Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over COVID-19 en internationaal personenverkeer (Kamerstuk 25295-682)
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 841 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld op 29 december 2020
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over:
– de brief inzake het ontmoedigen van het boeken en reizen naar gebieden met een oranje
reisadvies (Kamerstuk 25 295, nr. 682),
– de brief inzake de stand van zaken van COVID-19 (Kamerstuk 25 295, nr. 656) en
– de brief inzake de literatuurstudie naar het risico van besmetting aan boord van vliegtuigen
door het NLR en het RIVM (Kamerstuk 31 936, nr. 816).
De vragen en opmerkingen zijn op 30 oktober 2020 aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij
brief van 11 december 2020 zijn deze door hen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die geagendeerd zijn
voor het schriftelijk overleg COVID-19 en internationaal personenverkeer en hebben
hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van enkele brieven van de regering
inzake het internationaal personenverkeer. Zij hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van de agenda
van dit overleg. Deze leden vinden het van groot belang dat wordt ingezet op het inperken
van de im- en export van het virus. Omdat de huidige inzet hierop volgens deze leden
op dit moment nog niet voldoende is, willen deze leden in dit overleg een aantal vragen
en opmerkingen voorleggen aan beide betrokken Ministers.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de agenda en nog enkele
vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde brieven en leveren
hierop de volgende inbreng.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de stukken
op de agenda van dit schriftelijk overleg en zij hebben nog enkele opmerkingen en
vragen.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te lezen dat er spoedig een grote teststraat
op Schiphol opgezet gaat worden. Deze leden vernemen graag wanneer deze actief is.
Hoeveel reizigers kunnen hier dagelijks gebruik van maken? Hoe lang is het bestaan
van deze teststraat gegarandeerd? Klopt het dat de gebruikte sneltesten kunnen leiden
tot een uitslag binnen een kwartier? Wat doen we met buitenlanders die na aankomst
positief testen? Welk dwingend advies geldt voor Nederlanders die op de luchthaven
positief testen?
De leden van de VVD-fractie vinden de teststraat mooi aansluiten bij de wens om massaal
te gaan testen bij vertrek en aankomst om zo corona te beperken. Deze leden vragen
hoe het staat met het opzetten van veilige reiscorridors waarover deze leden eerder
vragen stelden en de motie van het lid Remco Dijkstra c.s., die ging over meer maatwerk
bij reisadviezen en kleurcodes per regio (Kamerstuk 25 295, nr. 572). Andere landen zijn druk met reiscorridors om de economie nog een beetje te redden.
Zijn er resultaten van bekend; wat kan en wat nog niet?
De leden van de VVD-fractie willen ook dat mensen die ons land inreizen een negatieve
testuitslag kunnen overleggen, zoals ook andere landen soortgelijke eisen stellen
aan inreizigers. Dit om zo verdere besmetting uit het buitenland te kunnen beperken.
Hoe denkt de Minister hierover?
De leden van de VVD-fractie vragen of er ook gekeken wordt naar andere grensovergangen,
dan wel aankomstpunten van internationaal vervoer in Nederland, zoals Rotterdam, Utrecht,
Arnhem en Amsterdam Centraal voor internationaal treinverkeer of bijvoorbeeld de grensovergangen
bij Hazeldonk, Zevenaar, Eijsden en Oldenzaal voor internationaal auto-, bus en vrachtverkeer.
Ook willen deze leden weten hoe we consumenten meer bewust kunnen maken van de risico’s
van reizen naar oranje gebied. Welke rol kunnen verzekeraars spelen in het kenbaar
maken van de beperkingen die gelden als het gaat om dekking van een reiziger die iets
overkomt in een oranje gebied? Gaat de Minister de grootste reisverzekeraars hierop
wijzen, zodat zij hun klanten voortaan beter zullen informeren?
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de literatuurstudies
van het NLR en het RIVM over het risico van besmetting aan boord van vliegtuigen.
Deze leden kijken uit naar de resultaten van verder onderzoek in vliegtuigen en rondom
stations en luchthavens zelf en welke relaties er zijn met het veiliger maken van
internationaal bus- en treintransport. Deze leden vragen wanneer dit onderzoek klaar
zou kunnen zijn om zo te gebruiken in eventueel toekomstig beleid en zo zorgen weg
te nemen.
CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie zien graag schematisch weergegeven wat de varianten en
keuzemogelijkheden zijn ten aanzien van controle van COVID-19 bij de landsgrenzen.
Graag zien zij daarbij in beeld gebracht wat de kosten van de varianten en keuzemogelijkheden
zijn, wat de capaciteit is en wat het beslag is dat gelegd zou worden op COVID-19-controle
bij onderwijs en zorg. Voorts verzoeken zij om daarbij niet alleen de luchtvaart,
maar ook internationaal treinverkeer en -personenvervoer te betrekken.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe omgegaan zal worden met internationaal vakantievervoer
rond de kerstdagen. Hoe worden terugkerende vakantiegangers gecontroleerd, zo vragen
zij, zeker nu de situatie in een (vakantie)land of -gebied snel kan veranderen. Deze
leden vragen of en hoe een sluitend controlesysteem kan worden gerealiseerd.
D66-fractie
Reizen naar risicogebieden
De leden van de D66-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de brief
over het ontmoedigen van het boeken en reizen naar risicogebieden. Enerzijds zijn
deze leden blij dat door de Minister wordt erkend dat het van groot belang is dat
reizigers geen vakantiereizen ondernemen naar risicogebieden. Zij vinden het dan ook
goed dat de Minister hier samen met andere betrokken ministeries stappen op onderneemt,
zoals het plaatsen van verwijzingen op boekingssites en het in overleg treden met
reisorganisaties. Anderzijds vinden deze leden deze stappen nog onvoldoende, zeker
als gekeken wordt naar het belang van het aanpakken van dit probleem. Volgens het
ministerie zelf vertrokken in september immers in één week bijna 40.000 passagiers
naar risicogebieden ondanks een negatief reisadvies. Het is volgens deze leden niet
aannemelijk dat het hier enkel om noodzakelijke reizen ging. Bovendien hebben deze
leden vernomen dat Schiphol ondanks de inspanningen in oktober ten minste één dag
de drukste luchthaven van Europa was. Kan de Minister aangeven of deze constatering
klopt en, indien dit zo is, of dit ook haar zorgen baart? Kan de Minister bovendien
aangeven of zij de mening deelt van deze leden dat dit aanleiding zou bieden tot aanvullende
actie? Kan zij ten slotte aangeven wat de reizigersaantallen naar risicogebieden vanaf
Schiphol waren in de maand oktober? Deze leden zijn van mening dat een sterker optreden
nodig is om het reizen naar risicogebieden zo veel mogelijk in te perken. Zij zijn
daarom benieuwd of de Minister en de betrokken ministeries al overwogen hebben om,
wanneer dit nodig is, reisbeperkingen in te zetten naar landen in Europa waar aantoonbaar
grote besmettingsrisico’s zijn. Hiertoe heeft de Minister in het voorjaar voor meerdere
landen waar het virus op dat moment niet onder controle was, een vliegverbod ingesteld.
Kan de Minister de overwegingen om dit instrument wel of niet in te zetten met de
Kamer delen? Heeft de Minister bovendien overwogen andere communicatiemiddelen in
te zetten om het reizen naar risicogebieden zo veel mogelijk te ontmoedigen, zoals
bijvoorbeeld het doen van uitspraken bij persconferenties? Ten slotte zijn deze leden
benieuwd hoe de Minister aankijkt tegen het advies van het Outbreak Management Team
(OMT) om tot een generiek negatief reisadvies voor de kerstvakantie te komen, gezien
de risico’s die daar volgens het OMT aan vastplakken.
Communicatie
De leden van de D66-fractie willen graag aandacht vragen voor het belang van duidelijke
communicatie. Op de persconferentie van dinsdag 13 oktober jongstleden werd door premier
Rutte op een vraag over de herfstvakantie aangegeven dat Nederlanders niet naar oranje
gebieden moeten reizen. Op vrijdag 16 oktober gaf Minister Grapperhaus echter aan
dat mensen in hun eigen omgeving moesten blijven. Veel Nederlanders wisten op dat
moment niet meer waar ze aan toe waren, zowel ten aanzien van vakantie binnen Nederland
als naar gebieden waarvoor geen negatief reisadvies geldt. Deelt de Minister met deze
leden de analyse dat deze communicatie verwarring opriep? Wil zij ervoor zorgen dat
de communicatie ten aanzien van reisadviezen glashelder is?
Specificiteit reisadviezen
De leden van de D66-fractie zijn positief over het feit dat reisadviezen beter worden
afgestemd in Europees verband en er beter onderscheid gemaakt wordt tussen gebieden
en eilanden, waardoor onder andere de Canarische Eilanden en de Griekse eilanden nu
weer «geel» zijn geworden. Bij eilanden is het logisch onderscheid te maken, omdat
er logischerwijs geen continue uitwisseling tussen eilanden en het vasteland is, zeker
als een negatieve coronatest een voorwaarde is om überhaupt naar een eiland te reizen.
Deze leden vragen welke verdere verbetering van de afstemming en informatie-uitwisseling
tussen Europese landen te verwachten is, ook met het oog op te verwachten positieve
ontwikkelingen van reisadviezen voor landen buiten Europa in het voorjaar van 2021.
Stunten naar risicogebieden
De leden van de D66-fractie hebben met enige ontsteltenis kennisgenomen van de brief
over het ontmoedigen van stuntprijzen naar risicogebieden (Kamerstuk 25 295, nr. 683). Alhoewel deze leden begrijpen dat er slechts een beperkt aantal juridische handvatten
zijn die de Minister kan inzetten om het stunten naar risicogebieden te beperken,
zijn zij van mening dat een actievere houding kan en moet worden aangenomen om alle
middelen die er zijn, zo goed mogelijk in te zetten. De Minister schrijft in haar
brief dat de Europese Commissie en de Autoriteit Consument & Markt (ACM) ieder bevoegd
zijn ambtshalve of op basis van een klacht van bijvoorbeeld een concurrerende luchtvaartmaatschappij
onderzoek te verrichten naar een inbreuk op het mededingingsrecht en handhavend op
te treden als blijkt dat er sprake is van misbruik van een economische machtspositie.
Tegelijkertijd schrijft ze dat het ministerie niet bevoegd is om een dergelijk onderzoek
bij beide partijen af te dwingen. Deze leden vragen zich echter af of en op welke
wijze de Minister wel een dringend verzoek heeft neergelegd bij beide partijen om
deze kwestie te onderzoeken. Hoe reageerde de Europese Commissie op dit verzoek? En
kan de Minister aangeven wat het besluit van de ACM om de kwestie mee te nemen in
de toezichthoudende taken precies inhoudt? Betekent dat dat zij de kwestie gaat onderzoeken,
of dat zij wacht op signalen hierover? De Minister gaf eerder ook aan dat de Reclame
Code Commissie in haar toezichthoudende taken mee gaat nemen of het aanbieden van
reizen naar risicogebieden strookt met het misleidingsverbod. De Minister stelde hierover
dat het uiteindelijk aan de rechtspraak is om te bepalen of dit het geval is. Maar
kan de Minister aangeven of met het meenemen in de toezichthoudende taken, de rechter
er ook daadwerkelijk een uitspraak over gaat doen? Kan de Minister zelf op basis van
de Reclame Code een zaak aanbrengen bij de rechter en, zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie zijn ten slotte benieuwd naar de huidige stand van zaken
met betrekking tot de uitvoering van de motie van het lid Paternotte c.s. over het
onderzoeken van een minimumprijs voor vliegtickets (Kamerstuk 31 936, nr. 787). Wanneer is hier de laatste keer overleg over geweest met Oostenrijk? Wat is de
stand van zaken met betrekking tot het onderzoek van de Oostenrijkse collega’s? Op
welke termijn kan de Kamer hierover een reflectie verwachten van de Minister?
De teststraat op Schiphol
De leden van de D66-fractie waren ontstemd bij kennisname van de brief van de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Kamerstuk 25 295, nr. 656) en de beantwoording op de schriftelijke vragen van de leden Paternotte en Diertens
over het sluiten van de teststraat op Schiphol (Kamerstuk 2020Z16439). Deze leden bespeurden in de beantwoording van de schriftelijke vragen namelijk
nog steeds een licht sceptische toon van het ministerie met betrekking tot het nut
van het testen van inkomende reizigers. Dit zou volgens het ministerie namelijk «minder
efficiënt» zijn dan het testen bij gewone teststraten, omdat het vindpercentage lager
lag dan bij die teststraten. Deze conclusie vinden deze leden behoorlijk overhaast,
vooral omdat er in de zeer korte periode dat getest werd op Schiphol met een teststraat
die maar beperkte openingstijden had, maar liefst 325 mensen positief zijn getest.
Dit terwijl de teststraat voornamelijk was bedoeld voor mensen zonder klachten. Erkent
de Minister dat deze conclusie overhaast is? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister
bevestigen dat in Duitsland, waar in augustus al werd gekeken naar het nut van testen
bij de grens, in sommige weken juist een hoger vindpercentage werd gevonden bij deze
teststraten dan bij andere teststraten in het land? Kan de Minister bovendien aangeven
hoe de uitspraak dat moet worden geconcludeerd dat het testen van terugkerende reizigers
«inefficiënt» is, in contrast staat met de uitspraak van het OMT dat buitenlandse
reizen en vakanties een risico vormen voor de import en verspreiding van het virus
in Nederland en de uitspraken van OMT-voorzitter Van Dissel, die stelt dat terugkerende
reizigers waarschijnlijk hebben bijgedragen aan het ontstaan van de tweede golf? Kan
de Minister bovendien reflecteren op de conclusie van het gedragsonderzoek van het
RIVM dat zeven op de tien reizigers zich niet houden aan de quarantainemaatregel bij
terugkomst uit een risicogebied? Wat zegt dat volgens de Minister over het belang
van een teststraat op Schiphol? Deelt de Minister de mening van deze leden dat testen
misschien niet de quarantainemaatregel moet vervangen, maar in elk geval moet complementeren?
En zijn er mogelijkheden om beter op de quarantainemaatregel te handhaven? Zo ja,
welke?
De leden van de D66-fractie waren dan ook verheugd te vernemen dat er plannen zijn
om de motie van het lid Paternotte c.s. over het komen tot een dekkend testbeleid
op luchthavens uit te voeren (Kamerstuk 25 295, nr. 569), zeker omdat deze leden van mening zijn dat een negatief testresultaat voorwaardelijk
zou moeten worden gesteld aan het binnenreizen van Nederland vanuit een land waarvoor
een negatief reisadvies geldt. Deelt de Minister de mening van deze leden? Zo ja,
is hij bereid zich hiervoor in te zetten met de betrokken ministeries? Zo nee, waarom
niet?
