Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de stand van zaken brief Maatschappelijke diensttijd
35 034 Maatschappelijke diensttijd
Nr. 20 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 december 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport over o.a. de brief van 28 oktober 2020 over de stand van zaken brief Maatschappelijke
diensttijd (Kamerstuk 35 034, nr. 19). De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.
De vragen en opmerkingen zijn op 11 november 2020 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 11 december 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De griffier van de commissie, Post
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over Maatschappelijke
diensttijd. Graag willen zij Staatssecretaris een aantal vragen voorleggen.
Online-infrastructuur Maatschappelijke diensttijd (MDT)
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de invulling van de online-infrastructuur.
Deze leden vragen zich af hoeveel van de MDT-projecten zijn aangehaakt op de website.
Is er een verplichting opgenomen voor projecten om input te leveren voor de website
en kan de Staatssecretaris borgen dat projectorganisaties verplicht zijn om bepaalde
informatie te verschaffen, zodat de website up-to-date blijft, zo vragen zij.
De Staatssecretaris is voornemens om de digitale infrastructuur door te ontwikkelen,
zo lezen de leden van de VVD-fractie. Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat organisaties
die soortgelijke digitale matchingsplatforms aanbieden betrokken blijven worden bij
de MDT? Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat organisaties die soortgelijke digitale
matchingsplatforms aanbieden, aangehaakt worden bij de huidige digitale infrastructuur
van de MDT teneinde grotere schaalvoordelen te behalen? Is de Staatssecretaris bereid
om deze partijen te betrekken bij de vervolgstappen voor de doorontwikkeling van online-infrastructuur
van de MDT?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (VWS) in deze fase verantwoordelijk is voor het beheer van de zoekfunctionaliteit.
De Staatssecretaris heeft vaker aangegeven dat hij de MDT duurzaam wil verankeren
in de samenleving. Hoe wil de Staatssecretaris het beheer en coördinatie op de lange
termijn beleggen? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat marktpartijen
dit op termijn over kunnen nemen? En in hoeverre zou dit bijvoorbeeld ingebed kunnen
worden in een, al dan niet bestaand, MDT-project, zo vragen zij.
MDT in Coronatijd
De Staatssecretaris heeft een aanvullende subsidie mogelijk gemaakt voor MDT-organisaties,
speciaal voor deze coronatijd, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Waaruit wordt
deze aanvullende subsidie verstrekt en waarvoor is dit in plaats gekomen en hoe verhoudt
zich dit tot de oorspronkelijke toekenning van deze middelen? In hoeverre wijken de
voorwaarden af van de reguliere voorwaarden met betrekking tot budgetten en is deze
subsidie alleen toegankelijk voor MDT-organisaties die al subsidie ontvingen? Graag
zien deze leden een uitgebreide toelichting op dit onderdeel in de beantwoording van
dit schriftelijk overleg.
In de brief spreekt de Staatssecretaris over het landelijk dekkend netwerk, zo lezen
de leden van de VVD-fractie. Wanneer is er volgens de Staatssecretaris sprake van
een landelijk dekkend netwerk en hoe komt dit tegemoet aan de gestelde doelen bij
aanvang van het traject MDT ten aanzien van dat landelijk dekkend netwerk, zo vragen
deze leden.
In de stand van zakenbrief lezen de leden van de VVD-fractie dat in totaal circa 40.000
reguliere MDT-trajecten worden beoogd. In zijn brief van 3 juli 2020 schreef de Staatssecretaris
dat zijn doelstelling is om in 2020 en 2021 te groeien naar een landelijk dekkend
MDT-netwerk waarin circa 60.000 jongeren (raming voor 2021) een MDT-traject kunnen
doorlopen. Voor deze leden is het onduidelijk hoe deze cijfers met elkaar matchen.
Hoe verhouden deze aantallen zich tot elkaar, betekent dit dat er per traject gemiddeld
1,5 jongere wordt ingezet en is het dan reëel te denken dat de trajecten hierbij gebaat
zijn, zo vragen zij? Kan de Staatssecretaris hier een uitgebreide toelichting op geven?
MDT-certificaat en maatschappelijke impact
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris het MDT-certificaat in eerste
instantie zal richten op «algemene werknemer» gerelateerde vaardigheden. Hoe wordt
een keuze gemaakt uit alle vaardigheden, zodat de MDT-certificaten onderling vergelijkbaar
zijn en dit certificaat ook een bepaalde «standing» krijgt in werkgeverskringen, zo
vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris in hoeverre het bedrijfsleven
inmiddels betrokken wordt bij het MDT-traject en bij specifieke projecten daarbinnen.
Kan de Staatssecretaris uitgebreid toelichten hoeveel bedrijven betrokken zijn, op
welke manier en welke structurele afspraken hieruit voortkomen voor bijvoorbeeld het
traject MDT in 2021, zo vragen deze leden. Zijn er samenwerkingstrajecten, heeft dit
invloed op de certificering, zorgt dat voor veranderingen in de gestelde doelen, etcetera.
Wellicht ook een belangrijke vraag is volgens hen of het bedrijfsleven inmiddels ook
financieel participeert in de MDT? Is de Staatssecretaris het met hen eens dat, voor
het duurzaam borgen van MDT-projecten, het van belang is dat MDT-organisaties ook
toewerken naar een eigen verdienmodel?
De leden van de VVD-fractie menen dat het goed inzichtelijk maken van de maatschappelijke
impact kan helpen om ook het bedrijfsleven te laten aansluiten. Op welke wijze gaat
de Staatssecretaris ondersteuning bieden aan projectorganisaties om invulling te geven
aan fondsenwerving voor cofinanciering? In hoeverre is de Staatssecretaris voornemens
om in subsidieaanvragen te gaan sturen op de beoogde maatschappelijk impact en de
wijze om dit te realiseren, zodat externe financiers geïnteresseerd raken, zo vragen
deze leden.
De leden van de VVD-fractie lezen in het onderzoeksrapport dat aandacht wordt besteed
aan de jongeren om na afloop van een doorlopen MDT-project als vrijwilliger maatschappelijk
betrokken te laten blijven, bijvoorbeeld door ze in contact te brengen met lokale
vrijwilligerscentrales. Begrijpen deze leden het goed dat de Staatssecretaris het
met hen eens is dat gemeenten, welzijnsorganisaties of bijvoorbeeld bestaande vrijwilligerscentrales
al veel ervaring hebben op het gebied van maatschappelijke betrokkenheid en dat het
goed zou zijn deze vanaf het begin van een traject van de subsidietoekenning te betrekken
bij MDT-projecten? Zij verzoeken de Staatssecretaris hier uitvoerig op in te gaan.
De leden van de VVD-fractie lezen in het Onderzoeksrapport Maatschappelijke diensttijd
een aantal adviezen die worden gegeven aan het landelijk programma MDT. Op welke manier
heeft de Staatssecretaris tot dusver opvolging gegeven aan de adviezen uit het onderzoeksrapport
Maatschappelijke diensttijd voor het landelijk programma MDT?
Voorkomen verdringing door MDT
De Staatssecretaris gaat in gesprek met de Inspectie SZW over verdringing door het
landelijk programma MDT. Vanaf het begin was een van de doelen van de MDT dat geen
sprake mocht zijn van verdringing op de arbeidsmarkt door jongeren die aan een MDT-traject
deelnemen. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij de Kamer informeert indien er
sprake lijkt te zijn van verdringing? Hoe ziet die rol van de Inspectie SZW er volgens
de Staatssecretaris uit en welke afspraken zijn er al gemaakt, zo vragen de leden
van de VVD-fractie.
Artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet
De leden van de VVD-fractie lezen in het Onderzoeksrapport Maatschappelijke diensttijd
een aantal adviezen aan het landelijk programma MDT. De Staatssecretaris gaat hier
in de voortgangsbrief niet inhoudelijk op in. Daarin wordt aangegeven dat hij de komende
tijd verdere opvolging zal geven aan de aanbevelingen opgenomen in de onderzoeksrapportage.
Ook in de stand van zakenbrief wordt hier niet op ingegaan. Deze leden willen weten
op welke manier de Staatssecretaris tot dusver opvolging heeft gegeven aan de adviezen
uit het onderzoeksrapport Maatschappelijke diensttijd voor het landelijk programma
MD?
Tevens lezen de leden van de VVD-fractie dat de MDT nog niet volledig voldoet aan
artikel 3.1 van de Compatibiliteitswet. Hoe gaat de Staatssecretaris tegemoetkomen
aan de twee onderdelen die bij de monitor in maart nog niet voldeden, zodat de MDT
objectief geëvalueerd kan worden, zoals beoogd in de aangenomen gewijzigde motie van
het lid Regterschot c.s. (Kamerstuk 35 034, nr.15), zo vragen deze leden. Is er al een nieuwe monitor van het Ministerie van Financiën
en wat waren daarin de bevindingen ten aanzien van de MDT, zo vragen zij tot slot.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de diverse brieven over de stand
van zaken van de Maatschappelijke diensttijd. Deze leden hebben hier enkele vragen
bij.
Maatschappelijke diensttijd (MDT) tijdens coronacrisis en uitvoering motie Regterschot
en Rog over online-infrastructuur MDT 30 maart 2020
De Staatssecretaris schrijft met betrekking tot de online-infrastructuur MDT dat aan
de hand van de ervaringen van zowel jongeren als betrokken organisaties met de zoekfunctionaliteit
de mogelijkheden om deze op termijn verder uit te bouwen worden verkend. De leden
van de CDA-fractie vragen wat hiervan de stand van zaken is.
Voortgang Maatschappelijke diensttijd 3 juli 2020
In de bijlage «Een ontdekkingsreis naar de beste versie van MDT» is te lezen dat uit
de gehonoreerde subsidieaanvragen blijkt dat de eis van minimaal 10% à 15% cofinanciering
voor een belangrijk deel in natura wordt ingevuld door de organiserende partijen zelf.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Staatssecretaris aankijkt tegen deze invulling
van cofinanciering in natura? In hoeverre acht de Staatssecretaris invulling van cofinanciering
in natura wenselijk in het licht van het betrekken van nieuwe externe partijen die
bij willen dragen aan maatschappelijke projecten? In hoeverre acht de Staatssecretaris
de kans aanwezig dat invulling van cofinanciering in natura ten koste gaat van de
kwaliteit van projecten omdat het besteedbare budget in principe kleiner wordt? In
hoeverre acht de Staatssecretaris het wenselijk om de eisen voor cofinanciering hierop
aan te scherpen om dit tegen te gaan? Wat gaat de Staatssecretaris doen als blijkt
dat in de vierde subsidieronde de cofinanciering achterblijft bij de gestelde eisen?
De leden van de CDA-fractie vragen verder op welke wijze de Staatssecretaris ondersteuning
gaat bieden aan projectorganisaties om invulling te geven aan fondsenwerving voor
cofinanciering? In hoeverre is de Staatssecretaris voornemens om in subsidieaanvragen
te gaan sturen op de beoogde maatschappelijk impact en de wijze om dit te realiseren,
zodat externe financiers geïnteresseerder raken? Deze leden vragen verder hoe het
staat met de ontwikkeling van het afwegingskader over de duurzame positionering van
de uitvoeringsorganisatie van de MDT en de daarbij passende governance? Hoe kijkt
de Staatssecretaris aan tegen erkende certificering of accreditatie in dit kader?
In hoeverre is de Staatssecretaris voornemens om op landelijk niveau afspraken te
maken over de verbinding van Social Return on investment (SROI)-verplichtingen met
de MDT?
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de Staatssecretaris bij de ontwikkeling
van de MDT een vergelijking heeft gemaakt met beleidsalternatieven en/of eerder beleid
wat daaraan raakt, zoals de maatschappelijke stage die van 2011 tot 2014 een verplicht
onderdeel vormde van het curriculum in het voortgezet onderwijs? In hoeverre worden
inzichten uit de wetenschap meegenomen bij de doorlopende evaluaties ter optimalisering
van het beleid?
In het Onderzoeksrapport Maatschappelijke diensttijd worden onderaan pagina vijf een
aantal adviezen aan het landelijk programma MDT gegeven, waar de Staatssecretaris
niet op in gaat in zijn brief. De leden van de CDA-fractie vragen op welke manier
de Staatssecretaris tot dusver opvolging gegeven heeft aan deze adviezen voor het
landelijk programma MDT.
Stand van zakenbrief 28 oktober 2020
Naast het vergelijkingsonderzoek komen via het doorlopende evaluatieonderzoek op reguliere
basis updates van de bereikte effecten voor en door de jongeren die deelnemen of hebben
deelgenomen aan MDT-projecten. De leden van de CDA-fractie vragen hoe vaak en op welke
wijze de Kamer wordt geïnformeerd over de resultaten van dit doorlopende evaluatieonderzoek.
Daarnaast vragen deze leden in hoeverre de resultaten uit zowel het onderzoek van
het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), en dan met name betreffende de twaalf
outcome indicatoren, als het doorlopende evaluatieonderzoek digitaal beschikbaar gemaakt
worden, bijvoorbeeld op https://www.doemeemetmdt.nl/ en op https://www.staatvenz.nl/
Uit de laatste stand van zakenbrief blijkt dat de verkenning naar de MDT in Caribisch
Nederland door de coronacrisis vertraging heeft opgelopen. De leden van de CDA-fractie
vragen of de Staatssecretaris, gezien de opgelopen vertraging door de coronacrisis,
nog steeds voornemens is om in 2021 van start te gaan met de MDT in Caribisch Nederland.
Zo ja, wat is hiervoor het tijdspad en welke acties worden ondernomen? Zo niet, wanneer
zal de MDT in Caribisch Nederland wel van start gaan?
Vanwege de coronacrisis is er vertraging opgetreden bij het experiment met fondsen.
Van de hiervoor beschikbare middelen wordt in 2020 zeven miljoen Euro niet besteed.
De leden van de CDA-fractie vragen of, en zo ja wanneer, de Kamer is geïnformeerd
over de onderuitputting van het budget voor de Maatschappelijke diensttijd en de keuze
om deze onderuitputting van zeven miljoen Euro in te zetten voor het landelijke programma
voor suïcidepreventie?
Uit de bijlage van de Stand van zakenbrief van 28 oktober 2020 (Facts and Figures
MDT september 2020) blijkt dat de MDT groeit, zowel als netwerk en beweging, maar
ook qua aanbod en deelname. Ruim 18.000 jongeren en circa 1.500 organisaties doen
inmiddels mee aan de MDT. Er is echter ook negen procent hiervan voortijdig gestopt.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Staatssecretaris de voortgang van de MDT
beoordeelt als wordt gekeken naar het aantal jongeren en organisaties dat meedoet
aan de MDT en de vertragende invloed van de coronacrisis in het licht van de ambitie
om in 2021 te komen tot een landelijk dekkend netwerk van 60.000 jongeren? Welke stappen
worden ondernomen om uitval tegen te gaan? Hoe verklaart de Staatssecretaris de toename
van de ervaren tijdsdruk voor jongeren?
De Staatssecretaris schrijft dat begin november 2020 circa 50 projecten zullen worden
gehonoreerd. De leden van de CDA-fractie vragen welke projecten inmiddels zijn gehonoreerd,
waar deze plaatsvinden en wanneer deze projecten zullen beginnen?
