubsidies uit de Stimulering
Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), een CO2-reductiesubsidie, hier gerechtvaardigd zijn? Hoe bestaat het dat geld, dat mede is
opgebracht door huishoudens, geïnvesteerd kan worden in toename van CO2-uitstoot?
De leden van de SP-fractie vragen verder welke rol de fossiele industrie heeft in
Europa. Kan inzichtelijk gemaakt worden welke invloed lobbyisten van fossiele bedrijven
hebben op de Green Deal? Waarom is deze lobby zo onzichtbaar? Welke ambitie heeft
de Europese Unie wanneer het om groene waterstof gaat? Wat is het Europese idee over
grijze en blauwe waterstof? Welke voorwaarden zijn er aan het verkrijgen van Europese
subsidies? Is de Minister bereid te pleiten voor het subsidiëren binnen Europa van
groene waterstof en het verlagen en/of stoppen van subsidies van grijze en blauwe
waterstof?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Biomassa
De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Minister graag pronkt met het feit dat
Nederland het meest verregaande biomassabeleid, met de striktste duurzaamheidseisen,
ter wereld heeft. Deze leden trekken de striktheid van de duurzaamheidseisen in twijfel.
Uit allerlei onderzoek blijkt dat de subsidies voor houtige biomassa houtkap elders
aanwakkeren en stimuleren. Onderzoek, gedaan door Argos8, concludeert dat de houtkap in Estland tussen 2014 en 2019 is verdubbeld en dat in
Natura 2000-gebieden de houtkap ruim drie keer zo groot is. Bovendien meldt Argos
dat de Estse overheid de regels voor houtkap in 2015 heeft versoepeld en dat er veel
onrust onder de bevolking van Estland is met betrekking tot het bosbeleid en de geobserveerde
kaalkap. De Minister zegt dat de toename in houtkap hoort bij een land dat de houtproductie
verhoogt, en dat bomenkap op het niet-beschermde deel toeneemt. De Minister zegt dat
op het beschermde deel van Estland niet wordt gekapt. Ook refereert de Minister aan
het feit dat al het hout, dat naar Nederland komt, gecertificeerd is. Onderzoekers
van Argos melden echter dat de certificatie niet transparant is en dat ze van het
kastje naar de muur worden gestuurd als ze willen weten wie de certificatie controleert
en hoe. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zou een protocol hebben voor
wie wat moet doen om biomassa een certificaat te geven, maar meldt daarbij dat RVO
niet zelf in de bossen controleert. Deze leden merken op dat het op papier beschermen
van bos niet hetzelfde is als in de werkelijkheid, zeker niet wanneer er niet gecontroleerd
of gehandhaafd wordt. Kan de Minister aangeven hoe de regels met betrekking tot bosbeleid
en houtkap zijn versoepeld in Estland? Is bekend hoe in Estland toezicht, controle
en handhaving van de regels worden uitgevoerd? Is het de Minister bekend hoeveel,
en hoe vaak, er gecontroleerd wordt? Kan de Minister het protocol van RVO met de Kamer
delen?
De leden van de PvdD-fractie lezen ook dat de onderzoekers melden dat er kaalkap plaatsvindt
in gebieden waar bomen groeien die door de bosbeheerder als hout van lage kwaliteit
worden gezien. Dit betekent dus dat het hout niet geschikt is om er meubels van te
maken. Dit betekent echter niet dat het bos geen ecologische kwaliteit heeft of dat
het bos geen CO2 opslaat. Maar omdat het als hout van lage kwaliteit wordt bestempeld, kan dit hout
onder de noemer van resthout in de Nederlandse ovens verdwijnen, gecertificeerd en
al. Deze leden merken op dat de kwestie of er sprake is van duurzame biomassa inderdaad
afhangt van definities en regels. Wat is de definitie van resthout? Klopt het dat
hele grote, zeventig jaar oude bomen ook als resthout worden gezien, wanneer zij niet
in de zaagmachines passen of wanneer zij economisch gezien geen waarde hebben? Beaamt
de Minister dat het opbranden van hele grote oude bomen niet wenselijk is vanwege
de rol die zulke bomen hebben in het opvangen van koolstof en voor de biodiversiteit?
Onderzoek9 heeft aangetoond dat juist oude en grote bomen een hele belangrijke rol spelen in
de bosecologie. Additioneel aan de rol die oude bomen spelen in CO2-opslag en biodiversiteit, is hun essentiële rol ondergronds. Daar vormen bomen en
schimmels partnerschappen, die bekend staan als mycorrhiza's, waarin water en voedingsstoffen,
zoals fosfor en stikstof, onderling en met andere bomen in het bos worden uitgewisseld.
Jonge bomen krijgen hulp van oude bomen. Dit betekent dat de bomen een bos maken.
Zonder de aanwezigheid van andere bomen, zijn op zichzelf staande bomen gevoeliger
voor weersveranderingen en ziektes. Kortom, het weghalen van oude bomen, die misschien
vanuit een economisch perspectief weinig te bieden hebben, past in een zeer beperkt
korte termijn denken, dat de biodiversiteits- en klimaatcrisis verergert.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de vraag of wat er in Estland gebeurt
juridisch mag, afhankelijk is van welke regels worden gehanteerd en welke definities
worden gebruikt met betrekking tot bostype. Bomenkap en kaalkap is bijvoorbeeld niet
verboden in Natura 2000-gebieden, maar misschien wel onwenselijk. Kan de Minister
aangeven wat de definitie van oerbos en oude bossen volgens de Europese Unie is, hoeveel
oerbos en oud bos er nog in Europa is en waar deze zich bevinden? Beaamt de Minister
dat oude bossen en oerbossen beschermd zullen worden onder de nieuwe bossenstrategie
van de Europese Unie? Hoe zal dit gecontroleerd worden? Zoals eerder genoemd door
deze leden, is bomenkap en kaalkap inderdaad niet verboden in Natura 2000-gebieden,
maar de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen verbieden wel dat biodiversiteit achteruitgaat.
Omdat de biodiversiteit in Europa achteruit holt en omdat volgend jaar een nieuw mondiaal
biodiversiteitsverdrag wordt vastgelegd, is het essentieel dat Europa haar eigen biodiversiteitsafspraken
naleeft. Ook wanneer de Minister het niet eens is met de onderzoeksresultaten, zou
het hem sieren om de claims dat er mogelijk beschermd bos wordt gekapt en dat mogelijk
de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen worden overschreden, ordentelijk te laten
onderzoeken. Is de Minister bereid een onderzoek door onafhankelijke deskundigen naar
het naleven van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen aan te vragen bij de Europese
Commissie, aangezien de Minister aangeeft dat het aan de Europese Commissie is om
op regels van de Europese Unie toe te zien? Zo nee, waarom niet? Hierbij willen deze
leden melden dat onlangs de Poolse regering op het matje is geroepen voor de afwezigheid
van de juiste regels met betrekking tot naleven van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen10. In dit geval ontbrak in Polen de mogelijkheid voor het volk om een gang naar de
rechter in werking te stellen met betrekking tot Habitat- en Vogelrichtlijnen. Is
de Minister, met deze kennis, bereid om voor alle Europese landen dit onderzoek aan
te vragen?
De leden van de PvdD-fractie constateren dat er de komende tijd debatten plaatsvinden
in Europa over onder andere het herzien van de Richtlijn hernieuwbare energie (RED).11 In deze richtlijn is opgenomen dat biomassa CO2-neutraal is vanuit de gedachte dat nieuwe bomen worden terug geplant. Wetenschappers
toonden al eerder aan dat biomassa van hele oude bomen niet CO2-neutraal is, omdat het zeventig jaar duurt voor een nieuwe boom is terug gegroeid,
nadat een zeventig jaar oude boom is verbrand. Is de Minister bereid om de CO2-neutraliteit van houtige biomassa aan de orde te stellen en op te roepen tot het
meenemen van de reële CO2-uitstoot van biomassacentrales? Zo nee, waarom niet?
Waterstof
De leden van de PvdD-fractie hebben ook kennisgenomen van de Europese waterstofstrategie
en de ambities van het kabinet. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
Uit de reactie van de Minister op de Europese waterstofstrategie blijkt dat het kabinet
een positieve houding aanneemt ten aanzien van de strategie om waterstof op te schalen
naar zes gigawatt in 2024. De Minister heeft de ambitie om in te zetten op opschaling
van de productiecapaciteit voor groene waterstof tot circa 500 megawatt in 2025 en
3–4 gigawatt in 2030, zo lezen deze leden. Voor de opschaling van waterstof benoemt
de Europese Commissie vijf opties, zoals een aanscherping van het ETS bij de mogelijke
ophoging van de Europese klimaatambitie tot 55% CO2-reductie in 2030. De Minister meent dat deze aanscherping cruciaal is. Deze leden
willen weten of de Minister erkent dat het zo voorzichtig introduceren van de Nederlandse
CO2-heffing, waarbij bedrijven pas in 2024 hiervan gevolgen zullen ondervinden, haaks
staat op de reactie van het kabinet dat een aanscherping van het ETS cruciaal is voor
zowel het borgen van kosteneffectieve CO2-reductie, alsook het behalen van een mogelijke ophoging van de Europese klimaatambitie
tot 55% CO2 reductie in 2030 en het behalen van waterstofproductie? De tweede optie, zo lezen
deze leden, is het herzien van de Hernieuwbare Energierichtlijn (RED II), zodat waterstof
hierin kan worden opgenomen. De Minister laat weten tevreden te zijn over het voorstel
om CO2 te traceren bij emissie, opvang, gebruik en hergebruik, omdat hiermee de circulaire
economie en het gebruik van Carbon capture and utilization (CCU)-processen bevorderd
wordt. Deze leden willen weten of de Minister het traceren van CO2 ook nastreeft voor biomassa. Deze leden menen dat het voor de atmosfeer niet uitmaakt
of de Minister blijft vasthouden aan de gedachte dat biomassa vanuit de Europese Unie
als CO2-neutraal wordt gezien. Daarom willen deze leden weten of de Minister het traceren
van CO2 van biomassa wil bevorderen in Europa, aangezien dit tot een transparante en eerlijke
boekhouding zou leiden. Zo nee, wat heeft de Minister hier op tegen? Als derde optie
noemt de Europese Commissie dat de financiële taxonomie ervoor moet zorgen dat schone
waterstofprojecten als zodanig in beeld komen bij financiers. De Minister vindt het
van belang dat de taxonomie daarnaast bij waterstofprojecten ruimte laat voor transitionele
activiteiten, zoals blauwe waterstof in de transitie van grijs naar groen. Hierbij
moet door deze leden opgemerkt worden dat de Europese Commissie onlangs heeft laten
weten dat ze geen toestemming geeft voor het subsidiëren van de productie van groene
waterstof, omdat er niet genoeg duurzame elektriciteit in Nederland wordt geproduceerd.