Deze leden hebben vernomen dat in de huidige plannen voor de teststraat, deze alleen
voor vertrekkende reizigers beschikbaar zal zijn. Kan de Minister aangeven of het
klopt dat er weer een teststraat wordt ingericht op Schiphol? Klopt het dat deze alleen
beschikbaar is voor vertrekkende reizigers, en waarom is deze keuze gemaakt? Kan de
Minister bovendien zijn overwegingen delen om de teststraat weer te openen? Deze leden
vinden het van groot belang dat de teststraat op Schiphol met gepaste openingstijden
open is voor zowel terugkerende als vertrekkende reizigers. Alhoewel deze leden begrijpen
dat de reguliere testcapaciteit op dit moment beperkt is, vinden zij dat een proactieve
houding moet worden aangenomen om alsnog, zo nodig met commerciële testen, tot een
dekkend testbeleid op onder andere luchthavens te komen. Kan de Minister toezeggen
dat de teststraat, als deze wordt geopend, ook voor terugkerende reizigers zal worden
geopend? En kan hij toezeggen dat als er op dit moment nog geen plannen zijn voor
het realiseren van een dekkend testbeleid op de Nederlandse luchthavens, hij hiertoe
zal komen, eventueel door het inzetten van commerciële (snel)testen? Zo nee, waarom
niet?
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd op wie de kosten van de testen zullen worden
verhaald. Aangezien het reizen naar risicogebieden in veel gevallen een eigen keuze
is, vinden deze leden dat reizigers hierin ook zelf een deel van de kosten zouden
moeten dragen. Vanaf 1 april 2021 kunnen luchthavengelden op Schiphol, Rotterdam en
Eindhoven Airport worden aangepast. Kan hiervoor een aparte tranche voor de kosten
van coronatests voor worden ingebouwd, dan wel verwerkt in de securitygelden- en heffingencomponent
van de luchthavengelden? En kan dit ook gedifferentieerd naar bestemming? Zo nee,
zijn er andere manieren om de kosten voor het testen gedeeltelijk door te berekenen
aan reizigers, ook als een extra ontmoediging om naar risicogebieden af te reizen?
De leden van de D66-fractie vonden het bijzonder dat in de beantwoording van de vragen
nogmaals werd gesteld dat in Duitsland gratis tests voor terugkerende reizigers uit
risicogebieden zijn afgeschaft, terwijl op dag twee van de Algemene Politieke Beschouwingen
eenzelfde opmerking al was ontkracht door onderzoek van het NRC. Kan de Minister delen
waarom hij er desondanks voor heeft gekozen deze stelling in de beantwoording in te
nemen? Deze leden hebben ten slotte een nieuwe set schriftelijke vragen ingediend
met betrekking tot de teststraat (Kamerstuk 2020Z19315). Zij zijn benieuwd wanneer zij hier de beantwoording van kunnen verwachten.
Air corridors
De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat er ook weer langzaam gewerkt
kan worden aan het veilig heropenen van vliegroutes. We kunnen ons als Nederland immers
niet voor altijd blijven isoleren. Dat is niet duurzaam voor de reisbranche, maar
ook niet voor Nederland als handelsland. Deze leden zien daarom veel mogelijkheden
in zogenaamde «air corridors»: routes waarop dusdanige veiligheidsmaatregelen zijn
getroffen dat heen en weer gereisd kan worden zonder risico op verspreiding van het
virus, zoals bijvoorbeeld negatieve testen vooraf en bij aankomst. Deelt de Minister
de mening van deze leden dat alvast moet worden gewerkt aan het realiseren van dergelijke
air corridors? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de Minister toezeggen dat hij gaat
werken aan een routekaart naar een situatie vanaf het voorjaar van 2021 waarin een
bewijs van vaccinatie of testen op het vliegveld een voorwaarde is voor het kunnen
instappen bij vliegtuigen?
NLR-onderzoek
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de literatuurstudie
naar het risico van besmetting aan boord van vliegtuigen door het NLR en het RIVM.
Deze leden lezen in de literatuurstudie dat in de scope van het onderzoek de assumptie
wordt gemaakt dat er voldaan wordt aan de mitigatiemaatregelen die nu door de sector
worden genomen, zoals de 1,5 meter afstand waar mogelijk, gezichtsmaskers en verplichte
gezondheidsverklaringen. Kan de Minister aangeven of de aanname dat in vluchten waar
mogelijk altijd 1,5 meter afstand in acht wordt genomen klopt? Is het beleid om bij
vluchten vertrekkend vanaf Nederlandse luchthavens voor vertrek huishoudens maximaal
te spreiden over de cabine? Zo nee, is de Minister bereid hier wel afspraken over
te maken? Kan zij bovendien aangeven hoeveel passagiers bij controle geen gezondheidsverklaring
bij zich bleken te hebben?
Verdere vragen
Ten slotte zijn de leden van de D66-fractie nog benieuwd naar de uitvoering van de
motie van het lid Paternotte c.s. over leren van de best practices in het buitenland
(Kamerstuk 25 295, nr. 571). Wanneer kunnen deze leden een overzicht, inclusief een analyse, van de Minister
verwachten met de best practices welke kunnen worden toegepast in Nederland en op
welke manier?
GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich grote zorgen over het risico van het
verder en telkens opnieuw verspreiden van corona via het internationale reizen. Met
Schiphol als internationale hub zijn we extra kwetsbaar voor herintroductie van het
virus op het moment dat de tweede golf in Nederland weer onder controle is. In de
zomermaanden hebben we gezien hoe dit mis is gegaan. Terugkerende reizigers lijken
een groot aandeel te hebben gehad in het opnieuw oplaaien van de besmettingen. Naast
de specifieke risico’s van een vervoersmodaliteit, zoals het urenlang opeengepakt
zitten in een vliegtuig, lange rijen in een vertrekhal of bij een bus- of treinreis
in een volle coupé, is het de uitwisseling van mensen, het contact tussen grote delen
van de wereld, die bijdraagt aan de verspreiding. Deze leden vragen het kabinet om
een integrale aanpak om de risico’s van coronaverspreiding via internationale reizen
te beperken. Kan het kabinet een dergelijke aanpak voor het einde van het jaar met
de Kamer delen?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat het OMT in zijn laatste advies duidelijk
aangeeft dat er een negatief reisadvies zou moeten komen voor de kerstvakantie. Deze
leden verwachten dat het kabinet dit advies overneemt, en vervolgens ook actief uitdraagt
en omzet in concrete maatregelen. Aangezien mensen nu keuzes maken over hun vakantie,
vragen deze leden de Minister om zo snel mogelijk met een besluit voor een negatief
reisadvies voor de kerstvakantie te komen en dit bekend te maken.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat er op dit moment nog steeds aanbiedingen
worden gedaan voor goedkope vluchten en vakanties naar gebieden die een oranje reisadvies
hebben. Wat deze leden betreft is het aanjagen van dit soort reizen onverantwoord
en een ondermijning van het coronabeleid van het kabinet. Deze aanbieders geven in
de ogen van deze leden duidelijk meer om hun omzet dan om mensenlevens. De Kamer heeft
met de motie van het lid Kröger (Kamerstuk 25 295, nr. 585) de regering gevraagd naar juridische middelen om dumpprijzen aan te pakken. De Minister
geeft in haar Kamerbrief aan dat dit niet mogelijk is, maar wij missen de juridische
onderbouwing voor deze stelling. Graag ontvangen deze leden een gedegen juridische
onderbouwing rond de mogelijkheid om dumpprijzen aan te pakken, zowel in het algemeen
als specifiek naar gebieden waar een oranje reisadvies voor geldt. Deze leden verzoeken
de Minister om de landsadvocaat bij deze juridische analyse te betrekken. Als uit
de analyse blijkt dat de huidige wetgeving geen kansen biedt, zien deze leden graag
een voorzet voor welke regels, wetten en internationale overeenkomsten snel zouden
kunnen worden aangepast of overruled om dit probleem op te lossen.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de registratie van passagiers om
het bron- en contactonderzoek te ondersteunen onderdeel is van de integrale aanpak
van het kabinet om de risico’s van coronaverspreiding via internationaal reizen te
beteugelen. In België en veel andere landen gebeurt dit met een zogenaamd Passenger
Locator Form. Op welke manier doet Nederland dit nu? Klopt het dat op dit moment slechts
vrijblijvend naar symptomen wordt gevraagd en het niet verplicht is, voordat iemand
aan boord gaat van een vliegtuig of instapt in een trein of bus? Op welke manier kunnen
reizigers nu bereikt worden als blijkt dat medepassagiers besmet waren of de locatie
van verblijf voorafgaande aan de reis een brandhaard was? Welke ervaringen zijn hiermee?
Deze leden zijn ook benieuwd naar de (beleids)reactie van de Minister op het nieuws
dat tot wel 73% van de terugkerende reizigers uit oranje gebied zich niet aan de quarantaineregels
houdt. Nu blijkt dat de eigen verantwoordelijkheid tot vrijwillige quarantaine totaal
niet werkt, moet dit toch leiden tot een andere aanpak? Moet dan niet de keus gemaakt
worden tussen aanmerkelijk minder reizen of aanmerkelijk meer handhaving? Deze leden
zijn benieuwd naar de keus van het kabinet.
Dan komen de leden van de GroenLinks-fractie op het testen op Schiphol. Deze leden
willen graag duidelijkheid over de proef op Schiphol. Wat was de proefopzet? Wanneer
wist de Minister dat de teststraat op Schiphol slechts een proef was? En klopt het
dat, gegeven het feit dat het om het testen van asymptomatische passagiers ging, het
percentage positieve tests juist relatief hoog lag? Wat is hier de verklaring voor?
Op welke manier wil zij nu het testen op Schiphol gaan faciliteren, zowel voor reizigers
als voor medewerkers? En als de oude opzet, waarbij slechts gedurende een aantal uren
en slechts passagiers op risicovluchten werden getest, onvoldoende efficiënt was als
opsporingsmiddel, dan is het veel grootschaliger en nog willekeuriger testen toch
nog inefficiënter, als we dezelfde eisen aan efficiëntie stellen? Of is de nieuwe
opzet voor de teststraat niet bedoeld om besmetting op te sporen maar de drempel voor
internationale vliegreizen te laten verminderen? Deze leden wijzen hierbij op het
grote verschil tussen de opvattingen van de directeur van Schiphol, die eerder stelde
dat met meer tests quarantaine voor vliegtuigpassagiers kan worden voorkomen, en het
OMT, dat gisteren liet weten dat sneltesten geen invloed hebben op de duur van de
quarantaine. Kan de Minister reageren op deze discrepantie en hier uitsluitsel over
geven?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ten slotte over het onderzoek naar de risico’s
van coronaverspreiding in vliegtuigen. Internationaal vindt er veel onderzoek plaats,
zoals de studie naar een Ierse vlucht waar meerdere passagiers besmet zijn en die
waarschijnlijk tot herintroductie van het virus in Ierland heeft geleid. Hoe worden
al deze meest recente inzichten meegenomen in de studie?
SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben vanaf het begin van de coronacrisis aandacht gevraagd
voor het internationaal personenverkeer en het inperken daarvan om de verspreiding
van het virus in te dammen. Deze leden hebben vaker gepleit voor het opheffen van
de uitzonderingspositie van de luchtvaart en luchthaven Schiphol. Zij constateren
onder andere dat de horeca op Schiphol na de securitycheck open is, terwijl dat landelijk
niet het geval is. Deze leden willen weten van de Minister waarom deze uitzondering
is gemaakt en of zij het met deze leden eens is dat dit niet uit te leggen is.
De leden van de SP-fractie hebben vaak bezwaar gemaakt tegen het mogelijk maken van
vliegreizen waarbij de anderhalvemeterafstandsregel niet wordt nageleefd. De Minister
heeft als reden om dit mogelijk te maken gezegd dat high efficiency particulate air
filters (HEPA-filters) helpen bij het bestrijden van het coronavirus. Later bleek
dat dat helemaal niet onderzocht en bewezen was. Uit de brief die de Minister op 20 oktober
heeft gestuurd naar de Kamer blijkt dat het onderzoek hiernaar van het RIVM en het
NLR nog steeds niet is afgerond en er nog altijd geen conclusies getrokken kunnen
worden. Op basis waarvan vindt de Minister het nog altijd verantwoord om volle vluchten
toe te staan, vooral nu het aantal besmettingen stijgt en strengere coronamaatregelen
onontkoombaar lijken?
De leden van de SP-fractie constateren dat het beleid van deze Minister en het kabinet
gemakzuchtig is en dat zij de verantwoordelijkheid voor het oplopen van de besmettingen
afschuiven op het gedrag van anderen. Deze leden constateren dit ook op het luchtvaartdossier.
De motie van de leden Laçin en Van Brenk (Kamerstuk 25 295, nr. 567) om te onderzoeken of vakantievluchten naar codeoranjegebieden verboden kunnen worden,
is verworpen, maar is nog altijd relevant nu het OMT een negatief reisadvies adviseert
voor de kerstvakantie en de Minister-President in zijn persmoment op 27 oktober 2020
heeft aangegeven hiermee aan de slag te gaan. Kan de Minister aangeven aan welke maatregelen
zij denkt die verder gaan dan het halfslachtige ontmoedigen via verschillende websites,
waaronder die van de rijksoverheid?
De leden van de SP-fractie willen weten in welke omstandigheden het mogelijk is dat
een Minister of het kabinet een vliegverbod instelt naar een risicogebied. Deze leden
constateren dat het actief ontmoedigen onvoldoende is om import van het virus te beperken,
vooral nu de Minister heeft aangegeven dat zij geen mogelijkheden ziet om actie te
ondernemen tegen het aanbieden van vliegtickets tegen dumpprijzen. Kan de Minister
aangeven welke stappen er vanuit de Europese Commissie worden genomen om dit alsnog
tegen te gaan en wat haar aandeel hierin is geweest? Kan de Minister ook de aantallen
reizigers en vliegbewegingen vanaf en naar Nederlandse luchthavens in de herfstvakantie
met de Kamer delen? We weten dat geen van deze reizigers is getest op Nederlandse
luchthavens. Kan de Minister wel aangeven hoe vaak er is gevraagd naar een ingevuld
gezondheidsformulier en welke conclusies hieruit getrokken kunnen worden?
De leden van de SP-fractie hebben zich hard gemaakt voor een coronateststraat op Schiphol
waar ook Schipholwerknemers zich kunnen laten testen. Deze leden waren dan ook niet
blij met het besluit om de teststraat op Schiphol te sluiten en passagiers uit codeoranjegebieden
niet te testen. Deze leden lezen dat de teststraat op Schiphol terug zal keren en
dat ook Schipholwerknemers zich daar kunnen laten testen. Kan de Minister dit bevestigen
en toelichten wat de testcapaciteit zal zijn in de Schipholteststraat, welke passagiers
er getest zullen worden en of een verplichte test voor passagiers uit codeoranjegebieden
deel uit zal maken van het testbeleid op Schiphol? Deze leden willen ook weten of
er plannen zijn om teststraten in te richten op andere regionale luchthavens, internationale
spoorknooppunten als Amsterdam CS en Rotterdam CS en tankstations dichtbij grensovergangen.