De Staatssecretaris schrijft dat hij dit najaar expertsessies organiseert met verschillende
betrokkenen in het onderwijsveld om te inventariseren op welke wijze een subsidieronde
voor de MDT in het onderwijs eruit zou moeten komen te zien. De leden van de CDA-fractie
vragen welke experts hierbij betrokken zullen worden. Deze leden vragen tevens wanneer
de Kamer hierover geïnformeerd zal worden.
De leden van de CDA-fractie vragen naar de uitkomst van de verkenning om met het Oranjefonds
te komen tot een gezamenlijk fonds dat als doel heeft kleine organisaties te ondersteunen
die moeite hebben om jongeren te bereiken voor vrijwillige inzet.
Naar aanleiding van de motie van de leden Rog en Kerstens (Kamerstuk 35 034, nr. 12) heeft de Staatssecretaris twee partijen gevraagd om in beeld te brengen hoe gekomen
kan worden tot een certificaat gericht op werknemer gerelateerde vaardigheden. De
verkenning zoals beschreven bij fase één is inmiddels afgerond. De leden van de CDA-fractie
vragen op welke wijze tot het basisontwerp voor het proces van certificering is gekomen.
Momenteel lopen de gesprekken voor een nadere verkenning naar een verplichtende variant
van de MDT, zo schrijft de Staatssecretaris. In november zal de verkenning worden
afgerond en op basis daarvan een advies worden gegeven over de mogelijkheden en de
wenselijkheid van een verplichtende variant van de MDT. De leden van de CDA-fractie
vragen wanneer de Kamer hierover geïnformeerd zal worden? Deze leden vragen daarnaast
wanneer exact het wetsvoorstel over verlengde kwalificatieplicht naar de Kamer wordt
gestuurd. Zal dit nog voor de verkiezingen het geval zijn?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het staat met het bieden van voorrang bij sollicitaties
bij de overheid van jongeren die de MDT hebben afgerond. Deze leden vragen daarnaast
in hoeverre met bedrijven afspraken zijn gemaakt om ervoor te zorgen dat jongeren
die de MDT hebben afgerond voorrang krijgen bij sollicitaties.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Staatssecretaris
over de Maatschappelijke diensttijd. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat jongeren gelijke kansen krijgen
om in hun omgeving een bijdrage te leveren aan de samenleving en zo tegelijkertijd
te werken aan hun eigen ontwikkeling van talent, creativiteit en vaardigheden. Deze
leden lezen dat de Staatssecretaris een verplichtende variant van de MDT onderzoekt
en dat in november de resultaten hiervan met de Kamer worden gedeeld. Zij vragen de
Staatssecretaris of hij expliciet kan ingaan op de vraag welke gevolgen deelname kan
hebben voor jongeren met betrekking tot hun diploma en (latere) kansen op de arbeidsmarkt?
Zij willen voorkomen dat door het verplichtende karakter juist kansenongelijkheid
ontstaat, bijvoorbeeld omdat er mogelijk verschil in kwaliteit gaat ontstaan tussen
de verschillende projecten. Zij vragen de Staatssecretaris om expliciet de effecten
per opleidingsniveau mee te nemen. Kan dit wetenschappelijk worden onderbouwd? Kan
de Staatssecretaris hierbij tevens een vergelijking maken met de periode tussen 2011
en 2014 toen maatschappelijke stages een verplicht onderdeel vormden van het curriculum
van het voortgezet onderwijs? Zij zijn van mening dat het MTD-project alleen in dienst
moet staan van de deelnemende jongeren en de samenleving zelf, zonder dat zij daardoor
een voorsprong krijgen ten opzichte van andere jongeren op de arbeidsmarkt of in het
onderwijs.
De leden van de D66-fractie merken op dat ten aanzien van de Comptabiliteitswet de
doelmatigheid van de effecten van de MTD niet helder is vanwege het ontbreken van
concreet nationaal en historisch vergelijkingsmateriaal. Daarnaast constateren deze
leden dat kwantitatieve doelstellingen nog ontbreken. Zij vragen daarom of de Staatssecretaris
alsnog een toelichting kan geven op deze twee eisen van de Comptabiliteitswet? Zij
vragen de Staatssecretaris om een concrete beschouwing te geven van eerdere vergelijkbare
initiatieven specifiek betreffende de doelmatigheid. Voorts vragen zij of de Staatssecretaris
een kwantitatief overzicht kan geven van de doelstellingen die hij met de MTD beoogt
en op welke wijze de MTD aan de hand van die kwantitatieve doelstellingen geëvalueerd wordt?
De leden van de D66-fractie vragen tot slot in hoeverre inzichten uit de wetenschap
worden meegenomen bij de vormgeving van projecten en bij de doorlopende evaluaties
om zo het beleid te optimaliseren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de verschillende documenten
die de Staatssecretaris naar de Kamer heeft gestuurd aangaande de Maatschappelijke
diensttijd (MDT). Deze leden willen vooropstellen dat zij de theoretische doelstelling
van de MDT onderschrijven. Zij moedigen het aan wanneer jongeren zich inzetten voor
de samenleving en mensen buiten hun eigen sociale kring ontmoeten. Zij wijzen de Staatssecretaris
er op dat veel jongeren reeds vrijwilligerswerk ondernemen. Bijna de helft van de
jongeren tussen 15 en 25 jaar heeft zich vorig jaar ingezet voor vrijwilligerswerk.
Dat gezegd hebbende, hebben deze leden bedenkingen bij de opzet van de MDT. Zij zijn
geen voorstander van een verplichte MDT en hebben in die context met kritisch blik
vernomen dat verplichtende varianten van de MDT zijn verkend. Daarbij zijn zij van
mening dat de hoogte van de financiering voor de MDT niet proportioneel is. Zij wijzen
de Staatssecretaris er op dat hij beschikt over meerdere beleidsportefeuilles waar
sprake is van acute (financiële) nood, terwijl er bij MDT sprake is van een onderbesteding.
Ook hebben deze leden vragen met betrekking tot de verdere uitwerking van de MDT.
Meer verplichtende variant MDT
De leden van de GroenLinks-fractie willen de Staatssecretaris meegeven dat deelname
aan de MDT altijd een vrije keuze zou moeten blijven. Deze leden vinden dit niet alleen
een principieel uitgangspunt, maar zien in de beleidsdocumenten genoeg aanleiding
om te veronderstellen dat een verplichte variant afbreuk doet aan de MDT. Zo beoordeelden
jongeren die een verplichte variant volgden de MDT aanzienlijk slechter dan jongeren
die dit vrijwillig doen. Zij wijzen de Staatssecretaris erop dat het aanwakkeren van
interesse en bevorderen van intrinsieke motivatie op gespannen voet staat met een
verplichting. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris een verplichte variant? In hoeverre
acht de Staatssecretaris het aannemelijk dat de MDT voor bepaalde groepen daadwerkelijk
in wet- en regelgeving wordt omgezet in een verplichte variant?
Daarnaast ontgaat het de leden van de GroenLinks-fractie niet dat de Staatssecretaris
naast de drie hoofddoelstellingen overweegt om de MDT een aantal nevenfuncties te
geven. De Staatssecretaris stelt daarbij specifiek drie mogelijkheden voor:
1. Voortijdige schoolverlaters tussen de 18–21 de mogelijkheid geven om de MDT te doen,
om te voldoen aan een reeds te creëren verlengde kwalificatieplicht tot 21 jaar.
2. Voortijdige schoolverlaters van 16–17 jaar de MDT «opleggen» om te voldoen aan de
kwalificatieplicht die in de Leerplichtwet is opgenomen.
3. Gemeenten de optie geven om jongeren tussen de 18–27 jaar in de bijstand de in de
Participatiewet opgenomen tegenprestatie te laten vervullen door de MDT te doen.
Deze leden zijn buitengewoon kritisch bij alle drie van deze varianten. De varianten
wekken de indruk dat de MDT als surrogaat-oplossing moet dienen voor maatschappelijke
problemen. Het tegengaan van het voortijdig schoolverlaten moet gebeuren in het onderwijs
en deze leden zijn van mening dat de MDT geen adequaat en duurzaam alternatief is.
Een MDT-ervaring biedt geen substituut voor een schooldiploma en geeft jongeren niet
de tools om duurzaam inzetbaar te zijn op de arbeidsmarkt. Kan de Staatssecretaris
een uitgebreidere toelichting geven over het nut en de noodzaak van de meer verplichte
variant van de MDT? In hoeverre worden inzichten uit de wetenschap meegenomen bij
de vormgeving van projecten, bijvoorbeeld bij de verplichtende variant? Ook vragen
de voornoemde leden zich af wat jongeren en jongerenvertegenwoordigers zélf vinden
van een verplichte variant?
Financiering van de MDT
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met kritisch blik vernomen dat er in 2020
117 miljoen euro en vanaf 2021 structureel 100 miljoen euro besteed zal worden aan
de MDT. Deze leden hebben vanaf het begin af aan aangegeven structureel 100 miljoen
euro een forse investering te vinden. Zij kunnen zich niet aan de indruk onttrekken
dat de Staatssecretaris nog zoekende is naar de problemen die de MDT in potentie zou
kunnen oplossen. Al met al maakt dat de MDT een kostbaar experiment, zeker gezien
de grote financiële problemen in andere domeinen die jongeren raken waarvoor dit kabinet
niet altijd adequate financiering voor vrijmaakt. Bovendien zijn er al veel initiatieven
en organisaties die jongeren stimuleren vrijwilligerswerk te doen, andere mensen te
ontmoeten en hun talenten te ontwikkelen. Erkent de Staatssecretaris dat de MDT nog
geen concreet maatschappelijk probleem adresseert? Zo nee, welk maatschappelijk probleem
helpt de MDT volgens de Staatssecretaris op te lossen? Hoe vaak en op welke wijze
wordt de Kamer geïnformeerd over de resultaten van het doorlopende evaluatieonderzoek?
Erkent de Staatssecretaris dat een structurele investering van 100 miljoen euro uitzonderlijk
ruim is voor een dergelijk project? Deelt de Staatssecretaris de mening dat er maatschappelijke
problemen zijn die jongeren raken die een hogere prioriteit verdienen dan de MDT?
Zo nee, waarom niet? Gezien de grote hoeveelheid geld die gemoeid is met de MDT vinden
zij het ook belangrijk dat er transparantie is over hoe de subsidies voor de MDT toegewezen
worden. Kan de Staatssecretaris toelichten op basis van welke criteria subsidies al
dan niet toegekend worden? Welke organisaties hebben subsidieaanvragen gedaan die
niet gehonoreerd werden? Waarom werden deze aanvragen niet gehonoreerd?
Tevens hekelen zij het gebrek aan transparantie rondom de Maatschappelijke diensttijd
in de Rijksbegroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zo hebben er kasschuiven
plaatsgevonden die niet of nauwelijks terug te vinden zijn in de begroting. Uit antwoorden
op de feitelijke vragen van de VWS-begroting blijkt dat er wederom een onderbesteding
heeft plaatsgevonden bij de MDT. Slechts 35% van het totaalbudget is in 2021 juridisch
verplicht. Kan de Staatssecretaris in komende Rijksbegrotingen meer transparantie
geven rondom de bekostiging van de Maatschappelijke diensttijd? Waar is de onderbesteding
van de MDT uit 2019 en over 2020 naar toe gegaan? Is, en zo ja wanneer, de Kamer geïnformeerd
over de onderuitputting van het budget voor de Maatschappelijke diensttijd en de keuze
om deze onderuitputting van 7 miljoen euro in te zetten voor het landelijke programma
voor suïcidepreventie? Waarom hebben kasschuiven plaatsgevonden rondom de MDT? Hoe
komt het dat slechts 35% van de MDT over 2021 juridisch verplicht is? Waarom is het
aandeel niet-juridisch verplichte middelen van de MDT niet vermeld in de Rijksbegroting
over 2021? Heeft de Staatssecretaris ooit overwogen om de financiële omvang van de
MDT in te krimpen? In hoeverre kan de Staatssecretaris garanderen dat projecten van
de MDT niet ook plaats hadden gevonden zonder dergelijke verleende subsidies? Wat
is de gemiddelde subsidie per deelnemer aan de MDT over 2018, 2019 en over 2020? Op
welke artikelen van de VWS-begroting zijn de MDT-middelen terecht gekomen? Wat stond
er op elk artikel voor de MDT nog voor de Miljoenennota 2021? Wat is nu precies overgeheveld
van het Ministerie van Financiën naar het Ministerie van VWS in het kader van regeerakkoordpost
G39? Waar bestaat de 7 miljoen euro ZonMw-gelden voor MDT uit?
Verdere uitwerking van de MDT
De leden van de GroenLinks-fractie hebben nog een aantal overige vragen over de verdere
uitwerking van de MDT. Zo stelt de Staatssecretaris dat jongeren een belangrijke rol
spelen in de vormgeving van de MDT. Zo is bekend dat het jongerenpanel en de Nationale
Jeugdraad (NJR) belangrijke rollen vervullen. Echter, bestaat het jongerenpanel alleen
uit jongeren die de MDT gedaan hebben of die dit nog gaan doen? Bovendien vragen deze
leden waarom andere jongerenorganisaties niet worden betrokken, zoals het Landelijk
Aktie Komitee Scholieren (LAKS), de Landelijke Studentenvakbond (LSVb), het Interstedelijk
Studenten Overleg (ISO), FNV Young & United en de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs
(JOB).1 In hoeverre zijn de jongeren(organisaties) die kritisch zijn ten opzichte van de
MDT betrokken bij de verdere uitwerking? Indien niet, is de Staatssecretaris bereid
deze jongerenorganisaties expliciet bij het beleid te betrekken? Ook schetst de Staatssecretaris
in bijlage 3 de 12 outcome-indicatoren op basis waarvan de impact van de MDT getoetst
zal worden. Deze leden willen opmerken dat de indicatoren breed zijn en dat het in
veel gevallen lastig zal zijn de indicatoren te koppelen aan de impact van de MDT.
Er zal bijvoorbeeld gekeken gaan worden naar de mate van schooluitval. Stel dat inderdaad
blijkt dat onder MDT-deelnemers minder schooluitval is dan onder niet-deelnemers,
hoe kan dan met zekerheid gezegd worden dat het hier gaat om een causaal verband met
MDT-deelname en niet slechts om een correlatie? Daarnaast vragen zij zich af wat de
consequenties zijn van de streefwaarden. Kan de Staatssecretaris dit toelichten? Wat
als bijvoorbeeld blijkt dat de streefwaarden structureel niet gehaald worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met instemming en interesse kennisgenomen
van de voortgangsbrief en de stand van zakenbrief over de Maatschappelijke diensttijd.
Deze leden hebben op enkele punten nog aanvullende vragen aan de Staatssecretaris.