De Europese Commissie is bezorgd dat, door het tekort aan hernieuwbare energie, de
productie van groene waterstof zal leiden tot extra elektriciteitsproductie van fossiele
centrales. Daarom komt in 2023 groene waterstof voor het eerst in aanmerking voor
subsidie via de SDE++. Hierbij moet door deze leden worden opgemerkt dat blauwe waterstof
wel een SDE++ subsidie kan ontvangen voor afvang en opslag van de vrijkomende CO2.
De leden van de PvdD-fractie zijn positief ten aanzien van groene waterstof en zien
belangrijke mogelijkheden voor deze vorm van energie weggelegd. Deze leden zijn echter
geen voorstander van grijze of blauwe waterstof waarbij fossiele energie wordt gebruikt.
Deze leden zien dit als een inefficiënte voorzetting van het gebruik van fossiele
brandstoffen, aangezien het produceren van waterstof veel energie vergt. Kan de Minister
aangeven hoeveel energie er nodig is en hoeveel er verloren gaat bij de productie
van blauwe waterstof? Wat is de energie-efficiëntie? Erkent de Minister dat de productie
van blauwe waterstof minder efficiënt is dan wanneer de fossiele brandstoffen direct
in energie waren omgezet? Erkent de Minister dat doorgaan met energieopwekking uit
fossiele bronnen betekent dat onder andere de industrie gewoon door kan gaan met het
gebruik van energie en grondstoffen? Erkent de Minister dat het stimuleren van blauwe
waterstof het gebruik van fossiele brandstoffen stimuleert en inefficiënt is? Erkent
de Minister dat het stimuleren van blauwe waterstof haaks staat op de klimaatdoelstellingen
alsook de wens om in te zetten op groene waterstof? Welke andere manieren of subsidieregelingen
heeft de Minister in gedachten om groene waterstof te stimuleren? Kan de Minister
concrete voorbeelden geven van de manier waarop hij hier invulling aan gaat geven?
Welke rol speelt CO2-heffing volgens de Minister in het stimuleren van groene waterstof? Onderschrijft
de Minister dat, naast green taxonomy, juist ook alle investeringen, subsidies, belastingvoordelen
en risicoafdekkingen die fossiele brandstoffen stimuleren in kaart gebracht moeten
worden? En dat deze moeten worden afgebouwd, juist om groene waterstof een betere
kans te geven?
De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Minister geen steun biedt aan het voorstel
van de Europese Commissie dat oproept tot een energiesysteem met het «energie-efficiëntie
eerst» principe. De Minister vindt dat dit principe niet ten koste moet gaan van een
kostenefficiënte route richting CO2-reductie. Naast een kostenefficiënte route moet er volgens de Minister rekening gehouden
worden met de ruimtelijke inpasbaarheid en leefomgevingskwaliteit en merkt de Minister
op dat de verdeling van kosten en baten over verschillende groepen in de samenleving
grotendeels positief lijkt. Deze leden vragen of de Minister van plan is om sociaal-maatschappelijke
kosten en baten ook mee te laten nemen in een afweging. Tevens vragen deze leden hoe
de Minister in kan blijven zetten op een kostenefficiënte route, terwijl er jaarlijks
miljarden gaan naar CO2-uitstoot door stimuleren van fossiele brandstoffen en houtige biomassa. Welke rol
heeft het versnellen van CO2-reductie gekregen in de kostenefficiënte route naar aanleiding van de aangenomen
motie van het lid Van Raan c.s. over het versnellen van CO2-reductie als criterium hanteren?12 Bovendien vragen deze leden of de Minister bij de verdeling van kosten en baten over
verschillende groepen ook jongeren en toekomstige generaties heeft meegenomen. Kan
de Minister aangeven hoe kosteneffectiviteit volgens hem ten gunste kan komen van
toekomstige generaties, aangezien volgens alle scenario’s het tempo van broeikasgasreductie
nog steeds te laag ligt om een verdere opwarming van de aarde zo veel mogelijk te
voorkomen.
II Antwoord / reactie van de Minister
Inleiding
Uw Kamer heeft mij een groot aantal vragen gesteld. Het is mij gezien de hoeveelheid
en de benodigde interdepartementale afstemming niet mogelijk om alle vragen op zo’n
korte termijn te beantwoorden. Ik heb daarom voorrang gegeven aan het beantwoorden
van de die vragen die rechtstreeks betrekking hebben op de Energieraad, alsmede de
raadsconclusies waterstof en wind op zee. De vragen over Nord Stream II en biomassa
zal ik zo spoedig mogelijk na het reces toesturen. Dit zal samen met het verslag van
de Energieraad zijn.
Ten slotte kan ik u melden dat het Duitse voorzitterschap de definitieve agenda voor
de Energieraad heeft gepubliceerd. Op de agenda staat inderdaad een beleidsdebat over
systeemintegratie. Daarnaast zal de Europese Commissie de lidstaten informeren over
externe energierelaties, zal de Litouwse delegatie de lidstaten informeren over de
Wit-Russische Astravets kerncentrale en zal het inkomende Portugese voorzitterschap
een presentatie geven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
1
De leden van de VVD-fractie lezen dat er op 4 december 2020 al besluitvorming heeft
plaatsgevonden over de raadsconclusies hernieuwbare energie. Deze leden zijn benieuwd
naar de uitkomsten hiervan.
Antwoord
De lidstaten hebben op 4 december jl. unaniem ingestemd met de door het Duitse voorzitterschap
voorgelegde concept raadsconclusies. Er is een schriftelijke procedure gestart die
nog tot en met vrijdag 11 december loopt. Mijn verwachting is dat er geen reacties
meer komen en deze raadsconclusies dus vrijdag 11 december definitief worden vastgesteld.
Daarna worden ze gepubliceerd op de website van de Europese Raad.
2
De leden van de VVD-fractie vragen wat het krachtenveld van de lidstaten voor de uitbreiding
van het Emission Trade System (ETS) naar transport en gebouwde omgeving is en hoe
de Minister hier tegenaan kijkt.
Antwoord
Het krachtenveld omtrent uitbreiding van het ETS naar transport en de gebouwde omgeving
is nog grotendeels onbekend. Slechts enkele lidstaten hebben zich al expliciet uitgesproken
als voor- of tegenstander. Het gros van de lidstaten heeft echter nog geen uitgesproken
positie, en wacht de effectbeoordeling van de Commissie af, welke naar verwachting
samen met het wetsvoorstel in Q2 2021 zal komen, voordat er een positie over wordt
ingenomen. Ik schaar me bij deze laatste groep lidstaten en zal proberen te voorkomen
dat er al eerder een beslissing wordt genomen op dit dossier. De positie van het kabinet
op dit dossier kunt u lezen in het BNC-fiche over het Climate Target Plan (Kamerstuk
22 112, nr. 2954).
3
Deze leden vragen wat het krachtenveld rondom CO2-arme waterstof is. Verwacht de Minister dat de adequate formulering in de raadsconclusies
voldoende zal aansluiten bij de Nederlandse inzet?
Antwoord
Deze Raadsconclusies bevatten een adequate en evenwichtige formulering die uitgaat
van de ontwikkeling van zowel hernieuwbare als CO2-arme waterstof. In de visie van het kabinet moet er in de eerste fase van de opschaling
van waterstof ruimte worden gecreëerd voor alle typen CO2-arme waterstof. Deze benadering is ook onderdeel van de Raadsconclusies en heeft
daarmee steun van de lidstaten. Binnen de EU is er evenwel een aantal lidstaten dat
pleit voor het enkel bevorderen van de ontwikkeling van groene waterstof. Deze groep
lidstaten staat het vrij om in eigen land hiervoor te kiezen. Dit is echter een benadering
die het kabinet niet voorstaat.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda Energieraad
14 december 2020 en hebben nog enkele vragen.
4
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister in de BNC-fiche over de Europese
waterstofstrategie aangeeft drie prioriteiten te zien voor de korte termijn, te weten:
helderheid over de contouren en werking van de toekomstige markt, inclusief marktordening,
certificaten, infrastructuur en overige randvoorwaarden; een significante kostendaling
van schone en CO2-arme waterstof door opschaling van de waterstofproductie; en stimulerende prikkels
voor toepassing van waterstof in moeilijk te verduurzamen sectoren. Deze leden vragen
de Minister om bij elk van deze drie prioriteiten in te gaan op hoe deze naar voren
komen in de tekst van de raadsconclusies. In hoeverre is er volgens de Minister in
de raadsconclusies voldoende aandacht besteed aan de door Nederland genoemde prioriteiten?
Antwoord
De Raadsconclusies geven de Nederlandse prioriteiten goed weer. In de conclusies wordt
de Europese Commissie opgeroepen om te werken aan onder andere duidelijke methodologieën
en criteria voor de productie van waterstof, een heldere ordening van de markt, de
ontwikkeling van een certificeringsysteem en innovatieve financieringsinstrumenten
om kostenreductie te bereiken en moeilijk te verduurzamen sectoren CO2-vrij te maken.
5
De leden van de CDA-fractie merken op dat Nederland samen met enkele andere lidstaten
voorstander is van ruimte voor CO2-arme waterstof. De Minister heeft daarom aangegeven dat Nederland ervoor zal waken
dat er een adequate formulering in de raadsconclusies wordt gebruikt voor waterstof
die ook ruimte laat voor CO2-arme waterstof. Deze leden vragen de Minister om aan te geven of en in hoeverre de
in de raadsconclusies gekozen formulering naar zijn mening voldoende ruimte laat voor
CO2-arme waterstof.
Antwoord
De Raadsconclusies geven expliciet aan dat er verschillende veilige en duurzame CO2-arme technologieën zijn om waterstof te produceren die zullen bijdragen aan een snelle
CO2-reductie binnen de EU. Hiermee wordt in voldoende mate tegemoet getreden aan de wensen
van onder andere Nederland om ruimte te laten voor de ontwikkeling van meerdere vormen
van CO2-arme waterstof.
6
De leden van de CDA-fractie hebben tevens enkele vragen over de import van waterstof.
Deze leden vragen de Minister toe te lichten wat de inzet van Nederland in Europees
verband is op dit gebied, ook in het licht van de Nederlandse ambities als waterstofhub
voor Europa. Kan de Minister daarbij tevens toelichten hoe er op korte termijn in
Europees verband tot een ondersteund wet- en regelgevingskader gekomen kan worden
om de import van waterstof te faciliteren en wat daarbij de inzet van Nederland zal
zijn?