De leden van de SP-fractie vragen structureel aandacht voor de positie van werknemers
op Schiphol. Uit onderzoek van vakbond FNV blijkt dat 70% van de ondervraagde beveiligers
niet gelooft dat er onder de beveiligers maar 30 coronabesmettingen zijn geweest en
dat zij andere ervaringen hebben. Ook stellen zij dat zij onder druk worden gezet
door hun werkgevers om toch te komen werken als zij in afwachting zijn van het resultaat
van een coronatest. Deze leden vragen of de Minister bekend is met dit onderzoek van
de FNV en of zij hierop kan reageren. Erkent de Minister dat het risicovol is om te
gaan werken, terwijl een werknemer in afwachting is van een testuitslag? Deze leden
vragen de Minister om glashelder te zijn en zowel Schiphol als andere bedrijven die
opereren op Schiphol, op te roepen zich aan de coronamaatregelen en RIVM-voorschriften
te houden en werknemers niet onder druk te zetten om toch te komen werken als zij
klachten hebben.
Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hameren al sinds de start van de coronacrisis
op maatregelen om het risico op verspreiding van het virus via buitenlandse reizen
in het algemeen, en vliegreizen in het bijzonder, te minimaliseren. Helaas heeft het
kabinet alle waarschuwingen genegeerd. Het risico is de grote blinde vlek van het
kabinet. Zelfs nu het OMT, blijkens het 82ste advies van 26 oktober 2020, waarschuwt voor de risico’s van buitenlandse reizen en
adviseert om alle reizen af te raden tot in het nieuwe jaar, treuzelt het kabinet
met het nemen van maatregelen. Kan de Minister met voldoende zekerheid uitsluiten
dat buitenlandse reizen in het algemeen, en vliegreizen in het bijzonder, geen groot
risico vormen voor de verspreiding van het virus?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben over het 82ste OMT-advies nog enkele vragen. De epidemiologische situatie in Nederland is al weken
zeer ernstig. Waarom heeft het Ministerie van VWS pas eind oktober advies gevraagd
aan het OMT over buitenlandse reizen, toen de herfstvakantie al in volle gang was?
De heer Van Dissel heeft tijdens de technische briefing van 28 oktober bevestigd dat
er in het OMT al in een eerder stadium is gesproken over het risico van buitenlandse
reizen. Heeft het OMT het kabinet daar toen over geïnformeerd en, zo ja, welke actie
heeft het kabinet ondernomen? Heeft het kabinet het OMT om advies gevraagd ten aanzien
van de maatregelen onder buitenlandse reizen op de routekaart? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, wat adviseerde het OMT en heeft het kabinet die adviezen overgenomen? Waarom
heeft het kabinet het dringende advies van het OMT om alle buitenlandse reizen tot
en met de kerstvakantie af te raden, gezien de voortdurende ernstige epidemiologische
situatie, niet onmiddellijk overgenomen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister of zij het nieuwe
onderzoek kent waaruit blijkt dat een corona-uitbraak in Ierland waarbij zeker 59
mensen besmet raakten, te herleiden is naar één internationale vlucht.1 Wist zij dat tijdens de vlucht slechts 49 zitplaatsen bezet waren en de passagiers
derhalve ver uit elkaar zaten, en zeker 9 van de 13 besmette passagiers een mondkapje
droegen? Kan de Minister hierop reflecteren? Erkent zij de conclusie van de onderzoekers
dat dit het potentieel aantoont van de verspreiding van het coronavirus in het luchtverkeer?
Deelt zij de mening dat een dergelijk «superspreading event» in een vliegtuig zeer
zorgwekkend is? Erkent zij dat niets erop wijst dat verspreiding van het virus in
een vliegtuig minder snel zou gaan dan in andere binnenruimtes, en het daarom niet
te rechtvaardigen is dat er geen aanvullende maatregelen gelden voor vliegtuigen zoals
de 1,5 meter afstand? Zo nee, waarom niet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen het kabinet opnieuw de coronabasisregels
voor alle sectoren gelijk te trekken. Theaters, bioscoopzalen en horeca moeten sinds
het begin van de crisis zien te overleven met sterk verminderde bezetting door de
anderhalvemeterafstandregel. De horeca is nu zelfs opnieuw geconfronteerd met langdurige
sluiting. Maar de anderhalvemeterregel heeft voor de luchtvaartsector nooit bestaan!
Dat is wat deze leden betreft niet te rechtvaardigen. Kan de Minister hierop reflecteren?
Is zij bereid alsnog de anderhalvemeterregel in te voeren in vliegtuigen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat uit onderzoek van het
RIVM blijkt dat de bron van 7% van de positief geteste personen in de periode juli
tot begin september een introductie van het virus uit het buitenland betrof.2 Hoe verhoudt dit percentage zich tot het aantal positief geteste personen met een
als bron de horeca? Kan het kabinet dit duiden? In de week van 14 tot en met 20 september
2020, toen de situatie met betrekking tot de verspreiding van het virus in Nederland
opnieuw al zeer ernstig was, zijn 40.000 vliegreizigers naar risicogebied vertrokken.
Nu blijkt uit gedragsonderzoek van het RIVM en de GGD’s dat driekwart van de reizigers
naar risicogebied bij terugkomst niet in quarantaine is gegaan of gebleven.3 Deze leden vinden al deze gegevens zeer zorgwekkend, zeker omdat deze mensen geen
1,5 meter afstand houden in het vliegtuig en niet worden getest bij aankomst. Kan
de Minister hierop reflecteren? Is een enorm risico over het hoofd gezien? Hier kan
toch niet anders geconcludeerd worden dan dat de huidige aanpak om de verspreiding
van het virus via buitenlandse reizen en luchtverkeer te minimaliseren niet voldoende
werkt? Welke aanvullende maatregelen gaat de Minister nemen naar aanleiding van deze
informatie?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn van mening dat vliegreizen een
veel te groot risico vormen op de ongecontroleerde verspreiding van het virus. Anno
eind oktober 2020, midden in een gedeeltelijke lockdown, zijn er nog steeds dagelijks
580 vluchten op Schiphol.4 Is het kabinet bereid, gezien de urgente adviezen van het OMT, de uitkomst van het
onderzoek van het RIVM en de GGD’s, om een tijdelijk vliegverbod (met uitzondering
voor specifieke noodzakelijke vluchten) alsnog te overwegen? Kan het kabinet uitleggen
hoe het vliegverbod in maart 2020 (juridisch) geregeld was, en of en op welke manier
toen een uitzondering is gemaakt voor noodzakelijke vluchten voor bijvoorbeeld medisch
personeel? Kan de Minister toelichten waarom dat nu niet zou kunnen? Zo nee, waarom
niet?
II. Reactie van de bewindspersonen
Inhoudsopgave
blz.
•
OMT-advies
12
•
Reisadviezen
14
•
Buitenlandse reizen
17
•
Inreismaatregelen
18
•
Andere entrypoints
19
•
Reiscorridors
19
•
Teststraat Schiphol
20
•
Best practices op luchthavens in het buitenland
24
•
Naleving van voorschriften
25
•
Bron- en contactonderzoek
26
•
Drukte luchthavens
27
•
Horeca Schiphol
28
•
Veilig vliegen en reizen
28
•
HEPA-onderzoek
30
•
Studie Ierland
31
•
Misleidingsverbod
32
•
Stuntprijzen
32
•
Minimumprijs
34
•
Vliegverbod
34
OMT-advies
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd hoe de Minister aankijkt tegen het advies
van het Outbreak Management Team (OMT) om tot een generiek negatief reisadvies voor
de kerstvakantie te komen, gezien de risico’s die daar volgens het OMT aan vastplakken.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat het OMT in zijn laatste advies duidelijk
aangeeft dat er een negatief reisadvies zou moeten komen voor de kerstvakantie. Deze
leden verwachten dat het kabinet dit advies overneemt, en vervolgens ook actief uitdraagt
en omzet in concrete maatregelen. Aangezien mensen nu keuzes maken over hun vakantie,
vragen deze leden de Minister om zo snel mogelijk met een besluit voor een negatief
reisadvies voor de kerstvakantie te komen en dit bekend te maken.
De leden van de PvdD-fractie vragen waarom het kabinet het dringende advies van het
OMT om alle buitenlandse reizen tot en met de kerstvakantie af te raden, gezien de
voortdurende ernstige epidemiologische situatie, niet onmiddellijk heeft overgenomen?
In de stand van zaken COVID-19 Kamerbrief van 27 oktober jl.5 is uw Kamer geïnformeerd over het feit dat het kabinet de adviezen van het OMT en
het BAO (bestuurlijk afstemmingsoverleg) ten aanzien van reizen zou meenemen in toekomstige
besluitvorming. Hierna is het kabinet onmiddellijk gestart met het uitwerken van een
dergelijk besluit en het in kaart brengen van de gevolgen. Op de persconferentie van
3 november jl. is vervolgens door het kabinet aangekondigd dat reizen naar het buitenland
tot medio januari worden ontraden, tenzij strikt noodzakelijk. Ook het boeken van
reizen wordt gedurende deze periode afgeraden. Voor meer informatie hieromtrent verwijst
het kabinet u naar paragraaf 15 van de Kamerbrief van 18 november jl.6 Zoals ook gemeld in paragraaf 16 van de stand van zaken COVID-19 Kamerbrief van 9 december
jl.7 zal het kabinet op basis van de besmettingscijfers in Nederland en het buitenland
opnieuw kijken naar wat er mogelijk is voor de periode na 15 januari.
De leden van de PvdD-fractie vragen waarom het Ministerie van VWS pas eind oktober
advies heeft gevraagd aan het OMT over buitenlandse reizen, toen de herfstvakantie
al in volle gang was.
Het OMT is gevraagd te adviseren over buitenlandse reizen in de winterperiode, niet
over de herfstvakantie. Hierbij wil het kabinet zich voorbereiden op de risico’s van
import (en export) van COVID-19 in de wintermaanden. Zoals ook gemeld in paragraaf
16 van de stand van zaken COVID-19 Kamerbrief van 9 december jl. 8 zal het kabinet op basis van de besmettingscijfers in Nederland en het buitenland
opnieuw kijken naar wat er mogelijk is voor de periode na 15 januari.
Ook merken de leden van de PvdD-fractie op dat de heer Van Dissel tijdens de technische
briefing van 28 oktober heeft bevestigd dat er in het OMT al in een eerder stadium
is gesproken over het risico van buitenlandse reizen. Heeft het OMT het kabinet daar
toen over geïnformeerd en, zo ja, welke actie heeft het kabinet ondernomen?
In het 73e OMT-advies, deel 2 (29 juli jl.) is het OMT ook ingegaan op buitenlandse
reizen. Het OMT ging toen met name in op het quarantainebeleid, de registratie van
reizigers en het testbeleid. In navolging op het OMT-advies is toen op Schiphol onderzocht
of het testen van asymptomatische reizigers bij aankomst in Nederland meerwaarde heeft.
Ook is ingezet op meer communicatie om de naleving van quarantaine te vergroten. Daarnaast
is voor in- en uitgaande reizigers per vliegtuig een gezondheidsverklaring verplicht.
Vanaf eind juni levert het RIVM wekelijks een advies aan over de epidemiologische
situatie in EU-lidstaten en tweewekelijks over landen buiten de EU. Deze adviezen
worden meegenomen in de reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De leden van de PvdD-fractie vragen of het kabinet het OMT om advies heeft gevraagd
ten aanzien van de maatregelen onder buitenlandse reizen op de routekaart? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, wat adviseerde het OMT en heeft het kabinet die adviezen overgenomen?
Ja, dit is onderdeel van het 82e OMT advies van 27 oktober jl. Inmiddels is het kopje
buitenlandse reizen, mede naar aanleiding van de motie van de leden Van Esch en Van
Raan (Kamerstuk 25 295, nr. 645), ook toegevoegd aan de routekaart zoals aangegeven in de stand van zaken COVID-19
Kamerbrief van 27 oktober jl.9 Het OMT heeft in haar advies benoemd dat het lastig is om buitenlandse reizen met
binnenlandse reizen te vergelijken omdat gegevens over vakanties in Nederland niet
systematisch verzameld zijn. Het OMT geeft daarnaast aan dat buitenlandse reizen en
vakanties een risico vormen voor import en verspreiding van COVID-19-infecties in
Nederland. Dit hangt samen met het gedrag dat mensen op de vakantiebestemming (kunnen)
vertonen en maatregelen die in sommige landen mogelijk minder streng zijn. Het kabinet
heeft het advies van het OMT gevolgd en heeft een dringend advies afgegeven om tot
half januari geen reizen naar het buitenland te maken of te boeken, tenzij strikt
noodzakelijk.
Reisadviezen
De leden van de VVD-fractie vragen hoe we consumenten meer bewust kunnen maken van
de risico’s van reizen naar oranje gebied.
Het kabinet maakt burgers op verschillende manier meer bewust over het reizen naar
oranje gebieden. Sinds eind juli zien Nederlandse reizigers die terugkeren per auto
uit gebieden met een oranje reisadvies matrixborden bij grensovergangen met de boodschap:
«Kom je terug uit een oranje reisgebied? 10 dagen in quarantaine» en worden bij tankstations
middels posters gewezen op dezelfde boodschap. Reizigers vanuit risicogebieden die
naar Nederland vliegen krijgen een brief van VWS en flyer in het vliegtuig. Op vliegvelden
en aan boord van de Flixbus, ferry en riviercruiseschepen hangen posters met de boodschap
«Kom je terug uit een oranje reisgebied? 10 dagen in quarantaine», ook in het Engels.
De automobilist met een abonnement op het navigatiesysteem Waze die naar een oranje
reisgebied gaat, krijgt sinds 3 november voor of na de autorit via hun social media
banners deze boodschap te zien: «Ga niet op vakantie naar het buitenland tenzij noodzakelijk».
Sinds medio november loopt er een banneringcampagne gericht op oriënterende reizigers
met de boodschap «Vakantieplannen? Reis niet en boek niet tot half januari». Ook de
matrixborden op de snelwegen naar België en Duitsland zijn aangepast naar de nieuwe
boodschap «Reis niet naar het buitenland tenzij noodzakelijk». Hier zijn ook tekstkarren
geplaatst voor extra attendering. Uiteraard zijn ook alle teksten en vragen en antwoorden
op rijksoverheid.nl op deze boodschap aangepast.