We zien dat de coronacrisis grote impact heeft op de samenleving. De ChristenUnie-fractie
is benieuwd hoe de Maatschappelijke diensttijd een positieve bijdrage kan leveren
aan het verminderen van die impact. De Staatssecretaris schreef hier eerder al iets
over aan de Kamer. Kunt u, nu we een flink aantal maanden verder zijn, aangeven welke
meerwaarde de Maatschappelijke diensttijd heeft in deze coronatijd en hoe dit bijdraagt
aan de doelstellingen van de Maatschappelijke diensttijd? Hoe kunnen we de Maatschappelijke
diensttijd inzetten om de maatschappelijke effecten van corona op jongeren zelf te
verzachten, zo vragen deze leden. Kunt u hierbij onder andere ingaan op zaken als
eenzaamheid en depressie onder jongeren, perspectief op werk en kansenongelijkheid?
Hoe kunnen Maatschappelijke diensttijd-jongeren zich gericht inzetten om de maatschappelijke
effecten voor kwetsbare groepen te verzachten?
Tot slot vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie of u al meer kunt melden
over nadere concretisering van toekomstscenario’s Maatschappelijke diensttijd?
II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de invulling van de online-infrastructuur.
Vraag 1: Deze leden vragen zich af hoeveel van de MDT-projecten zijn aangehaakt op de website.
Vraag 2: Is er een verplichting opgenomen voor projecten om input te leveren voor de website
en kan de Staatssecretaris borgen dat projectorganisaties verplicht zijn om bepaalde
informatie te verschaffen, zodat de website up-to-date blijft.
Antwoord op vraag 1 en 2: Alle MDT-projecten waar jongeren zich voor kunnen aanmelden staan op de website.
Het aantal kan variëren doordat er projecten aflopen, bijkomen of tijdelijk on «hold»
staan. Bijvoorbeeld doordat ze vanwege coronamaatregelen niet direct konden worden
opgestart vanwege aanpassingen in de uitvoering. De organisaties die MDT-projecten
aanbieden leveren input en informatie voor de website. Er is hierover geen verplichting
opgenomen, maar het is wel onderdeel van de instructie bij de toekenning van de subsidie.
Vanuit het programma wordt actief gemonitord op de actualiteit van de informatie.
De Staatssecretaris is voornemens om de digitale infrastructuur door te ontwikkelen,
zo lezen de leden van de VVD-fractie.
Vraag 3: Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat organisaties die soortgelijke digitale matchingsplatforms
aanbieden betrokken blijven worden bij de MDT?
Vraag 4: Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat organisaties die soortgelijke digitale matchingsplatforms
aanbieden, aangehaakt worden bij de huidige digitale infrastructuur van de MDT teneinde
grotere schaalvoordelen te behalen?
Vraag 5: Is de Staatssecretaris bereid om deze partijen te betrekken bij de vervolgstappen
voor de doorontwikkeling van online-infrastructuur van de MDT?
Antwoord op vraag 3 t/m 5, 6 t/m 8, 27, 35, 36 en 95: Ik heb dit jaar met de bestuurlijke partners een aantal concrete stappen gezet. We
hebben met elkaar een afwegingskader ontwikkeld en afgesproken dat in het voorjaar
van 2021 op basis daarvan de contouren van de duurzame positionering van de uitvoeringsorganisatie
en bijpassende governance worden geschetst. Daarnaast voer ik in samenhang hiermee
een inventarisatie uit van de taken die al dan niet bij de uitvoeringsorganisatie
kunnen worden belegd. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan accreditatie en
positionering en het beheer van de zoekfunctionaliteit. Ik informeer u hierover in
de MDT-voortgangsbrief die u rond de zomer 2021 zult ontvangen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (VWS) in deze fase verantwoordelijk is voor het beheer van de zoekfunctionaliteit.
De Staatssecretaris heeft vaker aangegeven dat hij de MDT duurzaam wil verankeren
in de samenleving.
Vraag 6: Hoe wil de Staatssecretaris het beheer en coördinatie op de lange termijn beleggen?
Vraag 7: Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat marktpartijen dit op termijn over
kunnen nemen?
Vraag 8: En in hoeverre zou dit bijvoorbeeld ingebed kunnen worden in een, al dan niet bestaand,
MDT-project.
Antwoord op vraag 3 t/m 5, 6 t/m 8, 27, 35, 36 en 95: Ik heb dit jaar met de bestuurlijke partners een aantal concrete stappen gezet. We
hebben met elkaar een afwegingskader ontwikkeld en afgesproken dat in het voorjaar
van 2021 op basis daarvan de contouren van de duurzame positionering van de uitvoeringsorganisatie
en bijpassende governance worden geschetst. Daarnaast voer ik in samenhang hiermee
een inventarisatie uit van de taken die al dan niet bij de uitvoeringsorganisatie
kunnen worden belegd. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan accreditatie en
positionering en het beheer van de zoekfunctionaliteit. Ik informeer u hierover in
de MDT-voortgangsbrief die u rond de zomer 2021 zult ontvangen.
MDT in Coronatijd
De Staatssecretaris heeft een aanvullende subsidie mogelijk gemaakt voor MDT-organisaties,
speciaal voor deze coronatijd, zo lezen de leden van de VVD-fractie.
Vraag 9: Waaruit wordt deze aanvullende subsidie verstrekt en waarvoor is dit in plaats gekomen
en hoe verhoudt zich dit tot de oorspronkelijke toekenning van deze middelen?
Antwoord: De aanvullende subsidie is verstrekt uit beschikbare middelen voor MDT. Voor de twee
coronaprojectronden gaat het in totaal om circa € 1,1 miljoen. Deze middelen komen
vanuit de onderuitputting die optreedt bij de reguliere MDT-projecten door de opgelopen
vertraging vanwege de coronacrisis.
Vraag 10: In hoeverre wijken de voorwaarden af van de reguliere voorwaarden met betrekking
tot budgetten en is deze subsidie alleen toegankelijk voor MDT-organisaties die al
subsidie ontvingen? Graag zien deze leden een uitgebreide toelichting op dit onderdeel
in de beantwoording van dit schriftelijk overleg.
Antwoord: Aan de coronaronde van MDT konden alleen bestaande MDT-organisaties van afgeronde
en/of lopende projecten meedoen omdat deze organisaties MDT-proof zijn waardoor aan
bepaalde kwaliteitseisen aan de voorkant is voldaan. Deze kwaliteitseisen hoefden
derhalve niet meer te worden getoetst in de coronaronde.
De coronaprojecten zijn wel getoetst aan de hand van voorwaarden rond wet- en regelgeving,
procedurele voorwaarden en inhoudelijke voorwaarden. Een procedurele voorwaarde betrof
bijvoorbeeld de looptijd van het initiatief. Deze was maximaal 8 weken, waarin jongeren
zich gemiddeld 4 uur per week inzetten voor het initiatief. Er was per aanvraag een
bedrag beschikbaar van maximaal € 50.000,–.
Een inhoudelijke voorwaarde is dat het initiatief jongeren ondersteunt iets te doen
voor een ander en/of de samenleving en daarmee inspeelt op maatschappelijke noden
die zijn ontstaan door het coronavirus. Ook moest er sprake zijn van het ontwikkelen
van vaardigheden en werken aan persoonlijke ontwikkeling van jongeren. Ook krijgen
jongeren begeleiding, zowel praktisch als ter ondersteuning van hun ontwikkeling.
Tenminste tweemaal per week is er contact met de deelnemende jongeren over hun leerdoelen.
Jongeren ontvangen een vorm van waardering voor hun bijdrage. Dit kan uiteenlopen
van een dankbetuiging van degenen die zij ondersteunen, tot aan een financiële vergoeding.
Meer informatie over hoe jongeren impact maken in coronatijd, leest u hier2.
In de brief spreekt de Staatssecretaris over het landelijk dekkend netwerk, zo lezen
de leden van de VVD-fractie.
Vraag 11: Wanneer is er volgens de Staatssecretaris sprake van een landelijk dekkend netwerk
en hoe komt dit tegemoet aan de gestelde doelen bij aanvang van het traject MDT ten
aanzien van dat landelijk dekkend netwerk, zo vragen deze leden.
Antwoord: Onder een landelijk dekkend MDT-netwerk versta ik een netwerk waarin iedere jongere
een MDT kan doen in zijn of haar omgeving die aansluit bij de motivatie van de jongere.
Dit betekent verscheidenheid in aanbod, in regio’s/gebieden/buurten, in interessegebieden
en sectoren waarbinnen jongeren hun MDT kunnen doen.
In mijn brief van 3 juli jl. heb ik een aantal indicatoren genoemd voor het bereiken
van een landelijk dekkend netwerk. Deze indicatoren betreffen:
– Verdeling projecten over Nederland per provincie.
– Aantal partnerschappen (MDT-netwerk) en hierbinnen samenwerkende organisaties.
– Betrokkenheid bedrijfsleven.
Inmiddels is het in elke provincie en in iedere COROP-regio mogelijk om een MDT te
doen. Ik blijf er voortdurend aan werken om een volledig landelijk dekkend MDT aanbod
te creëren. Door middel van subsidieronden en de mogelijke samenwerking met het Oranje
Fonds wil ik de landelijke dekkingsgraad continu verbeteren. Voor een overzicht van
het aantal partnerschappen en de hierbinnen samenwerkende organisaties verwijs ik
naar de facts en figures van september 2020, die als bijlage bij de «Stand van Zaken»
brief van 28 oktober jl. is bijgevoegd. Voor de stand van zaken rondom de betrokkenheid
van het bedrijfsleven verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 14.
In de stand van zakenbrief lezen de leden van de VVD-fractie dat in totaal circa 40.000
reguliere MDT-trajecten worden beoogd. In zijn brief van 3 juli 2020 schreef de Staatssecretaris
dat zijn doelstelling is om in 2020 en 2021 te groeien naar een landelijk dekkend
MDT-netwerk waarin circa 60.000 jongeren (raming voor 2021) een MDT-traject kunnen
doorlopen. Voor deze leden is het onduidelijk hoe deze cijfers met elkaar matchen.
Vraag 12: Hoe verhouden deze aantallen zich tot elkaar, betekent dit dat er per traject gemiddeld
1,5 jongere wordt ingezet en is het dan reëel te denken dat de trajecten hierbij gebaat
zijn, zo vragen zij? Kan de Staatssecretaris hier een uitgebreide toelichting op geven?
Antwoord: Er wordt voor elk jaar een raming gemaakt van het aantal beoogde MDT-trajecten met
de middelen voor de gehonoreerde projecten in dat jaar.
Met de in 2020 gehonoreerde projecten (circa € 65 miljoen) worden circa 40.000 nieuwe
trajecten voor jongeren beoogd te starten. Met de voor 2021 beschikbare middelen (circa
€ 100 miljoen) wordt beoogd circa 60.000 nieuwe trajecten te starten. De 40.000 (2020)
en 60.000 (2021) jongeren staan los van elkaar. Er is derhalve geen sprake van een
traject per 1,5 jongere.
MDT-certificaat en maatschappelijke impact
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris het MDT-certificaat in eerste
instantie zal richten op «algemene werknemer» gerelateerde vaardigheden.
Vraag 13: Hoe wordt een keuze gemaakt uit alle vaardigheden, zodat de MDT-certificaten onderling
vergelijkbaar zijn en dit certificaat ook een bepaalde «standing» krijgt in werkgeverskringen,
zo vragen deze leden.
Antwoord: Op basis van wetenschappelijke artikelen en HR, P&O en Management informatiebronnen
is een inventarisatie gedaan naar vaardigheden die relevant zijn voor werkgevers.
Aan werkgevers vragen we om een keuze te maken van maximaal tien vaardigheden, per
categorie personeel: hoger kader personeel, middenkader personeel en uitvoerend personeel
op de werkvloer. Er wordt toegewerkt naar standaardisatie om de vaardigheden te kunnen
«meten» en te kunnen ontwikkelen.
Vraag 14: De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris in hoeverre het bedrijfsleven
inmiddels betrokken wordt bij het MDT-traject en bij specifieke projecten daarbinnen.
Vraag 15: Kan de Staatssecretaris uitgebreid toelichten hoeveel bedrijven betrokken zijn, op
welke manier en welke structurele afspraken hieruit voortkomen voor bijvoorbeeld het
traject MDT in 2021.
Antwoord op vraag 14 en 15: Ik hecht veel waarde aan een maatschappelijk breed gedragen MDT en een rol van het
bedrijfsleven daarin. Inmiddels zijn circa 300 bedrijven bij de diverse MDT-initiatieven
betrokken.
Wat betreft het betrekken van kennis, kunde en financiering vanuit het bedrijfsleven
hebben de MDT-initiatieven een eigen verantwoordelijkheid. Ik ondersteun initiatieven
om het bedrijfsleven actief bij MDT-projecten te betrekken.
Ik onderzoek mogelijkheden om de betrokkenheid van het bedrijfsleven te vergroten.
En heb daarvoor contacten met netwerkorganisaties binnen het bedrijfsleven, zoals
DSGC.
Uit contacten die ik onder meer heb met netwerkorganisaties binnen het bedrijfsleven,
zoals de Dutch sustainable growth coalition (DSGC), komt naar voren dat het aangrijpen
op de Sustainable Development Goals (SDG) die door de Verenigde Naties zijn geformuleerd
en door het bedrijfsleven als uitgangspunt worden gehanteerd bij hun MVO-doelstellingen
een goede basis kan vormen voor samenwerking. Ik betrek dit perspectief bij het definiëren
van een aantal maatschappelijke thema’s waarop MDT zich zal focussen.
Tenslotte ontwikkel ik een landelijk MDT-certificaat waarin de vaardigheden die jongeren
in praktijk tijdens een MDT-traject opdoen gewaardeerd worden. Hier betrek ik het
bedrijfsleven bij en streef ik naar grotere bekendheid en bereidheid van bedrijven
om een bijdrage te leveren aan MDT.
Vraag 16: Zijn er samenwerkingstrajecten, heeft dit invloed op de certificering, zorgt dat
voor veranderingen in de gestelde doelen, etcetera.
Antwoord: Het aangaan van samenwerkingstrajecten leidt niet tot verandering van doelen. Met
bijvoorbeeld AWVN wordt samengewerkt voor het betrekken van werkgevers bij de ontwikkeling
van het landelijk MDT-certificaat. Het betrekken van het bedrijfsleven bij welke vaardigheden
van jongeren gewaardeerd worden binnen MDT-trajecten is belangrijk voor de waarde
die het MDT-certificaat uiteindelijk zal krijgen. En noodzakelijk voor jongeren om
een waardevol document bij een sollicitatie te kunnen overleggen.
Vraag 17: Wellicht ook een belangrijke vraag is of het bedrijfsleven inmiddels ook financieel
participeert in de MDT?
Antwoord: Het bedrijfsleven participeert op verschillende manieren. De MDT-organisaties hebben
hierin hun eigen verantwoordelijkheid. Ik zie dat MDT-organisaties in toenemende mate
in staat blijken te zijn om bedrijven financieel te laten participeren. Er is echter
nog veel groeiruimte. Ik prikkel hen hierbij door stapsgewijs het minimum percentage
cofinanciering te verhogen bij subsidie aanvragen en ondersteun en stimuleer initiatieven
om bijvoorbeeld meer impactgericht te werken. Op dit moment zien we dat werkgevers
hun bedrijven met name kosteloos snuffelstages en trainingen aanbieden en werknemers
beschikbaar stellen voor het coachen van MDT-jongeren.