Antwoord
In de Kabinetsvisie waterstof is aangegeven dat importen van waterstof in toenemende
mate een belangrijke rol zullen gaan spelen, naargelang de wereldmarkt zich zal ontwikkelen.
In relatie tot het opzetten van een liquide (mondiale) markt voor CO2-vrije waterstof zal in Europees verband worden gewerkt aan de ontwikkeling van een
classificatie- en certificeringsysteem en een systeem van garanties van oorsprong.
De uitwerking hiervan zal onder andere in het kader van de voorgenomen herziening
van de EU-richtlijn Hernieuwbare Energie (2018/2001/EU) plaatsvinden.
7
In hoeverre wordt er in Europees verband een afweging gemaakt bij de import van waterstof
over de mate waarin Europa ook zelfvoorzienend wil zijn qua waterstofproductie?
Antwoord
Naast de optimale benutting van het productiepotentieel van waterstof binnen de Europese
Unie, zal in verband met de grote vraag en onze voorzieningszekerheid de import van
waterstof ook nodig zijn. Hierbij is in Europees verband de diversificatie van bronnen
en aanvoerroutes voor de import van waterstof een belangrijk uitgangspunt. Hierdoor
wordt een eventuele afhankelijkheid van een beperkt aantal aanbieders voorkomen. Daarvoor
is nodig dat er een liquide markt ontstaat met meerder aanbieders en heldere marktregels,
zie ook het antwoord op vraag 3 van de CDA-leden.
8
Deze leden constateren dat de Minister eerder heeft aangegeven dat de noodzaak om
grensoverschrijdend transport van blauwe en groene waterstof op te nemen in de TEN-E
verordening nog wordt onderzocht. Kan de Minister aangeven op welke termijn hierover
meer bekend zal worden?
Antwoord
Op 15 december wordt de publicatie van het wetsvoorstel van de Europese Commissie
ten aanzien van de herziening van de Trans-Europese Energie Netwerken (TEN-E) verwacht.
Op dit moment is dus nog niet bekend hoe waterstof in dit wetsvoorstel wordt opgenomen
in de herziene TEN-E. Afhankelijk van de inhoud van het voorstel van de Commissie,
zullen we bekijken hoe de grensoverschrijdende waterstofinfrastructuur het best in
dit voorstel opgenomen kan worden.
9
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister in juni heeft aangegeven dat
het kabinet voornemens is om in de tweede helft van 2020 een «open call» te organiseren
om te inventariseren welke Nederlandse waterstofprojecten substantieel kunnen bijdragen
aan een schaalsprong en de «green recovery» in Europees verband. Eind september meldt
de Minister dat vele Nederlandse partijen concrete voorstellen hebben ingediend en
dat hij bezig is deze te inventariseren. Kan de Minister hierover inmiddels meer vertellen?
Welke concrete voorstellen zijn er geïnventariseerd die substantieel kunnen bijdragen
aan een schaalsprong en wat zal er worden gedaan met de voorstellen die zijn ingediend?
Kan de Minister schetsen welke vervolgstappen er zullen worden gezet naar aanleiding
van de «open call» en de daarbij ingediende voorstellen?
Antwoord
Voor de interessepeiling zijn er 83 projecten ingediend, na een analyse is gebleken
dat er 18 projecten onvoldoende zijn uitgewerkt. De resterende projecten worden opgenomen
in een projectenportfolio. Met deze portfolio wordt in eerste instantie op bilateraal
en later multilateraal niveau gekeken naar inpassing in Europese waardeketens. Ik
kan hier niet ingaan op individuele projecten, maar wel aangeven dat er een aantal
projecten is ingediend waarvan de omvang op significante wijze kan bijdragen aan de
schaalsprong.
De vervolgstappen bestaan nu uit het in Europees verband creëren van waardeketens.
Lidstaten zullen door middel van matchmakingsessies toetsen of er meerdere landen/projecten
kunnen deelnemen aan een IPCEI-waardeketen. Indien deze is vastgesteld zal na het
opstellen van de benodigde documenten het notificatieproces worden gestart bij de
Europese Commissie. Gedurende dit notificatieproces zal de noodzaak worden onderzocht
of er extra steun bovenop de bestaande regelingen moet worden verstrekt aan deze IPCEI-projecten.
Dit notificatieproces zal naar verwachting in Q4 2021 starten. De mate waarin Nederland
hiervoor extra steunmiddelen beschikbaar wil en kan stellen, zal dan ook door het
nieuwe kabinet bepaald worden.
10
De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat Nederland in het kader
van de raadsconclusies «hernieuwbare energie op zee» ook aandacht wil voor eventuele
grensoverschrijdende projecten die de komende tien jaar al op de planning staan. Kan
de Minister verduidelijken welke projecten hier concreet mee worden bedoeld?
Antwoord
Hiermee bedoelde ik concreet het project «WindConnector». Op dit moment verkent TenneT
de mogelijkheden voor een eventueel grensoverschrijdend project «WindConnector» met
het VK vanaf het geplande windpark IJmuiden Ver. Aangezien IJmuiden Ver binnen de
komende tien jaar gerealiseerd wordt, valt dit in de categorie «eventuele grensoverschrijdende
projecten die de komende tien jaar op de planning staan».
11
Kan hij daarbij tevens aangeven welke potentie hij ziet voor verdere grensoverschrijdende
samenwerking?
Antwoord
Voor grensoverschrijdende samenwerking op zee zie ik veel potentie. Het kan voordelen
bieden zoals kostenreductie door efficiënte aanleg van infrastructuur, beperking van
ruimtelijke impact van infrastructuur en het vergroten van de leveringszekerheid.
Hierbij ligt het voor de hand om in eerste instantie te kijken naar samenwerking met
buurlanden (Duitsland, Denemarken en België) en naar landen met een duidelijk andere
elektriciteitsmix of andere windomstandigheden (bijvoorbeeld het VK en Noorwegen).
Ik vermoed dat dergelijke grensoverschrijdende samenwerking met name na 2030 een grotere
rol gaat spelen. Ook in de Noordzee Energie Outlook (NEO), die ik afgelopen week met
de Tweede Kamer deelde,worden «meshed grids» (een vermaasd infrastructuurnetwerk)
en energiehubs op zee als de twee belangrijkste technische oplossingen genoemd voor
het verbeteren van de integratie in de internationale energiemarkt van de productie
van windenergie op de Noordzee. Hoewel de toepassing van beide niet voor 2030 verwacht
wordt, is het belangrijk om voorbereidingen te treffen om dit na 2030 mogelijk te
maken.
12
De leden van de CDA-fractie lezen dat bij energiesysteemintegratie het «energie-efficiëntie
eerst»-principe wordt gesteund door een aantal lidstaten, maar dat Nederland en een
aantal andere lidstaten vinden dat CO2-reductie het uitgangspunt moet zijn en dat energiebesparing alleen prioriteit moet
krijgen als dit de meest kosteneffectieve optie is voor CO2-reductie vanuit systeemperspectief. Deze leden kunnen zich vinden in het standpunt
van de Minister, maar vragen hem wel om te verduidelijken waarom een aantal lidstaten,
in tegenstelling tot Nederland, kennelijk toch een groter belang hecht aan energie-efficiëntie
ten opzichte van kosteneffectieve CO2-reductie. Welke argumenten hebben deze lidstaten voor dit standpunt?
Antwoord
Het «energie-efficiëntie eerst» principe betekent dat lidstaten bij het vormgeven
en implementeren van maatregelen in alle relevante energiesectoren eerst bezien of
investeringen in energie-efficiëntie mogelijk zijn voordat er naar andere opties wordt
gekeken. Het betekent evenwel niet dat lidstaten verplicht zijn om eerst energie-efficiëntie
maatregelen daadwerkelijk te implementeren. Voor Nederland is het van belang dat lidstaten
de ruimte houden om alle opties voor CO2-reductie te kunnen bezien en hieruit de meest kostenefficiënte maatregelen te kunnen
selecteren. Enkele lidstaten die wel het «energie -efficiëntie eerst» principe kunnen
steunen, zijn er ook voorstander van dat lidstaten deze ruimte kunnen behouden. Zo
beschouwd is er voor lidstaten dus ook geen harde tegenstelling in het beginsel «sturen
op CO2 reductie» en het «energie-efficiëntie eerst » beginsel. De argumenten van lidstaten
om eerst te kijken naar efficiëntie opties liggen ook vaak in de zoektocht naar de
laagst mogelijke kosten. Sommige lidstaten noemen daarnaast ook aanvullende voordelen
van energie-efficiëntie naast CO2-reductie als argumenten voor het toepassen van het beginsel, bijvoorbeeld bij maatregelen
in de gebouwde omgeving lagere woonlasten voor de consumenten of verhoging van het
woongenot.
13
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tevens te schetsen hoe het krachtenveld
eruitziet in deze discussies tussen energie-efficiëntie of kosteneffectieve CO2-reductie als uitgangspunt.
Antwoord
Zoals in het vorige antwoord beschreven is er geen harde tegenstelling tussen deze
uitgangspunten. Bij beide beginselen kan kostenefficiëntie het uitgangspunt zijn voor
de uiteindelijke keuze voor maatregelen. Nederland heeft ook altijd gepleit om flexibiliteit
te houden voor nationale invulling van maatregelen in de energiesectoren. Wat opvalt
in de recente discussies is dat steeds meer lidstaten het beginsel sturen op CO2-reductie en kosteneffectiviteit als leidend beschouwen bij de nationale aanpak van
de energietransitie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Energieraad van 14 december 2020 aanstaande en hebben nog enkele vragen.
14
De leden van de D66-fractie hebben eerder om aandacht gevraagd voor de kansen van
zon op water en vragen de Minister of hij bereid is om Nederlandse showcases voor
de Europese Strategie voor hernieuwbare offshore-energie te identificeren en eventuele
ondersteuning te verkennen binnen de Routekaart Energie uit Water.
Antwoord
Er wordt in de Europese Strategie voor hernieuwbare offshore-energie niet gevraagd
naar showcases, die zullen wij niet aandragen. Begin 2021 zal ik uw Kamer de eerder
aangekondigde verkenning sturen over Energie uit Water.
15
De leden van de D66-fractie constateren dat de wet- en regelgeving op het gebied van
hernieuwbare energie in grote mate wordt bepaald door Europees beleid. Met de motie
van het lid Sienot c.s.13 is de regering opgeroepen de kansen te benutten van geïmporteerd groen waterstof.