De leden van de VVD-fractie vragen ook welke rol verzekeraars kunnen spelen in het
kenbaar maken van de beperkingen die gelden als het gaat om dekking van een reiziger
die iets overkomt in een oranje gebied. Gaat de Minister de grootste reisverzekeraars
hierop wijzen, zodat zij hun klanten voortaan beter zullen informeren?
Het Ministerie van IenW heeft met de branchevereniging, het Verbond van Verzekeraars,
afspraken gemaakt over het goed informeren van reizigers, zoals verwijzingen op hun
eigen website naar de website en reisadviezen van BZ. Ook is afgesproken dat zij actief
aan hun leden (verzekeraars) vragen om de informatie met betrekking tot reizen naar
gebieden met een oranje reisadvies bij klanten onder de aandacht te brengen. We zien
dat verzekeraars daar ook gehoor aan hebben gegeven, bijvoorbeeld door te verwijzen
naar de reisadviezen van BZ.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een sterker optreden nodig is om het
reizen naar risicogebieden zo veel mogelijk in te perken. Zij zijn daarom benieuwd
of de Minister en de betrokken ministeries al overwogen hebben om, wanneer dit nodig
is, reisbeperkingen in te zetten naar landen in Europa waar aantoonbaar grote besmettingsrisico’s
zijn.
Het kabinet deelt de opvatting dat de verspreiding van het virus als gevolg van reizen
zoveel moeilijk voorkomen moet worden. Het opleggen van reisbeperkingen is een vergaande
maatregel die mogelijk ook consequenties zal hebben voor noodzakelijke reizen. Daarnaast
wordt door het opleggen van reisbeperkingen het vrije verkeer van personen binnen
de EU ernstig verstoord. Dit acht het kabinet niet wenselijk. Om reizen binnen Europa,
en daarmee het risico op import van COVID-19, te beperken, roept het kabinet op om
tot half januari geen reizen naar het buitenland te maken of te boeken, tenzij strikt
noodzakelijk.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister heeft overwogen andere communicatiemiddelen
in te zetten om het reizen naar risicogebieden zo veel mogelijk te ontmoedigen, zoals
bijvoorbeeld het doen van uitspraken bij persconferenties.
Op dit moment worden verschillende communicatiemiddelen ingezet om het reizen naar
risicogebieden te ontmoedigen. Daarnaast is tijdens de persconferentie van 3 november
jl. opgeroepen niet naar het buitenland te reizen en geen reizen te boeken tot half
januari. Zie ook de antwoorden op de vraag van de VVD-fractie inzake het meer bewust
maken van consumenten op de risico’s van reizen op pagina 4.
De leden van de D66-fractie willen graag aandacht vragen voor het belang van duidelijke
communicatie. Op de persconferentie van dinsdag 13 oktober jongstleden werd door premier
Rutte op een vraag over de herfstvakantie aangegeven dat Nederlanders niet naar oranje
gebieden moeten reizen. Op vrijdag 16 oktober gaf Minister Grapperhaus echter aan
dat mensen in hun eigen omgeving moesten blijven. Veel Nederlanders wisten op dat
moment niet meer waar ze aan toe waren, zowel ten aanzien van vakantie binnen Nederland
als naar gebieden waarvoor geen negatief reisadvies geldt. Deelt de Minister met deze
leden de analyse dat deze communicatie verwarring opriep?
Ook vragen deze leden of zij ervoor wil zorgen dat de communicatie ten aanzien van
reisadviezen glashelder is.
Het kabinet streeft te allen tijde naar heldere communicatie over de maatregelen.
In dat licht heeft het kabinet op 3 november jl. in de persconferentie duidelijkheid
gegeven met de oproep om tot half januari geen reizen naar het buitenland te maken
of te boeken, tenzij strikt noodzakelijk. Voor de toekomst zal het kabinet steeds
proberen zo duidelijk mogelijk te communiceren en de constatering van de leden daarbij
betrekken.
De leden van de D66-fractie zijn positief over het feit dat reisadviezen beter worden
afgestemd in Europees verband en er beter onderscheid gemaakt wordt tussen gebieden
en eilanden, waardoor onder andere de Canarische Eilanden en de Griekse eilanden nu
weer «geel» zijn geworden. Bij eilanden is het logisch onderscheid te maken, omdat
er logischerwijs geen continue uitwisseling tussen eilanden en het vasteland is, zeker
als een negatieve coronatest een voorwaarde is om überhaupt naar een eiland te reizen.
Deze leden vragen welke verdere verbetering van de afstemming en informatie-uitwisseling
tussen Europese landen te verwachten is, ook met het oog op te verwachten positieve
ontwikkelingen van reisadviezen voor landen buiten Europa in het voorjaar van 2021.
De Europese samenwerking en coördinatie m.b.t. COVID-19-maatregelen die effect hebben
op het vrije verkeer van personen is geïntensiveerd. Dit is mede naar aanleiding van
recente gesprekken van Europese regeringsleiders en de in oktober aangenomen Raadsaanbeveling
over een gecoördineerde aanpak van beperkingen van het vrije verkeer wegens de COVID-19-pandemie.
Dit heeft geleid tot in ieder geval twee concrete ontwikkelingen. Ten eerste wordt
er momenteel door de Commissie toegewerkt naar een Europees Passenger Locator Form, een (digitaal) formulier waarop de reiziger zijn naam, contact- en reisgegevens
invult. Deze gegevens kunnen dan ingezet worden voor bijvoorbeeld bron- en contactonderzoek.
De Passenger Locator Form is in eerste instantie gericht op de luchtvaart, maar wordt op termijn ook voor andere
vervoersmodaliteiten uitgewerkt. De planning van de Europese Commissie is in december
ervaring op te doen in de luchtvaartsector.
Een tweede concrete ontwikkeling ziet op testen en het erkennen van testen. Op 28 oktober
heeft de Commissie, als antwoord op tweede golf die de EU treft, een pakket van aanvullende
maatregelen gepresenteerd. Het pakket bestaat onder andere uit aanbevelingen inzake
COVID-19-teststrategieën. Hierin geeft de Commissie aan dat er momenteel onderzocht
wordt of en hoe het mogelijk is sneltesten op EU-niveau te valideren. Dit moet wederzijdse
erkenning van testen mogelijk maken. De kabinetsappreciatie van dit maatregelenpakket
is 16 november jl. met uw Kamer gedeeld.10 Voorts heeft de Commissie op 18 november jl. een aanbeveling gepubliceerd inzake
het gebruik van sneltesten. Dit moet volgens de Commissie tot meer coördinatie leiden.
Uw Kamer wordt verder geïnformeerd middels een BNC-fiche.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich grote zorgen over het risico van het
verder en telkens opnieuw verspreiden van corona via het internationale reizen. Met
Schiphol als internationale hub zijn we extra kwetsbaar voor herintroductie van het
virus op het moment dat de tweede golf in Nederland weer onder controle is. In de
zomermaanden hebben we gezien hoe dit mis is gegaan. Terugkerende reizigers lijken
een groot aandeel te hebben gehad in het opnieuw oplaaien van de besmettingen. Naast
de specifieke risico’s van een vervoersmodaliteit, zoals het urenlang opeengepakt
zitten in een vliegtuig, lange rijen in een vertrekhal of bij een bus- of treinreis
in een volle coupé, is het de uitwisseling van mensen, het contact tussen grote delen
van de wereld, die bijdraagt aan de verspreiding. Deze leden vragen het kabinet om
een integrale aanpak om de risico’s van coronaverspreiding via internationale reizen
te beperken. Kan het kabinet een dergelijke aanpak voor het einde van het jaar met
de Kamer delen?
In het internationaal reisverkeer staat de veiligheid en gezondheid van zowel de reiziger
als medewerker voorop. Het kabinet zet momenteel in op drie manieren om de spreiding
van het virus in relatie tot reizen en reizigers zo veel mogelijk te mitigeren: 1. het
naleven van de thuisquarantaine, 2. het verplichten van negatieve testuitslag en -verklaring
aan derdelanders, en 3. het testen van inkomende reizigers uit hoogrisicogebieden.
Ten aanzien van de naleving van de thuisquarantaine, heeft het OMT aangegeven dat
infectierisico’s van internationale reizen ook samenhangen met risicogedrag op de
plaats van bestemming en het onvoldoende naleven van de quarantaine na (terug)komst
uit een risicogebied. Om volgende golven te voorkomen, moet de groep reizigers zich
meer aan de thuisquarantaine houden. Er wordt daarom een digitaal formulier ontwikkeld
gericht op mensen die (noodzakelijke) reizen maken naar een risicogebied (rood of
oranje). Doel is het verbeteren van de naleving van de thuisquarantaine. Voor meer
informatie hierover verwijzen wij u graag naar paragraaf 16 van de stand van zaken
COVID-19 Kamerbrief van 9 december jl.11.
Met betrekking tot het verplichten van een negatieve testuitslag en -verklaring heeft
de Minister van VWS in de Kamerbrief aangegeven dat vanaf 15 december een negatieve
testuitslag verplicht is voor reizigers uit een land dat niet op de lijst van veilige
landen van de EU staan en die ook uitgezonderd zijn op het EU-inreisverbod voor Nederland.
Dit geldt voor reizigers die per vliegtuig of schip van buiten de EU/Schengen naar
Nederland reizen. Deze maatregel geldt niet voor Nederlanders of andere EU-burgers
die uit deze gebieden terugkeren.
Over het testen van inkomende reizigers uit hoogrisicogebieden heeft de Minister van
VWS in zijn stand van zaken COVID-19 Kamerbrief van 9 december jl.12 u geïnformeerd (paragraaf 6, pagina 21). Daarin staat dat het kabinet het LCT om
advies heeft gevraagd of het mogelijk is om inkomende reizigers uit hoogrisicogebieden
per 15 januari 2021 op dag 5 na aankomst in Nederland te laten testen, zodat hun quarantaine
bij een negatieve test kan worden beëindigd. Het LCT heeft positief geadviseerd en
geeft aan dat de testcapaciteit toereikend zal zijn om dit beleid medio januari aan
te passen. Tevens heeft GGD-GHOR Nederland aangegeven dat ook dit wat betreft de uitvoering
haalbaar is. Er moet hier wel een belangrijke kanttekening bij gemaakt worden. Wanneer
de doorlooptijden te hoog oplopen van die groepen in de samenleving die volgens het
OMT belangrijker zijn om te testen vanwege het tegengaan van het virus (mensen met
klachten, zorgmedewerkers etc.), dan moeten de nieuwe groepen die toegevoegd zijn
aan het testbeleid tijdelijk worden afgeschaald. Dit geldt voor reizigers en voor
mensen die nu getest kunnen worden als nauw contact uit het BCO en de CoronaMelder.
Kortom, als blijkt dat deze weken door het toevoegen mensen zonder klachten uit BCO
en de CoronaMelder de testvraag enorm stijgt en de doorlooptijden daardoor te ver
oplopen, dan kunnen reizigers nog niet worden getest op 15 januari. Een bijkomende
overweging zal zijn dat de GGD’en momenteel ook zijn gevraagd hun capaciteit in te
zetten voor de uitvoering van vaccinaties, en deze belangrijke maatschappelijke opgaven
niet ten koste van elkaar mogen gaan.
Vooruitlopend en in aanvulling op deze maatregelen hebben wij toegezegd om met luchtvaartmaatschappijen
te overleggen of zij de negatieve testverklaring op (een deel van hun) vluchten in
willen voeren voor inwoners van de EU die noodzakelijke reizen maken van en naar hoogrisicogebieden.
Wij zijn met de luchtvaartsector in overleg getreden over de vormgeving hiervan. Zoals
ook door ons aangegeven in de Kamerbrief inzake de vormgeving van de proef met een
travel corridor tussen Atlanta en Schiphol van 4 december jl. hebben we met de
luchtvaartmaatschappijen afgesproken om een proef te doen. Deze proef start 15 december,
duurt drie weken en geldt voor noodzakelijke reizen. Het doel van deze corridor is
om de risico’s die gepaard gaan met reizen naar hoogrisicogebieden te beperken en
ervaring op te doen met nieuw testbeleid en om te kijken of de quarantaine beter wordt
nageleefd. De corridor vormt geen versoepeling van de reisrestricties. Het reisadvies
en het inreisverbod blijven onverminderd gelden. Het gaat om het reguleren en testen
van groepen die al uitgezonderd waren. Voor meer informatie hierover verwijzen wij
u graag naar de Kamerbrief van 4 december jl.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan aangeven aan welke maatregelen
zij denkt nu het OMT een negatief reisadvies adviseert voor de kerstvakantie en de
Minister-President in zijn persmoment op 27 oktober 2020 heeft aangegeven hiermee
aan de slag te gaan.
Op dit moment geldt het dringende advies om tot half januari geen reizen naar het
buitenland te maken of te boeken, tenzij strikt noodzakelijk. Dit is een ingrijpende
maar noodzakelijke maatregel die het kabinet heeft genomen in het licht van de huidige
epidemiologische situatie.
Buitenlandse reizen
De leden van de PvdD-fractie vragen of met voldoende zekerheid uitgesloten kan worden
dat buitenlandse reizen in het algemeen geen groot risico vormen voor de verspreiding
van het virus.
Elke reisbeweging vormt een risico voor verspreiding van het COVID-19 virus. Dit geldt
voor zowel binnen- als buitenlandse reizen. Op dit moment geldt dan ook het dringend
advies om tot half januari geen reizen naar het buitenland te maken of te boeken,
tenzij strikt noodzakelijk.
De leden van de PvdD-fractie merken op dat uit onderzoek van het RIVM blijkt dat de
bron van 7% van de positief geteste personen in de periode juli tot begin september
een introductie van het virus uit het buitenland betrof. Hoe verhoudt dit percentage
zich tot het aantal positief geteste personen met een als bron de horeca? Kan het
kabinet dit duiden?
Over de periode juli-begin september was het aandeel positief geteste personen waarbij
een reis, vakantie of vlucht de mogelijke setting van besmetting was ongeveer twee
keer zo hoog (8,3%) als het aandeel waarbij de horeca werd geregistreerd als mogelijke
setting van besmetting (4,3%).13 Na de zomerperiode is het aandeel settings door reis, vakantie of vlucht gedaald
(3,0%), en is de horeca vaker dan een reis aangegeven als mogelijke setting van besmetting
(3,8%).14 Dit is in overeenstemming met het beeld dat er in de zomerperiode – toen er meer
gereisd werd naar het buitenland – meer introductie van het virus was uit het buitenland
dan nu het geval is.
Inreismaatregelen
De leden van de CDA-fractie vragen hoe omgegaan zal worden met internationaal vakantievervoer
rond de kerstdagen. Hoe worden terugkerende vakantiegangers gecontroleerd, zo vragen
zij, zeker nu de situatie in een (vakantie)land of -gebied snel kan veranderen. Deze
leden vragen of en hoe een sluitend controlesysteem kan worden gerealiseerd.