Vraag 18: Is de Staatssecretaris het met hen eens dat, voor het duurzaam borgen van MDT-projecten,
het van belang is dat MDT-organisaties ook toewerken naar een eigen verdienmodel?
Antwoord: Ik ben het met u eens dat voor het duurzaam borgen van MDT een eigen verdienmodel
wenselijk is. Vanuit dat perspectief worden vanaf de start van MDT de MDT-initiatieven
hierin ondersteund. Dit gebeurt onder meer met een tool op de website doemeemetmdt.nl
en het opnemen van een verplicht minimum percentage cofinanciering in de subsidievoorwaarden.
Ik ga daarnaast bij MDT initiatieven het resultaatgericht werken, waarbij het meten
van behaalde maatschappelijke impact een belangrijke rol speelt, stimuleren. Ik verwacht
dat dit drempelverlagend werkt voor samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven,
omdat hiermee de zichtbaarheid van het maatschappelijk rendement van MDT wordt vergroot
waarmee de businesscase kan worden opgesteld.
De leden van de VVD-fractie menen dat het goed inzichtelijk maken van de maatschappelijke
impact kan helpen om ook het bedrijfsleven te laten aansluiten.
Vraag 19: Op welke wijze gaat de Staatssecretaris ondersteuning bieden aan projectorganisaties
om invulling te geven aan fondsenwerving voor cofinanciering?
Antwoord: Op de website doemetmetmdt.nl is een tool opgenomen waarmee projectorganisaties eenvoudig
kunnen analyseren welk type financiering het beste bij hen past. Als dit fondsfinanciering
is, wordt via deze tool toegang geboden tot de database van het kenniscentrum filantropie.
Hierin zijn voor de projectorganisaties relevante fondsen opgenomen. De wijze waarop
ondersteuning wordt geboden aan projectorganisaties wordt in samenspraak met de projectorganisaties
vormgegeven.
Vraag 20: In hoeverre is de Staatssecretaris voornemens om in subsidieaanvragen te gaan sturen
op de beoogde maatschappelijk impact en de wijze om dit te realiseren, zodat externe
financiers geïnteresseerd raken.
Antwoord: Het in beeld brengen van maatschappelijke impact is van belang voor het verwerven
van externe financiering. Resultaatgericht werken aan de hand van een op beoogde impact
gebaseerde verandertheorie is een ambitie die ik zeker nastreef. Een aantal van de
MDT-organisaties functioneert al op deze wijze. Omdat dit nog niet voor alle organisaties
geldt heb ik daartoe recentelijk nog een marktconsultatie uitgevoerd die moet leiden
tot een aanpak waarmee ik deze MDT-organisaties kan ondersteunen. In het voorjaar
van 2021 wil ik deze aanpak implementeren.
Om MDT-organisaties te prikkelen en de impact van MDT voor externe financiers inzichtelijker
te maken ben ik voornemens om impact gericht werken een grotere rol toe te kennen
in de subsidievoorwaarden door het aan de beoordelingscriteria toe te voegen.
De leden van de VVD-fractie lezen in het onderzoeksrapport dat aandacht wordt besteed
aan de jongeren om na afloop van een doorlopen MDT-project als vrijwilliger maatschappelijk
betrokken te laten blijven, bijvoorbeeld door ze in contact te brengen met lokale
vrijwilligerscentrales.
Vraag 21: Begrijpen deze leden het goed dat de Staatssecretaris het met hen eens is dat gemeenten,
welzijnsorganisaties of bijvoorbeeld bestaande vrijwilligerscentrales al veel ervaring
hebben op het gebied van maatschappelijke betrokkenheid en dat het goed zou zijn deze
vanaf het begin van een traject van de subsidietoekenning te betrekken bij MDT-projecten?
Zij verzoeken de Staatssecretaris hier uitvoerig op in te gaan.
Antwoord: Gemeenten, welzijnsorganisaties en vrijwilligerscentrales spelen in een groot deel
van de MDT-trajecten een belangrijke rol. Daarom stuur ik binnen de verschillende
subsidierondes aan op brede partnerschappen waar deze organisaties, net als het onderwijs,
gemeenten, jongerenwerk en het bedrijfsleven, onderdeel van zijn. Met de honorering
van 50 MDT-trajecten begin november 2020 is het aandeel van betrokken gemeenten, welzijnsorganisaties
en vrijwilligerscentrales bij MDT wederom fors toegenomen. Ook binnen MDT-trajecten
die door het hele land actief zijn, wordt samengewerkt met lokale partijen. Ik blijf
eraan werken sterke en diverse (lokale) partijen aan MDT te verbinden en hiermee het
MDT-netwerk te verstevigen en verduurzamen. Dit doe ik onder andere door de samenwerking
met het Oranje Fonds, waarbij lokale maatschappelijke organisaties worden ondersteunt
in de aansluiting bij het MDT-netwerk en het duurzaam betrekken van jongeren bij vrijwillige
inzet.
De leden van de VVD-fractie lezen in het Onderzoeksrapport Maatschappelijke diensttijd
een aantal adviezen die worden gegeven aan het landelijk programma MDT.
Vraag 22: Op welke manier heeft de Staatssecretaris tot dusver opvolging gegeven aan de adviezen
uit het onderzoeksrapport Maatschappelijke diensttijd voor het landelijk programma
MDT?
Antwoord vraag 22 en 40: Het begeleidend onderzoek biedt mij inzicht op welke terreinen ik MDT kan verbeteren.
De adviezen van de onderzoekers zijn voor mij richtinggevend. Onderstaand beschrijf
ik per advies welke stappen ik gezet heb.
1. Stimuleer deelnemende partijen de maatschappelijke bijdrage van jongeren en de waarde
daarvan te concretiseren. Ik heb recent een marktconsultatie uitgevoerd om te bezien met welke aanpak de MDT-organisaties
de impact/waarde van de maatschappelijke inzet van jongeren concreet en inzichtelijk
kunnen maken. Hieruit zijn voorstellen naar voren gekomen; onder andere voor het gericht
ondersteunen van MDT-organisaties hierbij en het voor toegankelijk maken van de maatschappelijke
impact richting andere stakeholders. De gedane voorstellen worden nu uitgewerkt en
in het voorjaar van 2021 wordt hier invulling aan gegeven. Des te concreter de maatschappelijke
impact wordt vormgegeven en de waarde kan worden (aan)getoond, des te gemakkelijker
het wordt om jongeren te werven, externe financiers te overtuigen en de meerwaarde
van MDT als geheel te laten zien
2. Stimuleer en faciliteer MDT-organisaties in het vormgeven van de ontmoeting met gebruikmaking
van de ervaringen uit de gemeentelijke subsidieronde. Afgelopen periode heb ik gesprekken gevoerd met MDT-organisaties die bewust inzetten
op de ontmoeting, waaronder gemeentelijke initiatieven, en daarvoor een specifieke
methodiek gebruiken. Mijn voornemen is deze 3 tot 5 methodieken te beschrijven en
zo andere MDT-organisaties te inspireren om ook van deze methodieken gebruik te maken.
Ook heb ik ZonMw gevraagd of het mogelijk is om in het volgende tijdvak van de vierde
subsidieronde meer aandacht te besteden aan het vormgeven van de ontmoeting in MDT-trajecten.
3. Stimuleer een breed aansprekend MDT, inclusief aanbod voor de nu minder belichte groepen
jongeren. In de vierde subsidieronde wordt in de verschillende tijdvakken een pré gegeven voor
groepen jongeren die op dat moment nog ondervertegenwoordigd zijn in het aanbod van
MDT-organisaties. In het tweede tijdvak van de vierde ronde zijn dit bijvoorbeeld
de hoger opgeleide jongeren en jongeren met een (arbeids)beperking. Voorafgaand aan
ieder tijdvak wordt in het begeleidend onderzoek de balans opgemaakt over het aanbod
van MDT-trajecten voor de verschillende groepen jongeren en eventuele werkzame elementen
in de werving van deze specifieke groepen.
4. Maak MDT onderdeel van zowel lokale, regionale als landelijke infrastructuren. In de vierde subsidieronde wordt in de verschillende tijdvakken een pré gegeven aan
regio’s waar het aanbod van MDT-trajecten achterblijft. Met de aanvullende rondes
stimuleer ik MDT-organisaties om nieuwe partners te betrekken of de verbinding te
zoeken met andere MDT-partnerschappen en toe te werken naar een landelijk dekkend
netwerk. Specifieke aandacht wordt hierbij gevraagd voor het aansluiten van bestaande
lokale structuren (en organisaties). Denk aan vrijwilligerscentrales, sportverenigingen,
scholen en gemeenten, maar bijvoorbeeld ook het bedrijfsleven. Ook de accounthouders
van het programma MDT hebben de ambitie om samenwerking tussen MDT-organisaties te
stimuleren en partijen lokaal, regionaal of landelijk bij elkaar te brengen. Dat stimuleer
ik tevens door het organiseren van netwerkbijeenkomsten voor de MDT-organisaties.
5. Sluit aan bij de energie van proeftuinen en eigenaarschap te stimuleren en te faciliteren. In de afgelopen maanden heb ik thematische werkgroepen opgezet, waar MDT-organisaties
kunnen meewerken en -denken over de ontwikkeling van MDT. Zo zijn er bijvoorbeeld
werkgroepen die zich buigen over het vergroten van de bekendheid van MDT en over duurzame
subsidiering. Hierdoor zijn de MDT-organisaties niet alleen aanbieder van hun specifieke
MDT, maar dragen zij gezamenlijk bij aan MDT als geheel. Het eigenaarschap van MDT
komt op deze wijze steeds meer bij hen te liggen.
Voorkomen verdringing door MDT
De Staatssecretaris gaat in gesprek met de Inspectie SZW over verdringing door het
landelijk programma MDT. Vanaf het begin was een van de doelen van de MDT dat geen
sprake mocht zijn van verdringing op de arbeidsmarkt door jongeren die aan een MDT-traject
deelnemen.
Vraag 23: Kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij de Kamer informeert indien er sprake lijkt
te zijn van verdringing?
Antwoord: Momenteel zijn er geen signalen over verdringing door MDT, desondanks blijf ik scherp
op dit thema en volg ik de MDT-praktijk met begeleidend onderzoek. Mocht er aanleiding
zijn, dan informeer ik via de reguliere voortgangsrapportage MDT.
Vraag 24: Hoe ziet die rol van de Inspectie SZW er volgens de Staatssecretaris uit en welke
afspraken zijn er al gemaakt?
Antwoord: Wanneer iemand in Nederland vermoedt dat er sprake is van een situatie waarin hijzelf
of iemand anders regulier werk verricht maar daarvoor niet het wettelijk minimumloon
(WML) ontvangt, kan hij of zij dit melden bij de Inspectie SZW. Deze meldingen worden
geregistreerd, beoordeeld en onderzocht indien de melding daartoe aanleiding geeft.
Eventuele meldingen van of over jongeren die op een MDT-plek werk verrichten waarover
zij wettelijk minimumloon zouden moeten ontvangen, zullen net zo worden behandeld
als andere meldingen van onderbetaling WML. Er zijn geen specifieke afspraken gemaakt
met de Inspectie SZW over de behandeling van meldingen van onderbetaling in een MDT-situatie.
Artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet
Tevens lezen de leden van de VVD-fractie dat de MDT nog niet volledig voldoet aan
artikel 3.1 van de Compatibiliteitswet.
Vraag 25: Hoe gaat de Staatssecretaris tegemoetkomen aan de twee onderdelen die bij de monitor
in maart nog niet voldeden, zodat de MDT objectief geëvalueerd kan worden, zoals beoogd
in de aangenomen gewijzigde motie van het lid Regterschot c.s. (Kamerstuk 35 034, nr. 15), zo vragen deze leden.
Antwoord: De twee (van de twaalf) onderdelen die in de monitor naar voren kwamen zijn3:
1) Bij de doelstellingen: Het ontbreken van de kwantificering van de doelstellingen
2) Bij de doelmatigheid van effecten: Er zijn nog geen vergelijkingen beschikbaar met
meer afwijkende alternatieven (zoals stages, onderwijstrajecten, etc.) waarmee dezelfde
achterliggende doelen kunnen worden nagestreefd; evenals een andere redenering waarom
MDT de meest doelmatige keuze zou zijn.
Ik ga hier als volgt aan tegemoet komen:
1) Aan de kwantificering van de doelstellingen heb ik inmiddels invulling gegeven: Voor
de belangrijkste indicatoren zijn in afstemming met het Ministerie van Financiën voorlopige
streefwaarden opgesteld4. Hiermee kan MDT objectief geëvalueerd worden; via het doorlopende evaluatieonderzoek
en via het CBS-onderzoek waarin de indicatoren worden gemeten.
2) De eerste effecten van MDT, die een (breder) inzicht kunnen geven in de doelmatigheid,
komen in 2021 beschikbaar via het doorlopende evaluatieonderzoek. Ik verricht gelijktijdig
een onderzoek waarin wordt nagegaan of er ten aanzien van de doelmatigheid van deze
effecten vergelijkingen te maken zijn met (afwijkende) alternatieven. Zoals eerder
al in de voortgangsbrief aangegeven zijn er vanuit de min of meer vergelijkbare buitenlandse
programma’s voor jongeren nog geen gegevens over de doelmatigheid van effecten beschikbaar.
Ik blijf voortdurend op de hoogte van deze programma’s en betrek de inzichten die
hier worden opgedaan bij de Nederlandse MDT.
Vraag 26: Is er al een nieuwe monitor van het Ministerie van Financiën en wat waren daarin
de bevindingen ten aanzien van de MDT.
Antwoord: Er is nog geen nieuwe monitor van het Ministerie van Financiën beschikbaar. Het eerstvolgende
beeld van de procedurele naleving van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet (over
heel 2020) wordt als focusonderwerp in het Financieel Jaarverslag van het Rijk opgenomen
en aan uw Kamer aangeboden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De Staatssecretaris schrijft met betrekking tot de online-infrastructuur MDT dat aan
de hand van de ervaringen van zowel jongeren als betrokken organisaties met de zoekfunctionaliteit
de mogelijkheden om deze op termijn verder uit te bouwen worden verkend.
Vraag 27: De leden van de CDA-fractie vragen wat hiervan de stand van zaken is.
Antwoord op vraag 3 t/m 5, 6 t/m 8, 27, 35, 36 en 95: Ik heb dit jaar met de bestuurlijke partners een aantal concrete stappen gezet. We
hebben met elkaar een afwegingskader ontwikkeld en afgesproken dat in het voorjaar
van 2021 op basis daarvan de contouren van de duurzame positionering van de uitvoeringsorganisatie
en bijpassende governance worden geschetst. Daarnaast voer ik in samenhang hiermee
een inventarisatie uit van de taken die al dan niet bij de uitvoeringsorganisatie
kunnen worden belegd. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan accreditatie en
positionering en het beheer van de zoekfunctionaliteit. Ik informeer u hierover in
de MDT-voortgangsbrief die u rond de zomer 2021 zult ontvangen.