Deze leden vragen in navolging hierop of de Minister kan toelichten wat de Nederlandse
inzet in de Europese Unie is op het gebied van de import van groene waterstof in het
licht van de Nederlandse ambities als waterstofhub voor Europa. Deze leden vragen
tevens of de Minister kan toelichten of de Europese Unie op korte termijn tot een
ondersteund wet- regelgevingskader gaat komen om de import van groene waterstof te
faciliteren, en wat daarbij de inzet van Nederland zal zijn.
Antwoord
In de Kabinetsvisie waterstof is aangegeven dat importen van waterstof in toenemende
mate een belangrijke rol zullen gaan spelen, naargelang de wereldmarkt zich zal ontwikkelen.
In relatie tot het opzetten van een liquide (mondiale) markt voor CO2-vrije waterstof zal in Europees verband worden gewerkt aan de ontwikkeling van een
classificatie- en certificeringsysteem en een systeem van garanties van oorsprong.
De uitwerking hiervan zal onder andere in het kader van de voorgenomen herziening
van de EU-richtlijn Hernieuwbare Energie (2018/2001/EU) plaatsvinden. Daarnaast zal
Nederland bilaterale contacten aangaan met relevante lidstaten om concrete afspraken
te maken over het opzetten van importketens. De Memorandum of Understanding die onlangs
met Portugal is afgesloten en gesprekken met buurlanden zijn hiervan voorbeelden.
Naar aanleiding van de motie Sienot c.s. (35 570 XIII nr.39) heb ik toegezegd in het kader van het nationale waterstofprogramma dit onderwerp
nader uit te werken.
16
De leden van de D66-fractie verwachten dat tijdens de Europese Raad op 10 en 11 december
2020 een besluit zal worden genomen over de ophoging van het Europese Klimaatdoel
in 2030. Deze leden hebben zich in de Kamer ingezet voor een verhoging van dit doel
naar 55%. Deze leden vragen de Minister of de Nederlandse regering in Europees verband
erop aan zal sturen dat het 55% doel in 2030 een nettodoel betreft, waarin de zogenoemde
«carbon sink» niet wordt opgenomen, aangezien de afspraak in het regeerakkoord een
streven is naar 55% CO2-reductiedoel in Europa.
Antwoord
De Europese Commissie heeft in september een netto-doel van 55% voorgesteld, waarbij
«carbon sinks» meegewogen worden. Het Kabinet heeft zich tot nu toe ingezet voor een
emissiereductiedoel van 55%. Gezien het krachtenveld is dit echter mogelijk niet haalbaar.
Er lijkt veel steun te bestaan voor het voorstel van de Commissie. Te hoog inzetten
en vasthouden aan dit specifieke onderdeel kan een besluit over een hoger 2030-doel
erg compliceren. Indien nodig voor consensus, kan het Kabinet zich ook scharen achter
het voorstel van de Commissie voor een nettodoel. Dit is namelijk ook in lijn met
hoe het 2050 doel van klimaatneutraliteit wordt vormgegeven (ook een nettodoel). Daarnaast
zal mogelijk ook de scope van het 2030-doel worden aangepast. De Commissie stelt voor
om in het nieuwe 2030-doel ook intra-EU scheepvaart mee te nemen en afhankelijk van
de mondiale ontwikkelingen ook de mondiale lucht- en scheepvaart. In de toekomst gaat
het dan mogelijk om een hoger absoluut aantal emissies dat meegenomen wordt in de
ten minste 55% netto reductie. Dit beoordeelt het kabinet als positief.
17
Om iedereen mee te kunnen laten komen in deze energietransitie is het van groot belang
dat er Europese solidariteit is, zeker in die gebieden met grote fossiele afhankelijkheid.
Deze leden vragen daarom of de Minister zich inzet voor een snel besluit over het
vrijkomen en besteding van de gelden uit het Just Transition Fund.
Antwoord
De middelen uit het Just Transition Fund (JTF) voor het jaar 2021 zijn op Europees
niveau beschikbaar wanneer onder andere de onderhandelingen met het Europees Parlement
over het JTF zijn afgerond. Het kabinet zet zich in voor een uitkomst in de onderhandelingen
voor het JTF, waarin de belangen van Nederland voldoende zijn geborgd. De gelden kunnen
pas in de lidstaten door de geselecteerde regio’s worden besteed als de nationale/regionale
transitieplannen zijn goedgekeurd door de Europese Commissie. Daarnaast dient de definitieve
besluitvorming over het Eigen Middelen Besluit (EMB) en de verordening voor het Meerjarig
Financieel Kader (MFK) te zijn afgerond. Op dit moment blokkeren Polen en Hongarije
besluitvorming over het EMB en de verordening voor het MFK vanwege zorgen over de
rechtsstatelijkheidsconditionaliteit. Voor het kabinet heeft een uitweg uit de impasse
met Hongarije en Polen prioriteit, mits dat niet afdoet aan de rechtsstatelijkheidsconditionaliteit
zoals die is overeengekomen met het EP.
18
Deze leden vragen tevens aan de Minister wanneer het besluit over het klimaatdoel
genomen is. Hoe snel wordt verwacht dat het ETS bijgesteld zal worden zodat heel Europa
snel op koers zal liggen voor het nieuwe doel?
Antwoord
De Europese Commissie heeft aangekondigd er naar te streven in juni 2021 te komen
met een wetsvoorstel voor de nieuwe ETS-richtlijn. Hierin zal het nieuwe klimaatdoel
verwerkt zijn. Vervolgens zal over de invulling van de nieuwe ETS-richtlijn nog onderhandeld
moeten worden en de richtlijn zal nog moeten worden omgezet naar nationale wetgeving,
waardoor het nog enige tijd zal duren voordat hij in werking zal treden. Een logisch
moment voor de nieuwe richtlijn om in werking te treden lijkt de overgang naar de
tweede fase van de vierde handelsperiode, dat wil zeggen vanaf 2026.
19
Deze leden vragen de Minister welke vervolgstappen ondernomen zullen worden door de
Nederlandse overheid om te voldoen aan een hoger klimaatdoel. Deze leden vragen tevens
wanneer de resultaten worden verwacht van de ambtelijke studiegroep onder leiding
van Laura van Geest.
Antwoord
De leden van de D66-fractie vragen mij welke vervolgstappen ondernomen zullen worden
door de Nederlandse overheid om te voldoen aan een hoger Klimaatdoel. Het kabinet
heeft de afgelopen jaren actief gepleit voor het ophogen van het Europese 2030 broeikasgasreductiedoel
naar 55% ten opzichte van 1990. Om hierop voorbereid te zijn, is eerder dit jaar een
ambtelijke studiegroep onder leiding van Laura van Geest gestart om maatregelen in
kaart te brengen om nationaal invulling aan een aanvullende opgave te geven. Hierover
heb ik uw Kamer op 19 juni jl. per brief geïnformeerd (Kamerstuk 32 813, nr. 534). Tevens vragen de leden wanneer de resultaten worden verwacht van de ambtelijke
studiegroep. Het streven van de studiegroep was om het rapport eind 2020 af te ronden,
inmiddels heb ik begrepen dat dit begin 2021 wordt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
20
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met verbazing vernomen dat de Minister niet
van plan is de Energieraad bij te wonen. Deze leden wijzen er op dat het Europese
energiebeleid van groot belang is en vragen waarom de Minister afwezig is.
Antwoord
Zoals aangegeven in de Geannoteerde Agenda is deze Energieraad omgezet in een virtuele
videoconferentie, waardoor er geen besluitvorming tijdens deze raad mogelijk is.
Aangezien er geen politieke besluitvorming voorligt en er een gering aantal discussiepunten
op de agenda staan, zal ik mij hoogambtelijk laten vervangen. Dit laat onverlet dat
ik het volledig met de leden van de GroenLinks-fractie eens ben dat het Europees energiebeleid
van groot belang is.
Waterstof
21
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de moeilijkheden rondom de voorwaarden
voor het subsidiëren van waterstof ook onderwerp van gesprek zal zijn tijdens de Energieraad.
Antwoord
De voorwaarden voor subsidiëren van waterstof staan niet specifiek op de agenda. Lidstaten
hebben natuurlijk wel de mogelijkheid om in hun inbreng hier aandacht voor te vragen
en ik beoog dat bij onze inbreng dan ook te doen.
22
Deze leden lezen dat de Minister ruimte wil bieden aan CO2-arme waterstof. Deze leden vragen of bij het beoordelen van CO2-arme waterstofprojecten volgens de Minister gerekend moet worden met de broeikasgasuitstoot
van de hele keten.
Antwoord
Het kabinet ziet een belangrijke rol voor CO2-arme waterstof (zowel blauwe waterstof op basis van aardgas met CO2-afvang als waterstof op basis van CO2-arme elektriciteit) bij het realiseren van kosteneffectieve CO2-reductie in Nederland. Bij de SDE++, waar projecten subsidie kunnen aanvragen voor
elektrolyse of de CO2-afvang voor productie van blauwe waterstof, kijk ik alleen naar de verwachte CO2-reductie in Nederland. Dat betekent dat ik de keten alleen betrek zoverre deze zich
in Nederland bevindt. Bij toekomstige subsidieregelingen zal ik daarvoor altijd weer
een nieuwe afweging moeten maken.
Hernieuwbare energie op zee
23
De leden van de GroenLinks-fractie vragen in hoeverre de North Sea Wind Power Hub
geconcretiseerd is. Is dit onderdeel van de raadsconclusies? Wil de Minister zich
hiervoor inzetten? In hoeverre is de Brexit hierbij een obstakel?
Antwoord
North Sea Wind Power Hub is een concept van geïntegreerde «hubs» en infrastructuur
(voor elektronen en (waterstof)moleculen) op de Noordzee. Het NSWPH-consortium bestaat
uit TenneT (Nederland en Duitsland), Gasunie, Energinet (de Deense netbeheerder) en
Havenbedrijf Rotterdam. Het consortium werkt aan verschillende analyses en heeft ook
al meerdere studies uitgevoerd. Het project is opgenomen op de Europese Project of Common Interest (PCI) lijst. Deze PCI-status toont de waarde aan die door de Europese Commissie (en
door de ondersteunende lidstaten Nederland, Duitsland en Denemarken) aan dit project
wordt toegekend. Ook heeft NSWPH recent een significante Europese subsidie voor trans-Europese
infrastructuurprojecten toegekend gekregen om verdere analyses uit te voeren.