Het kabinet heeft op 3 november jl. de oproep gedaan om tot half januari geen reizen
naar het buitenland te maken of te boeken, tenzij strikt noodzakelijk. Vakanties zijn
niet-noodzakelijke reizen. Voor iedereen geldt de dringende oproep om thuis te blijven
bij klachten, zich te laten testen en niet te reizen. Voor in- en uitgaande reizigers
per vliegtuig is een gezondheidsverklaring verplicht. Zij mogen niet vliegen indien
zij verklaren klachten te hebben passend bij COVID-19. Zie ook de reactie op de vraag
van de GroenLinks-fractie op pagina’s 7 en 8 voor meer informatie over het verplichten
van negatieve testuitslag en -verklaring aan derdelanders en het testen van inkomende
reizigers uit hoogrisicogebieden.
De leden van de VVD-fractie willen ook dat mensen die ons land inreizen een negatieve
testuitslag kunnen overleggen, zoals ook andere landen soortgelijke eisen stellen
aan inreizigers. Dit om zo verdere besmetting uit het buitenland te kunnen beperken.
Hoe denkt de Minister hierover?
De leden van de D66-fractie waren dan ook verheugd te vernemen dat er plannen zijn
om de motie van het lid Paternotte c.s. over het komen tot een dekkend testbeleid
op luchthavens uit te voeren (Kamerstuk 25 295, nr. 569), zeker omdat deze leden van mening zijn dat een negatief testresultaat voorwaardelijk
zou moeten worden gesteld aan het binnenreizen van Nederland vanuit een land waarvoor
een negatief reisadvies geldt. Deelt de Minister de mening van deze leden? Zo ja,
is hij bereid zich hiervoor in te zetten met de betrokken ministeries? Zo nee, waarom
niet?
De leden van de CDA-fractie zien graag schematisch weergegeven wat de varianten en
keuzemogelijkheden zijn ten aanzien van controle van COVID-19 bij de landsgrenzen.
Graag zien zij daarbij in beeld gebracht wat de kosten van de varianten en keuzemogelijkheden
zijn, wat de capaciteit is en wat het beslag is dat gelegd zou worden op COVID-19-controle
bij onderwijs en zorg. Voorts verzoeken zij om daarbij niet alleen de luchtvaart,
maar ook internationaal treinverkeer en -personenvervoer te betrekken.
In de toekomst wil het kabinet niet-noodzakelijke reizen over de grens weer mogelijk
maken op een veilige manier voor alle vervoersmodaliteiten. Zie ook de reactie op
de vraag van de GroenLinks-fractie op pagina’s 7 en 8 voor meer informatie over het
verplichten van negatieve testuitslag en -verklaring aan derdelanders en het testen
van inkomende reizigers uit hoogrisicogebieden. Voorrang voor specifieke doelgroepen
zoals onderwijs- en zorgmedewerkers komt naar verwachting niet in het geding bij toevoeging
van meer doelgroepen aan het testbeleid.
Andere entrypoints
De leden van de VVD-fractie vragen of er bij het stellen van inreismaatregelen ook
gekeken wordt naar andere grensovergangen, dan wel aankomstpunten van internationaal
vervoer in Nederland, zoals Rotterdam, Utrecht, Arnhem en Amsterdam Centraal voor
internationaal treinverkeer of bijvoorbeeld de grensovergangen bij Hazeldonk, Zevenaar,
Eijsden en Oldenzaal voor internationaal auto-, bus en vrachtverkeer.
Het kabinet is zich er terdege van bewust dat reizigers niet alleen met het vliegtuig
Nederland inreizen. Daarom is er ook bijzondere aandacht voor de andere grensovergangen
en aankomstpunten van internationaal vervoer in Nederland, zoals de voorbeelden die
door de VVD-fractie worden genoemd. De specifieke eigenschappen van de luchtvaart
hebben echter tot gevolg dat het vliegverkeer zich beter leent voor de invoering van
inreismaatregelen. Luchthavens beschikken namelijk over een afgesloten omgeving achter
de veiligheidscontrole waar reizigers alleen toegang hebben met een geldig vliegticket
en op vertoon van geldige legitimatie. Trein- en wegverkeer hebben deze karakteristieken
niet of nauwelijks, waarmee invoering van inreismaatregelen complex is. Het is op
dit moment daarom opportuun om eerst maatregelen te treffen voor de lucht- en scheepvaart
alvorens te kijken naar het trein- en wegverkeer. Dit is in lijn met het 85e OMT-advies.
Reiscorridors
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het staat met het opzetten van veilige reiscorridors
waarover deze leden eerder vragen stelden en de motie van het lid Remco Dijkstra c.s.,
die ging over meer maatwerk bij reisadviezen en kleurcodes per regio (Kamerstuk 25 295, nr. 572).
Andere landen zijn druk met reiscorridors om de economie nog een beetje te redden.
Zijn er resultaten van bekend; wat kan en wat nog niet?
Op dit moment geldt het advies om tot half januari geen reizen naar het buitenland
te maken of te boeken, tenzij strikt noodzakelijk. Over de reiscorridors, waar de
VVD-fractie eerder vragen over had gesteld, verwijzen wij u graag de Kamerbrief inzake
de vormgeving van de proef met een travel corridor tussen Atlanta en Schiphol van
4 december jl.
Ten aanzien van de reisadviezen is in Europees verband een Raadsaanbeveling vastgesteld
waarin ook is ingegaan op coördinatie van de reisadviezen. Het ECDC stelt wekelijks
een kaart op van de epidemiologische situatie in Europa. Nederland betrekt deze informatie
bij het vaststellen van de nationale reisadviezen, waarbij ruimte bestaat voor afwijkingen
als daar aanleiding toe is.
Deelt de Minister de mening van de leden van de D66-fractie dat alvast moet worden
gewerkt aan het realiseren van air corridors? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de Minister
toezeggen dat hij gaat werken aan een routekaart naar een situatie vanaf het voorjaar
van 2021 waarin een bewijs van vaccinatie of testen op het vliegveld een voorwaarde
is voor het kunnen instappen bij vliegtuigen?
Het kabinet is met de leden van mening dat het van belang is na te denken over de
vormgeving van internationale reizen in de komende periode. Zoals ook aangegeven in
de beantwoording van de CDA-fractie op pagina 10 wil het kabinet in de toekomst niet-noodzakelijke
reizen op een veilige manier weer mogelijk maken over de grens voor alle vervoersmodaliteiten.
Ook verwijzen wij u graag naar de reactie op de vraag van de GroenLinks-fractie op
pagina’s 7 en 8 voor meer informatie over het verplichten van negatieve testuitslag
en -verklaring aan derdelanders, het testen van inkomende reizigers uit hoogrisicogebieden
en de proef met een travel corridor tussen Atlanta en Schiphol.
Teststraat Schiphol
Aangezien het reizen naar risicogebieden in veel gevallen een eigen keuze is, vinden
de leden van de D66-fractie dat reizigers hierin ook zelf een deel van de kosten zouden
moeten dragen. Vanaf 1 april 2021 kunnen luchthavengelden op Schiphol, Rotterdam en
Eindhoven Airport worden aangepast. Kan hiervoor een aparte tranche voor de kosten
van coronatests voor worden ingebouwd, dan wel verwerkt in de securitygelden- en heffingencomponent
van de luchthavengelden? En kan dit ook gedifferentieerd naar bestemming? Zo nee,
zijn er andere manieren om de kosten voor het testen gedeeltelijk door te berekenen
aan reizigers, ook als een extra ontmoediging om naar risicogebieden af te reizen?
Het vaststellen van de luchthavengelden is een bevoegdheid van de Schiphol Group (hieronder
vallen ook Rotterdam-The Hague Airport en Eindhoven Airport). De rijksoverheid speelt
hierbij geen rol.
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te lezen dat er spoedig een grote teststraat
op Schiphol opgezet gaat worden. Deze leden vernemen graag wanneer deze actief is.
Hoe lang is het bestaan van deze teststraat op Schiphol gegarandeerd?
Deze is begin december geopend. De XL-teststraat die op Schiphol is gekomen is bedoeld
voor alle burgers met klachten. Inkomende en uitgaande vliegtuigpassagiers vallen
niet onder die doelgroep. Alle XL- en L-teststraten worden nu geplaatst voor een periode
van zes maanden met mogelijkheden tot verlenging.
De leden van de SP-fractie willen ook weten of er plannen zijn om teststraten in te
richten op andere regionale luchthavens, internationale spoorknooppunten als Amsterdam
CS en Rotterdam CS en tankstations dichtbij grensovergangen.
Op dit moment zijn er XL- en L-teststraten op Schiphol, Rotterdam-The Hague Airport
en Utrecht Jaarbeurs ingericht. Verder wordt verkend door de Minister van VWS of ook
op andere frequent bezochte plekken, bijvoorbeeld stations, testlocaties ingericht
kunnen worden die bijdragen aan een fijnmazige testinfrastructuur.
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel reizigers dagelijks van de teststraat op
Schiphol gebruik kunnen maken.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister bovendien zijn overwegingen te delen
om de teststraat weer te openen. De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat in
de huidige plannen voor de teststraat, deze alleen voor vertrekkende reizigers beschikbaar
zal zijn. Kan de Minister aangeven of het klopt dat er weer een teststraat wordt ingericht
op Schiphol? Klopt het dat deze alleen beschikbaar is voor vertrekkende reizigers,
en waarom is deze keuze gemaakt?
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan toezeggen dat de teststraat,
als deze wordt geopend, ook voor terugkerende reizigers zal worden geopend.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier de Minister nu het testen
op Schiphol wil gaan faciliteren, zowel voor reizigers als voor medewerkers.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan bevestigen en toelichten wat
de testcapaciteit zal zijn in de Schipholteststraat, welke passagiers er getest zullen
worden en of een verplichte test voor passagiers uit codeoranjegebieden deel uit zal
maken van het testbeleid op Schiphol?
De XL-teststraat die op Schiphol is gekomen is bedoeld voor alle mensen met klachten.
Inkomende en uitgaande vliegtuigpassagiers vallen niet onder die doelgroep. Zie ook
de reactie op de vraag van de GroenLinks-fractie op pagina’s 7 en 8 voor meer informatie
over het verplichten van negatieve testuitslag en -verklaring aan derdelanders en
het testen van inkomende reizigers uit hoogrisicogebieden.
De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat de sneltesten die op Schiphol
gebruikt gaan worden kunnen leiden tot een uitslag binnen een kwartier.
Op de XL-locatie zal een combinatie van testmethoden gebruikt worden. Het gaat in
eerste instantie om de reguliere PCR- en antigeensneltesten, later mogelijk aangevuld
met andere sneltesten zoals de LAMP- en ademtest.
Voor de antigeensneltesten geldt dat de analysetijd 15 minuten is. Daarbij merkt het
kabinet wel op dat deze antigeensneltesten nog niet gevalideerd zijn voor gebruik
bij mensen zonder klachten. Het is dus ook nog niet duidelijk of deze testen betrouwbaar
ingezet kunnen worden bij reizigers.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan toezeggen dat als er op dit
moment nog geen plannen zijn voor het realiseren van een dekkend testbeleid op de
Nederlandse luchthavens, hij hiertoe zal komen, eventueel door het inzetten van commerciële
(snel)testen? Zo nee, waarom niet?
Momenteel zijn er nog geen sneltesten gevalideerd voor gebruik bij doelgroepen zonder
klachten. Door het kabinet zal bezien moeten worden welk type test het beste kan worden
ingezet.
De leden van de VVD-fractie vragen welk dwingend advies geldt voor Nederlanders die
op de luchthaven positief testen? De leden van de VVD-fractie vragen wat we doen met
buitenlanders die na aankomst positief testen?
Voor positief geteste reizigers geldt hetzelfde als voor alle andere mensen die positief
testen, namelijk dat zij in isolatie dienen te gaan.
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd op wie de kosten van de testen zullen worden
verhaald. Aangezien het reizen naar risicogebieden in veel gevallen een eigen keuze
is, vinden deze leden dat reizigers hierin ook zelf een deel van de kosten zouden
moeten dragen.
Personen die naar risicogebieden willen reizen, en daar een negatieve test en/of testverklaring
voor moeten overleggen kunnen deze bij een commerciële testorganisatie halen. Dit
is conform de werkwijze voor reizigersvaccinaties. De kosten komen voor rekening van
de aanvrager.
De leden van de D66-fractie vonden het bijzonder dat in de beantwoording van de vragen
nogmaals werd gesteld dat in Duitsland gratis tests voor terugkerende reizigers uit
risicogebieden zijn afgeschaft, terwijl op dag twee van de Algemene Politieke Beschouwingen
eenzelfde opmerking al was ontkracht door onderzoek van het NRC. Kan de Minister delen
waarom hij er desondanks voor heeft gekozen deze stelling in de beantwoording in te
nemen?
Op het moment van beantwoording van de vragen was het zo dat Duitsland de beleidswijziging
zou invoeren waarbij gratis tests voor terugkerende reizigers uit risicogebieden werden
afgeschaft. Dit als onderdeel van een bredere herziening van het test- en quarantainebeleid.
Echter, vlak na dat moment bleek dat invoering vertraagd werd vanwege noodzakelijk
overleg tussen de federale overheid en de Duitse deelstaten. Dit heeft de beantwoording
ongelukkigerwijs gekruist.
De leden van de D66-fractie hebben een nieuwe set schriftelijke vragen ingediend met
betrekking tot de teststraat (Kamerstuk 2020Z19315). Zij zijn benieuwd wanneer zij hier de beantwoording van kunnen verwachten.
De leden van de GroenLinks-fractie willen graag duidelijkheid over de proef op Schiphol.
Wat was de proefopzet?
De antwoorden op de Kamervragen zijn op 9 december naar uw Kamer verstuurd.15
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wanneer de Minister wist dat de teststraat
op Schiphol slechts een proef was?
Zie hiervoor de Kamerbrief van 6 augustus jl.16 en de beantwoording van de Kamervragen van de leden Diertens en Paternotte over het
anticiperen op de testcapaciteit in Nederland van 14 oktober jl.17
De leden van de D66-fractie waren ontstemd bij kennisname van de brief van de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Kamerstuk 25 295, nr. 656) en de beantwoording op de schriftelijke vragen van de leden Paternotte en Diertens
over het sluiten van de teststraat op Schiphol (Kamerstuk 2020Z16439). Deze leden bespeurden in de beantwoording van de schriftelijke vragen namelijk
nog steeds een licht sceptische toon van het ministerie met betrekking tot het nut
van het testen van inkomende reizigers. Dit zou volgens het ministerie namelijk «minder
efficiënt» zijn dan het testen bij gewone teststraten, omdat het vindpercentage lager
lag dan bij die teststraten. Deze conclusie vinden deze leden behoorlijk overhaast,
vooral omdat er in de zeer korte periode dat getest werd op Schiphol met een teststraat
die maar beperkte openingstijden had, maar liefst 325 mensen positief zijn getest.