Voortgang Maatschappelijke diensttijd 3 juli 2020
In de bijlage «Een ontdekkingsreis naar de beste versie van MDT» is te lezen dat uit
de gehonoreerde subsidieaanvragen blijkt dat de eis van minimaal 10% à 15% cofinanciering
voor een belangrijk deel in natura wordt ingevuld door de organiserende partijen zelf.
Vraag 28: De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Staatssecretaris aankijkt tegen deze invulling
van cofinanciering in natura?
Vraag 29: In hoeverre acht de Staatssecretaris invulling van cofinanciering in natura wenselijk
in het licht van het betrekken van nieuwe externe partijen die bij willen dragen aan
maatschappelijke projecten?
Antwoord op vraag 28 en 29: Voor de cofinanciering van MDT-projecten heb ik een aanpak gekozen om vanaf de start
van MDT een ingroeipad van steeds toenemende cofinanciering te hanteren. Bij deze
aanpak heb ik er tevens voor gekozen om bij de minder grote projecten toe te staan
dat de cofinanciering «in natura» mogelijk is. Hierbij stuur ik via de voorwaarden
van de opeenvolgende subsidierondes op een steeds lager aandeel van cofinanciering
in natura (en derhalve steeds groter aandeel van cofinanciering in cash). Cofinanciering
in natura is voor met name minder grote MD- organisaties een drempelverlagend instrument
om nieuwe externe partijen aan zich te binden. Op deze manier hoeft kennis en kunde
van externe partijen niet door de MDT-organisaties te worden ingekocht. Het verwerven
van cofinanciering blijkt voor veel MDT-organisaties een traject te zijn waarbij kennis
en ervaring moeten groeien. Met onder meer een tool op de website doemeemetmdt.nl
ondersteun ik hen hierbij. Door het minimum percentage verplichte cofinanciering stapsgewijs
per subsidieronde te verhogen prikkel ik MDT-initiatieven in hun ondernemerschap om
externe partijen aan zich te binden.
Vraag 30: In hoeverre acht de Staatssecretaris de kans aanwezig dat invulling van cofinanciering
in natura ten koste gaat van de kwaliteit van projecten omdat het besteedbare budget
in principe kleiner wordt?
Vraag 31: In hoeverre acht de Staatssecretaris het wenselijk om de eisen voor cofinanciering
hierop aan te scherpen om dit tegen te gaan?
Antwoord op vraag 30 en 31: In de komende subsidierondes worden verdere stappen gezet bij de cofinanciering;
de vereiste percentages zullen toenemen en het aandeel in natura zal afnemen. Ik heb
tot nu toe geen signalen ontvangen dat de aanpak van gedeeltelijke cofinanciering
in natura invloed heeft op de kwaliteit van projecten en op het beschikbare budget.
Cofinanciering in nature betreft doorgaans het om niet verlenen van essentiële diensten
die anders van het beschikbare budget ingekocht zouden moeten worden.
Vraag 32: Wat gaat de Staatssecretaris doen als blijkt dat in de vierde subsidieronde de cofinanciering
achterblijft bij de gestelde eisen?
Antwoord: Indien een projectaanvraag niet aan het vereiste percentage cofinanciering voldoet,
wordt dit project niet gehonoreerd. MDT-organisaties zijn er tot nu toe goed in geslaagd
om aan de eisen van de cofinanciering te voldoen. De laatste 2 subsidieronden laten
een beeld zien waarbij de gemiddeld verworven cofinanciering het gevraagde minimumpercentage
overstijgt: Ronde 4a: 13% versus 10% in de voorwaarden en ronde 4b: 20% versus 15%.
Tot dusver zijn 3 projecten teruggetrokken omdat ze niet konden voldoen aan de voorwaarde
van cofinanciering.
Vraag 33: De leden van de CDA-fractie vragen verder op welke wijze de Staatssecretaris ondersteuning
gaat bieden aan projectorganisaties om invulling te geven aan fondsenwerving voor
cofinanciering?
Antwoord: Op de website doemetmetmdt.nl is een tool opgenomen waarmee projectorganisaties eenvoudig
kunnen analyseren welk type financiering het beste bij hen past. Als dit fondsfinanciering
is, wordt via deze tool toegang geboden tot de database van het kenniscentrum filantropie.
Hierin zijn voor de projectorganisaties relevante fondsen opgenomen. De wijze waarop
ondersteuning wordt geboden aan projectorganisaties wordt in samenspraak met de projectorganisaties
vormgegeven.
Vraag 34: In hoeverre is de Staatssecretaris voornemens om in subsidieaanvragen te gaan sturen
op de beoogde maatschappelijke impact en de wijze om dit te realiseren, zodat externe
financiers geïnteresseerder raken?
Antwoord: Het in beeld brengen van maatschappelijke impact is van belang voor het verwerven
van externe financiering. Resultaatgericht werken aan de hand van een op beoogde impact
gebaseerde verandertheorie is een ambitie die ik zeker nastreef. Een aantal van de
MDT-organisaties functioneert al op deze wijze. Omdat dit nog niet voor alle organisaties
geldt heb ik daartoe recentelijk nog een marktconsultatie uitgevoerd die moet leiden
tot een aanpak waarmee ik deze MDT-organisaties kan ondersteunen. In het voorjaar
van 2021 wil ik deze aanpak implementeren.
Om MDT-organisaties te prikkelen en de impact van MDT voor externe financiers inzichtelijker
te maken ben ik voornemens om impact gericht werken een grotere rol toe te kennen
in de subsidievoorwaarden door het aan de beoordelingscriteria toe te voegen.
Vraag 35: Deze leden vragen verder hoe het staat met de ontwikkeling van het afwegingskader
over de duurzame positionering van de uitvoeringsorganisatie van de MDT en de daarbij
passende governance?
Vraag 36: Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen erkende certificering of accreditatie in
dit kader?
Antwoord op vraag 3 t/m 5, 6 t/m 8, 27, 35, 36 en 95: Ik heb dit jaar met de bestuurlijke partners een aantal concrete stappen gezet. We
hebben met elkaar een afwegingskader ontwikkeld en afgesproken dat in het voorjaar
van 2021 op basis daarvan de contouren van de duurzame positionering van de uitvoeringsorganisatie
en bijpassende governance worden geschetst. Daarnaast voer ik in samenhang hiermee
een inventarisatie uit van de taken die al dan niet bij de uitvoeringsorganisatie
kunnen worden belegd. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan accreditatie en
positionering en het beheer van de zoekfunctionaliteit. Ik informeer u hierover in
de MDT-voortgangsbrief die u rond de zomer 2021 zult ontvangen.
Vraag 37: In hoeverre is de Staatssecretaris voornemens om op landelijk niveau afspraken te
maken over de verbinding van Social Return on investment (SROI)-verplichtingen met
de MDT?
Antwoord: Social Return on investment (SROI) is een waardevol instrument. Hiermee kan het bedrijfsleven
een bijdrage leveren aan MDT. Bij een aantal MDT-initiatieven wordt MDT al als SROI
ingezet. Dit zou nog veel meer kunnen! Het hierover maken van afspraken op landelijk
niveau, valt buiten mijn jurisdictie. Gemeenten zijn immers autonoom bij het toepassen
van het SROI-beleid.
Ik zal met de voor het SROI-beleid verantwoordelijke partijen (BZK, SZW en gemeenten)
de mogelijkheden te verkennen om MDT als SROI bij de gemeenten en het Rijk toe te
passen en nader onder de aandacht te brengen. Op nationaal niveau is het inmiddels
mogelijk voor ministeries om op experimentele basis af te wijken van de vigerende
SROI-richtlijnen, zodat ook MDT mogelijk als SROI kan worden ingezet. Ook hier zal
ik me inspannen om dit nader onder de aandacht te brengen.
Vraag 38: De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de Staatssecretaris bij de ontwikkeling
van de MDT een vergelijking heeft gemaakt met beleidsalternatieven en/of eerder beleid
wat daaraan raakt, zoals de maatschappelijke stage die van 2011 tot 2014 een verplicht
onderdeel vormde van het curriculum in het voortgezet onderwijs?
Vraag 39: In hoeverre worden inzichten uit de wetenschap meegenomen bij de doorlopende evaluaties
ter optimalisering van het beleid?
Antwoord op vraag 38 en 39: Bij de start van de maatschappelijke diensttijd is een verkenning uitgevoerd naar
eerder beleid dat raakt aan de maatschappelijke diensttijd, zoals de maatschappelijke
stage. De aanbevelingen en conclusies uit deze verkenning zijn meegenomen bij het
verder inrichten van MDT. Bij de doorlopende evaluaties ter optimalisering van het
beleid worden inzichten uit de wetenschap meegenomen. Dit ziet u bijvoorbeeld terug
in het onderzoeksrapport dat ik uw Kamer in juli 2020 heb toegestuurd.
In het Onderzoeksrapport Maatschappelijke diensttijd worden onderaan pagina vijf een
aantal adviezen aan het landelijk programma MDT gegeven, waar de Staatssecretaris
niet op in gaat in zijn brief.
Vraag 40: De leden van de CDA-fractie vragen op welke manier de Staatssecretaris tot dusver
opvolging gegeven heeft aan deze adviezen voor het landelijk programma MDT.
Antwoord vraag 22 en 40: Het begeleidend onderzoek biedt mij inzicht op welke terreinen
ik MDT kan verbeteren. De adviezen van de onderzoekers zijn voor mij richtinggevend.
Onderstaand beschrijf ik per advies welke stappen ik gezet heb.
1. Stimuleer deelnemende partijen de maatschappelijke bijdrage van jongeren en de waarde
daarvan te concretiseren. Ik heb recent een marktconsultatie uitgevoerd om te bezien met welke aanpak de MDT-organisaties
de impact/waarde van de maatschappelijke inzet van jongeren concreet en inzichtelijk
kunnen maken. Hieruit zijn voorstellen naar voren gekomen; onder andere voor het gericht
ondersteunen van MDT-organisaties hierbij en het voor toegankelijk maken van de maatschappelijke
impact richting andere stakeholders. De gedane voorstellen worden nu uitgewerkt en
in het voorjaar van 2021 wordt hier invulling aan gegeven. Des te concreter de maatschappelijke
impact wordt vormgegeven en de waarde kan worden (aan)getoond, des te gemakkelijker
het wordt om jongeren te werven, externe financiers te overtuigen en de meerwaarde
van MDT als geheel te laten zien
2. Stimuleer en faciliteer MDT-organisaties in het vormgeven van de ontmoeting met gebruikmaking
van de ervaringen uit de gemeentelijke subsidieronde. Afgelopen periode heb ik gesprekken gevoerd met MDT-organisaties die bewust inzetten
op de ontmoeting, waaronder gemeentelijke initiatieven, en daarvoor een specifieke
methodiek gebruiken. Mijn voornemen is deze 3 tot 5 methodieken te beschrijven en
zo andere MDT-organisaties te inspireren om ook van deze methodieken gebruik te maken.
Ook heb ik ZonMw gevraagd of het mogelijk is om in het volgende tijdvak van de vierde
subsidieronde meer aandacht te besteden aan het vormgeven van de ontmoeting in MDT-trajecten.
3. Stimuleer een breed aansprekend MDT, inclusief aanbod voor de nu minder belichte groepen
jongeren. In de vierde subsidieronde wordt in de verschillende tijdvakken een pré gegeven voor
groepen jongeren die op dat moment nog ondervertegenwoordigd zijn in het aanbod van
MDT-organisaties. In het tweede tijdvak van de vierde ronde zijn dit bijvoorbeeld
de hoger opgeleide jongeren en jongeren met een (arbeids)beperking. Voorafgaand aan
ieder tijdvak wordt in het begeleidend onderzoek de balans opgemaakt over het aanbod
van MDT-trajecten voor de verschillende groepen jongeren en eventuele werkzame elementen
in de werving van deze specifieke groepen.
4. Maak MDT onderdeel van zowel lokale, regionale als landelijke infrastructuren. In de vierde subsidieronde wordt in de verschillende tijdvakken een pré gegeven aan
regio’s waar het aanbod van MDT-trajecten achterblijft. Met de aanvullende rondes
stimuleer ik MDT-organisaties om nieuwe partners te betrekken of de verbinding te
zoeken met andere MDT-partnerschappen en toe te werken naar een landelijk dekkend
netwerk. Specifieke aandacht wordt hierbij gevraagd voor het aansluiten van bestaande
lokale structuren (en organisaties). Denk aan vrijwilligerscentrales, sportverenigingen,
scholen en gemeenten, maar bijvoorbeeld ook het bedrijfsleven. Ook de accounthouders
van het programma MDT hebben de ambitie om samenwerking tussen MDT-organisaties te
stimuleren en partijen lokaal, regionaal of landelijk bij elkaar te brengen. Dat stimuleer
ik tevens door het organiseren van netwerkbijeenkomsten voor de MDT-organisaties.
5. Sluit aan bij de energie van proeftuinen en eigenaarschap te stimuleren en te faciliteren. In de afgelopen maanden heb ik thematische werkgroepen opgezet, waar MDT-organisaties
kunnen meewerken en -denken over de ontwikkeling van MDT. Zo zijn er bijvoorbeeld
werkgroepen die zich buigen over het vergroten van de bekendheid van MDT en over duurzame
subsidiering. Hierdoor zijn de MDT-organisaties niet alleen aanbieder van hun specifieke
MDT, maar dragen zij gezamenlijk bij aan MDT als geheel. Het eigenaarschap van MDT
komt op deze wijze steeds meer bij hen te liggen.
Stand van zakenbrief 28 oktober 2020
Naast het vergelijkingsonderzoek komen via het doorlopende evaluatieonderzoek op reguliere
basis updates van de bereikte effecten voor en door de jongeren die deelnemen of hebben
deelgenomen aan MDT-projecten.
Vraag 41: De leden van de CDA-fractie vragen hoe vaak en op welke wijze de Kamer wordt geïnformeerd
over de resultaten van dit doorlopende evaluatieonderzoek.
Vraag 42: Daarnaast vragen deze leden in hoeverre de resultaten uit zowel het onderzoek van
het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), en dan met name betreffende de twaalf
outcome indicatoren, als het doorlopende evaluatieonderzoek digitaal beschikbaar gemaakt
worden, bijvoorbeeld op https://www.doemeemetmdt.nl/ en op https://www.staatvenz.nl/
Antwoord op vraag 41 en 42: De Kamer wordt via voortgangsbrieven geïnformeerd over de resultaten van het doorlopende
evaluatieonderzoek. De eerstkomende brief wordt voorzien rond de zomer van 2021. De
resultaten van het evaluatieonderzoek zijn digitaal beschikbaar op de website van
MDT: doemeemetmdt.nl. De resultaten van het CBS onderzoek komen op de website van
het CBS www.cbs.nl en ook op de website van MDT.
De indicatoren die uit beide onderzoeken komen, lenen zich niet voor opname op de
Staat van Volksgezondheid en Zorg; deze website presenteert kerncijfers van volksgezondheid
en zorg en hier gaat het over gegevens en vergelijkingen van jongeren die MDT wel/niet
hebben gedaan.
Uit de laatste stand van zakenbrief blijkt dat de verkenning naar de MDT in Caribisch
Nederland door de coronacrisis vertraging heeft opgelopen.
Vraag 43: De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris, gezien de opgelopen vertraging
door de coronacrisis, nog steeds voornemens is om in 2021 van start te gaan met de
MDT in Caribisch Nederland. Zo ja, wat is hiervoor het tijdspad en welke acties worden
ondernomen? Zo niet, wanneer zal de MDT in Caribisch Nederland wel van start gaan?
Antwoord: Het is mijn wens om MDT in Caribisch Nederland in 2021 van start te laten gaan, met
een eerste pilot op Bonaire. Momenteel verken ik samen met het Openbaar Lichaam Bonaire
de mogelijkheden hiertoe. Een pilot past bij de lerende aanpak die MDT in Europees
Nederland volgt en biedt voldoende ruimte om MDT aan te passen aan de lokale context
en de pandemie. De kaders en opzet voor deze pilot wil ik samen met enkele partners
– waaronder jongeren, het maatschappelijk veld, scholengemeenschap, lokale overheid(sinstanties)
en het bedrijfsleven – ontwikkelen. Daarnaast biedt onze samenwerking met het Oranje
Fonds ook kansen voor MDT in Caribisch Nederland en onderzoeken we hoe we elkaar hierin
kunnen versterken. Hierbij zal ik voortdurend toetsen of het voorgestelde tijdspad,
gezien de beperkingen door de coronacrisis en de extra druk op organisaties, haalbaar
is. Mocht dit tijdspad om welke reden ook in het gedrang komen, zal ik u hier tijdig
over informeren.
Vanwege de coronacrisis is er vertraging opgetreden bij het experiment met fondsen.
Van de hiervoor beschikbare middelen wordt in 2020 zeven miljoen Euro niet besteed.
Vraag 44: De leden van de CDA-fractie vragen of, en zo ja wanneer, de Kamer is geïnformeerd
over de onderuitputting van het budget voor de Maatschappelijke diensttijd en de keuze
om deze onderuitputting van zeven miljoen Euro in te zetten voor het landelijke programma
voor suïcidepreventie?
Antwoord: De Kamer is onlangs in de 2e suppletoire begroting geïnformeerd over de onderuitputting van € 7 miljoen bij het
experiment met fondsen en over de keuze om deze onderuitputting in te zetten voor
het landelijke programma voor suïcidepreventie
Uit de bijlage van de Stand van zakenbrief van 28 oktober 2020 (Facts and Figures
MDT september 2020) blijkt dat de MDT groeit, zowel als netwerk en beweging, maar
ook qua aanbod en deelname. Ruim 18.000 jongeren en circa 1.500 organisaties doen
inmiddels mee aan de MDT. Er is echter ook negen procent hiervan voortijdig gestopt.
Vraag 45: De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Staatssecretaris de voortgang van de MDT
beoordeelt als wordt gekeken naar het aantal jongeren en organisaties dat meedoet
aan de MDT en de vertragende invloed van de coronacrisis in het licht van de ambitie
om in 2021 te komen tot een landelijk dekkend netwerk van 60.000 jongeren?
Antwoord: Bij de huidige projecten is een vertragende invloed te zien van de coronacrisis.
Deze vertraging zit vooral in de doorlooptijd; meerdere projecten zijn langzamer op
gang gekomen omdat vanwege de coronamaatregelen de uitvoering moest worden aangepast.
Er wordt geen effect verwacht op het aantal deelnemende jongeren; het algemene beeld
is dat projecten er in slagen om het aantal beoogde jongeren een MDT-traject te laten
doen. Meerdere projecten doen dat wel in aangepaste vorm en deels vertraagd. Zoals
gezegd mede door de omstandigheden, maar ook om tegemoet te komen aan de hulpvragen
die juist nu in deze crisistijd naar voren komen. In de 2 reguliere subsidieronden
van 2020 zijn afspraken gemaakt over circa 40.000 MDT-trajecten. Dit is het beoogde
aantal voor 2020. Daarnaast zijn in de coronaprojecten van MDT (inclusief gemeentelijk
project Jeugd aan Zet) nog enkele duizenden jongeren aan de slag gegaan.
Met het doorlopen van de coronacrisis in 2021 verwacht ik voor 2021 hetzelfde beeld
als voor 2020. Het beoogde aantal afspraken over 60.000 MDT-trajecten verwacht ik
te halen.
Vraag 46: Welke stappen worden ondernomen om uitval tegen te gaan?
Antwoord: MDT-organisaties proberen op vele manieren de uitval van jongeren tegen te gaan.
Er wordt een uitgebreide intake gedaan waarbij goed gekeken wordt wat de motivatie
van de jongere is om daar zo goed mogelijk op aan te sluiten. Daarnaast bieden veel
organisaties meer één op één contactmomenten en worden, samen met de begeleider, (week)planningen
gemaakt om te onderzoeken of en hoe MDT in een leven past. Daarnaast wordt de ontmoeting
tussen jongeren gefaciliteerd voor de onderlinge verbondenheid en om ervaringen met
elkaar uit te wisselen.
Vraag 47: Hoe verklaart de Staatssecretaris de toename van de ervaren tijdsdruk voor jongeren?
Antwoord: Een toename van de tijdsdruk onder jongeren lijkt voort te komen uit het feit dat
MDT-trajecten na de eerste subsidieronde minimaal 80 uur bedragen. Op basis van praktijkervaringen
van MDT-organisaties is dit aantal uren vereist om talenten van jongeren te kunnen
ontwikkelen. Ook bleek uit het begeleidend onderzoek dat jongeren hun MDT-traject
beter waardeerden wanneer zij meer uren investeerden. Dit blijkt ook uit literatuur
die hierover verschenen is.
De Staatssecretaris schrijft dat begin november 2020 circa 50 projecten zullen worden
gehonoreerd.
Vraag 48: De leden van de CDA-fractie vragen welke projecten inmiddels zijn gehonoreerd, waar
deze plaatsvinden en wanneer deze projecten zullen beginnen?
Antwoord: Dit betreft de honoreringen van de tweede subsidieronde in 2020 (call 4B); 50 projecten
zijn voor deze ronde officieel gehonoreerd op 10 november 2020. De projecten zijn
gezamenlijk aanwezig in alle 40 COROP-regio’s en de meeste projecten zijn actief in
meerdere COROP-regio’s. Hiermee wordt er verder toegewerkt naar een landelijke spreiding
van MDT. De projecten starten tussen 16 november en 31 december 2020. Om welke projecten
het gaat en in welke provincie ze plaatsvinden kunt u op de ZonMw website terugvinden.
De Staatssecretaris schrijft dat hij dit najaar expertsessies organiseert met verschillende
betrokkenen in het onderwijsveld om te inventariseren op welke wijze een subsidieronde
voor de MDT in het onderwijs eruit zou moeten komen te zien.
Vraag 49: De leden van de CDA-fractie vragen welke experts hierbij betrokken zullen worden.
Vraag 50: Deze leden vragen tevens wanneer de Kamer hierover geïnformeerd zal worden.
Antwoord op vraag 49 en 50: De experts die hiervoor uitgenodigd zullen worden zijn de MBO-raad, de VO Raad, Ingrado,
CJP, Qompas, scholen, MDT-organisaties die actief zijn in het onderwijs, ZonMW en
beleidsmedewerkers van het Ministerie van OCW. De sessies worden in december georganiseerd.
Ik zal de Kamer over de opbrengsten informeren in de volgende voortgangsbrief.
Vraag 51: De leden van de CDA-fractie vragen naar de uitkomst van de verkenning om met het
Oranjefonds te komen tot een gezamenlijk fonds dat als doel heeft kleine organisaties
te ondersteunen die moeite hebben om jongeren te bereiken voor vrijwillige inzet.
Antwoord: De uitkomst van de verkenning heeft geleid tot een concept activiteitenplan voor
een gezamenlijk fonds waarin MDT met € 5 mln en het Oranjefonds met € 1 mln. participeert.
Hiermee verwacht ik het MDT-netwerk uit te breiden en te versterken en gezamenlijk
de duurzame vrijwillige inzet van jongeren, ook na hun MDT, te ondersteunen. Op basis
van het concept activiteitenplan heeft het Oranjefonds een subsidie aanvraag gedaan
bij VWS.
Naar aanleiding van de motie van de leden Rog en Kerstens (Kamerstuk 35 034, nr. 12) heeft de Staatssecretaris twee partijen gevraagd om in beeld te brengen hoe gekomen
kan worden tot een certificaat gericht op werknemer gerelateerde vaardigheden. De
verkenning zoals beschreven bij fase één is inmiddels afgerond.
Vraag 52: De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze tot het basisontwerp voor het proces
van certificering is gekomen.
Antwoord: Om te komen tot een MDT-basiscertificaat zijn gesprekken gevoerd met bedrijven, jongerenorganisaties,
aanbieders van trainingen en instrumenten, ICT-specialisten en MDT-organisaties. Onderwerp
van deze gesprekken was welke informatie het basiscertificaat moet bevatten om voor
alle betrokkenen relevant en uitvoerbaar te zijn. De informatie op alle ingevulde
certificaten wordt centraal opgeslagen in een dataset om de informatie te kunnen ontsluiten
en ervan te kunnen leren voor de doorontwikkeling van het basiscertificaat. Daarnaast
zijn de scenario’s ten aanzien van een veilige verwerking van persoonsgegevens doorlopen
(AVG). Op 1 januari 2021 is het MDT-basiscertificaat digitaal beschikbaar voor alle
MDT-organisaties.
Momenteel lopen de gesprekken voor een nadere verkenning naar een verplichtende variant
van de MDT, zo schrijft de Staatssecretaris. In november zal de verkenning worden
afgerond en op basis daarvan een advies worden gegeven over de mogelijkheden en de
wenselijkheid van een verplichtende variant van de MDT.
Vraag 53: De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de Kamer hierover geïnformeerd zal worden?
Antwoord: Uw Kamer wordt in de volgende voortgangsbrief MDT geïnformeerd over de verkenning
naar de verplichtende variant van MDT.
Vraag 54: Deze leden vragen daarnaast wanneer exact het wetsvoorstel over verlengde kwalificatieplicht
naar de Kamer wordt gestuurd. Zal dit nog voor de verkiezingen het geval zijn?
Antwoord: De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft in haar brief Voortgang
maatregelen interdepartementaal beleidsonderzoek naar jongeren met een afstand tot
de arbeidsmarkt van 8 juli 2020 aangegeven ernaar te streven het wetvoorstel verlengde
kwalificatieplicht in het voorjaar van 2021 naar uw Kamer te sturen.
Vraag 55: De leden van de CDA-fractie vragen hoe het staat met het bieden van voorrang bij
sollicitaties bij de overheid van jongeren die de MDT hebben afgerond.
Vraag 56: Deze leden vragen daarnaast in hoeverre met bedrijven afspraken zijn gemaakt om ervoor
te zorgen dat jongeren die de MDT hebben afgerond voorrang krijgen bij sollicitaties.
Antwoord op vraag 55 en 56: Het landelijk MDT-certificaat moet bijdragen aan betere kansen voor alle jongeren
die een MDT-traject hebben doorlopen bij een sollicitatie. Dit is de reden dat ik
werkgevers nauw betrek bij het ontwikkelen van het certificaat en aan hen de keuze
voorleg welke vaardigheden gewaardeerd moeten worden in het MDT-certificaat. Door
aan te sluiten bij de wensen van werkgevers en de wijze waarop de opgedane vaardigheden
gewaardeerd en gevalideerd worden binnen MDT, ga ik ervan uit dat elke werkgever de
MDT-jongeren bij hun sollicitatie op waarde weten te schatten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie lezen dat de Staatssecretaris een verplichtende variant
van de MDT onderzoekt en dat in november de resultaten hiervan met de Kamer worden
gedeeld.
Vraag 57: Zij vragen de Staatssecretaris of hij expliciet kan ingaan op de vraag welke gevolgen
deelname kan hebben voor jongeren met betrekking tot hun diploma en (latere) kansen
op de arbeidsmarkt? Zij willen voorkomen dat door het verplichtende karakter juist
kansenongelijkheid ontstaat, bijvoorbeeld omdat er mogelijk verschil in kwaliteit
gaat ontstaan tussen de verschillende projecten.
Vraag 58: Zij vragen de Staatssecretaris om expliciet de effecten per opleidingsniveau mee
te nemen. Kan dit wetenschappelijk worden onderbouwd?
Vraag 59: Kan de Staatssecretaris hierbij tevens een vergelijking maken met de periode tussen
2011 en 2014 toen maatschappelijke stages een verplicht onderdeel vormden van het
curriculum van het voortgezet onderwijs? Zij zijn van mening dat het MTD-project alleen
in dienst moet staan van de deelnemende jongeren en de samenleving zelf, zonder dat
zij daardoor een voorsprong krijgen ten opzichte van andere jongeren op de arbeidsmarkt
of in het onderwijs.
Antwoord op de vragen 57 t/m 59 en 64 t/m 68: De verkenning naar een verplichtende variant voor MDT vloeit voort uit een afspraak
gemaakt in het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst». Zoals aangegeven in mijn
brief van 28 oktober jl. zal de verkenning naar de verplichtende variant van MDT in
november worden afgerond. Het advies naar aanleiding van deze verkenning is voor mij
leidend voor de keuzes die gemaakt worden in het kader van de verplichtende variant
voor MDT. De Kamer wordt bij de volgende voortgangsbrief MDT geïnformeerd over de
uitkomsten van de verkenning.
De leden van de D66-fractie merken op dat ten aanzien van de Comptabiliteitswet de
doelmatigheid van de effecten van de MTD niet helder is vanwege het ontbreken van
concreet nationaal en historisch vergelijkingsmateriaal. Daarnaast constateren deze
leden dat kwantitatieve doelstellingen nog ontbreken.
Vraag 60: Zij vragen daarom of de Staatssecretaris alsnog een toelichting kan geven op deze
twee eisen van de Comptabiliteitswet?
Vraag 61: Zij vragen de Staatssecretaris om een concrete beschouwing te geven van eerdere vergelijkbare
initiatieven specifiek betreffende de doelmatigheid.
Vraag 62: Voorts vragen zij of de Staatssecretaris een kwantitatief overzicht kan geven van
de doelstellingen die hij met de MTD beoogt en op welke wijze de MTD aan de hand van
die kwantitatieve doelstellingen geëvalueerd wordt?
Antwoord op vraag 60, 61 en 62: Voor het antwoord op de vragen over de doelmatigheid van de effecten en de kwantificering
van de doelstellingen verwijs ik naar het antwoord op vraag 25. Een overzicht van
de doelstellingen vindt u in bijlage 3 bij de voortgangsbrief die voor de zomer naar
uw Kamer is gezonden5.
Vraag 63: De leden van de D66-fractie vragen tot slot in hoeverre inzichten uit de wetenschap
worden meegenomen bij de vormgeving van projecten en bij de doorlopende evaluaties
om zo het beleid te optimaliseren.
Antwoord: Met MDT probeer ik zo veel mogelijk te leren van wat er in de praktijk gebeurt, tegelijkertijd
weet ik dat er al veel bekend is vanuit de wetenschap over het werken met jongeren.
Van deze wetenschappelijke inzichten maak ik gebruik bij de vormgeving van de MDT-trajecten.
De werkzame elementen die ik ophaal uit de praktijk onderbouw ik waar mogelijk met
inzichten uit de wetenschap. Daarnaast zet ik literatuuronderzoek in op de onderwerpen
waar de MDT-praktijk nog niet genoeg inzichten over biedt, zoals de verplichtende
variant van MDT en certificering. Ook zijn er MDT-organisaties die in de uitvoering
wetenschappelijk onderbouwde methodieken inzetten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Meer verplichtende variant MDT
Vraag 64: Hoe beoordeelt de Staatssecretaris een verplichte variant?
Vraag 65: In hoeverre acht de Staatssecretaris het aannemelijk dat de MDT voor bepaalde groepen
daadwerkelijk in wet- en regelgeving wordt omgezet in een verplichte variant?
Vraag 66: Kan de Staatssecretaris een uitgebreidere toelichting geven over het nut en de noodzaak
van de meer verplichte variant van de MDT?
Vraag 67: In hoeverre worden inzichten uit de wetenschap meegenomen bij de vormgeving van projecten,
bijvoorbeeld bij de verplichtende variant?
Vraag 68: Ook vragen de voornoemde leden zich af wat jongeren en jongerenvertegenwoordigers
zélf vinden van een verplichte variant?
Antwoord op de vragen 57 t/m 59 en 64 t/m 68: De verkenning naar een verplichtende variant voor MDT vloeit voort uit een afspraak
gemaakt in het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst». Zoals aangegeven in mijn
brief van 28 oktober jl. zal de verkenning naar de verplichtende variant van MDT in
november worden afgerond. Het advies naar aanleiding van deze verkenning is voor mij
leidend voor de keuzes die gemaakt worden in het kader van de verplichtende variant
voor MDT. De Kamer wordt bij de volgende voortgangsbrief MDT geïnformeerd over de
uitkomsten van de verkenning.
Financiering van de MDT
Vraag 69: Erkent de Staatssecretaris dat de MDT nog geen concreet maatschappelijk probleem
adresseert? Zo nee, welk maatschappelijk probleem helpt de MDT volgens de Staatssecretaris
op te lossen?
Antwoord: Zoals in het regeerakkoord beschreven, is de ambitie van MDT om jongeren beter in
staat te stellen een bijdrage te leveren aan de samenleving en daarmee de maatschappelijke
cohesie te verstevigen. Hun persoonlijke ontwikkeling en vrijwillige inzet voor anderen
maakt onze samenleving sterker. Met MDT wordt onder meer de kansengelijkheid van jongeren
bevorderd.
In de praktijk zien we dat MDT ingezet wordt ter voorkoming en het tegengaan van eenzaamheid
bij jongeren, schulden, jeugdwerkloosheid en bij vraagstukken rondom samenleven/integratie.
Met MDT worden jongeren bereikt, worden hun talenten ontwikkeld en de problemen die
zij ervaren opgelost dan wel verzacht door het maatwerk dat zij krijgen in begeleiding
en trainingen.
Vraag 70: Hoe vaak en op welke wijze wordt de Kamer geïnformeerd over de resultaten van het
doorlopende evaluatieonderzoek?
Antwoord: De Kamer wordt via voortgangsbrieven geïnformeerd over de resultaten van het doorlopende
evaluatieonderzoek. De eerstkomende brief is voorzien rond de zomer van 2021.
Vraag 71: Erkent de Staatssecretaris dat een structurele investering van 100 miljoen euro uitzonderlijk
ruim is voor een dergelijk project?
Vraag 72: Deelt de Staatssecretaris de mening dat er maatschappelijke problemen zijn die jongeren
raken die een hogere prioriteit verdienen dan de MDT? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 71 en 72: Met een structurele investering van € 100 miljoen is het mogelijk om een geheel nieuw
landelijk dekkend programma, ter ondersteuning van jongeren en het bestrijden van
maatschappelijke problemen die jongeren raken, van de grond te krijgen. Dit beschouw
ik niet als uitzonderlijk ruim. In de bestaande MDT-projecten is te zien dat er aandacht
wordt besteed aan de maatschappelijke problemen die jongeren (nu) raken en die voor
mij een hoge prioriteit hebben: achterstanden op school en arbeidsmarkt, schooluitval,
(bij)baan verliezen, schuldenproblematiek, tekort aan vaardigheden, te weinig toekomstperspectief,
omgaan met multiculturele samenleving, te weinig zelfvertrouwen, eenzaamheid. Een
investering die zich terugverdient doordat jongeren aan de voorkant hulp krijgen,
betere keuzes kunnen maken voor hun toekomst én zich tegelijkertijd inzetten voor
de samenleving.
Gezien de grote hoeveelheid geld die gemoeid is met de MDT vinden zij het ook belangrijk
dat er transparantie is over hoe de subsidies voor de MDT toegewezen worden.
Vraag 73: Kan de Staatssecretaris toelichten op basis van welke criteria subsidies al dan niet
toegekend worden?
Antwoord: Ieder project wordt beoordeeld op kwaliteit van de aanvraag en op relevantie voor
het programma MDT en de subsidieoproep. In de subsidieoproep staan de criteria vermeld
waarop een project beoordeeld wordt. Hieronder worden deze criteria en het beoordelingsproces
(beknopt) weergegeven. Meer informatie is te vinden op de website van ZonMw: www.zonmw.nl/nl/subsidies/openstaande-subsidieoproepen/detail/item/rond…-
netwerk/ Dit betreft de subsidieoproep voor de 2e ronde van 2020 (ronde 4b).
Kwaliteitscriteria:
1. Plan van aanpak (o.a. voldoet het project aan de richtlijnen van MDT? Is duidelijk
wat de jongeren gaan doen? Is er een concrete beschrijving van de wervingsdoelstellingen?)
2. Haalbaarheid (o.a. is er sprake van heldere doelen, een realistische fasering en een
beschrijving van kansen en belemmeringen?)
3. Monitoring, evaluatie & borging (o.a. is er mogelijkheid voor bijsturing o.b.v. evaluaties?
Sturing op meetbare resultaten en duurzame inbedding?)
4. Begroting (is het aangevraagde budget in overeenstemming met opgevoerde activiteiten?)
Relevantiecriteria:
1. Bijdrage aan subsidiedoel (o.a. is er sprake van talentontwikkeling, iets doen voor
een ander, ontmoeting? Is het aanbod aanvullend op wat er reeds is? Past het binnen
wet- en regelgeving?)
2. Aansluiting bij interesses van jongeren (o.a. sluit het aan bij de motivatie van jongeren?
Is er voldoende begeleiding? Is er sprake van een duidelijk MDT-traject?)
3. Samenwerking en expertise partnerschap (o.a. beschikt het partnerschap over een jongerennetwerk?
Is alle benodigde expertise aanwezig? Is er samenwerking met het bestaande MDT-netwerk?
Zijn jongeren betrokken in alle fasen?)
Beoordelingsproces
– Elke aanvraag is bekeken door minimaal drie onafhankelijke referenten uit het veld.
Het veld bestaat in dit geval uit onder meer het voortgezet en hoger onderwijs, het
domein werk en inkomen, maatschappelijke organisaties, jongerenorganisaties en gemeenten.
De expertise van de referent ligt bijvoorbeeld op het gebied van werken met (kwetsbare)
jongeren, vrijwilligerswerk of de verschillende sectoren waar jongeren mogelijk ingezet
worden. De referenten geven een eerste oordeel over de kwaliteit van de subsidieaanvragen.
– De aanvragers zijn gevraagd een jongerensamenvatting en een flyer te maken.
Een jongerenpanel heeft feedback gegeven op specifieke criteria die relevant zijn
voor jongeren: is er voldoende nagedacht over de betrokkenheid van jongeren? Is er
sprake van ontmoeting tussen jongeren en andere doelgroepen? Is de methode om deze
jongeren te werven voldoende doordacht? Lijkt de begeleiding voor de jongeren gedurende
het hele traject goed geregeld? Spreekt het aanbod aan?
– Op basis van de beoordelingsformulieren is de indiener uitgenodigd om in een wederhoor
aanvullende informatie te geven over criteria die in de subsidieaanvraag onvoldoende
zijn uitgewerkt.
– De commissie, aangevuld met drie jongeren uit het panel, geeft uiteindelijk een relevantieoordeel
en weegt daar het oordeel van de jongeren in mee; het kwaliteitsoordeel van de commissie
is gebaseerd op de aanvraag, de beoordeling door het jongerenpanel, de beoordeling
door de referenten en het wederhoor.
De gronden voor afwijzing zijn altijd gerelateerd aan de criteria uit de subsidieoproep.
Hieronder enkele voorbeelden wat betreft relevantie:
– onvoldoende aandacht voor persoonlijke talentonwikkeling, ontmoeting en iets doen
voor een ander.
– meerwaarde voor maatschappelijke organisaties en voor de samenleving beperkt uitgewerkt.
Voorbeelden met betrekking tot kwaliteit:
– plan van aanpak behoeft nadere uitwerking behoeft op verschillende onderdelen.
– wijze van monitoring en evaluatie is te algemeen beschreven en mist bijvoorbeeld meetbare
resultaten waardoor er niet tijdig kan worden bijgestuurd.
– De intensiviteit van begeleiding van jongeren is beperkt uitgewerkt en daarmee is
de commissie niet overtuigd dat de hoge kostprijs gerechtvaardigd is.
Vraag 74: Welke organisaties hebben subsidieaanvragen gedaan die niet gehonoreerd werden?
Antwoord: Vanwege het afbreukrisico voor organisaties wordt niet gecommuniceerd over afgewezen
aanvragen.
Vraag 75: Waarom werden deze aanvragen niet gehonoreerd?
Antwoord: Gronden voor afwijzing zijn altijd gerelateerd aan de criteria uit de subsidieoproep.
Tevens hekelen zij het gebrek aan transparantie rondom de Maatschappelijke diensttijd
in de Rijksbegroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zo hebben er kasschuiven
plaatsgevonden die niet of nauwelijks terug te vinden zijn in de begroting. Uit antwoorden
op de feitelijke vragen van de VWS-begroting blijkt dat er wederom een onderbesteding
heeft plaatsgevonden bij de MDT. Slechts 35% van het totaalbudget is in 2021 juridisch
verplicht.
Vraag 76: Kan de Staatssecretaris in komende Rijksbegrotingen meer transparantie geven rondom
de bekostiging van de Maatschappelijke diensttijd?
Antwoord: Het klopt dat de transparantie rondom de middelen voor Maatschappelijke diensttijd
verbeterd kan worden. Het gebrek aan transparantie heeft er voor een deel mee te maken
met dat de middelen tot en met het voorjaar van 2020 voor een deel op de begroting
van het Ministerie van Financiën stonden (op de aanvullende post regeerakkoordmiddelen)
en voor een deel heeft het ook te maken met dat het totaal door VWS verstrekte subsidies
via ZonMw in de begroting van VWS niet per project wordt gepresenteerd. In de komende
Rijksbegrotingen kan derhalve meer transparantie worden gegeven rondom de bekostiging
van MDT.
De kasschuiven betreffen de middelen die in verband met de looptijd van de projecten
(2 jaar) en de financieringssystematiek bij de subsidieregeling (betalingen vooraf,
halverwege en achteraf) naar latere jaren worden doorgeschoven. Hieronder de kasschuiven
t/m begroting 2021. 2020 is nog niet definitief.
Kasschuif vanuit jaar
Jaar
2018
2019
2020
Totaal
X € mln
12
30
13
55
Er kan nu niet gezegd worden dat er over 2021 onderbesteding heeft plaatsgevonden.
Voor 2021 worden 2 nieuwe subsidieronden voorzien; de eerste ronde voor de zomer en
de tweede ronde na de zomer. De verplichtingen voor 2021 (resterende 65%) worden op
basis van de gehonoreerde projecten van deze twee ronden bepaald. Deze werkwijze is
ook in de afgelopen jaren gehanteerd; de totale verplichtingen voor een jaar zijn
tegen het einde van het jaar bekend.
Vraag 77: Waar is de onderbesteding van de MDT uit 2019 en over 2020 naar toe gegaan? Is, en
zo ja wanneer, de Kamer geïnformeerd over de onderuitputting van het budget voor de
Maatschappelijke diensttijd en de keuze om deze onderuitputting van 7 miljoen euro
in te zetten voor het landelijke programma voor suïcidepreventie?
Antwoord: De niet bestede middelen uit 2019 zijn doorgeschoven naar latere jaren. Dit komt
door de financieringssystematiek bij de subsidieregeling (betalingen vooraf, halverwege
en achteraf).
Dit geldt ook voor een deel van de middelen uit 2020; deze zijn doorgeschoven in de
begroting 2021. De niet bestede middelen uit 2019 en een deel uit 2020 komen derhalve
later tot besteding. Na de zomer kwam naar voren dat vanwege door de coronacrisis
opgelopen vertraging € 7 miljoen van het experiment met fondsen niet in 2020 gerealiseerd
kon worden. Het verzoek van MDT om deze middelen door te schuiven naar 2021 is (net
als veel andere kasschuiven) afgewezen door het Ministerie van Financiën. Deze vrijval
van middelen bij MDT heb ik in 2020 in kunnen zetten voor het landelijke programma
voor suïcidepreventie.
De Kamer is onlangs in de 2e suppletoire begroting geïnformeerd over de onderuitputting van € 7 miljoen bij het
experiment met fondsen en over de keuze om deze onderuitputting in te zetten voor
het landelijke programma voor suïcidepreventie.
Vraag 78: Waarom hebben kasschuiven plaatsgevonden rondom de MDT?
Antwoord: Ik heb ervoor gekozen om MDT via experimenten in cocreatie met jongeren en jongerenorganisaties
zorgvuldig op te zetten. Hierdoor zijn niet alle in de eerste jaren beschikbare middelen
ingezet in de desbetreffende jaren. Daarnaast hebben de MDT-projecten een looptijd
van (meestal) 2 jaar en wordt bij de financieringssystematiek van de subsidies gewerkt
met een voorschot, een tussentijdse betaling en op het eind een afrekening.
Vanwege de gekozen aanpak en de werkwijze bij de subsidies volgen de kasuitgaven een
ander patroon dan de verplichtingen en is het nodig om kasschuiven naar latere jaren
toe te passen zodat deze middelen beschikbaar blijven voor MDT.
Vraag 79: Hoe komt het dat slechts 35% van de MDT over 2021 juridisch verplicht is?
Vraag 80: Waarom is het aandeel niet-juridisch verplichte middelen van de MDT niet vermeld
in de Rijksbegroting over 2021?
Antwoord op vragen 79 en 80: De juridische verplichtingen ten aanzien van 2021 betreffen, naast de reeds verplichte
uitvoeringskosten, de benodigde kasuitgaven van MDT-projecten die in eerdere jaren
zijn gestart. Vanwege de looptijd van de projecten (meestal 2 jaar) en de gehanteerde
financieringssystematiek vallen de kasuitgaven voor een deel in latere jaren dan de
jaren waarin de verplichtingen zijn aangegaan; zie ook het antwoord op vraag 76.
De 65% niet-juridische verplichte middelen van MDT in 2021 zijn niet vermeld in de
VWS-begroting 2021 omdat het aandeel juridisch verplichte middelen in de artikelen
(MDT, artikel 4) op het totaal niveau van alle subsidieregelingen is weergegeven.
De verplichtingen (resterende 65%) voor de twee subsidieronden in 2021 worden in 2021
aangegaan en worden op basis van de gehonoreerde projecten van deze twee ronden bepaald.
Dit is het gevolg van de toezegging in de voortgangsbrief die voor het zomerreces
naar de Kamer is gezonden, TK-207471. Hierin is opgenomen dat met de in 2021 beschikbare
middelen 60.000 MDT-trajecten zullen worden gestart. In dit najaar is begonnen met
de voorbereidingen voor de subsidieronden in 2021.
Vraag 81: Heeft de Staatssecretaris ooit overwogen om de financiële omvang van de MDT in te
krimpen?
Vraag 82: In hoeverre kan de Staatssecretaris garanderen dat projecten van de MDT niet ook
plaats hadden gevonden zonder dergelijke verleende subsidies?
Antwoord op de vragen 81 en 82: Ik heb niet overwogen om de financiële omvang van MDT in te krimpen. Met een structurele
investering van € 100 miljoen is het mogelijk om een geheel nieuw programma voor jongeren
in heel Nederland van de grond te krijgen. Ik ben van mening dat zonder de impulsfinanciering
een landelijk programma als MDT, zoals nu vormgegeven, niet zou hebben plaatsgevonden.
Juist door het positieve uitgangspunt en de betrokkenheid van jongeren bij de invulling
van MDT zijn jongeren bereidt om zich maatschappelijk in te zetten. Met MDT bereik
ik jongeren die zich eerder niet vrijwillig hebben ingezet, wordt het aanbod van vrijwilligers
vergroot en worden maatschappelijke organisaties ontlast. Daarmee voldoe ik aan de
opdracht zoals in het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» is verwoord.
Vraag 83: Wat is de gemiddelde subsidie per deelnemer aan de MDT over 2018, 2019 en over 2020?
Antwoord: In de kamerbrief van 13 september 2019 (Kamerstuk 35 034, nr. 6) heb ik uw geïnformeerd over een globale raming van de kosten van een MDT-traject:
1200 tot 1.700 euro gemiddeld per jongere. Uit de afgeronde projecten uit call 1 blijkt
dat het bedrag (ruim € 1.300) aan de onderkant is van de raming. In dezelfde kamerbrief
is vermeld dat de werkelijke kosten van de MDT-trajecten na afloop worden bekendgemaakt
aan uw Kamer. Hierin neem ik ook de cofinanciering mee. Voor de calls in de jaren
2019 en 2020 zijn er tot dusver geen realisatiecijfers bekend.
Vraag 84: Op welke artikelen van de VWS-begroting zijn de MDT-middelen terecht gekomen?
Vraag 85: Wat stond er op elk artikel voor de MDT nog voor de Miljoenennota 2021?
Vraag 86: Wat is nu precies overgeheveld van het Ministerie van Financiën naar het Ministerie
van VWS in het kader van regeerakkoordpost G39?
Vraag 87: Waar bestaat de 7 miljoen euro ZonMw-gelden voor MDT uit?
Antwoord op de vragen 84–87: In verband met de stapsgewijze opbouw van MDT zijn de middelen voor de jaren 2018
t/m 2020 via jaarlijkse bestedingsplannen per jaar overgeheveld van de regeerakkoordpost
G39 bij het Ministerie van Financiën naar de begroting van VWS. Dit betreft € 25 miljoen
voor 2018, € 50 miljoen voor 2019 en € 75 miljoen voor 2020.
De meeste middelen voor deze jaren zijn terecht gekomen op het VWS-(totaal)budget
voor ZonMw die vanaf het begin de subsidieregeling voor MDT uitvoert. De MDT-middelen
voor ZonMw (incl. uitvoeringskosten ZonMw) staan voor de jaren 2018, 2019 en 2020
op beleidsartikel 4:
– Begroting 2019: tabel 2.1, blz. 22 en tabel artikel 4, blz. 106 en 115.
– Begroting 2020: tabel blz. 39 en tabel artikel 4, blz. 63 en blz. 268.
De uitvoeringskosten van MDT staan voor een deel op artikel 4 bij overige subsidies
en opdrachten en voor een deel op artikel 10 bij personele en materiële kosten.
Via het MDT-bestedingsplan voor 2021 en verder zijn alle middelen van de regeerakkoordpost
G39 bij het Ministerie van Financiën overgeheveld naar de begroting van VWS. Dit betreft
de structurele reeks van € 100 miljoen per jaar (vanaf 2021).
De meeste middelen, grotendeels bedoeld voor de subsidieregeling zijn in de VWS-begroting
2021 (eerst) terecht gekomen op artikel 4, tabel 15, blz. 87. Deze overheveling wordt
ook genoemd in tabel 49, blz. 217 van de VWS-begroting 2021, waarin de belangrijkste
nieuwe mutaties staan op artikel 4.
De resterende middelen zijn voor een deel terecht gekomen bij overige subsidies en
opdrachten, artikel 4, tabel 15, blz. 87 en voor deel op artikel 10 bij personele
en materiële kosten, tabel 22, blz. 128.
De in de vraag genoemde € 7 miljoen (begroting 2021, tabel 4, blz. 30) betreft de
ZonMw-programma’s Topzorg en de MDT. Het deel van MDT betreft € 4 miljoen.
Deze middelen zijn het gevolg van de update van de begroting van ZonMw en worden besteed
aan MDT-projecten die in 2021 zullen starten.
Zoals in het antwoord op vraag 76 is aangegeven zal in de komende Rijksbegrotingen
meer transparantie worden gegeven over de bekostiging van MDT.
Verdere uitwerking van de MDT
Vraag 88: Bestaat het jongerenpanel alleen uit jongeren die de MDT gedaan hebben of die dit
nog gaan doen?
Antwoord: Het MDT-jongerenpanel bestaat uit een combinatie van jongeren die MDT hebben gedaan
en jongeren die dit willen gaan doen. In de werving wordt specifiek aandacht geschonken
aan het bereiken van beide groepen, zodat in het panel zowel recht wordt gedaan aan
de ervaringen die jongeren hebben op gedaan, als aan de behoeften die jongeren vooraf
hebben. Beide perspectieven zijn relevant gebleken voor de verdere ontwikkeling van
MDT.
Vraag 89: Bovendien vragen deze leden waarom andere jongerenorganisaties niet worden betrokken,
zoals het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS), de Landelijke Studentenvakbond
(LSVb), het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO), FNV Young & United en de Jongeren
Organisatie Beroepsonderwijs (JOB). In hoeverre zijn de jongeren(organisaties) die
kritisch zijn ten opzichte van de MDT betrokken bij de verdere uitwerking? Indien
niet, is de Staatssecretaris bereid deze jongerenorganisaties expliciet bij het beleid
te betrekken?
Antwoord: NJR is als partnerorganisatie betrokken bij MDT, waarbij NJR als koepelorganisatie
ruim 40 jongerenorganisaties in haar ledenbestand heeft. Organisaties zoals LSVb,
ISO, CNV Jongeren, FNV Young & United en JOB zijn lid van NJR, en zijn in de eerste
plaats via NJR geïnformeerd en betrokken. Zij zijn op de hoogte gehouden over de ontwerpschets,
en daarnaast hebben zij vanuit hun eigen expertise en werkveld actief input geleverd
op belangrijke punten die ik heb meegenomen in de verdere ontwikkeling van MDT.
In het najaar 2019 is door verschillende jongerenorganisaties, waaronder FNV Young
& United en CNV, een brief naar de Kamercommissie van VWS gestuurd waarin zij het
belang van MDT onderschrijven. Hieruit blijkt dat het draagvlak onder verschillende
jongerenorganisaties flink is toegenomen en dat zij graag nauw betrokken blijven bij
het verder uitbouwen van MDT.
In die betrokken rol zijn zij ook scherp op mogelijke nadelige bijeffecten zoals bijvoorbeeld
stage- en arbeidsmarktverdringing en schetsen zij heldere voorwaarden om dit te ondervangen.
Dit najaar heb ik daarom samen met FNV Young & United, CNV jongeren en het JOB een
product ontwikkeld dat verdringing door MDT moet tegengaan. Vanzelfsprekend blijven
alle jongerenorganisaties, ook zij die zich kritisch hebben getoond, uitgenodigd om
input te blijven leveren op de verdere ontwikkeling van MDT.
Ook schetst de Staatssecretaris in bijlage 3 de 12 outcome-indicatoren op basis waarvan
de impact van de MDT getoetst zal worden. Deze leden willen opmerken dat de indicatoren
breed zijn en dat het in veel gevallen lastig zal zijn de indicatoren te koppelen
aan de impact van de MDT. Er zal bijvoorbeeld gekeken gaan worden naar de mate van
schooluitval.
Vraag 90: Stel dat inderdaad blijkt dat onder MDT-deelnemers minder schooluitval is dan onder
niet-deelnemers, hoe kan dan met zekerheid gezegd worden dat het hier gaat om een
causaal verband met MDT-deelname en niet slechts om een correlatie?
Antwoord: Ik heb met het CBS besproken in hoeverre verschillen tussen jongeren, die wel en
niet hebben deelgenomen aan MDT, bij bijvoorbeeld schooluitval, verklaard kunnen worden
door de MDT-deelname. Het CBS heeft aangegeven dat in het onderzoek via statistische
methoden correcties worden uitgevoerd voor de verschillen in achtergrondkenmerken
en de verschillen in omgevingsfactoren tussen de beide groepen jongeren. Hierdoor
kunnen er uitspraken gedaan worden over mogelijke effecten als gevolg van de deelname
aan MDT.
Voor het aangeven van een causaal verband (met 100% zekerheid) is een experimenteel
onderzoeksontwerp nodig waarbij aan de voorkant de experimentele groep en de controlegroep
worden ingedeeld. Dergelijke opzetten zijn vaak, om diverse redenen (ethisch, kosten,
etc.) niet uitvoerbaar. Ook bij MDT niet want we kunnen niet zelf beslissen wie van
de jongeren wel en wie niet gaat deelnemen aan MDT.
Vraag 91: Daarnaast vragen zij zich af wat de consequenties zijn van de streefwaarden. Kan
de Staatssecretaris dit toelichten? Wat als bijvoorbeeld blijkt dat de streefwaarden
structureel niet gehaald worden?
Antwoord: MDT beoogt de maatschappelijke betrokkenheid van jongeren te vergroten; hun talenten
te ontwikkelen en ontmoetingen tussen jongeren met verschillende achtergronden te
stimuleren.
Deze doelstellingen worden gemeten en mijn ambitie is dat MDT laat zien dat jongeren
die een MDT-traject gedaan hebben op deze doelstellingen een betekenisvol positief
verschil laten zien ten opzichte van het begin van een MDT-traject en ten opzichte
van jongeren die geen MDT hebben gedaan. Met de streefwaarden wil ik mij verbinden
aan de kwantitatieve omvang van mijn ambities; MDT moet er echt toe doen. Dit rechtvaardigt
ook de financiële inspanning voor het programma.
Als de streefwaarden structureel niet gehaald worden zal ik onderzoek instellen naar
de achterliggende factoren en waar nodig de aanpak aanpassen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
We zien dat de coronacrisis grote impact heeft op de samenleving. De ChristenUnie-fractie
is benieuwd hoe de Maatschappelijke diensttijd een positieve bijdrage kan leveren
aan het verminderen van die impact. De Staatssecretaris schreef hier eerder al iets
over aan de Kamer.
Vraag 92: Kunt u, nu we een flink aantal maanden verder zijn, aangeven welke meerwaarde de
Maatschappelijke diensttijd heeft in deze coronatijd en hoe dit bijdraagt aan de doelstellingen
van de Maatschappelijke diensttijd?
Vraag 93: Hoe kunnen we de Maatschappelijke diensttijd inzetten om de maatschappelijke effecten
van corona op jongeren zelf te verzachten, zo vragen deze leden. Kunt u hierbij onder
andere ingaan op zaken als eenzaamheid en depressie onder jongeren, perspectief op
werk en kansenongelijkheid?
Vraag 94: Hoe kunnen Maatschappelijke diensttijd-jongeren zich gericht inzetten om de maatschappelijke
effecten voor kwetsbare groepen te verzachten?
Antwoord op de vragen 92, 93 en 94: MDT voorziet in een infrastructuur om grootschalige impact van jongeren vanuit de
praktijk te organiseren, zowel op beleid als op sociale ontwikkelingen. Jongeren zetten
via MDT hun talenten in om kwetsbare groepen te ondersteunen. Via de MDT Corona-initiatieven
en de gemeentelijke actie Jeugd aan Zet zijn jongeren in het hele land in actie gekomen
ter ondersteuning van kwetsbare groepen. Twee voorbeelden zijn het organiseren van
activiteiten voor eenzame ouderen of bijles aan kinderen en jongeren in minder kansrijke
posities. Ook via reguliere MDT-projecten zetten jongeren zich in voor kwetsbare groepen.
Initiatieven om MDT verder in te zetten om de maatschappelijke impact van corona op
jongeren te verzachten, schalen we de komende maanden op door het ontwikkelen van
een coronaproof gereedschapskist met aanpakken om jongeren in deze tijd perspectief
te bieden. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om activiteiten die eenzaamheid en depressie
onder jongeren tegengaan en die de effecten van het wegvallen van banen en stages
verlichten.
Vraag 95: Tot slot vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie of u al meer kunt melden
over nadere concretisering van toekomstscenario’s Maatschappelijke diensttijd?
Antwoord op vraag 3 t/m 5, 6 t/m 8, 27, 35, 36 en 95: Ik heb dit jaar met de bestuurlijke partners een aantal concrete stappen gezet. We
hebben met elkaar een afwegingskader ontwikkeld en afgesproken dat in het voorjaar
van 2021 op basis daarvan de contouren van de duurzame positionering van de uitvoeringsorganisatie
en bijpassende governance worden geschetst. Daarnaast voer ik in samenhang hiermee
een inventarisatie uit van de taken die al dan niet bij de uitvoeringsorganisatie
kunnen worden belegd. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan accreditatie en
positionering en het beheer van de zoekfunctionaliteit. Ik informeer u hierover in
de MDT-voortgangsbrief die u rond de zomer 2021 zult ontvangen.
III Volledige agenda
Maatschappelijke diensttijd (MDT) tijdens coronacrisis en uitvoering motie van de
leden Regterschot en Rog over online-infrastructuur MDT. Kamerstuk 35 034, nr. 16 – Brief regering d.d. 30-03-2020, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, P. Blokhuis.
Maatschappelijke diensttijd (MDT) in Coronatijd. Kamerstuk 35 034, nr. 17 – Brief regering d.d. 14-05-2020, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, P. Blokhuis.
Voortgang Maatschappelijke Diensttijd. Kamerstuk 35 034, nr. 18 – Brief regering d.d. 03-07-2020, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, P. Blokhuis.
Stand van zaken brief Maatschappelijke diensttijd. Kamerstuk 35 034, nr. 19 – Brief regering d.d. 28-10-2020, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, P. Blokhuis.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.J. Post, griffier