North Sea Wind Power Hub is geen concreet onderdeel van de raadsconclusies. Wel hebben
de (betreffende) lidstaten onder andere concepten zoals NSWPH in gedachten als er
in de raadsconclusies gesproken wordt over grensoverschrijdende projecten. Ik ben
zeer geïnteresseerd in de ontwikkelingen en onderzoeksresultaten van NSWPH. Voor NSWPH
vormt Brexit op dit moment geen obstakel, omdat het project in eerste instantie opties
verkend tussen Nederland, Duitsland en Denemarken.
24
Zijn er andere concrete grensoverschrijdende projecten waar de Minister zich op wil
richten?
Antwoord
TenneT verkent de mogelijkheden voor een grensoverschrijdend project «WindConnector»
met het VK vanaf windpark IJmuiden Ver. Er liggen verschillende opties op tafel waarvoor
onder andere kosten-batenanalyses zijn of worden uitgevoerd. Ik volg de resultaten
van deze analyses van TenneT en de Britse partners met interesse.
Ook ben ik momenteel in gesprek met Denemarken over een mogelijke aanvulling op het
MoU dat we dit jaar in juni hebben ondertekend (Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 614). In dat MoU spraken we onder andere af samenwerkingsmogelijkheden te verkennen op
het gebied van grensoverschrijdende projecten. Momenteel verkennen we een mogelijke
samenwerking rondom de Deense plannen voor een energie-hub in de Noordzee. Zodra ik
hierover meer duidelijkheid heb, zal ik de Tweede Kamer uiteraard informeren.
25
Is de Minister bereid om Nederlandse showcases voor de Europese Strategie voor hernieuwbare
offshore-energie te identificeren en aan te leveren en hiervoor ondersteuning te vragen
binnen de Routekaart Energie uit Water?
Antwoord
Er wordt in de Europese Strategie voor hernieuwbare offshore-energie niet gevraagd
naar showcases, die zullen wij niet aandragen. Begin 2021 zal ik uw Kamer de eerder
aangekondigde verkenning sturen over Energie uit Water.
Overig (Nord Stream 2 en Gasrichtlijn)
26
De leden van de GroenLinks-fractie hebben nog enkele vragen over de naderende voltooiing
van gaspijpleiding Nord Stream 2.
Deze leden vragen of de Minister kennis heeft genomen van het feit dat de aanleg van
deze gaspijpleiding – die enkele tijd is stopgezet – verder wordt hervat.14 Deze leden vragen de Minister hoe eventuele operationalisering van deze gaspijpleiding
zich verhoudt tot enkele lopende rechtszaken over een mogelijke nietigverklaring of
afwijking van (aspecten van) de nieuwe Gasrichtlijn.15 Worden deze eerst afgerond voordat deze gaspijpleiding daadwerkelijk in gebruik kan
worden genomen? Tevens vragen deze leden op welke wijze de toepassing van de Gasrichtlijn
getoetst zal worden op Nord Stream 2. Is de Minister bereid om na voltooiing van Nord
Stream 2 te pleiten voor het strikt toepassen van de Gasrichtlijn, conform de motie
van het lid Van den Nieuwenhuijzen c.s.?16 Is de Minister het met deze leden eens dat deze toetsing moet plaatsvinden vóórdat
de pijpleiding operationeel wordt? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister daarbij toelichten
wat het precieze verschil is tussen een ontheffing en een afwijking van de Gasrichtlijn,
waar gaspijpleidingen uit derde landen aanspraak op kunnen maken?
Antwoord
Ik zal deze vragen op een later moment beantwoorden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de – beperkte – geannoteerde agenda
van de Energieraad van 14 december 2020. Het Duits voorzitterschap was voornemens
om raadsconclusies over waterstof en hernieuwbare energie op zee aan te nemen. Echter,
doordat de Energieraad is omgezet in een virtuele informele videoconferentie, is besluitvorming
tijdens de Raad niet mogelijk. Wel willen deze leden van de mogelijkheid gebruik maken
om nogmaals aan te geven wat zij belangrijk vinden bij de toekomst van waterstof.
27
De leden van de SP-fractie vragen hoe de Minister in gaat zetten op gebruik van vooral
groene waterstof. Welke maatregelen zijn er precies nodig? Welke maatregelen worden
daar al voor getroffen?
Antwoord
Voor het mogelijk maken van grootschalige productie en toepassing van groene waterstof
is eerst kostenreductie en opschaling nodig. Om dit te bevorderen wordt er gewerkt
aan passend financieel instrumentarium voor onderzoek, opschaling en uitrol. De financiële
ondersteuning van deze nog niet marktrijpe technologie zal deels ook uit Europese
middelen komen. Daarnaast wordt onderzocht hoe opschaling en kostendaling kan worden
versneld door de koppeling aan opschaling van hernieuwbare energie, met name wind
op zee. Met het onderzoek Hyway27 wordt de infrastructuurbehoefte voor waterstof in
kaart gebracht. Ook in de op te richten industrieclusters (CES) zal de infrastructuurbehoefte
voor onder meer waterstof geïnventariseerd worden. In Europees verband zal de Europese
Commissie volgend jaar met voorstellen komen voor de herziening van de Europese gaswetgeving.
Hierin zal ook aandacht zijn voor het marktordeningskader voor waterstof en de eventuele
rol hier in voor netbeheerders. Daarnaast wordt in het kader van de aanstaande implementatie
van de Richtlijn voor Hernieuwbare Energie (RED II) gewerkt aan de ontwikkeling van
een classificatie- en certificeringsysteem en een systeem van garanties van oorsprong.
Dit draagt bij aan het stimuleren van productie en gebruik van groene waterstof. Met
de herziening van het milieusteunkader zal de Europese Commissie ook de vraag meenemen
hoe CO2-vrije waterstof in voldoende mate ondersteund kan worden, zonder dat er sprake is
van ongeoorloofde staatssteun. In de Kabinetsvisie waterstof is meer uitgebreid weergegeven
welke maatregelen nodig zijn en al worden getroffen (zie ook antwoord op vraag drie
van de leden van de SP). Dit jaar zal de Kamer hierover een voortgangsrapportage ontvangen.
28
Hoe worden bijvoorbeeld (oude) huizen gereed gemaakt om over te stappen op waterstof?
Antwoord
Waterstof heeft potentie om op langere termijn een belangrijke bijdrage te leveren
aan de verwarming van de gebouwde omgeving. Voor dit kan gebeuren moeten nog belangrijke
vragen worden beantwoord rond toepasbaarheid, veiligheid, beschikbaarheid, duurzaamheid
en betaalbaarheid. De komende jaren wordt, onder andere in het nationaal waterstofprogramma,
hieraan gewerkt. Doel is om de randvoorwaarden voor het veilig toepassen van waterstof
in de gebouwde omgeving op orde te krijgen. Om al wel zoveel mogelijk kennis op te
doen, zal er een aantal gerichte pilots in de gebouwde omgeving in de periode 2020–2025
gerealiseerd worden.
Er zijn diverse manieren waarop waterstof een rol kan spelen bij de invulling van
de warmtevraag in de bestaande bouw. Het kan worden ingezet op woningniveau, bijvoorbeeld
in hoogrendementsketels (HR-ketel), in hybride warmtepompen en in kleine warmtekrachtkoppelingen
(micro-WKK met brandstofcellen). Maar het kan ook worden ingezet via collectieve warmtesystemen,
zoals blokverwarming en centrale stadsverwarmingsnetten, als primaire brandstof of
als hulpmiddel om de piekvraag te voldoen. Verschillende manieren van gebruik van
waterstof vragen om verschillende aanpakken. Er zal worden onderzocht hoe waterstof
optimaal kan worden ingezet, bijvoorbeeld door het te gebruiken in combinatie met
een hybride warmtepomp zodat waterstof alleen nodig is voor de piekvraag. Omdat de
beschikbaarheid van groene waterstof naar verwachting nog beperkt zal zijn, zal waterstof
in de gebouwde omgeving daarom in eerste instantie worden gebruikt voor gebouwen en
wijken die moeilijk op andere wijze te verduurzamen zijn. Gezien de onzekerheid in
de beschikbaarheid van waterstof kunnen (buiten de pilots) nog geen concrete wijken
of woningen aangewezen worden die zullen overstappen op waterstof. Wel kan alvast
ingezet worden op isolatie en energiebesparende maatregelen in deze woningen.
29
Hoe ziet de Minister zijn eigen rol? Is het niet belangrijk voor de rijksoverheid
om de regie in handen te nemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Zoals aangegeven in de Kabinetsvisie waterstof neemt het kabinet de regie. Met name
als het gaat om het vervullen van de noodzakelijke randvoorwaarden voor de ontwikkeling
van de markt voor duurzame waterstof. Hiervoor is een beleidsagenda opgesteld die
aangeeft langs welke lijnen de overheid werkt aan wet- en regelgeving, infrastructuur,
financiële instrumenten voor onderzoek en opschaling, stimulering van vraag, en ondersteunend
regionaal en internationaal beleid. De ontwikkeling van een markt is uiteraard een
gezamenlijke publiek-private inspanning, waarbij bedrijven en kennisinstellingen gaan
investeren in toepassingen en innovatie.
30
En de industrie? Wat doen de gas- en oliebedrijven zelf om over te stappen naar groene
waterstof? Hoeveel investeren zij? Welke maatregelen treffen zij al om over te stappen
op groene waterstof?
Antwoord
Met het klimaatakkoord heeft de industrie de ambitie uitgesproken 14,3 Mton extra
CO2-emissie te reduceren in 2030. Groene waterstof is daarbij een van de mogelijkheden
om de transitie vorm te geven.
Het kabinet is bekend met meerdere voorstellen vanuit de industrie om te investeren
in groene waterstofproductie. Deze bevinden zich nog niet in de fase dat er al daadwerkelijk
geïnvesteerd wordt, maar in de fase van haalbaarheid en «Front-end engineering design»
(FEED) studies. Daarnaast geven de plannen van verschillende industrieclusters een
prominente rol aan groene waterstof voor het energiesysteem in de toekomst. Nu zijn
er nog geen definitieve investeringsbeslissingen genomen voor projecten. Er zijn echter
wel gevorderde plannen voor elektrolyse verbonden aan wind op zee, zie bijvoorbeeld
de plannen voor het conversiepark voor groene waterstof in de haven van Rotterdam.
Er is een aantal partijen (waaronder olie en gasbedrijven) dat hiervoor interesse
heeft getoond. Ik ben in gesprek met de betreffende partijen omtrent hun plannen.