Dit terwijl de teststraat voornamelijk was bedoeld voor mensen zonder klachten. Erkent
de Minister dat deze conclusie overhaast is? Zo nee, waarom niet?
Kan de Minister bovendien aangeven hoe de uitspraak dat moet worden geconcludeerd
dat het testen van terugkerende reizigers «inefficiënt» is, in contrast staat met
de uitspraak van het OMT dat buitenlandse reizen en vakanties een risico vormen voor
de import en verspreiding van het virus in Nederland en de uitspraken van OMT-voorzitter
Van Dissel, die stelt dat terugkerende reizigers waarschijnlijk hebben bijgedragen
aan het ontstaan van de tweede golf?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen daarnaast het volgende: als de oude opzet,
waarbij slechts gedurende een aantal uren en slechts passagiers op risicovluchten
werden getest, onvoldoende efficiënt was als opsporingsmiddel, dan is het veel grootschaliger
en nog willekeuriger testen toch nog inefficiënter, als we dezelfde eisen aan efficiëntie
stellen? Of is de nieuwe opzet voor de teststraat niet bedoeld om besmetting op te
sporen maar de drempel voor internationale vliegreizen te laten verminderen?
Door de toegenomen druk op de testcapaciteit heeft de Minister van VWS op 11 september
jl. besloten om het testen van mensen zonder klachten tijdelijk te stoppen, waaronder
bij reizigers op Schiphol.18 Op basis van de beperkte gegevens uit de periode dat de teststraat op Schiphol geopend
was, konden geen uitgebreide vergelijkingen gemaakt worden. Het vindpercentage van
de teststraat op Schiphol kon slechts vergeleken worden met dat in de gewone teststraten,
en dat lag lager. Voor reizigers op Schiphol lag dit in die periode op 1,7% en in
de GGD-teststraten voor diezelfde periode lag dat rond de 3%. Er is niet geconcludeerd
dat het testen op Schiphol inefficiënt is, alleen dat het in vergelijking met de overige
teststraten het vindpercentage lager lag in de periode dat de teststraat op Schiphol
open was en dus minder efficiënt was.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het klopt dat gegeven het feit dat het
om het testen van asymptomatische passagiers ging, het percentage positieve tests
juist relatief hoog lag. Wat is hier de verklaring voor?
Deze conclusie is niet zo te trekken. Er was geen informatie beschikbaar over de af-
of aanwezigheid van klachten.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan bevestigen dat in Duitsland,
waar in augustus al werd gekeken naar het nut van testen bij de grens, in sommige
weken juist een hoger vindpercentage werd gevonden bij deze teststraten dan bij andere
teststraten in het land.
Volgens de gegevens die de Minister van VWS tot zijn beschikking heeft gekregen is
dat juist. In de zomerperiode bleek grofweg 2% van de tests van de terugkeerders uit
risicogebieden positief, tegenover een landelijk gemiddelde van 1% in Duitsland.
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen hierbij op het grote verschil tussen de
opvattingen van de directeur van Schiphol, die eerder stelde dat met meer tests quarantaine
voor vliegtuigpassagiers kan worden voorkomen, en het OMT, dat gisteren liet weten
dat sneltesten geen invloed hebben op de duur van de quarantaine. Kan de Minister
reageren op deze discrepantie en hier uitsluitsel over geven?
Sneltesten zijn op dit moment niet gevalideerd voor het testen van mensen zonder klachten
en kunnen hiervoor dus niet ingezet worden. Het OMT heeft in hun 85e advies aangegeven dat ze het mede gezien de huidige testcapaciteit verantwoord vinden
om een PCR-test aan te bieden op de vijfde dag na het laatst mogelijke blootstellingsmoment.
Een negatief geteste persoon kan dan op dag 5 uit quarantaine, mits deze persoon alert
blijft op het ontstaan van klachten en zich direct opnieuw laat testen als zich dat
voordoet.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat testen misschien
niet de quarantainemaatregel moet vervangen, maar in elk geval moet complementeren?
Vanaf 1 december kunnen mensen zonder klachten, die naar voren komen als nauwe contacten via bron- en contactonderzoek
(BCO) en/of de CoronaMelder-app, getest worden. Op basis van het 85e OMT-advies van 9 november jl. kunnen deze mensen zich op dag 5 na het laatste blootstellingsmoment
laten testen. Bij een negatieve uitslag en zonder klachten kunnen zij vervolgens uit
quarantaine als er geen andere redenen zijn om in quarantaine te blijven, mits deze
persoon alert blijft op klachten (en zich als die zich voordoen laat testen). Zie
ook de reactie op de vraag van de GroenLinks-fractie op pagina’s 7 en 8 voor meer
informatie over het testen van inkomende reizigers uit hoogrisicogebieden.
Best practices op luchthavens in het buitenland
De leden van de D66-fractie zijn nog benieuwd naar de uitvoering van de motie van
het lid Paternotte c.s. over leren van de best practices in het buitenland (Kamerstuk
25 295, nr. 571). Wanneer kunnen deze leden een overzicht, inclusief een analyse, van de Minister
verwachten met de best practices welke kunnen worden toegepast in Nederland en op
welke manier?
Het kabinet heeft in lijn met de motie een inventarisatie gedaan naar best practices
op verschillende luchthavens en maatschappijen ten aanzien van het detecteren van
besmette reizigers. Daaruit blijkt dat ook in andere landen ontwikkelingen met betrekking
tot het testbeleid zich snel op kunnen volgen. Dat maakt een inventarisatie zoals
deze altijd een momentopname in de context van het specifieke land of werelddeel.
Afhankelijk van de besmettingsgraad wordt beleid (tijdelijk) aangepast, en innovaties
in testmethoden komen langzaam in gebruik. Er is nog geen één beproefd recept wat
zich voor een langere tijd heeft bewezen en door alle landen is ingevoerd. Wel kan
gesteld worden dat momenteel de gemene deler het volgende is: verzoek (in sommige
landen een plicht) aan inkomende reizigers voor een negatieve testverklaring met negatieve
testuitslag van tussen de 48 en 72 uur voor aankomst, eventueel in combinatie met
een quarantainemaatregel bij aankomst.
Zo blijkt dat in Oostenrijk inkomende reizigers uit hoogrisicogebieden een verplichte
test moeten doen (binnen 72 uur), aangevuld met 10 dagen thuisquarantaine, en optioneel
een tweede test op dag 5 om de quarantaine te verkorten bij een negatieve uitslag.
Frankrijk vraagt ook een negatieve testuitslag niet ouder dan 72 uur met een advies
om in quarantaine te gaan (geen verplichting). Italië hanteert temperatuurmetingen
voor alle inkomende en uitgaande reizigers op luchthavens en treinstations. Reizigers
moeten een negatieve testuitslag tonen die niet ouder dan 72 uur is of bij aankomst
op de luchthaven (vóór 18 uur) dan wel binnen 48 uur na aankomst bij de lokale GGD
een test afnemen, welke gevolgd wordt door twee weken quarantaineplicht op aanwijzen
van de lokale GGD. Duitsland heeft recent het beleid gewijzigd naar een quarantaineverplichting
van 10 dagen met op de vijfde quarantainedag een PCR-test. Bij een negatieve uitslag
kan de quarantaine eindigen. Het testen voor of direct na binnenkomst is daarmee komen
te vervallen.
Er zijn ook landen zoals Zwitserland en Ierland waar reizigers niet worden getest
en ook geen testverklaring wordt gevraagd. In Zwitserland geldt wel een meldplicht
en iedereen afkomstig uit een hoogrisicoland moet verplicht 10 dagen in quarantaine.
In Ierland geldt een dringend verzoek tot «zelfbeperking» in de accommodatie voor
14 dagen.
Maatregelen in andere landen worden uiteraard door het kabinet gevolgd en gewogen.
Ook het OMT betrekt in haar adviezen internationaal onderzoek waar dat relevant en
van waarde is. Doel is het beperken van het risico dat besmette mensen uit hoogrisicogebieden
naar Nederland reizen en in Nederland het virus verder verspreiden. Zie ook de reactie
op de vraag van de GroenLinks-fractie op pagina’s 7 en 8 voor meer informatie over
het verplichten van negatieve testuitslag en -verklaring aan derdelanders en het testen
van inkomende reizigers uit hoogrisicogebieden.
Met bovenstaande reactie beschouwt de Minister van VWS de motie van het lid Paternotte
c.s. over leren van de best practices in het buitenland als afgedaan.
Naleving van voorschriften
De leden van de SP-fractie vragen de Minister om glashelder te zijn en zowel Schiphol
als andere bedrijven die opereren op Schiphol, op te roepen zich aan de coronamaatregelen
en RIVM-voorschriften te houden en werknemers niet onder druk te zetten om toch te
komen werken als zij klachten hebben.
Het kabinet vindt het van belang dat werkenden in Nederland onder veilige en gezonde
omstandigheden hun werk kunnen doen. Het kabinet blijft daar ook steeds op aandringen.
Echter, de verantwoordelijkheid voor goede arbeidsomstandigheden ligt primair bij
de bedrijven die het personeel in dienst hebben. Dit geldt voor alle werkgevers die
op Schiphol actief zijn. Werknemers kunnen individueel of via een vakbond of ondernemingsraad
melding doen van eventuele mistanden, zoals hoge werkdruk maar ook verplicht doorwerken
met klachten. Op basis van dergelijke meldingen of vanuit haar risicoanalyse doet
de Inspectie SZW onderzoek.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan reflecteren op de conclusie
van het gedragsonderzoek van het RIVM dat zeven op de tien reizigers zich niet houden
aan de quarantainemaatregel bij terugkomst uit een risicogebied. Wat zegt dat volgens
de Minister over het belang van een teststraat op Schiphol?
Nu blijkt uit gedragsonderzoek van het RIVM en de GGD’s dat driekwart van de reizigers
naar risicogebied bij terugkomst niet in quarantaine is gegaan of gebleven. De leden
van de PvdD-fractie vinden al deze gegevens zeer zorgwekkend, zeker omdat deze mensen
geen 1,5 meter afstand houden in het vliegtuig en niet worden getest bij aankomst.
Kan de Minister hierop reflecteren? Is een enorm risico over het hoofd gezien?
Ook de leden van de GroenLinks-fractie zijn ook benieuwd naar de (beleids)reactie
van de Minister op het nieuws dat tot wel 73% van de terugkerende reizigers uit oranje
gebied zich niet aan de quarantaineregels houdt.
Quarantaine is cruciaal in het doorbreken van de keten van besmettingen en daarmee
een essentieel onderdeel van de huidige aanpak van bestrijding. Door de contactmomenten
te voorkomen en te beperken wordt ook virusoverdracht voorkomen en beperkt. De conclusie
van het gedragsonderzoek van het RIVM is daarom een motivatie die het kabinet extra
sterkt in de inzet op naleving. Zie ook de reactie op de vraag van de GroenLinks-fractie
op pagina’s 7 en 8 voor meer informatie over het verplichten van negatieve testuitslag
en -verklaring aan derdelanders en het testen van inkomende reizigers uit hoogrisicogebieden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of nu blijkt dat de eigen verantwoordelijkheid
tot vrijwillige quarantaine totaal niet werkt, dit moet leiden tot een andere aanpak.
Moet dan niet de keuze gemaakt worden tussen aanmerkelijk minder reizen of aanmerkelijk
meer handhaving? Deze leden zijn benieuwd naar de keuze van het kabinet.
Mensen hebben verschillende motivaties bij het al dan niet naleven van de quarantainemaatregel.
Daarom vindt het kabinet het noodzakelijk om verschillende middelen in te zetten die
mensen stimuleren om zich wel aan de quarantainemaatregel te houden. Handhaving en
het dringende advies om minder te reizen zijn al onderdeel van onze aanpak. Ook is
en wordt hard gewerkt aan diverse vormen van ondersteuning bijvoorbeeld in de vorm
van de quarantainegids en de mogelijkheid van een quarantainecoach. Verder zet het
kabinet zich in voor het uitwisselen van lokale best practices en het ondersteunen
van mensen in quarantaine bij praktische dilemma’s zoals boodschappen doen en huisdieren
uitlaten.
De leden van de D66-fractie vragen of er mogelijkheden zijn om beter op de quarantainemaatregel
te handhaven. Zo ja, welke?
Het kabinet richt zich eerst op een aanpak om de personen te ondersteunen die bereidwillig
zijn maar hindernissen ervaren in het opvolgen van de quarantainemaatregel. Aan de
personen die ondanks deze inzet weigeren in quarantaine te gaan, kan een verplichte
quarantainebeschikking worden opgelegd. Er is dan geen sprake van een boete, maar
iemand kan wel strafrechtelijk worden vervolgd. Deze optie is een ultimum remedium
en daarom is het kabinet aan het onderzoeken of er bestuursrechtelijke handhaving,
zoals een bestuurlijke boete, mogelijk is.
De leden van de SP-fractie vragen structureel aandacht voor de positie van werknemers
op Schiphol. Uit onderzoek van vakbond FNV blijkt dat 70% van de ondervraagde beveiligers
niet gelooft dat er onder de beveiligers maar 30 coronabesmettingen zijn geweest en
dat zij andere ervaringen hebben. Ook stellen zij dat zij onder druk worden gezet
door hun werkgevers om toch te komen werken als zij in afwachting zijn van het resultaat
van een coronatest. Deze leden vragen of de Minister bekend is met dit onderzoek van
de FNV en of zij hierop kan reageren. Erkent de Minister dat het risicovol is om te
gaan werken, terwijl een werknemer in afwachting is van een testuitslag?
Het kabinet is bekend met het onderzoek van de FNV. Het is uiteraard niet de bedoeling
dat medewerkers (verplicht worden om te) gaan werken als zij in afwachting zijn van
een testuitslag. Het kabinet erkent daarmee dat dit risicovol is.
Bron- en contactonderzoek
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier reizigers nu bereikt kunnen
worden als blijkt dat medepassagiers besmet waren of de locatie van verblijf voorafgaande
aan de reis een brandhaard was en wat de ervaringen hiermee zijn.
Als blijkt dat iemand aan boord heeft gezeten die op dat moment mogelijk besmettelijk
was, wordt een vliegtuigcontactonderzoek (VCO) ingezet. GGD Kennemerland coördineert
deze VCO’en voor alle Nederlandse luchthavens. Bij een VCO worden bij de luchtvaartmaatschappij
de passagierslijsten opgevraagd om contact op te kunnen nemen met de passagiers die
in de buurt zaten van de besmettelijke passagier. Medereizigers in Nederland of personen
die een verblijf gedeeld hebben worden meegenomen in het reguliere bron- en contactonderzoek
van een GGD. Vanwege de hoge incidentie in de afgelopen periode is de uitvoering van
het BCO aangepast. Het is mogelijk dat in sommige gevallen de bevestigde reiziger
is gevraagd zelf zijn reisgenoten te informeren. GGD’en zijn inmiddels op steeds meer
plekken in staat weer volledig het BCO uit te voeren.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de registratie van passagiers om
het bron- en contactonderzoek te ondersteunen onderdeel is van de integrale aanpak
van het kabinet om de risico’s van coronaverspreiding via internationaal reizen te
beteugelen. In België en veel andere landen gebeurt dit met een zogenaamd Passenger
Locator Form. Op welke manier doet Nederland dit nu?