Uit studies komt naar voren dat investeringen in elektrolysers samen moeten gaan met
investeringen in infrastructuur, de opschaling van hernieuwbare energie om de elektrolysers
te voeden en ten slotte mogelijke aanpassingen aan installaties aan de vraagkant om
de groene waterstof te benutten. Hiermee is er een wederzijdse afhankelijkheid en
dit vraagt om een gecoördineerde aanpak. Het rijk neemt hier regie in. Via de regionale
industrieclusters (CES) wordt gekeken naar de investeringen die op clusterniveau nodig
zijn om de transitie naar een duurzame productie te maken. De werkgroep Power to Industry
(P2I) als onderdeel van de industrietafel, met vertegenwoordigers van elektriciteitssector,
industrie, netbeheerders en het Rijk, werkt daarnaast aan een routekaart elektriciteit.
Deze routekaart zal inzicht geven in de elektrificatiemogelijkheden van de industrie
en de daarvoor benodigde randvoorwaarden.
31
De leden van de SP-fractie realiseren zich dat grijze waterstof veel goedkoper is
voor fossiele industrie dan blauwe of groene waterstof. Is de Minister bereid alleen
subsidies te verstrekken wanneer bedrijven alleen groene waterstof gaan produceren?
Antwoord
Nee, binnen het klimaatbeleid streef ik naar het stimuleren van kosteneffectieve CO2-reductie. Waar de inzet van blauwe waterstof leidt tot kosteneffectieve CO2-reductie en past binnen de gestelde voorwaarden voor CO2-afvang voor de SDE++ kunnen bedrijven met dergelijke projecten in aanmerking komen
voor een subsidie.
32
Deze leden vinden het zeer ongepast om Shell een subsidie van 1,6 miljoen euro te
geven. Dit soort grote bedrijven zijn prima in staat de kosten te dragen die er voor
moeten zorgen dat energie duurzamer wordt. Gaan dit soort subsidies ook naar de Duitse
en Noorse energiereuzen die zich nu aansluiten bij het waterstofproject in het Noorden
van het land? Welke voorwaarden zijn er verbonden aan die subsidies? En hoe groen
is het waterstof waar zij op inzetten?
Antwoord
De leden van de SP-fractie verwijzen waarschijnlijk in deze vraag eerst naar het project
in Emmen en vervolgens naar het waterstofproject North2. Er zijn op dit moment veel
bedrijven actief met het ontwikkelen van projectvoorstellen en het uitvoeren van haalbaarheidsstudies.
Om grootschalige toepassing van duurzame waterstof mogelijk te maken is innovatie,
demonstratie, kostenreductie en opschaling nodig. Hiervoor zijn verschillende subsidies
beschikbaar, met per regeling specifieke voorwaarden. Deze voorwaarden worden mede
bepaald door Europese staatssteunkaders. Op dit moment is er nog geen sprake van een
subsidie die verleend is aan het project NortH2. Dit project richt zich op waterstof
gemaakt uit elektriciteit afkomstig van een windpark. Daarbij zou er dus sprake zijn
van groene waterstof.
33
Deze leden vragen wat de stand van zaken is bij het waterstofproject in het noorden
van het land. Hoeveel subsidie gaat er naar het Noord-Nederland? Welk deel is Europese
subsidie, welk deel komt van het kabinet? Waar komen deze subsidies terecht?
Antwoord
Ik ga er van uit dat in deze vraag wederom wordt verwezen naar het NortH2 project.
De betrokken bedrijven voeren haalbaarheidsstudies uit naar de mogelijkheden van een
waterstofproject. Op maandag 7 december heeft het consortium aangegeven dat er extra
bedrijven zijn toegetreden. Op dit moment is er geen sprake van subsidieverlening
aan het project NortH2.
34
Kan de rijksoverheid garanderen dat die 12.000 banen die beloofd worden, aan inwoners
van de noordelijke provincies toekomen? Wat voor soort banen zijn dit? Welke stappen
gaat de Minister nemen om mensen naar die banen toe te geleiden?
Antwoord
De SP-leden refereren naar 12.000 banen die genoemd worden in het persbericht over
NortH2. Ik heb geen directe betrokkenheid bij dit bericht, noch bij het NortH2-project
en kan dus niet verder ingaan op deze vraag.
35
De leden van de SP-fractie zijn het oneens met het verlenen van subsidies aan de bouw
van waterstoffabrieken. De CO2-uitstoot lijkt juist toe te nemen door de manier van opwekken van benodigde elektriciteit
voor de elektrolyse. Kan de Minister uitleggen hoe klimaatsubsidies uit de Stimulering
Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), een CO2-reductiesubsidie, hier gerechtvaardigd zijn? Hoe bestaat het dat geld, dat mede is
opgebracht door huishoudens, geïnvesteerd kan worden in toename van CO2-uitstoot?
Antwoord
De SDE++ houdt bij alle technieken rekening met de CO2-uitstoot die vrij kan komen bij het opwekken van de benodigde elektriciteit. De SDE++
geeft daarom alleen subsidie aan waterstoffabrieken voor het aantal uren in het jaar
dat er voldoende elektriciteit uit hernieuwbare bronnen beschikbaar is, die anders
mogelijk onbenut blijft. Op deze manier verleen ik alleen subsidie aan waterstofproductie
die daadwerkelijk CO2 reduceert.
36
De leden van de SP-fractie vragen verder welke rol de fossiele industrie heeft in
Europa. Kan inzichtelijk gemaakt worden welke invloed lobbyisten van fossiele bedrijven
hebben op de Green Deal? Waarom is deze lobby zo onzichtbaar?
Antwoord
Ik beschik niet over informatie over welke invloed lobbyisten van fossiele bedrijven
hebben op de Green Deal. Voor elk Commissievoorstel, zo ook voor de Green Deal en
daaruit voortvloeiende onderliggende voorstellen, geldt dat er publieke consultaties
worden uitgeschreven zodat elke Europese burger, maar ook bedrijven, brancheorganisaties
en NGO’s hun mening hierop kunnen geven.
37
Welke ambitie heeft de Europese Unie wanneer het om groene waterstof gaat? Wat is
het Europese idee over grijze en blauwe waterstof? Welke voorwaarden zijn er aan het
verkrijgen van Europese subsidies?
Antwoord
De ambitie van de EU is om zo snel mogelijk tot een opschaling van de productie van
groene waterstof te komen. Het streven is om 2026 in de EU een geïnstalleerde capaciteit
aan hernieuwbare waterstof van 6 gigawatt te kunnen realiseren om vervolgens in 2030
een totaal van 40 gigawatt aan waterstof elektrolyse capaciteit te bereiken. Binnen
deze strategie zullen ook andere vormen van CO2-arme waterstoffen zoals blauwe waterstof nodig zijn om op korte termijn tot een snelle
reductie van CO2-emissies te komen. Blauwe waterstof helpt daarnaast met de opbouw van de infrastructuur
die nodig is voor een brede inzet van groene waterstof na 2030. In de periode van
2030 tot 2050 moeten hernieuwbare waterstoftechnologieën tot volle ontwikkeling komen
en op grote schaal worden ingezet in met name sectoren die moeilijk op andere wijze
koolstofarm/vrij te maken zijn.
38
Is de Minister bereid te pleiten voor het subsidiëren binnen Europa van groene waterstof
en het verlagen en/of stoppen van subsidies van grijze en blauwe waterstof?
Antwoord
Het kabinet zal in EU-verband pleiten voor ruimte voor het subsidiëren van zowel groene
als andere vormen van CO2-arme waterstof, maar tegen het subsidiëren van CO2-intensieve, grijze waterstof.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Biomassa
39
De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Minister graag pronkt met het feit dat
Nederland het meest verregaande biomassabeleid, met de striktste duurzaamheidseisen,
ter wereld heeft. Deze leden trekken de striktheid van de duurzaamheidseisen in twijfel.
Uit allerlei onderzoek blijkt dat de subsidies voor houtige biomassa houtkap elders
aanwakkeren en stimuleren. Onderzoek, gedaan door Argos17, concludeert dat de houtkap in Estland tussen 2014 en 2019 is verdubbeld en dat in
Natura 2000-gebieden de houtkap ruim drie keer zo groot is. Bovendien meldt Argos
dat de Estse overheid de regels voor houtkap in 2015 heeft versoepeld en dat er veel
onrust onder de bevolking van Estland is met betrekking tot het bosbeleid en de geobserveerde
kaalkap. De Minister zegt dat de toename in houtkap hoort bij een land dat de houtproductie
verhoogt, en dat bomenkap op het niet-beschermde deel toeneemt. De Minister zegt dat
op het beschermde deel van Estland niet wordt gekapt. Ook refereert de Minister aan
het feit dat al het hout, dat naar Nederland komt, gecertificeerd is. Onderzoekers
van Argos melden echter dat de certificatie niet transparant is en dat ze van het
kastje naar de muur worden gestuurd als ze willen weten wie de certificatie controleert
en hoe. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zou een protocol hebben voor
wie wat moet doen om biomassa een certificaat te geven, maar meldt daarbij dat RVO
niet zelf in de bossen controleert. Deze leden merken op dat het op papier beschermen
van bos niet hetzelfde is als in de werkelijkheid, zeker niet wanneer er niet gecontroleerd
of gehandhaafd wordt.
Kan de Minister aangeven hoe de regels met betrekking tot bosbeleid en houtkap zijn
versoepeld in Estland? Is bekend hoe in Estland toezicht, controle en handhaving van
de regels worden uitgevoerd? Is het de Minister bekend hoeveel, en hoe vaak, er gecontroleerd
wordt? Kan de Minister het protocol van RVO met de Kamer delen?
De leden van de PvdD-fractie lezen ook dat de onderzoekers melden dat er kaalkap plaatsvindt
in gebieden waar bomen groeien die door de bosbeheerder als hout van lage kwaliteit
worden gezien. Dit betekent dus dat het hout niet geschikt is om er meubels van te
maken. Dit betekent echter niet dat het bos geen ecologische kwaliteit heeft of dat
het bos geen CO2 opslaat. Maar omdat het als hout van lage kwaliteit wordt bestempeld, kan dit hout
onder de noemer van resthout in de Nederlandse ovens verdwijnen, gecertificeerd en
al. Deze leden merken op dat de kwestie of er sprake is van duurzame biomassa inderdaad
afhangt van definities en regels.
Wat is de definitie van resthout? Klopt het dat hele grote, zeventig jaar oude bomen
ook als resthout worden gezien, wanneer zij niet in de zaagmachines passen of wanneer
zij economisch gezien geen waarde hebben?
Beaamt de Minister dat het opbranden van hele grote oude bomen niet wenselijk is vanwege
de rol die zulke bomen hebben in het opvangen van koolstof en voor de biodiversiteit?
Onderzoek18 heeft aangetoond dat juist oude en grote bomen een hele belangrijke rol spelen in
de bosecologie. Additioneel aan de rol die oude bomen spelen in CO2-opslag en biodiversiteit, is hun essentiële rol ondergronds. Daar vormen bomen en
schimmels partnerschappen, die bekend staan als mycorrhiza's, waarin water en voedingsstoffen,
zoals fosfor en stikstof, onderling en met andere bomen in het bos worden uitgewisseld.
Jonge bomen krijgen hulp van oude bomen. Dit betekent dat de bomen een bos maken.
Zonder de aanwezigheid van andere bomen, zijn op zichzelf staande bomen gevoeliger
voor weersveranderingen en ziektes. Kortom, het weghalen van oude bomen, die misschien
vanuit een economisch perspectief weinig te bieden hebben, past in een zeer beperkt
korte termijn denken, dat de biodiversiteits- en klimaatcrisis verergert.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de vraag of wat er in Estland gebeurt
juridisch mag, afhankelijk is van welke regels worden gehanteerd en welke definities
worden gebruikt met betrekking tot bostype. Bomenkap en kaalkap is bijvoorbeeld niet
verboden in Natura 2000-gebieden, maar misschien wel onwenselijk.
Kan de Minister aangeven wat de definitie van oerbos en oude bossen volgens de Europese
Unie is, hoeveel oerbos en oud bos er nog in Europa is en waar deze zich bevinden?
Beaamt de Minister dat oude bossen en oerbossen beschermd zullen worden onder de nieuwe
bossenstrategie van de Europese Unie? Hoe zal dit gecontroleerd worden?
Zoals eerder genoemd door deze leden, is bomenkap en kaalkap inderdaad niet verboden
in Natura 2000-gebieden, maar de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen verbieden wel
dat biodiversiteit achteruitgaat. Omdat de biodiversiteit in Europa achteruit holt
en omdat volgend jaar een nieuw mondiaal biodiversiteitsverdrag wordt vastgelegd,
is het essentieel dat Europa haar eigen biodiversiteitsafspraken naleeft. Ook wanneer
de Minister het niet eens is met de onderzoeksresultaten, zou het hem sieren om de
claims dat er mogelijk beschermd bos wordt gekapt en dat mogelijk de Europese Habitat-
en Vogelrichtlijnen worden overschreden, ordentelijk te laten onderzoeken.
Is de Minister bereid een onderzoek door onafhankelijke deskundigen naar het naleven
van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen aan te vragen bij de Europese Commissie,
aangezien de Minister aangeeft dat het aan de Europese Commissie is om op regels van
de Europese Unie toe te zien? Zo nee, waarom niet? Hierbij willen deze leden melden
dat onlangs de Poolse regering op het matje is geroepen voor de afwezigheid van de
juiste regels met betrekking tot naleven van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen19. In dit geval ontbrak in Polen de mogelijkheid voor het volk om een gang naar de
rechter in werking te stellen met betrekking tot Habitat- en Vogelrichtlijnen. Is
de Minister, met deze kennis, bereid om voor alle Europese landen dit onderzoek aan
te vragen?
De leden van de PvdD-fractie constateren dat er de komende tijd debatten plaatsvinden
in Europa over onder andere het herzien van de Richtlijn hernieuwbare energie (RED).20 In deze richtlijn is opgenomen dat biomassa CO2-neutraal is vanuit de gedachte dat nieuwe bomen worden terug geplant. Wetenschappers
toonden al eerder aan dat biomassa van hele oude bomen niet CO2-neutraal is, omdat het zeventig jaar duurt voor een nieuwe boom is terug gegroeid,
nadat een zeventig jaar oude boom is verbrand. Is de Minister bereid om de CO2-neutraliteit van houtige biomassa aan de orde te stellen en op te roepen tot het
meenemen van de reële CO2-uitstoot van biomassacentrales? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ik zal deze vragen op een later moment beantwoorden.
Waterstof
De leden van de PvdD-fractie hebben ook kennisgenomen van de Europese waterstofstrategie
en de ambities van het kabinet. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
Uit de reactie van de Minister op de Europese waterstofstrategie blijkt dat het kabinet
een positieve houding aanneemt ten aanzien van de strategie om waterstof op te schalen
naar zes gigawatt in 2024. De Minister heeft de ambitie om in te zetten op opschaling
van de productiecapaciteit voor groene waterstof tot circa 500 megawatt in 2025 en
3–4 gigawatt in 2030, zo lezen deze leden. Voor de opschaling van waterstof benoemt
de Europese Commissie vijf opties, zoals een aanscherping van het ETS bij de mogelijke
ophoging van de Europese klimaatambitie tot 55% CO2-reductie in 2030. De Minister meent dat deze aanscherping cruciaal is.
40
Deze leden willen weten of de Minister erkent dat het zo voorzichtig introduceren
van de Nederlandse CO2-heffing, waarbij bedrijven pas in 2024 hiervan gevolgen zullen ondervinden, haaks
staat op de reactie van het kabinet dat een aanscherping van het ETS cruciaal is voor
zowel het borgen van kosteneffectieve CO2-reductie, alsook het behalen van een mogelijke ophoging van de Europese klimaatambitie
tot 55% CO2 reductie in 2030 en het behalen van waterstofproductie?
Antwoord
Ten tijde van het Klimaatakkoord was er nog geen sprake van de Green Deal. Het Kabinet
heeft toen gekozen voor een ambitieus klimaatdoel en nationale borging. De voorzichtige
start van de heffing geeft bedrijven hierbij de kans om maatregelen te nemen en verkleint
het risico op weglek, terwijl het reductiedoel in 2030 geborgd blijft. Ondanks de
voorzichtige start is de heffing wel in 2021 al effectief. Alleen bedrijven die nu
op de EU-ETS benchmark presteren, en dus tot de 10% meest efficiënte bedrijven horen,
voelen de heffing pas na 2024. Bedrijven die nu minder efficiënt produceren, zullen
dus al voor 2024 met de heffing te maken krijgen. De Europese Commissie heeft nu voorgesteld
om het Europese reductiedoel voor 2030 te verhogen tot 55%. Het kabinet is blij met
deze ambitie en heeft hier ook voor gepleit. Zowel vanuit het perspectief van het
mondiale klimaatprobleem als voor onze concurrentiepositie. De heffing is ook zo vormgegeven
dat deze met het ETS mee-ademt. Wordt ETS strenger, dan neemt het additionele effect
van de heffing af. Hoe de verhoging van de Europese reductiedoelstelling doorwerkt
in concrete maatregelen en hoe dit doorwerkt op de nationale reductiedoelstellingen
is echter nog niet duidelijk. De studiegroep onder leiding van Laura van Geest denkt
op dit moment na wat dit betekent voor Nederland.
41
De tweede optie, zo lezen deze leden, is het herzien van de Hernieuwbare Energierichtlijn
(RED II), zodat waterstof hierin kan worden opgenomen. De Minister laat weten tevreden
te zijn over het voorstel om CO2 te traceren bij emissie, opvang, gebruik en hergebruik, omdat hiermee de circulaire
economie en het gebruik van Carbon capture and utilization (CCU)-processen bevorderd
wordt. Deze leden willen weten of de Minister het traceren van CO2 ook nastreeft voor biomassa. Deze leden menen dat het voor de atmosfeer niet uitmaakt
of de Minister blijft vasthouden aan de gedachte dat biomassa vanuit de Europese Unie
als CO2-neutraal wordt gezien. Daarom willen deze leden weten of de Minister het traceren
van CO2 van biomassa wil bevorderen in Europa, aangezien dit tot een transparante en eerlijke
boekhouding zou leiden. Zo nee, wat heeft de Minister hier op tegen?
Antwoord
de leden van de PvdD vragen mij of ik voornemens ben CO2 ook te traceren bij biomassa en dat wil bevorderen in Europa. Binnen het bestaande
systeem gebeurt dit al, aan de productiekant (het bos). Het is derhalve overbodig
om dit ook aan de verbruikskant (de elektriciteitscentrale) te bepalen, te meer omdat
de uitstoot in de internationale afspraak op nul gesteld is.
Als derde optie noemt de Europese Commissie dat de financiële taxonomie ervoor moet
zorgen dat schone waterstofprojecten als zodanig in beeld komen bij financiers. De
Minister vindt het van belang dat de taxonomie daarnaast bij waterstofprojecten ruimte
laat voor transitionele activiteiten, zoals blauwe waterstof in de transitie van grijs
naar groen. Hierbij moet door deze leden opgemerkt worden dat de Europese Commissie
onlangs heeft laten weten dat ze geen toestemming geeft voor het subsidiëren van de
productie van groene waterstof, omdat er niet genoeg duurzame elektriciteit in Nederland
wordt geproduceerd. De Europese Commissie is bezorgd dat, door het tekort aan hernieuwbare
energie, de productie van groene waterstof zal leiden tot extra elektriciteitsproductie
van fossiele centrales. Daarom komt in 2023 groene waterstof voor het eerst in aanmerking
voor subsidie via de SDE++. Hierbij moet door deze leden worden opgemerkt dat blauwe
waterstof wel een SDE++ subsidie kan ontvangen voor afvang en opslag van de vrijkomende
CO2.
De leden van de PvdD-fractie zijn positief ten aanzien van groene waterstof en zien
belangrijke mogelijkheden voor deze vorm van energie weggelegd. Deze leden zijn echter
geen voorstander van grijze of blauwe waterstof waarbij fossiele energie wordt gebruikt.
Deze leden zien dit als een inefficiënte voorzetting van het gebruik van fossiele
brandstoffen, aangezien het produceren van waterstof veel energie vergt.
42
Kan de Minister aangeven hoeveel energie er nodig is en hoeveel er verloren gaat bij
de productie van blauwe waterstof? Wat is de energie-efficiëntie? Erkent de Minister
dat de productie van blauwe waterstof minder efficiënt is dan wanneer de fossiele
brandstoffen direct in energie waren omgezet?
Antwoord
Bij de productie van blauwe waterstof wordt de CO2, die vrijkomt bij het omzetten van aardgas in waterstof, afgevangen en opgeslagen.
Dit proces van CO2-afvang en opslag vergt energie, waardoor de opslag van CO2 leidt tot additionele CO2-emissies als gevolg van de benodigde energie voor de afvang, zuivering, compressie,
transport en injectie. Deze hoeveelheid additionele CO2 bedraagt circa 10–15% van de hoeveelheid afgevangen en opgeslagen CO2.
Blauwe waterstof draagt in tegenstelling tot grijze waterstof bij aan de reductie
van CO2-emmissies en is daarmee niet inefficiënt, maar helpt de industrie om op korte termijn
meters te maken met CO2 reductie en de transitie te maken van aardgas naar schone en uiteindelijk groene
waterstof als energiebron en grondstof.
43
Erkent de Minister dat doorgaan met energieopwekking uit fossiele bronnen betekent
dat onder andere de industrie gewoon door kan gaan met het gebruik van energie en
grondstoffen? Erkent de Minister dat het stimuleren van blauwe waterstof het gebruik
van fossiele brandstoffen stimuleert en inefficiënt is?
Antwoord
De industrie kan pas volledig overgaan op het gebruik van niet-fossiele energie en
grondstoffen als die voldoende beschikbaar zijn en productietechnieken daarvoor voldoende
volwassen. Dat is nog niet het geval. Dat neemt niet weg dat bedrijven door onder
meer de CO2-heffing van het kabinet worden gedwongen om hun productieprocessen aan te passen
om efficiënter en schoner te gaan produceren. De inzet van blauwe waterstof en afvang
van CO2 is niet inefficiënt, maar met name voor een aantal grote bedrijven een belangrijke
tussenstap om tot aanzienlijke CO2-reductie te komen, op weg naar uiteindelijk volledig duurzame productie op basis
van hernieuwbare energie, inzet van groene waterstof en circulaire grondstoffen.
44
Erkent de Minister dat het stimuleren van blauwe waterstof haaks staat op de klimaatdoelstellingen
alsook de wens om in te zetten op groene waterstof?
Antwoord
Nee. Zoals het kabinet uiteen heeft gezet in haar waterstofvisie – en ook de Europese
Commissie in haar waterstofstrategie is onderschreven – kan blauwe waterstof een belangrijke
rol vervullen om op termijn te komen tot een volledig duurzame energie- en materiaalvoorziening
op basis van groene waterstof én tijdige reductie van CO2-emissies op kortere termijn. Op dit moment is nog onvoldoende groene waterstof voorhanden
om grijze waterstof te vervangen en voldoende CO2-reductie te realiseren. Daarnaast is het nu nog te duur voor bedrijven om grootschalig
te worden toegepast. Inzet van blauwe waterstof maakt een snellere CO2-reductie op korte termijn mogelijk en helpt met de opbouw van de infrastructuur die
nodig is voor een brede inzet van groene waterstof na 2030. Om te zorgen dat groene
waterstof breed inzetbaar en concurrerend wordt, wil het kabinet inzetten op de ondersteuning
van de opschaling van de groene waterstofproductie en stimulering van het gebruik.
45
Welke andere manieren of subsidieregelingen heeft de Minister in gedachten om groene
waterstof te stimuleren? Kan de Minister concrete voorbeelden geven van de manier
waarop hij hier invulling aan gaat geven?
Antwoord
De afgelopen maanden stonden in het teken van het verkennen van de mogelijkheden om
binnen de bestaande kaders voor staatssteun voldoende ruimte te creëren voor het ondersteunen
van de opschaling van groene waterstof in Nederland. Inmiddels bezie ik de mogelijkheden
voor verruimde ondersteuning van pilots en demonstratieprojecten met groene waterstof,
om zo de slagkracht van de DEI+ en de verbrede HER+ te vergroten. Voor het nieuwe
instrument voor de tijdelijke exploitatiesteun ben ik inmiddels verschillende varianten
aan het uitwerken die ik binnenkort via een openbare consultatie bij marktpartijen
zal toetsen. Daarnaast onderzoek ik tendermodellen voor de combinatie van windenergie
op zee en elektrolyse op land en de mogelijkheid voor een administratieve bijmengverplichting.
Voor het einde van het jaar stuur ik nog een brief naar Uw Kamer waarin ik de voortgang
sinds het uitkomen van de kabinetsvisie waterstof beschrijf en ook specifiek in ga
op de mogelijkheden voor het verder stimuleren van groene waterstof.
46
Welke rol speelt CO2-heffing volgens de Minister in het stimuleren van groene waterstof?
Antwoord
De CO2-heffing speelt een belangrijke rol in het stimuleren van schone technologieontwikkeling,
waaronder groene waterstof, doordat het een prijs zet op de uitstoot van industriële
CO2-emissies. De heffing draagt bij doordat het gaat lonen te investeren in CO2-arme waterstof in plaats van grijze waterstof. Bijvoorbeeld in het afvangen van CO2 of elektrificatie van de waterstofproductie. Groene waterstof vergt duurzaam opgewekte
elektriciteit en daar draagt de heffing indirect aan bij. De elektriciteitssector
valt immers niet onder de heffing, maar gebruik van groene waterstof kan wel helpen
de CO2 uitstoot te verminderen, zodat de markt voor CO2-arme en dus ook groene waterstof van de grond komt. Een grotere vraag naar waterstof
vanuit de industrie verbetert het verdienmodel voor de benodigde elektrolyseprojecten
voor de opschaling van groene waterstof.
47
Onderschrijft de Minister dat, naast green taxonomy, juist ook alle investeringen,
subsidies, belastingvoordelen en risicoafdekkingen die fossiele brandstoffen stimuleren
in kaart gebracht moeten worden? En dat deze moeten worden afgebouwd, juist om groene
waterstof een betere kans te geven?
Antwoord
In de Kamerbrief van 14 september 2020 over financiële prikkels voor fossiele brandstoffen
in Nederland (Kamerstuk 32 813, nr. 566) heb ik, mede namens de Staatssecretaris van Financiën deze fiscale prikkels in kaart
gebracht. In deze brief staat ook dat het Kabinet inzet op het afbouwen van deze prikkels.
De reden van deze inzet is dat het geven van prikkels voor fossiele brandstoffen niet
past bij de energietransitie en het realiseren van klimaatneutraliteit van de EU in
2050. De afbouw is heeft dus betrekking op de gehele energietransitie. Deze is daarom
niet exclusief gericht op groene waterstof, maar draagt natuurlijk wel bij aan het
stimuleren ervan.
De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Minister geen steun biedt aan het voorstel
van de Europese Commissie dat oproept tot een energiesysteem met het «energie-efficiëntie
eerst» principe. De Minister vindt dat dit principe niet ten koste moet gaan van een
kostenefficiënte route richting CO2-reductie. Naast een kostenefficiënte route moet er volgens de Minister rekening gehouden
worden met de ruimtelijke inpasbaarheid en leefomgevingskwaliteit en merkt de Minister
op dat de verdeling van kosten en baten over verschillende groepen in de samenleving
grotendeels positief lijkt.
48
Deze leden vragen of de Minister van plan is om sociaal-maatschappelijke kosten en
baten ook mee te laten nemen in een afweging.
Antwoord
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen weten of ik van plan ben om sociaal
maatschappelijke kosten en baten ook mee te laten nemen in een afweging. Als bekend
stuurt het kabinet op één hoofddoel, het reduceren van broeikasgasreductie. Dat neemt
niet weg dat ik ook oog heb voor de eerlijkheid, haalbaarheid en betaalbaarheid van
de transitie. Immers, iedereen moet kunnen deelnemen. Dit is ook zo opgenomen in de
Klimaatwet.
49
Tevens vragen deze leden hoe de Minister in kan blijven zetten op een kostenefficiënte
route, terwijl er jaarlijks miljarden gaan naar CO2-uitstoot door stimuleren van fossiele brandstoffen en houtige biomassa.
Antwoord
De leden van de PvdD vragen mij hoe ik kan blijven inzetten op een kostenefficiënte
route, gegeven de stimulering van fossiele brandstoffen en houtige biomassa. Inzetten
op een kostenefficiënte route is een bouwsteen onder het klimaatbeleid van dit kabinet.
Over de financiële prikkels voor fossiele brandstoffen heb ik uw Kamer op 14 september
jl. geïnformeerd (Kamerstuk 32 813, nr.566). De rol van biogrondstoffen in de energietransitie is toegelicht in Kamerbrief over
het duurzaamheidskader biogrondstoffen (Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr.617). Zoals toegezegd zal ik u voor het eind van het jaar nog informeren over een eindjaartal
voor de beëindiging van de subsidies voor houtige biomassa voor lage temperatuurwarmte.
50
Welke rol heeft het versnellen van CO2-reductie gekregen in de kostenefficiënte route naar aanleiding van de aangenomen
motie van het lid Van Raan over het versnellen van CO2-reductie als criterium hanteren?21
Antwoord
De leden vragen ook welke rol het versnellen van CO2-reductie heeft gekregen in de kostenefficiënte route naar aanleiding van de aangenomen
motie van de Partij voor de Dieren. Versnelling van het terugdringen van CO2-emissies is het uitgangspunt geweest voor de strategie voor een geïntegreerd energiesysteem.
Dat speelt dus een centrale rol. Het is voor het kabinet belangrijk dat de transitie
op een kosteneffectieve manier wordt ingezet. Daarnaast dient bij de kostenefficiënte
route steeds rekening gehouden te worden met de ruimtelijke inpasbaarheid en leefomgevingskwaliteit.
Er moet ruimte zijn om te kiezen voor een lagere energie-efficiëntie, met meer duurzame
opwekkingscapaciteit, indien dit leidt tot lagere systeemkosten.
51
Bovendien vragen deze leden of de Minister bij de verdeling van kosten en baten over
verschillende groepen ook jongeren en toekomstige generaties heeft meegenomen. Kan
de Minister aangeven hoe kosteneffectiviteit volgens hem ten gunste kan komen van
toekomstige generaties, aangezien volgens alle scenario’s het tempo van broeikasgasreductie
nog steeds te laag ligt om een verdere opwarming van de aarde zo veel mogelijk te
voorkomen.
Antwoord
Bovendien vragen deze leden of ik bij de verdeling van kosten en baten over verschillende
groepen ook jongeren en toekomstige generaties heb meegenomen en of ik kan aangeven
hoe kosteneffectiviteit ten gunste kan komen van toekomstige generaties, aangezien
volgens alle scenario’s het tempo van broeikasgasreductie nog steeds te laag ligt
om een verdere opwarming van de aarde zo veel mogelijk te voorkomen. In haar Climate
Target Plan komt de Commissie met een voorstel om het Europese 2030-doel op te hogen
naar 55%. Als bekend heeft het kabinet hier de afgelopen jaren intensief voor gelobbyd.
Met een 2030-doel van 55% broeikasgasreductie ten opzichte van 1990 blijft de EU op
de goede weg om te kunnen voldoen aan de afspraken onder de Overeenkomst van Parijs,
specifiek het binnen bereik houden van de 1,5 graden, en is een kosteneffectief pad
naar klimaatneutraliteit in 2050 realistisch. Dit is in het belang van alle generaties,
inclusief de jongeren.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
E.M. Witzke, adjunct-griffier