Indien blijkt dat een besmet persoon aan boord van een vliegtuig heeft gezeten kan
de GGD contact opnemen met de luchtvaartmaatschappijen in het kader van het BCO. Vanwege
het gesloten karakter van de luchtvaart en de bekendheid van welke passagiers aan
boord zijn geweest, kan de luchtvaartsector bijdragen aan de snelheid van dit onderzoek.
Daarnaast steunt het kabinet de Raadsaanbeveling inzake coördinatie van maatregelen,
waarbij het wel van belang is dat er altijd ruimte en flexibiliteit bestaat voor nationale
afwegingen. Bij het nader uitwerken van het Europese Passenger Locator Form zou dit moet gelden voor alle vervoersmodaliteiten en de impact op de vervoerders
zo klein mogelijk moeten zijn.
Drukte luchthavens
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat Schiphol ondanks de inspanningen in
oktober ten minste één dag de drukste luchthaven van Europa was. Kan de Minister aangeven
of deze constatering klopt en, indien dit zo is, of dit ook haar zorgen baart? Kan
de Minister bovendien aangeven of zij de mening deelt van deze leden dat dit aanleiding
zou bieden tot aanvullende actie?
In de periode van 10 tot en met 15 oktober jl. vonden er gemiddeld 635 vluchten per
dag plaats van en naar Schiphol, al was hier wel sprake van een sterke fluctuatie.
De drukste dag telde 718 vluchten en de rustigste dag 548 vluchten. Daar past de kanttekening
bij dat in de aantallen ook vrachtvluchten mee worden gerekend, die niet worden geraakt
door de coronamaatregelen en reisadviezen. Aangezien Schiphol al jaren een van de
grootste en drukste luchthavens van Europa is, en alle COVID-19-maatregelen op het
vliegveld in acht worden genomen, acht de Minister van IenW het niet nodig om aanvullende
maatregelen te treffen.
De leden van de D66-fractie vragen aan te geven wat de reizigersaantallen naar risicogebieden
vanaf Schiphol waren in de maand oktober.
De cijfers over de periode 1 tot en met 31 oktober 2020 geven aan dat er circa 263.000
passagiers vanuit Schiphol zijn vertrokken naar gele en oranje gebieden. Voor passagiers
die op Schiphol aankwamen vanuit gele en oranje gebieden, bedraagt het totaal circa
271.000. Ter vergelijking: in oktober 2019 waren er op Schiphol ruim 4,1 miljoen vertrekkende
en aankomende passagiers. Alle passagiersgetallen benoemd in dit antwoord zijn exclusief
het aantal transferpassagiers.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister ook de aantallen reizigers en vliegbewegingen
vanaf en naar Nederlandse luchthavens in de herfstvakantie met de Kamer delen.
Op basis van data van Eurocontrol vonden er in de periode van de herfstvakantie (10
t/m 25 oktober) in totaal circa 13.000 vluchten plaats van en naar alle Nederlandse
luchthavens. Cijfers over alle passagiers van en naar alle Nederlandse luchthavens
zijn bij Eurocontrol op dit moment nog niet beschikbaar.
De Schiphol Group heeft de cijfers van de rechtstreekse passagiers met de luchthavens
Schiphol, Rotterdam-The Hague of Eindhoven als start- of eindpunt beschikbaar gesteld.
Deze zijn in de tabel hieronder gepresenteerd. Het totaal aantal corresponderende
vluchten betrof 9.988.
Aantal passagiers in de periode 10 t/m 25 oktober 2020 (excl. transfer)
Luchthaven
Aankomst
Vertrek
Totaal
Schiphol
144.818
136.675
281.493
Eindhoven
34.896
32.219
67.115
Rotterdam-The Hague
6.227
5.111
11.388
Totaal
185.991
174.005
359.996
Horeca Schiphol
De leden van de SP-fractie constateren onder andere dat de horeca op Schiphol na de
securitycheck open is, terwijl dat landelijk niet het geval is. Deze leden willen
weten van de Minister waarom deze uitzondering is gemaakt en of zij het met deze leden
eens is dat dit niet uit te leggen is.
Aan de luchtzijde achter de veiligheidscontrole blijft de horeca op dringend verzoek
van de veiligheidsregio’s geopend om de reizigers na soms lange vluchten te faciliteren.
Veel van de eet- en drinkgelegenheden op Schiphol zijn afhaal. Daarnaast is het op
Schiphol, ook na de veiligheidscontrole, verboden om tussen 20:00 en 07:00 alcohol
te verkopen.
Veilig vliegen en reizen
De leden van de D66-fractie vragen of het beleid is om bij vluchten vertrekkend vanaf
Nederlandse luchthavens voor vertrek huishoudens maximaal te spreiden over de cabine.
Zo nee, is de Minister bereid hier wel afspraken over te maken?
Mensen uit hetzelfde huishouden hoeven in dezelfde vlucht geen 1,5 meter afstand van
elkaar te bewaren, in lijn met de regel dat zij thuis ook geen afstand van elkaar
hoeven te nemen. Daarnaast wordt ernaar gestreefd verschillende huishoudens zo veel
mogelijk te spreiden.
De leden van de D66-fractie vragen om aan te geven hoeveel luchtvaartpassagiers bij
controle geen gezondheidsverklaring bij zich bleken te hebben.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan aangeven hoe vaak er is gevraagd
naar een ingevuld gezondheidsformulier en welke conclusies hieruit getrokken kunnen
worden.
Sinds oktober hebben alle Nederlandse luchtvaartmaatschappijen (en easyJet) de gezondheidsverklaring
verwerkt in het incheckproces. Deze reizigers moeten de gezondheidsverklaring volledig
invullen om een boardingpas te kunnen ontvangen. Voor buitenlandse luchtvaartmaatschappijen
geldt dat passagiers de gezondheidsverklaring moeten invullen en bij zich moeten dragen.
Dit wordt steekproefsgewijs op de luchthavens gecontroleerd. Daarnaast zijn er op
Schiphol observers actief die erop letten of de passagiers geen klachten hebben. Tot slot dient bij
het inchecken en voor het binnentreden van het vliegtuig een gezondheidscheck te worden
uitgevoerd door het luchtvaartpersoneel. Zie hiervoor ook de stand van zaken brief
COVID-19 van 13 oktober jl.19
De leden van de GroenLinks-fractie hebben gevraagd of het klopt dat op dit moment
slechts vrijblijvend naar symptomen wordt gevraagd en het niet verplicht is, voordat
iemand aan boord gaat van een vliegtuig of instapt in een trein of bus.
M.b.t. vluchtpassagiers verwijzen wij u graag naar de voorgaande beantwoording op
de vragen van de D66- en SP-fracties.
Voor het treinverkeer geldt dat bij een aantal vervoerders een reservering dient te
worden gemaakt waarmee triage en waar nodig bron- en contactonderzoek kan worden uitgevoerd.
Vanwege het open karakter van het treinverkeer is dit niet altijd mogelijk. De publieke
aard van het wegennet maakt een gezondheidscheck aan de grens een complexe exercitie.
Iedereen met een rijbewijs en een gemotoriseerd voertuig kan gebruik maken van het
wegennet. Voor een gezondheidscheck is al vrij snel een vorm van grenscontrole nodig.
Het kabinet vindt invoering van grenscontroles onwenselijk. Specifiek voor langeafstandsbussen
vindt er wel triage plaats, omdat hiervoor een reservering dient te worden gemaakt.
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister erkent dat niets erop wijst dat
verspreiding van het virus in een vliegtuig minder snel zou gaan dan in andere binnenruimtes,
en of het daarom niet te rechtvaardigen is dat er geen aanvullende maatregelen gelden
voor vliegtuigen zoals de 1,5 meter afstand.
De horeca is nu zelfs opnieuw geconfronteerd met langdurige sluiting. Maar de anderhalvemeterregel
heeft voor de luchtvaartsector nooit bestaan! Dat is wat deze leden betreft niet te
rechtvaardigen. Kan de Minister hierop reflecteren? Is zij bereid alsnog de anderhalvemeterregel
in te voeren in vliegtuigen?
Welke aanvullende maatregelen gaat de Minister nemen naar aanleiding van deze informatie?
Het RIVM heeft op verzoek van het kabinet advies gegeven over de veiligheid aan boord
van vliegtuigen in verband met COVID-19. Hierin stelt het RIVM dat het plausibel is
dat het ventilatiesysteem in vliegtuigen met verticale luchtstromen met gezuiverde
lucht en hoge frequentie van ventilatie een beperking geeft van het risico op verspreiding
aan boord. Het kabinet vertrouwt op de deskundigheid van het RIVM. Daarnaast heeft
de luchtvaartsector in lijn met het RIVM-advies maatregelen getroffen om de risico’s
op verspreiding van het virus aan boord van vliegtuigen te beperken. Denk hierbij
aan het verplicht dragen van een niet-medisch mondkapje tijdens de vlucht in combinatie
met de verplichte gezondheidsverklaring vooraf, het afstand houden waar mogelijk,
het spreiden van passagiers en het beperken van het contact tussen crew en passagiers.
Het RIVM geeft aan dat in Nederland uit de honderden contacten die zijn onderzocht
in het kader van bron- en contactonderzoek slechts enkele personen mogelijk besmet
zijn geraakt in het vliegtuig. Dit is niet met zekerheid te zeggen; de besmetting
kan ook voor vertrek of na aankomst hebben plaatsgevonden. De Minister van IenW ziet
hierin geen aanleiding voor het nemen van aanvullende maatregelen.
HEPA-onderzoek
De leden van de SP-fractie hebben vaak bezwaar gemaakt tegen het mogelijk maken van
vliegreizen waarbij de anderhalvemeterafstandsregel niet wordt nageleefd. De Minister
heeft als reden om dit mogelijk te maken gezegd dat high efficiency particulate air
filters (HEPA-filters) helpen bij het bestrijden van het coronavirus. Later bleek
dat dat helemaal niet onderzocht en bewezen was. Uit de brief die de Minister op 20 oktober
heeft gestuurd naar de Kamer blijkt dat het onderzoek hiernaar van het RIVM en het
NLR nog steeds niet is afgerond en er nog altijd geen conclusies getrokken kunnen
worden. Op basis waarvan vindt de Minister het nog altijd verantwoord om volle vluchten
toe te staan, vooral nu het aantal besmettingen stijgt en strengere coronamaatregelen
onontkoombaar lijken?
De leden van de PvdD stellen dat hier toch niet anders geconcludeerd kan worden dan
dat de huidige aanpak om de verspreiding van het virus via buitenlandse reizen en
luchtverkeer te minimaliseren niet voldoende werkt.
Veiligheid staat voor het kabinet in de luchtvaart voorop. Zoals hierboven in een
eerdere beantwoording van een vraag van de PvdD-fractie aangegeven, heeft het RIVM
op het verzoek van het kabinet advies gegeven over de veiligheid aan boord van vliegtuigen
in verband met COVID-19. Ook heeft het RIVM advies gegeven over de protocollen van
de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen. De basis voor deze protocollen ligt in de
EASA- en ICAO-richtlijnen die ook door buitenlandse luchtvaartmaatschappijen worden
gebruikt. De Nederlandse luchtvaartmaatschappijen hebben hun protocollen in lijn met
het RIVM-advies gebracht. Het kabinet vertrouwt op de deskundigheid van het RIVM.
Tot slot heeft de Minister van IenW mede op verzoek van uw Kamer het NLR en RIVM opdracht
gegeven om verder onderzoek te doen naar de besmettingsrisico’s van COVID-19 aan boord
van vliegtuigen. Op 20 oktober jl. is de literatuurstudie toegestuurd.20 Zodra het onderzoek is afgerond wordt uw Kamer over de uitkomsten van het onderzoek
geïnformeerd.
De leden van de VVD-fractie kijken uit naar de resultaten van verder onderzoek in
vliegtuigen en rondom stations en luchthavens zelf en welke relaties er zijn met het
veiliger maken van internationale bus- en treintransport. De leden vragen wanneer
het onderzoek naar HEPA-filters klaar zou kunnen zijn om zo te gebruiken in eventueel
toekomstig beleid en zo zorgen weg te nemen.
Op 20 oktober jl. is uw Kamer de literatuurstudie van het NLR- en RIVM-onderzoek naar
de besmettingsrisico’s van COVID-19 aan boord van vliegtuigen toegestuurd.21 Daarin is ook informatie opgenomen over het vervolg van dit onderzoek en vermeld
dat tussentijdse relevante publicaties van andere partijen dan het RIVM en NLR worden
meegenomen in het vervolgtraject. Zodra het onderzoek is afgerond wordt uw Kamer over
de uitkomsten van het onderzoek geïnformeerd. Vooruitlopen op het onderzoek kan het
kabinet vanzelfsprekend niet, maar wat de Minister van IenW uw Kamer wel kan meegeven
is dat de resultaten van dit onderzoek hoogstwaarschijnlijk niet één op één toepasbaar
zullen zijn op het internationale bus- en treintransport. De omstandigheden aan boord
van een vliegtuig zijn immers anders dan in een bus of trein. Zo werkt het ventilatiesysteem
in een bus en trein anders en is de luchtdruk, temperatuur en luchtvochtigheid niet
hetzelfde. Luchtverversing is vanzelfsprekend in alle modaliteiten (vliegtuig, bus,
trein).
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de literatuurstudie
naar het risico van besmetting aan boord van vliegtuigen door het NLR en het RIVM.
Deze leden lezen in de literatuurstudie dat in de scope van het onderzoek de assumptie
wordt gemaakt dat er voldaan wordt aan de mitigatiemaatregelen die nu door de sector
worden genomen, zoals de 1,5 meter afstand waar mogelijk, gezichtsmaskers en verplichte
gezondheidsverklaringen. Kan de Minister aangeven of de aanname dat in vluchten waar
mogelijk altijd 1,5 meter afstand in acht wordt genomen klopt?
Deze aanname klopt. Op 12 juni jl. heeft de Minister van IenW de Kamer geïnformeerd
over de maatregelen die de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen nemen in lijn met
het RIVM-advies over de veiligheid aan boord van vliegtuigen in verband met COVID-19.22 Zo worden onder meer de passagiers indien mogelijk verspreid in het vliegtuig en
worden de bewegingen in de cabine geminimaliseerd. De luchtvaartmaatschappijen, en
hiermee de gezagvoerders, zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de maatregelen,
ook voor de maatregelen zoals het dragen van een niet-medisch mondkapje en de verplichte
gezondheidsverklaring.
Studie Ierland
De leden van de GroenLinks-fractie vragen over het onderzoek naar de risico’s van
coronaverspreiding in vliegtuigen. Internationaal vindt er veel onderzoek plaats,
zoals de studie naar een Ierse vlucht waar meerdere passagiers besmet zijn en die
waarschijnlijk tot herintroductie van het virus in Ierland heeft geleid.
Hoe worden al deze meest recente inzichten meegenomen in de studie?
Zoals hierboven aangegeven, zullen tussentijdse relevante publicaties van andere partijen
dan het RIVM en NLR worden meegenomen in het NLR- en RIVM-onderzoek naar de besmettingsrisico’s
van COVID-19 aan boord van vliegtuigen.
De leden van de PvdD-fractie vragen de Minister of zij het nieuwe onderzoek kent waaruit
blijkt dat een corona-uitbraak in Ierland waarbij zeker 59 mensen besmet raakten,
te herleiden is naar één internationale vlucht. Wist zij dat tijdens de vlucht slechts
49 zitplaatsen bezet waren en de passagiers derhalve ver uit elkaar zaten, en zeker
9 van de 13 besmette passagiers een mondkapje droegen? Kan de Minister hierop reflecteren?
Het NLR en het RIVM stellen dat de studie een uitbraak beschrijft die heeft plaatsgevonden
in Ierland afgelopen zomer onder 59 personen. Van deze 59 personen zaten 13 personen
in dezelfde vlucht naar Ierland. Onbekend is waar de uitbraak is ontstaan en welke
rol de vlucht hierin heeft gespeeld. Verder geeft het rapport geen uitsluitsel over
de vluchtdatum, herkomst en de aan boord genomen maatregelen. Ook biedt de studie
geen sluitend antwoord op de wijze van eventuele transmissie aan boord. Daarom kan
de Minister van IenW hierop geen nadere duiding geven.
Tevens hebben de leden van de PvdD-fractie gevraagd of zij de conclusie van de onderzoekers
erkent dat dit het potentieel aantoont van de verspreiding van het coronavirus in
het luchtverkeer.
Graag verwijzen wij u graag naar de beantwoording onder de kopjes «Veilig vliegen
en reizen» en «HEPA-onderzoek».
Misleidingsverbod
De leden van de D66-fractie merken op dat de Minister eerder ook aangaf dat de Reclame
Code Commissie in haar toezichthoudende taken mee gaat nemen of het aanbieden van
reizen naar risicogebieden strookt met het misleidingsverbod. De Minister stelde hierover
dat het uiteindelijk aan de rechtspraak is om te bepalen of dit het geval is. Maar
kan de Minister aangeven of met het meenemen in de toezichthoudende taken, de rechter
er ook daadwerkelijk een uitspraak over gaat doen?
De vraag of het aanbieden van reizen naar risicogebieden in strijd is met het misleidingsverbod
in de Nederlandse Reclame Code, kan alleen door de Reclame Code Commissie (RCC) worden
beoordeeld aan de hand van een concrete reclame-uiting waarover een klacht is ingediend.
Vooralsnog heeft de RCC geen uitspraak gedaan over een reclame die misleidend zou
zijn omdat deze ziet op het aanbieden van een reis naar een risicogebied. Uitspraken
van de RCC worden gepubliceerd op de website. De Stichting Reclame Code is een zelfregulerings-instantie
die erkend wordt in de Mediawet en geen wettelijke toezichthouder. De SRC bevordert
via zelfregulering dat op verantwoorde wijze reclame wordt gemaakt en faciliteert
een klachtenprocedure bij de RCC. Als een partij zich niet houdt aan het oordeel van
de RCC kan dit een extra sterk signaal betekenen voor de toezichthouder ACM. Een uitspraak
in een rechterlijke procedure volgt pas als een partij naar de rechter stapt. Dat
kan na een procedure bij de RCC maar ook direct bij de rechter.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister zelf op basis van de Reclame Code
een zaak kan aanbrengen bij de rechter en, zo nee, waarom niet?
Volgens de website van de RCC kan een consument, bedrijf of organisatie een klacht
bij hen indienen indien een concreet voorbeeld van een reclame-uiting wordt aangebracht
die als misleidend zou kunnen worden beschouwd. Dit is niet aan de Minister. Zoals
hierboven gesteld, kan een partij zelf kiezen om een zaak aanhangig te maken bij de
RCC of direct bij de rechter.
Stuntprijzen
De leden van de D66-fractie hebben met enige ontsteltenis kennisgenomen van de brief
over het ontmoedigen van stuntprijzen naar risicogebieden (Kamerstuk 25 295, nr. 683). Alhoewel deze leden begrijpen dat er slechts een beperkt aantal juridische handvatten
zijn die de Minister kan inzetten om het stunten naar risicogebieden te beperken,
zijn zij van mening dat een actievere houding kan en moet worden aangenomen om alle
middelen die er zijn, zo goed mogelijk in te zetten. De Minister schrijft in haar
brief dat de Europese Commissie en de Autoriteit Consument & Markt (ACM) ieder bevoegd
zijn ambtshalve of op basis van een klacht van bijvoorbeeld een concurrerende luchtvaartmaatschappij
onderzoek te verrichten naar een inbreuk op het mededingingsrecht en handhavend op
te treden als blijkt dat er sprake is van misbruik van een economische machtspositie.
Tegelijkertijd schrijft ze dat het ministerie niet bevoegd is om een dergelijk onderzoek
bij beide partijen af te dwingen. Deze leden vragen zich echter af of en op welke
wijze de Minister wel een dringend verzoek heeft neergelegd bij beide partijen om
deze kwestie te onderzoeken.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister aan te geven welke stappen er vanuit
de Europese Commissie worden genomen om stuntprijzen alsnog tegen te gaan en wat haar
aandeel hierin is geweest.
Daarnaast hebben de leden van de D66-fractie gevraagd hoe de Europese Commissie reageerde
op het dringende verzoek om de kwestie stuntprijzen te onderzoeken.
De Minister van IenW heeft dit probleem in Europees verband bij de Europese Commissie
en de overige EU-lidstaten aangekaart en gevraagd wat tegen dit soort praktijken ondernomen
kan worden. De Commissie heeft daarop aangegeven dat de EU-luchtvaartmaatschappijen
hun tarieven vrij mogen vaststellen op intracommunautaire routes op grond van Europees
recht. De Commissie is wel bevoegd om hier op grond van EU-mededingingsrecht onderzoek
naar te verrichten en waar nodig handhavend op te treden. Het is niet bekend of de
Europese Commissie dit van plan is.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister aan te geven wat het besluit van de
ACM om de kwestie stuntprijzen mee te nemen in de toezichthoudende taken precies inhoudt.
Betekent dat dat zij de kwestie gaat onderzoeken, of dat zij wacht op signalen hierover?
De ACM ziet vanuit haar consumentbeschermende taak toe op de naleving van het consumentenrecht.
De ACM prioriteert haar werkzaamheden onder meer aan de hand van vooraf vastgestelde
thema’s. Stuntprijzen in het algemeen zijn meegenomen in de prioriteringen. Verder
verzamelt de ACM doorlopend signalen die kunnen duiden op misstanden bij de toepassing
van het consumentenrecht door ondernemingen. Deze signalen komen bijvoorbeeld binnen
via ACM ConsuWijzer, het consumentenvoorlichtingsloket van de ACM. Ook worden signalen
verzameld van bijvoorbeeld online klachtenfora, de media en via de samenwerking met
consumentenorganisaties. Ook de Kamer heeft aandacht gevraagd voor het onderwerp stuntprijzen
bij het aanbieden van vliegtickets naar oranje gebieden. De ACM publiceert haar handhavingsbesluiten.
Zolang eventuele onderzoeken lopen, doet zij daarover geen mededelingen.
De Kamer heeft met de motie van het lid Kröger (Kamerstuk 25 295, nr. 585) de regering gevraagd naar juridische middelen om dumpprijzen aan te pakken. De Minister
geeft in haar Kamerbrief aan dat dit niet mogelijk is, maar de leden van de GroenLinks-fractie
missen de juridische onderbouwing voor deze stelling. Graag ontvangen deze leden een
gedegen juridische onderbouwing rond de mogelijkheid om dumpprijzen aan te pakken,
zowel in het algemeen als specifiek naar gebieden waar een oranje reisadvies voor
geldt. Deze leden verzoeken de Minister om de landsadvocaat bij deze juridische analyse
te betrekken.
De Kamerbrief van 20 oktober jl.23 inzake vliegreizen tegen zeer lage tarieven naar gebieden met een oranje reisadvies
bevat de gevraagde juridische onderbouwing die gebaseerd is op het advies van de Landsadvocaat
dat de Minister van IenW hierover heeft ingewonnen.
Als uit de analyse blijkt dat de huidige wetgeving geen kansen biedt, zien de leden
van de GroenLinks-fractie graag een voorzet voor welke regels, wetten en internationale
overeenkomsten snel zouden kunnen worden aangepast of overruled om dit probleem op
te lossen.
Zoals uit die juridische analyse blijkt gaan de vigerende internationale en Europese
regels in de regel uit van het principe van vrije tariefstelling door luchtvaartmaatschappijen.
De Minister van IenW onderzoekt met Oostenrijk en Frankrijk nog welke mogelijkheden
binnen die kaders er zijn en zal uw Kamer daarvan op de hoogte stellen.
Minimumprijs
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de huidige stand van zaken met betrekking
tot de uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Paternotte c.s. over het onderzoeken
van een minimumprijs voor vliegtickets (Kamerstuk 31 936, nr. 787). Wanneer is hier de laatste keer overleg over geweest met Oostenrijk?
De leden van de D66-fractie vragen ook wat de stand van zaken is met betrekking tot
het onderzoek naar minimumticketprijzen van de Oostenrijkse collega’s.
Als laatste vragen de leden van de D66-fractie op welke termijn de Kamer een reflectie
over minimumticketprijzen kan verwachten van de Minister.
Op 9 november is voor het laatst contact over geweest met Oostenrijk en Frankrijk.
Hieruit bleek dat het Oostenrijks initiatief zich nog in de verkenningsfase bevindt
en dat Frankrijk ook de mogelijkheden hiertoe gaat onderzoeken. De Minister van IenW
zal uw Kamer op de hoogte stellen zodra er meer informatie is over het Oostenrijks
initiatief.
Vliegverbod
De leden van de PvdD-fractie vragen of het kabinet kan uitleggen hoe het vliegverbod
in maart 2020 (juridisch) geregeld was, en of en op welke manier toen een uitzondering
is gemaakt voor noodzakelijke vluchten voor bijvoorbeeld medisch personeel. En of
er toegelicht kan worden waarom dat nu niet zou kunnen, en waarom niet.
De Minister heeft in het voorjaar voor meerdere landen waar het virus op dat moment
niet onder controle was, een vliegverbod ingesteld. De leden van de D66-fractie vragen
of de Minister de overwegingen om dit instrument wel of niet in te zetten met de Kamer
kan delen.
Het vliegverbod van 13 maart 2020 (Regeling tijdelijk verbod burgerluchtverkeer luchtruim
Nederland in verband met het virus dat de ziekte COVID-19 veroorzaakt) was gebaseerd
op artikel 5.10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet luchtvaart en artikel 21 van
EU Verordening 1008/2008 inzake exploitatie luchtvaartmaatschappijen (PbEU 2008, L
293) dat (procedure)regels stelt voor het opleggen van vliegverboden aan luchtvaartmaatschappijen
uit andere EU-landen.
Artikel 5.10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet luchtvaart biedt de mogelijkheid
het burgerluchtverkeer in het Nederlandse luchtruim te verbieden om redenen van openbare
orde en veiligheid ter bescherming van de volksgezondheid.
Vanwege de COVID-19-crisis heeft de Minister voor Medische Zorg en Sport de Minister
van IenW destijds verzocht de bepaling toe te passen en de bovengenoemde regeling
vast te stellen.
De regeling die vluchten vanuit COVID-19 risicogebieden verbood maakte een uitzondering
voor het vervoer in verband met repatriëring en het vervoer van medisch personeel
of patiënten wanneer dit in het belang is van de volksgezondheid. De wettelijke grondslag
voor dergelijke regelingen biedt daar ruimte voor.
Met de invoering van een Europees inreisverbod is besloten de regeling vanaf 10 april
2020 niet langer te verlengen. Het zogenaamde Schengeninreisverbod dat alle niet noodzakelijke
reizen van personen vanuit derde landen naar het Schengengebied inperkt had namelijk
eveneens het doel de verspreiding van het COVID-19 virus tegen te gaan, maar dan door
middel van een directe beperking van de toegang van personen. Een verlenging van een
vliegverbod werd daarom niet langer noodzakelijk geacht omdat het geen extra waarborgen
biedt ten opzichte van dit EU-inreisverbod.
De leden van de SP-fractie vragen in welke omstandigheden het mogelijk is dat een
Minister of het kabinet een vliegverbod instelt naar een risicogebied.
De leden van de PvdD-fractie vragen of het kabinet bereid is, gezien de urgente adviezen
van het OMT, de uitkomst van het onderzoek van het RIVM en de GGD’s, om een tijdelijk
vliegverbod (met uitzondering voor specifieke noodzakelijke vluchten) alsnog te overwegen.
Op grond van artikel 5.10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet luchtvaart kan de burgerluchtvaart
verboden worden om redenen van openbare orde en veiligheid en ter bescherming van
de volksgezondheid. De vliegverboden zijn begin dit jaar ingesteld om de volksgezondheid
te beschermen. Het instellen van een vliegverbod is erg vergaand en heeft veel grote
gevolgen. Het kan als uiterste maatregel ingezet worden om alle reizigers uit een
land te weren. Dit geldt dan echter ook voor noodzakelijke reizen. Het kabinet vindt
het belangrijk dat dit mogelijk blijft, om bijvoorbeeld afscheid te kunnen nemen van
een ziek familielid of hier zorg voor te kunnen dragen, of een begrafenis bij te kunnen
wonen. Er zijn sinds maart jl. veel maatregelen genomen tegen COVID-19, zo is er bijvoorbeeld
een inreisverbod voor derde landen gesteld, dienen reizigers uit hoog-risicogebieden
in quarantaine te gaan na aankomst in Nederland, dienen alle reizigers die van en
naar Nederland vliegen een gezondheidsverklaring in te vullen en geldt de plicht om
aan boord een niet-medisch mondkapje te dragen. Deze maatregelen golden nog niet op
het moment dat de vliegverboden werden ingesteld in het voorjaar. Het instellen van
vliegverboden is op dit moment buitenproportioneel.
Ondertekenaars
-
, -
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier