Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de eindevaluatie sectorakkoorden (po en vo) en bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen
31 293 Primair Onderwijs
               31 289
                Voortgezet Onderwijs
         
Nr. 570
                   VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 15 december 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
                  opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
                  over de brief van 12 oktober 2020 over de eindevaluatie sectorakkoorden (po en vo)
                  en bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen (Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 549).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 4 november 2020 aan de Minister voor Basis- en Voortgezet
                  Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief van 10 december 2020 zijn de vragen beantwoord.
               
De voorzitter van de commissie, Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
7
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
8
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
9
II
Reactie van Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
10
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
               
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de eindevaluatie sectorakkoorden
                  (po en vo) en bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen en hebben hierover nog enkele
                  vragen.
               
1.1 Voortgang po
               
De leden van deze fractie lezen in de voortgang po dat 80 procent van de besturen
                  een voldoende scoren op de standaard kwaliteitszorg. Kan de Minister verder ingaan
                  op de differentiatie binnen de 80 procent? Zij vragen hoeveel procent ruim voldoende
                  scoort en hoeveel procent net een voldoende haalt op de standaard kwaliteitszorg.
                  Op welke manier wordt ook de laatste twintig procent over de lijn van voldoende getrokken,
                  zo vragen de leden. Bovendien vragen zij of er wellicht overeenkomsten zijn binnen
                  de besturen die onvoldoende hierop scoren? Zijn dit vooral besturen uit de grote steden
                  of wellicht uit de regio? De voornoemde leden vragen of dit bovendien besturen uit
                  bepaalde denominaties zijn.
               
1.2 Voortgang vo
               
De leden lezen dat het aantal thuiszitters nog steeds een zorgpunt is binnen het vo.
                  Om hoeveel kinderen gaat dit momenteel en zijn er sinds de zomer verbeteringen zichtbaar,
                  na de laatste update rondom het aantal thuiszitters, zo vragen de voornoemde leden.
               
2 bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen
De leden van de VVD-fractie merken op dat bij het sluiten van de sectorakkoorden de
                     afspraak is gemaakt dat wanneer er op sommige doelen uit de sectorakkoorden voldoende
                     voortgang zou zijn behaald, (een deel van) de prestatieboxmiddelen aan de lumpsum
                     konden worden toegevoegd. Om hoeveel middelen gaat dit precies en voor welke doeleinden?
                     Daarnaast lezen de leden dat voor doelen waarop de afgelopen jaren minder voortgang
                     is gerealiseerd, er andere instrumenten worden ingezet. Over welke doelen gaat dit
                     precies?
                  
Daarnaast lezen de leden over de afspraken omtrent starters en strategisch personeelsbeleid.
                     Op welke manier is het voor scholen momenteel mogelijk om excellente leraren beter
                     te belonen? En deelt de Minister de mening dat betere beloning voor excellente leraren
                     een goede methode is om de carrièreperspectief van een leraar te verbeteren, zo vragen
                     de leden.
                  
2.1 Behaalde doelen
               
De leden constateren dat voor thema’s waarop voldoende voortgang is geboekt, middelen
                     worden toegevoegd aan de lumpsum. Het gaat hier onder andere over het thema toptalenten.
                     Op welke manier wordt hier aandacht besteed aan topsporters of bijvoorbeeld leerlingen
                     die een toptalent hebben voor dans of muziek?
                  
Daarnaast lezen de leden dat ook op het thema cultuureducatie de middelen worden toegevoegd
                     aan de lumpsum, om zo scholen in staat te stellen om cultuur en erfgoed onderdeel
                     te maken van het lesprogramma. Op welke manier koppelt de Minister dit thema met maatschappelijk
                     actuele thema’s? Denk bijvoorbeeld aan het bezoeken van erfgoed om zo de thematiek
                     rondom de Tweede Wereldoorlog en de holocaust beter bespreekbaar te maken in de klas?
                     Ziet de Minister ook dat dit mogelijkheden kan bieden aan schoolbesturen om bepaalde
                     thema’s beter onder de aandacht te brengen en is de Minister bereid om bij de cultuureducatie
                     ook de huidige maatschappelijke betekenis van bepaalde erfgoed en cultuur mee te nemen
                     in het kader van de burgerschapsopdracht, zo vragen de eerder genoemde leden.
                  
Professionalisering en begeleiding startende leraren en schoolleiders
De leden van de VVD-fractie onderschrijven dat het professionaliseren en begeleiden
                  van startende leraren aandacht nodig heeft. Nog te vaak verlaten startende leraren
                  het onderwijs, omdat zij in de eerste belangrijke periode van hun carrière te weinig
                  aandacht of begeleiding hebben gekregen. Op welke manier gaat de Minister monitoren
                  dat zijn genomen maatregelen ook daadwerkelijk tot meer professionalisering van startende
                  leraren zorgen? Tevens vragen zij welke meetbare doelen de Minister zichzelf hierin
                  stelt.
               
Bewegingsonderwijs: onvoldoende voortgang
De leden maken zich zorgen over de onvoldoende voortgang op het thema bewegingsonderwijs.
                  Daarom zijn zij benieuwd op welke manier de Minister de aangenomen motie van het lid
                  Rudmer Heerema gaat uitvoeren die gaat over het inzetten van middelen om aan de verplichting
                  van twee uur bewegingsonderwijs te voldoen1.
               
Aandacht nodig voor zittenblijvers, strategisch personeelsbeleid en begeleiding startende
                     leerkrachten en schoolleiders
De leden van de VVD-fractie lezen dat er meer aandacht nodig is om de achterstanden,
                  die zijn ontstaan door de coronacrisis, bij leerlingen weg te werken. Hiervoor zijn
                  onder andere de zomerscholen ingericht. De leden vragen hoeveel leerlingen momenteel
                  gebruik maken van de huidige regelingen om de achterstanden in te halen en hoeveel
                  scholen dat voor deze leerlingen hebben aangevraagd? Zijn er daarnaast scholen die
                  geen extra ondersteuning hebben aangevraagd? Zo ja, hoe monitort de Minister de voortgang
                  bij het wegwerken van de achterstanden bij leerlingen van deze scholen, zo vragen
                  de voornoemde leden.
               
Tot slot
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de Minister aandacht heeft voor het
                  algemene reken- en leesniveau van leerlingen binnen de sectorakkoorden. De Minister
                  geeft zelf aan dat op bepaalde thema’s scholen in het po en vo onvoldoende voortgang
                  hebben geboekt. Dit kan natuurlijk ook gezegd worden van het algemene leesniveau van
                  leerlingen, zoals de resultaten van het PISA onderzoek laten zien, en het teruglopende
                  niveau van de rekenvaardigheden van leerlingen. Ziet de Minister mogelijkheden om
                  binnen de sectorakkoorden specifiek deze twee onderwerpen te borgen? Op welke manier
                  gaat de Minister de komende tijd het lees- en rekenniveau van leerlingen monitoren,
                  ook in het kader van het achterstandenbeleid? Ziet de Minister, buiten de curriculumherziening,
                  nog mogelijkheden om dit belangrijke thema op de agenda te houden bij schoolbesturen,
                  zo vragen de eerder genoemde leden.
               
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van bovengenoemde brief van de Minister
                  en hebben nog enige vragen.
               
1.1. Voortgang po
               
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of de redenen waarom op het gebied
                  van twee uren bewegingsonderwijs geen voortgang is geboekt dezelfde redenen zijn als
                  bij vorige evaluaties, of dat er andere redenen voor zijn.
               
1.3 Sectorakkoorden als instrument
               
De leden vragen in hoeverre de Minister van mening is dat de gestelde doelen in de
                  sectorakkoorden ook zonder dit akkoord gehaald hadden kunnen worden. Met andere woorden
                  in hoeverre bevordert het sectorakkoord en de daarbij horende prestatieboxmiddelen
                  het behalen van de gestelde doelen? Tevens vragen deze leden op welke wijze besturen
                  leraren en schoolleiders meer zouden moeten betrekken bij het opstellen van de schoolambities
                  naar de mening van de Minister. Daarnaast vragen zij wat er hier nu niet helemaal
                  goed gaat op dit punt.
               
2. Bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen
               
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de Minister gaat bevorderen dat
                  de prestatieboxmiddelen voor de onderdelen die worden overgeheveld naar de lumpsum
                  op de juiste wijze worden ingezet. Hoe gaat de Minister, zo vragen deze leden, ervoor
                  zorgen dat blijft worden voldaan aan het afgesproken doel op dat punt in de sectorakkoorden.
                  Gaat de Minister monitoren hoe het gaat met deze gestelde doelen na de overheveling
                  van prestatieboxmiddelen naar de lumpsum? Zo nee, waarom niet, zo vragen de voornoemde
                  leden.
               
2.1 Inzet prestatieboxmiddelen po
               
Professionalisering en begeleiding startende leraren en schoolleiders
De leden vragen wat de Minister precies verstaat onder het alloceren van de middelen
                     voor de bovenstaande doelen op schoolniveau en hoeverre dit anders is dan het toevoegen
                     van deze middelen aan de lumpsum of een doelfinanciering. Welke voorwaarden worden
                     aan de besteding van deze middelen gesteld en in hoeverre wordt bekeken of deze middelen
                     efficiënt en doelmatig worden ingezet voor het beoogde doel?
                  
De leden lezen dat de Minister 138 miljoen euro gaat inzetten voor bovengenoemde thema’s.
                     Zij vragen in hoeverre dit overeen komt met de beschikbare middelen vanuit de sectorakkoorden
                     voor deze doelen of dat het gaat om een hoger of lager bedrag.
                  
Bewegingsonderwijs: onvoldoende voortgang
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister 8 miljoen euro aan de scholen ter
                  beschikking stelt om het gestelde doel van twee uren bewegingsonderwijs voor elke
                  leerling op elke school in 2023 te halen. Deze leden vragen of het hierbij gaat om
                  extra geld bovenop de middelen in het sectorakkoord voor dit doel. Tevens vragen de
                  leden nader te motiveren waarom de Minister denkt dat met extra geld de problemen
                  waar scholen tegenaanlopen bij het halen van de doelstelling opgelost kunnen worden,
                  terwijl het bij de meeste scholen gaat om het probleem van het niet kunnen vinden
                  van voldoende bevoegde leraren of ruimtegebrek. Ook hier weer de vraag op welke wijze
                  deze middelen aan de scholen worden verstrekt, volgens de methode van de prestatiebox,
                  doelfinanciering of anders? Tevens vragen zij of deze middelen aan alle scholen worden
                  toegewezen of alleen aan de scholen die het gestelde doel op dit moment nog niet gehaald
                  hebben.
               
2.2 Inzet prestatieboxmiddelen vo
               
Aandacht nodig voor zittenblijvers, strategisch personeelsbeleid en begeleiding startende
                     leerkrachten en schoolleiders
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister 88 miljoen euro beschikbaar stelt
                  aan de schoolbesturen voor strategisch personeelsbeleid en begeleiding van startende
                  leraren. Deze leden vragen of het hierbij gaat om hetzelfde bedrag dat via het sectorakkoord
                  beschikbaar was voor deze doelen of dat het om een lager of hoger bedrag gaat. Gaat
                  het hier om toevoegen aan de lumpsum of een doelfinanciering of anderszins? Ook hier
                  wederom de vraag op welke wijze vinger aan de pols wordt gehouden over de inzet en
                  effectiviteit van de middelen.
               
Onvoldoende voortgang thuiszitters – scherpere inzet noodzakelijk
De leden lezen dat de Minister de komende twee jaren jaarlijks 20 miljoen euro aan
                  de scholen beschikbaar stelt om het aantal thuiszitters terug te dringen. Wederom
                  de vraag of dit hetzelfde bedrag is als via de sectorakkoorden beschikbaar was of
                  dat het een hoger dan wel lager bedrag is. Indien het gaat om extra geld vragen deze
                  leden nader toe te lichten waarom de bestaande knelpunten bij de voortgang thuiszitters
                  opgelost moeten worden met geld. Gaat het bij de versterking van het verzuimbeleid
                  niet al om zaken die scholen sowieso geacht worden in orde te hebben? Hetzelfde geldt
                  ten aanzien van het veel voorkomende knelpunt dat verschillende mensen uit verschillende
                  organisaties verantwoordelijk zijn voor een thuiszitter, maar dat uiteindelijk iemand
                  de regie moet hebben over de casus met doorzettingsmacht, waarom helpt extra geld
                  hierbij? Gaat het, zo vragen deze leden, niet veel vaker om beleidsregels/afspraken
                  etcetera die (onbedoeld) belemmerend werken op de terugkeer van een thuiszitter naar
                  school en hoeverre is extra geld hiervoor de oplossing. Zij vragen of niet eerder
                  moet worden gekeken naar de mogelijkheden om maatwerk te kunnen bieden, in weerwil
                  van bestaande regels, om een thuiszitter weer naar school te krijgen.
               
3. Tot slot
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister van mening is dat incidentele en
                  soms versnipperde bekostiging op losse thema’s veelal niet leidt tot kwaliteitsverbetering
                  die beklijft en dat als scholen onzeker zijn over de continuïteit van bekostiging
                  men terughoudend kan zijn om gewenste of noodzakelijke investeringen te doen. Deze
                  leden vragen of deze constatering ook leidt tot herziening van het beleid ten aanzien
                  van onderwijssubsidies die immers ook gezien kunnen worden als een incidentele en
                  versnipperde vorm van bekostiging. Zij ontvangen gaarne een nadere toelichting.
               
Bijlage: Kader doelfinanciering: Lumpsum en bijzondere financiering in perspectief
De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor deze uiteenzetting naar aanleiding
                  van de vragen van het lid Rog over een overzicht van de diverse vormen van financiering.
                  Deze leden kunnen zich in hoofdlijnen vinden in de omschrijving van en voorwaarden
                  voor de doelfinanciering zoals omschreven in de bovengenoemde bijlage. Deze leden
                  vragen wanneer de Minister met de definitieve invulling hiervan komt, bijvoorbeeld
                  ten aanzien van het totale bedrag dat beschikbaar is voor doelfinanciering, welke
                  vormen van doelfinanciering hij zal voorstellen, welke invloed de Kamer en het brede
                  onderwijsveld hierop hebben en wanneer deze vorm van doelfinanciering in zal gaan.
               
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de eindevaluatie
                     sectorakkoorden (po en vo) en de bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen. Deze
                     leden hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
                  
De leden stellen dat, met name in het primair onderwijs, een ruim aantal ambities
                     uit 2014 niet zijn gerealiseerd. Dit komt doordat leraren nauwelijks betrokken zijn
                     geweest bij deze afspraken en doordat er voor sommige ambities geen realistisch budget
                     is aangewend. De Minister is in gesprek gegaan met besturen en schoolleiders over
                     de effectiviteit van de sectorakkoorden als beleidsinstrument en de eventuele verbeteringen
                     die zijn ingezet. Waarom is de Minister niet in gesprek gegaan met leraren over de
                     sectorakkoorden, aangezien juist daar de weeffout zat? Deze leden zijn van mening
                     dat juist bij leraren interessante informatie aanwezig is over de effectiviteit van
                     het middel, namelijk in hoeverre leraren gemerkt hebben dat er andere ambities en
                     fors meer geld is bijgekomen sinds 2014. Is de Minister bereid alsnog met de leraren
                     in gesprek te gaan over de effectiviteit van het instrument sectorakkoorden en aan
                     de hand van deze gesprekken zijn conclusie te heroverwegen? Hoe gaat de Minister ervoor
                     zorgen dat besturen in het primair onderwijs zich nu wel aan de gemaakte afspraken
                     houden? Voorts vragen deze leden of de budgetten toereikend zijn om de gestelde doelen
                     te halen.
                  
De leden van de D66-fractie lezen dat de gemaakte afspraken voor twee jaar gelden.
                     Deze leden vragen de Minister waarom er gekozen is voor deze termijn en of de middelen
                     structureel staan ingeboekt op de begroting voor de langere termijn of nog slechts
                     twee jaar incidenteel beschikbaar zijn.
                  
De leden zijn blij om te lezen dat een deel van het geld wordt gealloceerd via de
                     systematiek van de werkdrukmiddelen, en zo de school en de leraar de zeggenschap krijgen
                     over het geld. De voornoemde leden lezen dat de Minister stelt dat «het zou goed zijn
                     om schoolleiders en leraren meer te betrekken bij de ambities van schoolbesturen».
                     Deze leden onderschrijven deze visie. Welke acties gaat de Minister ondernemen om
                     ervoor te zorgen dat leraren en schoolleiders hier meer bij worden betrokken?
                  
De leden van de D66-fractie lezen dat er in het primair onderwijs uitdagingen resteren.
                     Welke stappen moeten volgens de Minister worden genomen in het kader van voorgaande
                     uitdagingen? Hoe kan in de ogen van de Minister de jaarlijkse zelfevaluatie verbeterd
                     worden? Welke acties gaat hij hierbij nemen? Hoe is hij van plan het aantal zwakke
                     scholen te verminderen, zodat alle kinderen dezelfde kansen hebben?
                  
De leden lezen dat het afgelopen jaar het aantal onbevoegd gegeven lessen is afgenomen.
                     Deze leden zijn tevreden dit te vernemen. Hoeveel is dit aantal afgenomen? Welke stappen
                     zet de Minister om dit aantal nog verder te laten dalen? Ook lezen deze leden dat
                     het een blijvende uitdaging is om het aantal thuiszittende leerlingen terug te brengen.
                     Hoe veel leerlingen zitten momenteel thuis? Kan de Minister uiteenzetten welke effecten
                     de coronacrisis heeft gehad op dit aantal? Hoe gaat de Minister zorgen dat dit aantal
                     gaat dalen de aankomende jaren? Welke redenen ziet de Minister dat het niet goed lukt
                     om dit aantal terug te brengen? Kunnen deze middelen ook worden ingezet voor kinderen
                     die al thuis zitten? Tevens vragen de voornoemde leden of ook geld van de prestatieboxmiddelen
                     beschikbaar wordt gesteld om het huidige aantal thuiszittende kinderen omlaag te brengen.
                  
Ook vernemen deze leden dat voor het terugdringen van het aantal zittenblijvers 9
                     miljoen euro beschikbaar blijft, waarbij dit bedrag wordt ingezet voor zomerscholen.
                     Hoeveel leerlingen kunnen met dit bedrag geholpen worden? Zij vragen tevens of de
                     Minister hierbij in acht neemt welke effecten de coronacrisis heeft op het aantal
                     zittenblijvers.
                  
De leden van de D66-fractie signaleren dat een deel van de prestatieboxmiddelen aan
                     de lumpsum kan worden toegevoegd, namelijk 218 miljoen euro. Hierbij stelt de Minister
                     dat schoolbesturen erop moeten toezien dat deze middelen goed worden ingezet, waarbij
                     bestedingskeuzes inzichtelijk moeten blijven. Welke eisen worden hierbij precies gesteld
                     aan schoolbesturen? Wordt hierbij aan scholen zelf gevraagd waar dit geld aan besteed
                     moet worden, of ligt deze keus geheel bij de besturen, zo vragen de eerder genoemde
                     leden.
                  
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat er met vertegenwoordigers van
                  leraren, schoolleiders en schoolbestuurders is gesproken over de bijgestelde aanwending
                  van de prestatieboxmiddelen. Toch hebben voornoemde leden een aantal vragen over de
                  bijgestelde aanwending.
               
Eindevaluatie Sectorakkoorden
De leden lezen dat de middelen uit de prestatiebox in veel gevallen zijn ingezet voor
                  structurele uitgaven waar nog doorlopende verplichtingen aan vast zitten, zoals salaris
                  van personeel en ICT-afschrijvingen. Waren de middelen daarvoor bedoeld? In hoeverre
                  waren schoolbesturen verplicht de middelen te besteden aan de gekozen ambities? Op
                  welke manier hebben zij hier verantwoording over afgelegd? Wanneer er vooral voortgang
                  is geboekt op de ambities die al aansloten bij die van individuele schoolbesturen,
                  hoe denkt de Minister schoolbesturen in de toekomst te motiveren om wél aandacht te
                  besteden aan die ambities die zij misschien zelf niet op de radar hebben, zo vragen
                  de voornoemde leden Of is de conclusie te trekken dat dit instrument niet voor elke
                  doel werkt? Voor welk doel werkt het wel en welke niet? Graag ontvangen zij een reflectie
                  hierop. Tevens vragen de leden of de Minister voornemens is om het instrument prestatieboxmiddelen
                  na de twee jaar van bijgestelde aanwending voort te zetten. Wat is de meerwaarde van
                  dit soort sectorakkoorden? Zij vragen of het niet beter is om de middelen uit de bestuursakkoorden
                  structureel in de lumpsum op te nemen en betere afspraken te maken over de verantwoording.
               
Bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er afgesproken is dat wanneer er op sommige
                     doelen voldoende voortgang is behaald, de prestatieboxmiddelen aan de lumpsum kunnen
                     worden toegevoegd. Zijn schoolbesturen dan nog steeds verplicht om het toegevoegde
                     geld aan die specifieke doelen te besteden? Waarom gebeurt dit ook op onderdelen waar
                     onvoldoende voortgang is behaald? De voornoemde leden vragen tenslotte of er geen
                     gevaar is dat dit toegevoegde geld in de reservepot van de scholen terecht komt. Wordt
                     dat in de gaten gehouden?
                  
De leden constateren dat er onvoldoende voortgang is bereikt op bewegingsonderwijs.
                     Is er een duidelijke reden waarom scholen hier geen voortuitgang op boeken? Wanneer
                     is duidelijk hoe de 8 miljoen euro hiervoor besteed zal worden? De voornoemde leden
                     lezen dat er ook onvoldoende voortgang is op het vlak van thuiszitters. De situatie
                     is juist verslechterd. Kan de Minister verklaren waarom voortgang op dit vlak zo achterblijft?
                     Wat heeft het Thuiszitterspact precies uitgehaald? Is duidelijk wat er met het geld
                     hiervoor gebeurd is? De leden van deze fractie lezen dat de komende twee jaar jaarlijks
                     20 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld aan schoolbesturen om doelgericht in te
                     zetten op thuiszitters. Waarom wordt dit geld zomaar aan de schoolbesturen gegeven,
                     terwijl er duidelijk onvoldoende voortgang is bereikt op dit doel? Zij vragen of het
                     niet de afspraak was dat de prestatieboxmiddelen de komende twee jaar alleen aan de
                     lumpsum zouden worden toegevoegd wanneer er voldoende voortgang bereikt was. Welke
                     eisen zijn er verbonden aan deze jaarlijks 20 miljoen euro? Hoe controleert de Minister
                     dat dit geld ook daadwerkelijk wordt besteed aan thuiszitters? De voornoemde leden
                     lezen dat de inzet van de middelen moet worden afgestemd met de MR2, zodat de positie van ouders en leerlingen steviger is verankerd. Echter, ouders
                     van thuiszitters zitten niet in de MR, omdat hun kinderen niet aan een school verbonden
                     zijn en thuiszitten. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het geld van deze middelen
                     echt terecht komt bij thuiszitters? De voornoemde leden lezen dat de focus erg gericht
                     is op verzuimbeleid, terwijl de Minister daarmee enkel focust op eventuele thuiszitters
                     in de toekomst. Wat gaat de Minister doen voor kinderen die nu thuiszitten? Tevens
                     vragen zij in hoeverre deze twee keer 20 miljoen euro ook ten goede komt aan deze
                     groep kinderen. Deelt de Minister de mening dat het bij thuiszitters vaak niet alleen
                     gaat om verzuim, maar dat er allerlei andere zaken spelen, en enkel inzetten op verzuimbeleid
                     een nauwe benadering van het probleem is? De voornoemde leden lezen in de brief dat
                     bovenstaande aanwending van de middelen is besproken met onder andere de bonden. Uit
                     gesprek met bonden blijken deze niet achter de nieuwe aanwending van de middelen voor
                     thuiszitters te staan. Is de specifieke invulling hiervan, namelijk gericht op verzuimbeleid,
                     ook besproken met de bonden? De voornoemde leden vragen of de Minister hierover in
                     gesprek gaat.
                  
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de eindevaluatie sectorakkoord
                  primair en voortgezet onderwijs en de bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen.
                  Zij hebben daar nog enkele vragen over.
               
1. Eindevaluatie sectorakkoorden
               
De Minister verwacht en vertrouwt erop dat schoolbesturen zullen doorgaan met voortgang
                  maken op bepaalde thema’s. Hoe gaat de Minister de voortgang blijven monitoren? Wat
                  gebeurt er als blijkt dat er geen voortgang meer plaatsvindt? Tevens vragen zij of
                  er nog steeds gebruik wordt gemaakt van dashboards met doelen of wordt dit nu volledig
                  losgelaten.
               
2. Bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen
               
De leden van de SP-fractie vragen om een overzicht van de bedragen die anders aangewend
                  worden, waar deze precies naartoe gaan, of deze al dan niet in de lumpsum terechtkomen
                  en hoe er verantwoording over afgelegd moet worden. Hoe voorkomt de Minister dat middelen
                  die wel in de lumpsum terecht komen niet voor andere zaken gebruikt gaan worden dan
                  voor thema’s die voorkomen uit de sectorakkoorden? Hoe wordt hier zicht op gehouden,
                  zo vragen de leden van de SP-fractie. Tevens vragen zij of de Minister bereid is om
                  met de vertegenwoordigers uit het onderwijs, die betrokken zijn geweest bij de afspraken
                  over de bijgestelde aanwending van de prestatieboxmiddelen, in gesprek te gaan over
                  het aanwenden van een deel van de middelen specifiek voor de professionalisering van
                  leraren voor het tekort op de lerarenbeurs, indien het amendement Kwint3 daarover niet door de Kamer wordt aangenomen.
               
2.1 Inzet prestatieboxmiddelen po
               
Bewegingsonderwijs: onvoldoende voortgang
De voornoemde leden vragen waar scholen tegenaan lopen om nu al te voldoen aan de
                  wettelijke deugdelijkheidseis om twee lesuren bewegingsonderwijs te realiseren voor
                  alle leerlingen. Hoe wordt de voortgang van het bewegingsonderwijs in het po in de
                  gaten gehouden en door wie? Tevens vragen zij wat hierbij de rol is van de Inspectie
                  voor het Onderwijs (hierna: inspectie). Op welke wijze wordt nu al bevorderd dat zoveel
                  mogelijk ALO4-opgeleide vakleerkrachten bewegingsonderwijs gaan geven? Hoeveel geld uit de werkdrukmiddelen
                  wordt door scholen besteed aan bewegingsonderwijs door een vakleerkracht? Hoeveel
                  scholen zetten de werkdrukmiddelen op deze manier in, zo vragen de leden van de SP-fractie.
               
2.2. Inzet prestatieboxmiddelen vo
               
Onvoldoende voortgang thuiszitters – scherpere inzet noodzakelijk
Er wordt de komende twee jaar ongeveer 20 miljoen euro beschikbaar gesteld aan schoolbesturen
                  om doelgericht in te zetten op het terugdringen van het aantal thuiszitters. Waarom
                  wordt er niet ingezet op het voorkomen van thuiszitten? Op welke wijze verwacht de
                  Minister dat schoolbesturen het aantal thuiszitters met dit geld gaan terugdringen,
                  aangezien het vaak gaat om hele complexe casussen? Daarnaast vragen de leden van deze
                  fractie de Minister in hoeverre hij van mening is dat het Thuiszitterspact al dan
                  niet werkt, aangezien het aantal thuiszitters niet daalt, maar zelfs blijft stijgen.
                  Zij vragen of het niet tijd is voor andersoortige maatregelen. Zo ja, wat voor maatregelen
                  heeft de Minister voor ogen? Zo nee, waarom niet, zo vragen de voornoemde leden.
               
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de eindevaluatie
                     van de sectorakkoorden po en vo. De Minister benoemt dat incidentele en soms versnipperde
                     bekostiging op losse thema’s veelal niet tot kwaliteitsverbetering leidt die beklijft
                     en dat men terughoudend kan zijn om gewenste of noodzakelijke investeringen te doen
                     als scholen onzeker zijn over de continuïteit van bekostiging. Deelt de Minister de
                     mening dat die continuïteit van bekostiging niet zomaar betekent dat zoveel mogelijk
                     geld in de lumpsumbekostiging moet worden gestoken? Zo ja, welke consequenties verbindt
                     hij hieraan?
                  
De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de Minister nu met de PO-Raad, VO-raad,
                     AVS5, CNV6, AOB7, FvOv8 en het Lerarencollectief tot afspraken is gekomen over de manier waarop de prestatieboxmiddelen
                     de komende twee jaar ten gunste blijven komen aan de sector, op een manier die recht
                     doet aan de autonomie van schoolbesturen, evenals aan hun verantwoordelijkheid voor
                     de kwaliteit van onderwijs. Ongeveer tweederde deel van de prestatieboxmiddelen wordt
                     in het voortgezet onderwijs toegevoegd aan de lumpsum en het overige deel kunnen besturen
                     in 2021 en 2022 inzetten voor het realiseren van nog niet behaalde doelstellingen
                     uit het sectorakkoord vo. Kan de Minister nader toelichten in hoeverre deze verdeling
                     toereikend is voor het realiseren van de verantwoordelijkheid van schoolbesturen voor
                     de kwaliteit van het onderwijs? De Minister staat voor ogen dat na deze twee jaar
                     de afspraken door een nieuw kabinet kunnen worden bezien, opnieuw in samenspraak met
                     vertegenwoordigers van leraren, schoolleiders en schoolbestuurders. De leden van de
                     PvdA-fractie signaleren dat te vaak budget dat is bestemd voor onderwijs wordt uitgegeven
                     aan overbodige overhead en dat schoolbesturen te vaak onderwijsgeld oppotten in onnodige
                     reserves. Deelt de Minister de mening dat dit moet stoppen? Welke rol ziet hij hierbij
                     voor de inspectie? Wat betekenen de afspraken die de Minister heeft gemaakt de komende
                     tijd voor de mogelijkheden om binnen het budget voor onderwijs geld bestemd voor onderwijzend
                     personeel, onderwijsachterstanden en zorgleerlingen beter te oormerken, zo vragen
                     de voornoemde leden.
                  
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
               
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de eindevaluatie sectorakkoorden
                  (po en vo) en bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen en hebben hierover nog enkele
                  vragen.
               
1.1 Voortgang po
               
De leden van deze fractie lezen in de voortgang po dat 80 procent van de besturen
                  een voldoende scoren op de standaard kwaliteitszorg. Kan de Minister verder ingaan
                  op de differentiatie binnen de 80 procent? Zij vragen hoeveel procent ruim voldoende
                  scoort en hoeveel procent net een voldoende haalt op de standaard kwaliteitszorg.
                  Op welke manier wordt ook de laatste twintig procent over de lijn van voldoende getrokken,
                  zo vragen de leden.
               
De inspectie legt niet vast in hoeverre sprake is van een ruime of een krappe voldoende
                     wanneer de standaard kwaliteitszorg wordt beoordeeld. Zij bekijkt wel of een bestuur
                     op dit punt in aanmerking komt voor de waardering «goed». In het po krijgt zestien
                     procent van de besturen een «goed», in het vo geldt dat voor 11 procent van de besturen.
                  
De PO-Raad en de VO-raad werken op verschillende manieren aan de verbetering van de
                     kwaliteitszorg bij alle schoolbesturen. Dat doen zij onder andere door de organisatie
                     van lerende netwerken, bijeenkomsten en bestuurlijke visitaties. Voor po-besturen
                     met een onvoldoende geldt sinds 2017 dat zij een beroep kunnen doen op ondersteuning
                     door een expert via het programma Goed worden en goed blijven. In het vo is dit jaar
                     de pilot versterking kwaliteitszorg van start gegaan waarbij vo-besturen zich kunnen
                     aanmelden om met behulp van experts en collega-bestuurders aan de slag te gaan met
                     de verbetering van hun kwaliteitszorg.
                  
Bovendien vragen zij of er wellicht overeenkomsten zijn binnen de besturen die onvoldoende
                     hierop scoren? Zijn dit vooral besturen uit de grote steden of wellicht uit de regio?
                     De voornoemde leden vragen of dit bovendien besturen uit bepaalde denominaties zijn.
                  
De inspectie heeft deze vraag onderzocht en heeft geen overeenkomsten gevonden tussen
                     besturen met een onvoldoende voor kwaliteitszorg. De inspectie heeft daarbij gekeken
                     naar verschillen tussen besturen in verschillende geografische regio’s, met verschillende
                     denominaties, van verschillende groottes, en tussen multisectorale en niet-multisectorale
                     besturen.9
1.2 Voortgang vo
               
De leden lezen dat het aantal thuiszitters nog steeds een zorgpunt is binnen het vo.
                  Om hoeveel kinderen gaat dit momenteel en zijn er sinds de zomer verbeteringen zichtbaar,
                  na de laatste update rondom het aantal thuiszitters, zo vragen de voornoemde leden.
               
De cijfers over de verschillende vormen van verzuim van schooljaar 2019–2020 worden
                  in het voorjaar van 2021 naar de Tweede Kamer verstuurd.
               
2 bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen
De leden van de VVD-fractie merken op dat bij het sluiten van de sectorakkoorden de
                  afspraak is gemaakt dat wanneer er op sommige doelen uit de sectorakkoorden voldoende
                  voortgang zou zijn behaald, (een deel van) de prestatieboxmiddelen aan de lumpsum
                  konden worden toegevoegd. Om hoeveel middelen gaat dit precies en voor welke doeleinden?
               
In het po wordt een bedrag van € 160,8 miljoen toegevoegd aan de lumpsum. De doelstellingen
                  waarop voldoende voortgang is geboekt, zijn: gebruik van digitaal lesmateriaal in
                  de les, het bevorderen van onderzoekend leren, (onder andere door een aanbod op het
                  gebied van wetenschap en techniek) en cultuureducatie. In het vo gaat het om een bedrag
                  van € 217,6 miljoen, waarbij onder meer de volgende doelstellingen zijn behaald: aantal
                  plekken op opleidingsscholen, aandeel bevoegd gegeven lessen en uitdagend onderwijs
                  voor leerlingen.
               
Daarnaast lezen de leden dat voor doelen waarop de afgelopen jaren minder voortgang
                  is gerealiseerd, er andere instrumenten worden ingezet. Over welke doelen gaat dit
                  precies?
               
Voor begeleiding van starters en de professionalisering van personeel is in het po
                     minder voortgang gerealiseerd dan gehoopt. Meer voortgang op dit thema en meer eigenaarschap
                     van het schoolteam daarbij is, gezien het lerarentekort en de invloed die deze thema’s
                     hebben op de kwaliteit van het onderwijs, van het grootste belang. Er is daarom gekozen
                     om middelen voor de begeleiding van starters en de professionalisering van personeel
                     beschikbaar te stellen via bijzondere bekostiging. Over de besteding hiervan vindt
                     gemeenschappelijke besluitvorming plaats.
                  
Voor doelen op bewegingsonderwijs wordt nader overleg gevoerd over hoe € 8,0 miljoen
                     aan structurele middelen kunnen worden aangewend om scholen te ondersteunen tijdig
                     aan de deugdelijkheidseis van twee uur bewegingsonderwijs per week te voldoen.
                  
In het vo is minder voortgang gerealiseerd dan gehoopt op het aandeel startende leraren
                     en schoolleiders dat een begeleidingsprogramma heeft gevolgd, het aandeel thuiszitters,
                     het aandeel zittenblijvers en het strategisch personeelsbeleid.
                  
Daarnaast lezen de leden over de afspraken omtrent starters en strategisch personeelsbeleid.
                  Op welke manier is het voor scholen momenteel mogelijk om excellente leraren beter
                  te belonen? En deelt de Minister de mening dat betere beloning voor excellente leraren
                  een goede methode is om de carrièreperspectief van een leraar te verbeteren, zo vragen
                  de leden.
               
Scholen kunnen werknemers op twee manieren een betere beloning geven: door het verstrekken
                  van een toelage of door werknemers te laten doorgroeien naar zwaardere en daarmee
                  hoger gewaardeerde functies. Dit geldt ook voor excellente leraren. Beide manieren
                  komen de aantrekkelijkheid van het beroep ten goede. De mogelijkheden om leraren beter
                  te belonen zijn geregeld in de cao. In het po kan de extra beloning niet hoger zijn
                  dan 15% van het bruto jaarsalaris. In het vo is in de cao geen maximum opgenomen.
                  Een toelage kan alleen voor een bepaalde tijd worden toegekend. Om individuele toelagen
                  te kunnen verstrekken, moet de werkgever in overleg met de PGMR (personeelsgeleding
                  van de MR) beleid opstellen.
               
Bij een incidentele hogere beloning zoals een toelage is nog geen sprake van verbetering
                  van het carrièreperspectief. Carrièreperspectief is het bieden van uitzicht op een
                  functie met een hogere functiezwaarte en daaraan gekoppeld een hogere beloning. Alleen
                  een hogere beloning zorgt dus niet voor verbetering van het carrièreperspectief van
                  een leraar.
               
Door functiedifferentiatie kunnen schoolbesturen carrièreperspectief bieden aan hun
                  leraren. Dit houdt in dat (excellente) leraren kunnen doorgroeien naar zwaardere,
                  en daarmee hoger gewaardeerde, functies. Het doorgroeien naar een hoger gewaardeerde
                  functie en het daarbij behorende hogere salaris is dus functieafhankelijk.
               
2.1 Behaalde doelen
               
De leden constateren dat voor thema’s waarop voldoende voortgang is geboekt, middelen
                  worden toegevoegd aan de lumpsum. Het gaat hier onder andere over het thema toptalenten.
                  Op welke manier wordt hier aandacht besteed aan topsporters of bijvoorbeeld leerlingen
                  die een toptalent hebben voor dans of muziek?
               
Toptalenten in sport, muziek of dans krijgen extra ruimte om hun talent te ontplooien
                  op de Topsporttalentscholen en de Dans- en Muziekscholen (DAMU-scholen) met de mogelijkheden
                  om af te wijken van voorschriften voor onderwijstijd en vakken, en om gespreid examen
                  te doen. Naast hun reguliere vo-opleiding volgen DAMU-leerlingen een hbo-vooropleiding
                  dans of muziek. Topsporttalentleerlingen beoefenen hun sport op het zogeheten talentniveau
                  bij hun club. De talenten krijgen op hun school aparte begeleiding van een hiervoor
                  aangestelde coördinator.
               
Daarnaast lezen de leden dat ook op het thema cultuureducatie de middelen worden toegevoegd
                  aan de lumpsum, om zo scholen in staat te stellen om cultuur en erfgoed onderdeel
                  te maken van het lesprogramma. Op welke manier koppelt de Minister dit thema met maatschappelijk
                  actuele thema’s? Denk bijvoorbeeld aan het bezoeken van erfgoed om zo de thematiek
                  rondom de Tweede Wereldoorlog en de holocaust beter bespreekbaar te maken in de klas?
               
De middelen voor cultuureducatie blijven voor dit doel bestemd. Onder andere binnen
                  het programma «Cultuureducatie met Kwaliteit» worden instellingen en scholen ook met
                  elkaar in contact gebracht om door middel van erfgoed aandacht te besteden aan historische
                  thema’s als de Tweede Wereldoorlog en de holocaust. Verschillende musea in Nederland
                  bieden op dit onderwerp lesaanbod en leerlijnen aan; een voorbeeld is «WO II: Oorlog
                  in Zoetermeer», ontwikkeld door Museum de Voorde.
               
Ziet de Minister ook dat dit mogelijkheden kan bieden aan schoolbesturen om bepaalde
                     thema’s beter onder de aandacht te brengen en is de Minister bereid om bij de cultuureducatie
                     ook de huidige maatschappelijke betekenis van bepaalde erfgoed en cultuur mee te nemen
                     in het kader van de burgerschapsopdracht, zo vragen de eerder genoemde leden.
                  
De aangescherpte burgerschapsopdracht bevat een gemeenschappelijke kern die op elke
                     school aan bod moet komen. Het gaat dan om het bevorderen van kennis en respect voor
                     de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, het ontwikkelen van sociale en maatschappelijke
                     competenties, en de zorgplicht voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met
                     deze basiswaarden. Buiten die gemeenschappelijke kern hebben scholen veel vrijheid
                     om burgerschap in te vullen op een manier die bij hen past. Verschillende vakken en
                     leergebieden uit het curriculum bieden de mogelijkheid om op school aandacht te besteden
                     aan belangrijke thema’s als (on)vrijheid, gelijke behandeling, discriminatie en racisme.
                     Kunst en cultuur is hier een uitgelezen leergebied voor, dit gebeurt ook al op veel
                     scholen, vaak ondersteund door culturele instellingen. In het kader van de ondersteuning
                     die scholen wordt geboden voor de uitvoering van de nieuwe burgerschapsopdracht wordt
                     ook aandacht besteed aan verschillende manieren waarop deze thema’s in de klas besproken
                     worden. Over deze ondersteuning informeer ik uw Kamer nader voor het Kerstreces.
                  
Professionalisering en begeleiding startende leraren en schoolleiders
De leden van de VVD-fractie onderschrijven dat het professionaliseren en begeleiden
                  van startende leraren aandacht nodig heeft. Nog te vaak verlaten startende leraren
                  het onderwijs, omdat zij in de eerste belangrijke periode van hun carrière te weinig
                  aandacht of begeleiding hebben gekregen. Op welke manier gaat de Minister monitoren
                  dat zijn genomen maatregelen ook daadwerkelijk tot meer professionalisering van startende
                  leraren zorgen? Tevens vragen zij welke meetbare doelen de Minister zichzelf hierin
                  stelt.
               
Het is van groot belang dat startende leraren goede begeleiding krijgen. Daarom is
                  in de Lerarenagenda 2013–2020 de ambitie opgenomen dat alle startende leraren in hun
                  eerste jaar begeleiding krijgen op de werkplek. De Loopbaanmonitor wordt jaarlijks
                  uitgevoerd om te evalueren of deze doelstelling wordt bereikt. Het Loopbaanmonitorrapport
                  van 2020 is nog niet verschenen, maar wordt binnenkort naar de Kamer gestuurd (Loopbaanmonitor
                  onderwijs, Microdata: 2013 – 2019 en Enquête: 2018 – 2019).
               
Bewegingsonderwijs: onvoldoende voortgang
De leden maken zich zorgen over de onvoldoende voortgang op het thema bewegingsonderwijs.
                  Daarom zijn zij benieuwd op welke manier de Minister de aangenomen motie van het lid
                  Rudmer Heerema gaat uitvoeren die gaat over het inzetten van middelen om aan de verplichting
                  van twee uur bewegingsonderwijs te voldoen10.
               
Over het inzetten van middelen om aan de verplichting van twee uur bewegingsonderwijs
                  te voldoen, ben ik in gesprek met onder meer de PO-Raad, de KVLO, de VSG en de ALO’s.
                  Aangezien de knelpunten bij het realiseren van bewegingsonderwijs uiteenlopen van
                  een tekort aan bevoegde leerkrachten tot het ontbreken van geschikte sportaccommodaties,
                  vraagt dit om ruimte voor diverse oplossingsrichtingen om de aanvullende middelen
                  te besteden. Conform de motie zoeken we naar een manier om een fonds zo effectief
                  mogelijk in te richten. Zodra er zicht is op hoe dit eruit ziet, informeer ik de Kamer.
                  Ook zullen we zorgen voor monitoring over de besteding ervan.
               
Aandacht nodig voor zittenblijvers, strategisch personeelsbeleid en begeleiding startende
                     leerkrachten en schoolleiders
De leden van de VVD-fractie lezen dat er meer aandacht nodig is om de achterstanden,
                  die zijn ontstaan door de coronacrisis, bij leerlingen weg te werken. Hiervoor zijn
                  onder andere de zomerscholen ingericht. De leden vragen hoeveel leerlingen momenteel
                  gebruik maken van de huidige regelingen om de achterstanden in te halen en hoeveel
                  scholen dat voor deze leerlingen hebben aangevraagd?
               
Op de website van DUS-I11 zijn infographics beschikbaar waarin per sector wordt uiteengezet hoeveel aanvragen
                  er zijn gedaan voor de subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s onderwijs
                  2020–2021 voor hoeveel leerlingen dan wel studenten. Ook is in te zien welke subsidiebedragen
                  daarmee gemoeid zijn, wat de beoogde invulling van de inhaal- en ondersteuningsprogramma’s
                  was en met welke derde partijen samenwerking wordt gezocht.
               
In onderstaande tabel staat per sector het aantal scholen / instellingen en besturen
                     dat
                  
een aanvraag heeft ingediend en toegekend heeft gekregen12. Besturen konden in twee tijdvakken aanvragen (alleen in VAVO in drie tijdvakken).
                     Daardoor is het aantal aanvragen hoger dan het aantal scholen / instellingen dat heeft
                     aangevraagd.
                  
VVE
PO
VO
MBO
VAVO
OE
Totaal
Totaal aantal aanvragen
312
4.684
744
97
45
20
5.902
Aantal besturen
667
296
60
28
13
1.064
Aantal scholen / instellingen
4.353
588
61
28
13
5.043
Zijn er daarnaast scholen die geen extra ondersteuning hebben aangevraagd? Zo ja,
                  hoe monitort de Minister de voortgang bij het wegwerken van de achterstanden bij leerlingen
                  van deze scholen, zo vragen de voornoemde leden.
               
Er zijn in totaal bijna 6.000 subsidieaanvragen gedaan in de sectoren po, vo en mbo
                  en ook voor voorschoolse educatie, volwasseneneducatie en vavo. Via het NRO wordt
                  onderzocht welke inhaal- en ondersteuningsprogramma’s scholen en instellingen organiseren
                  met deze subsidie. Per sector wordt in beeld gebracht hoe groot de leerachterstanden
                  zijn die door de coronacrisis zijn ontstaan, tijdens en aan het einde van dit schooljaar.
                  Waar mogelijk wordt een vergelijking gemaakt met scholen die geen extra ondersteuning
                  hebben aangevraagd.
               
Er zijn eveneens scholen die geen aanspraak hebben gemaakt op de subsidie. Om de achterstanden
                  van de leerlingen van deze scholen te monitoren, wordt gebruik gemaakt van onderzoeken
                  die momenteel gedaan worden naar de impact van COVID-19 op het onderwijs in de volle
                  breedte. Twee onderzoeken zijn met name relevant. Ten eerste voert de inspectie een
                  onderzoek uit, waarbij bestuurders, schoolleiders en medewerkers telefonisch worden
                  bevraagd. Inmiddels zijn twee metingen afgerond. Dit najaar vindt een derde meting
                  plaats, waarbij ook leerlingen en studenten in de verschillende onderwijssectoren
                  worden bevraagd. Ook deelname aan de gesubsidieerde ondersteuningsprogramma’s kan
                  hierbij aan bod komen.13 Ten tweede vormt het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs (NCO) een belangrijke informatiebron.
                  Jaarlijks wordt in oktober een rapport gemaakt voor basisscholen over hoe hun hun
                  leerlingen zich hebben ontwikkeld gedurende de tijd op de basisschool en in het vervolgonderwijs.
                  In maart 2021 wordt eenmalig een terugkoppeling gemaakt over de gevolgen van COVID-19
                  voor de leergroei van de leerlingen in het basisonderwijs.14 Verder is NRO verzocht om regie te voeren op de onderzoeken naar de impact van de
                  coronacrisis op het funderend onderwijs. NRO houdt van deze onderzoeken een overzicht
                  bij.15
Tot slot
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de Minister aandacht heeft voor het
                  algemene reken- en leesniveau van leerlingen binnen de sectorakkoorden. De Minister
                  geeft zelf aan dat op bepaalde thema’s scholen in het po en vo onvoldoende voortgang
                  hebben geboekt. Dit kan natuurlijk ook gezegd worden van het algemene leesniveau van
                  leerlingen, zoals de resultaten van het PISA onderzoek laten zien, en het teruglopende
                  niveau van de rekenvaardigheden van leerlingen. Ziet de Minister mogelijkheden om
                  binnen de sectorakkoorden specifiek deze twee onderwerpen te borgen? Op welke manier
                  gaat de Minister de komende tijd het lees- en rekenniveau van leerlingen monitoren,
                  ook in het kader van het achterstandenbeleid? Ziet de Minister, buiten de curriculumherziening,
                  nog mogelijkheden om dit belangrijke thema op de agenda te houden bij schoolbesturen,
                  zo vragen de eerder genoemde leden.
               
De vaardigheden rondom rekenen en taal (waaronder lezen) hebben mijn volle aandacht
                  en worden gemonitord door de inspectie, aan de hand van toets- en examenresultaten,
                  en internationale onderzoeken zoals PISA. Het onderzoekskader van de inspectie voorziet
                  in schoolspecifieke streefniveaus voor de onderwijsresultaten op taal en rekenen,
                  gekoppeld aan het referentiekader. Daarin wordt ook rekening gehouden met de leerlingenpopulatie
                  van de school in kwestie. In het sectorakkoord VO staat bovendien de doelstelling
                  dat scholen actief aan de slag gaan met de ontwikkeling van het curriculum, daar valt
                  leesvaardigheid dus ook onder. Ik zie nu geen reden om aanvullende afspraken te maken
                  in de sectorakkoorden, maar ik blijf in gesprek met de sectorraden over dit thema.
               
Over het monitoren en op de agenda van schoolbesturen houden van het lees- en rekenniveau
                  van leerlingen, het volgende: op 13 oktober heb ik Uw Kamer geïnformeerd over de voortgang
                  in het Leesoffensief, waarin uitgebreid is toegelicht hoe er naast leesplezier ook
                  aan leesvaardigheid wordt gewerkt. Daarin is onder meer aangekondigd dat ik, gedurende
                  de herziening van de kerndoelen po en onderbouw vo, ook zal starten met een evaluatie
                  van het referentiekader taal en rekenen. Op 8 december 2020 verschijnt TIMSS, een
                  internationaal peilingsonderzoek over rekenvaardigheid en natuurwetenschappen in het
                  po, en begin 2021 brengt de inspectie twee peilingsonderzoeken uit, over schrijfvaardigheid
                  en rekenvaardigheid. Ik zie met belangstelling uit naar deze rapporten die de resultaten
                  van deze belangrijke vaardigheden in beeld brengen, en bezie dan in hoeverre de huidige
                  aanpak afdoende is. Met het toezicht op de leerresultaten door de inspectie vertrouw
                  ik erop dat er ook bij de schoolbesturen veel aandacht zal zijn voor dit thema. Voor
                  scholen die risico lopen af te glijden van voldoende naar onvoldoende kwaliteit, heb
                  ik in mijn beleidsreactie op het rapport «Een verstevigd fundament voor iedereen»
                  van McKinsey aangekondigd dat ondersteuningsteams worden ingezet. Ik stuur erop dat
                  de ondersteuningsteams op alle scholen en afdelingen oog hebben voor de kwaliteit
                  van instructie, de leerling-leraar interactie en, in het po, extra inzetten op het
                  verbeteren van taal en rekenen. Uiteraard worden de schoolbesturen van de betreffende
                  scholen daar ook bij betrokken.
               
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van bovengenoemde brief van de Minister
                  en hebben nog enige vragen.
               
1.1. Voortgang po
               
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of de redenen waarom op het gebied
                  van twee uren bewegingsonderwijs geen voortgang is geboekt dezelfde redenen zijn als
                  bij vorige evaluaties, of dat er andere redenen voor zijn.
               
De knelpunten die uit het onderzoek van Ecorys uit 2019 naar voren kwamen (zoals een
                  gebrek aan geschikte accommodaties), zijn niet altijd eenvoudig of op korte termijn
                  op te lossen. In deze situaties zullen dezelfde redenen gelden als bij eerdere evaluaties.
                  Bovendien kan dit jaar de impact van de coronamaatregelen een rol spelen. Zo zijn
                  er gemeenten die de gymzalen in het voorjaar niet meteen weer beschikbaar konden stellen
                  voor bewegingsonderwijs, of zijn gymzalen gebruikt door scholen om de afstandsvoorschriften
                  bij het geven van onderwijs te kunnen waarborgen.
               
1.3 Sectorakkoorden als instrument
               
De leden vragen in hoeverre de Minister van mening is dat de gestelde doelen in de
                  sectorakkoorden ook zonder dit akkoord gehaald hadden kunnen worden. Met andere woorden
                  in hoeverre bevordert het sectorakkoord en de daarbij horende prestatieboxmiddelen
                  het behalen van de gestelde doelen?
               
De evaluatie van de sectorakkoorden door Regioplan laat zien dat de ambities uit de
                  sectorakkoorden door het overgrote deel van bestuurders en schoolleiders wordt onderschreven.
                  De akkoorden functioneerden in veel gevallen als onderlegger of kader voor beleidsvorming.
                  Tegelijk is ook vastgesteld dat grotere betrokkenheid van leraren en schoolleiders
                  bij de akkoorden noodzakelijk was om tot betere uitvoering van sommige ambities te
                  komen. Daarom is daar bij de bijgestelde inzet van de prestatieboxmiddelen rekening
                  mee gehouden. Ik vind het uitermate waardevol dat ik in gezamenlijkheid met vertegenwoordigers
                  van bestuurders, schoolleiders en leraren tot een op onderdelen aangepaste invulling
                  ben gekomen.
               
Tevens vragen deze leden op welke wijze besturen leraren en schoolleiders meer zouden
                  moeten betrekken bij het opstellen van de schoolambities naar de mening van de Minister.
                  Daarnaast vragen zij wat er hier nu niet helemaal goed gaat op dit punt.
               
Het is een goede ontwikkeling dat scholen schooleigen ambities formuleren. Ik ben
                     dan ook blij dat dit schooljaar scholen in het po vanuit de PO-Raad gestimuleerd en
                     ondersteund zijn om aan de slag te gaan met het formuleren van schooleigen ambities
                     voor taal en rekenen, die passen bij de leerlingenpopulatie op de betreffende school.
                     Ik vind dit een heel mooie ontwikkeling en hoop dat dit inspireert tot soortgelijke
                     stappen in het vo.
                  
Bij het realiseren van schooleigen ambities is het goed om leraren en schoolleiders
                     te betrekken. Hoe meer zij betrokken zijn bij het opstellen van deze ambities, hoe
                     beter zij in staat zijn om deze te realiseren. Er zijn verschillende manieren en mogelijkheden
                     om deze betrokkenheid te realiseren. Bij de besluitvorming ten aanzien van de inzet
                     van de middelen voor starters en professionalisering stimuleer ik dit extra door leraren
                     en schoolleiders hierbij een rol te geven.
                  
2. Bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen
               
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de Minister gaat bevorderen dat
                  de prestatieboxmiddelen voor de onderdelen die worden overgeheveld naar de lumpsum
                  op de juiste wijze worden ingezet. Hoe gaat de Minister, zo vragen deze leden, ervoor
                  zorgen dat blijft worden voldaan aan het afgesproken doel op dat punt in de sectorakkoorden.
                  Gaat de Minister monitoren hoe het gaat met deze gestelde doelen na de overheveling
                  van prestatieboxmiddelen naar de lumpsum? Zo nee, waarom niet, zo vragen de voornoemde
                  leden.
               
De afgelopen jaren hebben besturen aangetoond dat zij op verschillende doelen uit
                  de sectorakkoorden voldoende voortgang hebben geboekt. Om deze verbeteringen te bestendigen
                  en omdat schoolbesturen – zo blijkt uit onderzoek – voor deze doelen vaak langlopende
                  verplichtingen zijn aangegaan, worden de middelen hiervoor overgeheveld naar de lumpsum.
                  Schoolbesturen zijn en blijven evenwel verantwoordelijk dat hier blijvend op wordt
                  ingezet. Ik verwacht en vertrouw erop dat besturen door zullen gaan op de ingezette
                  weg. Omdat deze thema’s, waarop voldoende voortgang is geboekt, onverminderd van belang
                  blijven, hecht ik er wel aan dat de bestedingskeuzes van scholen op deze thema’s inzichtelijk
                  blijven, met een heldere verantwoording als onderdeel van de reguliere verantwoordingscyclus.
               
2.1 Inzet prestatieboxmiddelen po
               
Professionalisering en begeleiding startende leraren en schoolleiders
De leden vragen wat de Minister precies verstaat onder het alloceren van de middelen
                  voor de bovenstaande doelen op schoolniveau en hoeverre dit anders is dan het toevoegen
                  van deze middelen aan de lumpsum of een doelfinanciering.
               
Met het alloceren of toekennen van middelen op schoolniveau wordt mogelijk gemaakt
                     dat besluitvorming over de besteding van middelen aan professionaliseren en begeleiding
                     startende leraren en schoolleiders hiervan gemeenschappelijk en op schoolniveau plaats
                     vindt. Dit creëert eigenaarschap op schoolniveau en draagt naar verwachting bij aan
                     een betere verwezenlijking van deze doelen. Schoolbesturen verantwoorden zich in hun
                     jaarverslag hoe deze besluitvorming heeft plaatsgevonden.
                  
Het alloceren van middelen op schoolniveau en het vragen van gemeenschappelijke besluitvorming
                     hierover is een vorm van doelfinanciering en wijkt hiermee af van het toevoegen van
                     middelen aan de lumpsum, dat op bestuursniveau wordt verdeeld. De werkdrukmiddelen
                     worden op vergelijkbare manier op schoolniveau gealloceerd.
                  
Welke voorwaarden worden aan de besteding van deze middelen gesteld en in hoeverre
                     wordt bekeken of deze middelen efficiënt en doelmatig worden ingezet voor het beoogde
                     doel?
                  
De leden lezen dat de Minister 138 miljoen euro gaat inzetten voor bovengenoemde thema’s.
                     Zij vragen in hoeverre dit overeen komt met de beschikbare middelen vanuit de sectorakkoorden
                     voor deze doelen of dat het gaat om een hoger of lager bedrag.
                  
De voorwaarden die aan de besteding van deze middelen worden gesteld, zijn dat de
                     middelen besteed worden aan de beoogde doelen en dat hier gemeenschappelijke besluitvorming
                     op plaatsvindt met de personeelsgeleding van de MR. De ontwikkelingen rond begeleiding
                     van starters en de inzet op professionalisering blijven wij bovendien goed monitoren.
                     Zo vindt er na twee jaar een evaluatie plaats.
                  
De hoogte van de middelen is niet gewijzigd ten opzichte van de middelen die de afgelopen
                     jaren vanuit de prestatiebox beschikbaar waren voor deze thema’s.
                  
Bewegingsonderwijs: onvoldoende voortgang
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister 8 miljoen euro aan de scholen ter
                  beschikking stelt om het gestelde doel van twee uren bewegingsonderwijs voor elke
                  leerling op elke school in 2023 te halen. Deze leden vragen of het hierbij gaat om
                  extra geld bovenop de middelen in het sectorakkoord voor dit doel.
               
De € 8,0 miljoen is geen extra geld bovenop de middelen in het sectorakkoord voor
                  dit doel. Met een motie van het lid Rudmer Heerema bij de Begrotingsbehandeling van
                  dit jaar, is verzocht om deze middelen uit de prestatiebox te halen en een fonds in
                  te richten waarmee het geld beschikbaar komt voor innovatieve plannen van scholen
                  om de wettelijke verplichting van twee uur bewegingsonderwijs te halen.
               
Tevens vragen de leden nader te motiveren waarom de Minister denkt dat met extra geld
                  de problemen waar scholen tegenaanlopen bij het halen van de doelstelling opgelost
                  kunnen worden, terwijl het bij de meeste scholen gaat om het probleem van het niet
                  kunnen vinden van voldoende bevoegde leraren of ruimtegebrek.
               
Er is geen sprake van extra geld voor dit doel. Onderzoek wijst inderdaad uit dat
                  het niet kunnen vinden van voldoende bevoegde leraren of het gebrek aan ruimte veelvoorkomende
                  knelpunten zijn, maar er zijn ook veel goede voorbeelden van innovatieve oplossingen.
                  Te denken valt aan de inzet van studenten van de ALO, buurtsportcoaches of samenwerking
                  met andere scholen in de omgeving. Met de € 8,0 miljoen kunnen dit type oplossingen
                  mogelijk al in gang gezet worden. In de tussentijd blijf ik in gesprek met mijn collega’s
                  van onder meer de departementen VWS, BZK, I&W en SZW over structurele oplossingen
                  voor knelpunten bij bewegingsonderwijs en sport en bewegen onder jongeren in het algemeen.
               
Ook hier weer de vraag op welke wijze deze middelen aan de scholen worden verstrekt,
                  volgens de methode van de prestatiebox, doelfinanciering of anders? Tevens vragen
                  zij of deze middelen aan alle scholen worden toegewezen of alleen aan de scholen die
                  het gestelde doel op dit moment nog niet gehaald hebben.
               
Met een motie van het lid Rudmer Heerema bij de Begrotingsbehandeling van dit jaar,
                  is verzocht om deze middelen uit de prestatiebox te halen en een fonds in te richten
                  waarmee het geld beschikbaar komt voor innovatieve plannen van scholen om de wettelijke
                  verplichting van twee uur bewegingsonderwijs te halen. Dit betreft dus doelfinanciering.
                  We zijn in gesprek met relevante partners over wat de meest wenselijke allocatie is
                  van de middelen.
               
2.2 Inzet prestatieboxmiddelen vo
               
Aandacht nodig voor zittenblijvers, strategisch personeelsbeleid en begeleiding startende
                     leerkrachten en schoolleiders
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister 88 miljoen euro beschikbaar stelt
                  aan de schoolbesturen voor strategisch personeelsbeleid en begeleiding van startende
                  leraren. Deze leden vragen of het hierbij gaat om hetzelfde bedrag dat via het sectorakkoord
                  beschikbaar was voor deze doelen of dat het om een lager of hoger bedrag gaat. Gaat
                  het hier om toevoegen aan de lumpsum of een doelfinanciering of anderszins? Ook hier
                  wederom de vraag op welke wijze vinger aan de pols wordt gehouden over de inzet en
                  effectiviteit van de middelen.
               
De hoogte van het bedrag is niet gewijzigd ten opzichte van de middelen die de afgelopen
                  jaren beschikbaar waren vanuit de prestatiebox. De middelen worden als een aanvullende
                  bekostiging verstrekt aan de besturen. Het is hiermee een vorm van doelfinanciering.
                  Ook zal er na twee jaar een evaluatie plaatsvinden over de werkwijze.
               
Onvoldoende voortgang thuiszitters – scherpere inzet noodzakelijk
De leden lezen dat de Minister de komende twee jaren jaarlijks 20 miljoen euro aan
                  de scholen beschikbaar stelt om het aantal thuiszitters terug te dringen. Wederom
                  de vraag of dit hetzelfde bedrag is als via de sectorakkoorden beschikbaar was of
                  dat het een hoger dan wel lager bedrag is.
               
De hoogte van het bedrag dat beschikbaar wordt gesteld om het aantal thuiszitters
                  terug te dringen, is niet gewijzigd. In de nieuwe aanvullende bekostigingsregeling
                  is eenzelfde bedrag beschikbaar als in de prestatiebox beschikbaar was om het aantal
                  thuiszitters terug te dringen.
               
Indien het gaat om extra geld vragen deze leden nader toe te lichten waarom de bestaande
                  knelpunten bij de voortgang thuiszitters opgelost moeten worden met geld. Gaat het
                  bij de versterking van het verzuimbeleid niet al om zaken die scholen sowieso geacht
                  worden in orde te hebben? Hetzelfde geldt ten aanzien van het veel voorkomende knelpunt
                  dat verschillende mensen uit verschillende organisaties verantwoordelijk zijn voor
                  een thuiszitter, maar dat uiteindelijk iemand de regie moet hebben over de casus met
                  doorzettingsmacht, waarom helpt extra geld hierbij? Gaat het, zo vragen deze leden,
                  niet veel vaker om beleidsregels/afspraken etcetera die (onbedoeld) belemmerend werken
                  op de terugkeer van een thuiszitter naar school en hoeverre is extra geld hiervoor
                  de oplossing. Zij vragen of niet eerder moet worden gekeken naar de mogelijkheden
                  om maatwerk te kunnen bieden, in weerwil van bestaande regels, om een thuiszitter
                  weer naar school te krijgen.
               
Zoals eerder aangegeven zijn wij het ermee eens dat het oplossen van de thuiszittersproblematiek
                     geen budgettair vraagstuk is. 16 Bestaande knelpunten worden niet alleen opgelost met geld. Thuiszitten is een maatschappelijk
                     probleem en naast ouders, scholen, gemeenten en andere partijen rondom een kind, draagt
                     ook het samenwerkingsverband bij aan het terugdringen van het aantal thuiszitters.
                  
Zoals 10 november jl. gecommuniceerd krijgen samenwerkingsverbanden en gemeenten de
                     wettelijke plicht om samen een doorbraakaanpak op te zetten bij verzuim.17 Zij moeten zorgen voor procesregie en krijgen doorzettingsmacht bij vastgelopen casuïstiek.
                     De aanpak dient te staan in het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband en
                     het jeugdplan van de gemeente, waarover zij op overeenstemming gericht overleg voeren.
                  
Tot slot onderschrijf ik het belang van het meer kunnen bieden van maatwerk, zoals
                     tevens te lezen is bovengenoemde Kamerbrief. Zo zet ik onder andere in op de ontwikkeling
                     van onderwijszorgarrangementen.
                  
3. Tot slot
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister van mening is dat incidentele en
                  soms versnipperde bekostiging op losse thema’s veelal niet leidt tot kwaliteitsverbetering
                  die beklijft en dat als scholen onzeker zijn over de continuïteit van bekostiging
                  men terughoudend kan zijn om gewenste of noodzakelijke investeringen te doen. Deze
                  leden vragen of deze constatering ook leidt tot herziening van het beleid ten aanzien
                  van onderwijssubsidies die immers ook gezien kunnen worden als een incidentele en
                  versnipperde vorm van bekostiging. Zij ontvangen gaarne een nadere toelichting.
               
Zoals ik in het kader doelfinanciering heb aangegeven, ben ik inderdaad van mening
                  – evenals de Onderwijsraad – dat terughoudend moet worden omgegaan met vormen van
                  doelfinanciering. Ook subsidies kunnen worden gezien als vorm van doelfinanciering.
                  Een subsidie kan net als andere vormen van doelfinanciering worden ingezet voor specifieke
                  doelen en staat een grotere mate van sturing toe. In het kader doelfinanciering heb
                  ik uiteengezet waarom het bij het verstrekken van middelen via een subsidie belangrijk
                  is om vooraf steeds goed af te wegen en te communiceren. Zowel de rijksoverheid als
                  de scholen moeten goed weten: waarom wordt voor deze vorm van doelfinanciering gekozen,
                  welk doel wordt hiermee nagestreefd, hoe wordt de voortgang hierop gemeten en wat
                  gebeurt er als dit doel na een gegeven periode wel of niet wordt gehaald. Ik beschouw
                  het kader doelfinanciering niet als een herziening van beleid, maar eerder als een
                  verheldering ervan.
               
Bijlage: Kader doelfinanciering: Lumpsum en bijzondere financiering in perspectief
De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor deze uiteenzetting naar aanleiding
                  van de vragen van het lid Rog over een overzicht van de diverse vormen van financiering.
                  Deze leden kunnen zich in hoofdlijnen vinden in de omschrijving van en voorwaarden
                  voor de doelfinanciering zoals omschreven in de bovengenoemde bijlage. Deze leden
                  vragen wanneer de Minister met de definitieve invulling hiervan komt, bijvoorbeeld
                  ten aanzien van het totale bedrag dat beschikbaar is voor doelfinanciering, welke
                  vormen van doelfinanciering hij zal voorstellen, welke invloed de Kamer en het brede
                  onderwijsveld hierop hebben en wanneer deze vorm van doelfinanciering in zal gaan.
               
In het kader doelfinanciering heb ik geprobeerd te komen tot een afwegingskader met
                  de financieringsvormen die kunnen worden ingezet voor doelfinanciering, het kenmerk
                  van elke vorm en de afwegingen die moeten worden gehanteerd bij het overgaan tot doelfinanciering.
                  Zoals uit het kader kan worden opgemaakt moet steeds per doel worden gekeken: is afwijken
                  van de lumpsumbekostiging noodzakelijk, dient te worden gekozen voor doelfinanciering
                  en zo ja, in welke vorm? Dergelijke afwegingen zijn vaak in hoge mate politiek. Daarmee
                  heeft de Kamer daar vrijwel altijd invloed op en zal ook altijd afstemming met het
                  onderwijsveld plaatsvinden. Het bedrag verschilt daarbij per doel en in algemene zin
                  is het verstandig om terughoudend om te gaan met doelfinanciering. Het geven van een
                  totaalbedrag voor doelfinanciering is dan ook niet mogelijk, omdat elke keuze voor
                  doelfinanciering steeds op zichzelf staat en eigenstandige afweging behoeft.
               
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de eindevaluatie
                     sectorakkoorden (po en vo) en de bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen. Deze
                     leden hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
                  
De leden stellen dat, met name in het primair onderwijs, een ruim aantal ambities
                     uit 2014 niet zijn gerealiseerd. Dit komt doordat leraren nauwelijks betrokken zijn
                     geweest bij deze afspraken en doordat er voor sommige ambities geen realistisch budget
                     is aangewend. De Minister is in gesprek gegaan met besturen en schoolleiders over
                     de effectiviteit van de sectorakkoorden als beleidsinstrument en de eventuele verbeteringen
                     die zijn ingezet. Waarom is de Minister niet in gesprek gegaan met leraren over de
                     sectorakkoorden, aangezien juist daar de weeffout zat?
                  
De afgelopen maanden zijn over het toekomstige inzet van de prestatieboxmiddelen in
                  het po vele gesprekken gevoerd met bestuurders maar vooral ook schoolleiders en leraren.
                  Ook is gesproken met hun vertegenwoordigende organisaties zoals de vakbonden en het
                  lerarencollectief. In deze gesprekken is ook stilgestaan bij het huidige bestuursakkoord
                  po. Al deze perspectieven zijn meegenomen bij het voorstel van de nieuwe inzet van
                  de prestatieboxmiddelen. Ik ben dan ook van mening dat ik wel voldoende in gesprek
                  ben gegaan met leraren en hun vertegenwoordigers.
               
Deze leden zijn van mening dat juist bij leraren interessante informatie aanwezig
                  is over de effectiviteit van het middel, namelijk in hoeverre leraren gemerkt hebben
                  dat er andere ambities en fors meer geld is bijgekomen sinds 2014. Is de Minister
                  bereid alsnog met de leraren in gesprek te gaan over de effectiviteit van het instrument
                  sectorakkoorden en aan de hand van deze gesprekken zijn conclusie te heroverwegen?
               
Zoals ik hierboven heb aangegeven, heb ik dit reeds uitgebreid gedaan en heb ik hun
                  perspectieven meegenomen in de nieuwe invulling van de prestatieboxmiddelen.
               
Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat besturen in het primair onderwijs zich nu wel
                  aan de gemaakte afspraken houden? Voorts vragen deze leden of de budgetten toereikend
                  zijn om de gestelde doelen te halen.
               
Dit jaar lopen de sectorakkoorden af en daarom is aanwending van de prestatieboxmiddelen
                     bijgesteld. Voor de doelen waarop voldoende voortgang is geboekt, worden de middelen
                     aan de lumpsum toegevoegd. Ik heb alle reden om aan te nemen dat besturen blijven
                     inzetten op deze doelen, zoals ze de afgelopen jaren ook steeds hebben gedaan.
                  
Omdat de thema’s onverminderd belangrijk zijn, dienen de bestedingskeuzes op deze
                     thema’s inzichtelijk te blijven, met een heldere verantwoording als onderdeel van
                     de reguliere verantwoordingscyclus. De omvang van de middelen voor deze doelen, die
                     dus aan de lumpsum worden toegevoegd, komen overeen met de middelen die afgelopen
                     jaren beschikbaar zijn gesteld.
                  
De middelen voor begeleiding starters en professionalisering worden gealloceerd op
                     schoolniveau, omdat daar meer voortgang noodzakelijk is. Door de middelen te alloceren
                     op schoolniveau en de personeelsgeleding van de MR te betrekken bij besluitvorming
                     over de besteding van de middelen, wordt er gezorgd voor meer eigenaarschap op scholen.
                     Op deze manier wordt meer voortgang op deze thema’s verwacht. Er is geen reden om
                     aan te nemen dat besturen hun teams niet in staat stellen om hierover mee te beslissen.
                  
De middelen voor alle doelstellingen zijn niet gewijzigd ten opzichte van de middelen
                     die de afgelopen jaren beschikbaar zijn gesteld voor deze doelen. Mochten de middelen
                     niet toereikend zijn, kan het bestuur gebruik maken van de middelen uit de lumpsum.
                  
De leden van de D66-fractie lezen dat de gemaakte afspraken voor twee jaar gelden.
                  Deze leden vragen de Minister waarom er gekozen is voor deze termijn en of de middelen
                  structureel staan ingeboekt op de begroting voor de langere termijn of nog slechts
                  twee jaar incidenteel beschikbaar zijn.
               
De middelen bedoeld voor strategisch personeelsbeleid, begeleiding starters en thuiszitters
                  staan structureel op de OCW begroting. Er is gekozen om deze middelen via een aanvullende
                  bekostigingsregeling voor twee jaar aan de scholen uit te keren. Zo bied ik scholen
                  de kans om de komende twee jaar met een herziene werkwijze de stappen te zetten die
                  nodig zijn op het gebied van strategisch personeelsbeleid, begeleiding starters en
                  thuiszitters.
               
De leden zijn blij om te lezen dat een deel van het geld wordt gealloceerd via de
                  systematiek van de werkdrukmiddelen, en zo de school en de leraar de zeggenschap krijgen
                  over het geld. De voornoemde leden lezen dat de Minister stelt dat «het zou goed zijn
                  om schoolleiders en leraren meer te betrekken bij de ambities van schoolbesturen».
                  Deze leden onderschrijven deze visie. Welke acties gaat de Minister ondernemen om
                  ervoor te zorgen dat leraren en schoolleiders hier meer bij worden betrokken?
               
Door de middelen te alloceren op schoolniveau wordt de professionele dialoog tussen
                  school en besturen gestimuleerd. Een samenspel van schoolteams (inclusief onderwijsondersteunend
                  personeel), schoolleiding en bestuur, zoals bij de werkdrukmiddelen, bepaalt de wijze
                  waarop de middelen voor starters en professionalisering worden ingezet. Schoolleiders
                  en leraren hebben dus een essentiële rol in het gemeenschappelijke besluitvormingsproces
                  voor de besteding van deze middelen. Schoolbesturen zijn verplicht zich over dit proces
                  te verantwoorden en dit zal ik monitoren. Op deze manier zorg ik ervoor dat leraren
                  en schoolleiders betrokken blijven bij het besluitvormingsproces.
               
De leden van de D66-fractie lezen dat er in het primair onderwijs uitdagingen resteren.
                  Welke stappen moeten volgens de Minister worden genomen in het kader van voorgaande
                  uitdagingen?
               
Zoals ik mijn Kamerbrief al aangaf, resteren er uitdagingen op de volgende vlakken:
                  de verbetering van de planmatige cyclus van kwaliteitszorg en de jaarlijkse zelfevaluatie
                  bij besturen, de toename van het aantal zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert,
                  en het tijdig voldoen aan de deugdelijkheidseis van twee uur bewegingsonderwijs per
                  week. Samen met de raden en de inspectie blijf ik de komende twee jaar actief inzetten
                  op het verbeteren van kwaliteitszorg en het grotere gebruik van zelfevaluaties. Vanuit
                  het verbeterprogramma’s Goed Worden Goed Blijven blijven we werken aan het vergroten
                  van het aantal scholen dat zich binnen een jaar verbetert. Met het uitbreiden van
                  het programma naar in totaal 200 risicoscholen voorkomen we dat scholen überhaupt
                  afglijden naar onvoldoende. Zoals eerder al werd aangeven ten aanzien van bewegingsonderwijs
                  wordt nader overleg gevoerd over hoe € 8,0 miljoen aan structurele middelen kunnen
                  worden aangewend om scholen te ondersteunen tijdig aan de deugdelijkheidseis van twee
                  uur bewegingsonderwijs per week te voldoen.
               
Hoe kan in de ogen van de Minister de jaarlijkse zelfevaluatie verbeterd worden? Welke
                  acties gaat hij hierbij nemen? Hoe is hij van plan het aantal zwakke scholen te verminderen,
                  zodat alle kinderen dezelfde kansen hebben?
               
De PO-Raad blijft besturen ondersteunen bij het verbeteren van hun kwaliteitszorg,
                     onder meer door het aanbieden van ondersteuning bij zelfevaluatie. De zelfevaluatie
                     is ook de eerste stap in de bestuurlijke visitatie die door de PO-Raad wordt gestimuleerd
                     en waar besturen zich voor aan kunnen melden. Om besturen op weg te helpen is voor
                     het uitvoeren van de zelfevaluatie een format ontwikkeld.
                  
Scholen in het po en vo die het oordeel onvoldoende of zeer zwak hebben gekregen komen
                     in aanmerking voor ondersteuning en intensieve begeleiding via de ondersteuningsprogramma’s
                     Goed worden en goed blijven en Leren verbeteren. Zo zorgen we dat deze scholen zo snel mogelijk weer voldoende zijn. Het is nog beter
                     om ervoor te zorgen dat het niet zover komt dat een school onvoldoende of zeer zwak
                     wordt. Daarom krijgen 200 voldoende scholen in het po en vo ook de kans om zich met
                     een vergelijkbaar ondersteuningsaanbod te verbeteren. Het gaat daarbij om scholen
                     waarvan de resultaten achterblijven en die meer kunnen halen uit hun leeropbrengsten.
                  
De leden lezen dat het afgelopen jaar het aantal onbevoegd gegeven lessen is afgenomen.
                  Deze leden zijn tevreden dit te vernemen. Hoeveel is dit aantal afgenomen? Welke stappen
                  zet de Minister om dit aantal nog verder te laten dalen?
               
Ten opzichte van 2017 is het percentage onbevoegd gegeven lesuren in 2018 met 0,2
                     procentpunt gedaald. In de periode tussen 2014 en 2018 is dat percentage met ruim
                     een kwart gedaald van 5,6% naar 4,1%. De cijfers van de periode per peildatum 1 oktober
                     2019 worden naar verwachting in december 2020 gepubliceerd in het IPTO (Jaarlijkse
                     Integrale Personeelstelling Onderwijs) rapport over bevoegdheden en vakken in het
                     VO.
                  
Begin 2021 publiceert de commissie Onderwijsbevoegdheden haar advies over de vormgeving
                     van het bevoegdhedenstelsel. Met als doel een beter en toegankelijker stelsel dat
                     de kwaliteit van het onderwijs verbetert. Een toekomstbestendig stelsel dat ook gaat
                     bijdragen aan het doel om het percentage onbevoegd gegeven lesuren nog verder te laten
                     dalen.
                  
Ook lezen deze leden dat het een blijvende uitdaging is om het aantal thuiszittende
                  leerlingen terug te brengen. Hoe veel leerlingen zitten momenteel thuis? Kan de Minister
                  uiteenzetten welke effecten de coronacrisis heeft gehad op dit aantal? Hoe gaat de
                  Minister zorgen dat dit aantal gaat dalen de aankomende jaren? Welke redenen ziet
                  de Minister dat het niet goed lukt om dit aantal terug te brengen? Kunnen deze middelen
                  ook worden ingezet voor kinderen die al thuis zitten?
               
In de verzuimbrief die ik u in voorjaar 2021 zal sturen, zal ik ingaan op de meest
                  recente aantallen en de effecten van de coronacrisis hierop. In de naar de Kamer gestuurde
                  onderwijszorgbrief en de kabinetsreactie op de eindevaluatie passend onderwijs is
                  de vervolgaanpak voor thuiszitters te vinden.18
                  19 Ik zie een sterke samenhang met de verbeteragenda passend onderwijs en de maatregelen
                  die bijdragen aan een verbeterde samenwerking tussen onderwijs en zorg. Er zijn verschillende
                  verklaringen denkbaar voor de stijging in de verzuimcijfers van de afgelopen jaren,
                  zoals een verbeterde registratie. Er zijn echter geen concrete landelijke factoren
                  die gelden als verklaring voor de stijging van cijfers. Naast het feit dat dé thuiszitter
                  niet bestaat, kent iedere regio haar eigen vraagstukken, waardoor één landelijke aanpak
                  niet volstaat. De prestatieboxmiddelen kunnen door schoolbesturen onder andere worden
                  ingezet voor een preventief verzuimbeleid, maar ook om huidige ingeschreven leerlingen
                  die verzuimen terug te geleiden.
               
Tevens vragen de voornoemde leden of ook geld van de prestatieboxmiddelen beschikbaar
                     wordt gesteld om het huidige aantal thuiszittende kinderen omlaag te brengen.
                  
Ook vernemen deze leden dat voor het terugdringen van het aantal zittenblijvers 9
                     miljoen euro beschikbaar blijft, waarbij dit bedrag wordt ingezet voor zomerscholen.
                     Hoeveel leerlingen kunnen met dit bedrag geholpen worden? Zij vragen tevens of de
                     Minister hierbij in acht neemt welke effecten de coronacrisis heeft op het aantal
                     zittenblijvers.
                  
De middelen kunnen door schoolbesturen onder andere worden ingezet voor een preventief
                  verzuimbeleid, maar ook om huidige ingeschreven leerlingen die verzuimen terug te
                  geleiden. Zoals toegezegd tijdens het notadebat Passend Onderwijs (16 nov. jl.) informeer
                  ik de Tweede Kamer voor het kerstreces over de prestatieboxmiddelen.
               
De leden van de D66-fractie signaleren dat een deel van de prestatieboxmiddelen aan
                  de lumpsum kan worden toegevoegd, namelijk 218 miljoen euro. Hierbij stelt de Minister
                  dat schoolbesturen erop moeten toezien dat deze middelen goed worden ingezet, waarbij
                  bestedingskeuzes inzichtelijk moeten blijven. Welke eisen worden hierbij precies gesteld
                  aan schoolbesturen? Wordt hierbij aan scholen zelf gevraagd waar dit geld aan besteed
                  moet worden, of ligt deze keus geheel bij de besturen, zo vragen de eerder genoemde
                  leden.
               
De afspraak is gemaakt dat wanneer er op sommige doelen uit de sectorakkoorden voldoende
                  voortgang zou zijn behaald een deel van de prestatieboxmiddelen aan de lumpsum kon
                  worden toegevoegd. Deze afspraak komen we na. Schoolbesturen zijn verantwoordelijk
                  dat er blijvend op deze doelen wordt ingezet. Besturen hebben afgelopen jaren aangetoond
                  voortgang te maken op deze doelen. De verwachting is dat ze hiermee doorgaan. Daarbij
                  wordt wel aan de schoolbesturen gevraagd de bestedingskeuzes inzichtelijk te maken.
                  Deze keuzes moeten helder verantwoord worden als onderdeel van de reguliere verantwoordingscyclus.
               
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat er met vertegenwoordigers van
                  leraren, schoolleiders en schoolbestuurders is gesproken over de bijgestelde aanwending
                  van de prestatieboxmiddelen. Toch hebben voornoemde leden een aantal vragen over de
                  bijgestelde aanwending.
               
Eindevaluatie Sectorakkoorden
De leden lezen dat de middelen uit de prestatiebox in veel gevallen zijn ingezet voor
                  structurele uitgaven waar nog doorlopende verplichtingen aan vast zitten, zoals salaris
                  van personeel en ICT-afschrijvingen. Waren de middelen daarvoor bedoeld? In hoeverre
                  waren schoolbesturen verplicht de middelen te besteden aan de gekozen ambities? Op
                  welke manier hebben zij hier verantwoording over afgelegd?
               
De sectorakkoorden hadden als doel om kwaliteitsverbetering te realiseren op de gestelde
                  doelen. Daarbij was de sector zelf aan zet. De middelen waren bestemd voor het realiseren
                  van de ambities, de wijze waarop was aan de besturen. Wanneer besturen bepaalde ambities
                  op duurzame wijze hebben gerealiseerd door middel van structurele uitgaven aan personeel
                  en ICT is dat in lijn met de doelstelling van de sectorakkoorden. Besturen legden
                  verantwoording af over de middelen in de jaarrekening en de jaarverslaglegging. Daarnaast
                  werd ook middels de dashboards en flankerend onderzoek de voortgang op de diverse
                  ambities gemonitord.
               
Wanneer er vooral voortgang is geboekt op de ambities die al aansloten bij die van
                  individuele schoolbesturen, hoe denkt de Minister schoolbesturen in de toekomst te
                  motiveren om wél aandacht te besteden aan die ambities die zij misschien zelf niet
                  op de radar hebben, zo vragen de voornoemde leden. Of is de conclusie te trekken dat
                  dit instrument niet voor elk doel werkt? Voor welk doel werkt het wel en welke niet?
                  Graag ontvangen zij een reflectie hierop.
               
Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van vragen van de D66-fractie kom ik de
                  afspraak na dat wanneer er op doelen voldoende voortgang is gemaakt, de middelen aan
                  de lumpsum worden toegevoegd. Schoolbesturen hebben de afgelopen jaren aangetoond
                  aandacht te hebben voor deze doelen en voldoende voortgang te maken op deze doelen.
                  Door de middelen toe te voegen aan de lumpsum vertrouw ik er op dat schoolbesturen
                  hiermee verdergaan. Daarbij wordt wel gevraagd om de bestedingskeuzes inzichtelijk
                  te maken zodat wij deze kunnen volgen.
               
Voor doelen waarop die voortgang er niet voldoende is, is voor een andere invulling
                  gekozen. De verwachting bestaat dat er op deze doelen nog voortgang kan worden geboekt.
                  Door de personeelsgeleding van de MR te betrekken bij de besluitvorming over de besteding
                  van de middelen worden deze doelen specifiek onder de aandacht gebracht van de school.
                  Daardoor verwacht ik dat de doelen beter verwezenlijkt worden. Of deze nieuwe invulling
                  daadwerkelijk heeft geleid tot een beter resultaat, zal blijken uit de evaluatie die
                  ik van plan ben over 2 jaar.
               
Tevens vragen de leden of de Minister voornemens is om het instrument prestatieboxmiddelen
                     na de twee jaar van bijgestelde aanwending voort te zetten. Wat is de meerwaarde van
                     dit soort sectorakkoorden? Zij vragen of het niet beter is om de middelen uit de bestuursakkoorden
                     structureel in de lumpsum op te nemen en betere afspraken te maken over de verantwoording.
                  
Zoals eerder al aangegeven, hadden de sectorakkoorden tot doel om met extra middelen
                     kwaliteitsverbetering te realiseren. Ik stel nu vast dat dit op sommige ambities is
                     gelukt, terwijl op andere ambities vanuit een bijgestelde werkwijze nog extra inspanningen
                     noodzakelijk zijn. Ik heb daarom besloten om een deel van de middelen (conform de
                     afspraken in de akkoorden) toe te voegen aan de lumpsum. Een ander deel van de middelen
                     stel ik onder specifieke voorwaarden beschikbaar om meer voortgang te realiseren op
                     achterblijvende ambities. Ik blijf de voortgang op de verschillende ambities monitoren
                     en wil na twee jaar kijken hoe het daarmee staat en wat dit betekent voor de toekomstige
                     inzet van de prestatieboxmiddelen. Ik denk dat ik met deze werkwijze de grootste kwaliteit
                     kan realiseren en dat ik tegelijk trouw blijf aan de afwegingen ten aanzien van doelfinanciering
                     die ik ook uiteen heb gezet in het kader doelfinanciering. Uiteraard heb ik ook oog
                     voor de kwaliteit van verantwoording. Over de voortgang hiervan informeer ik de Kamer
                     periodiek.
                  
Bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er afgesproken is dat wanneer er op sommige
                  doelen voldoende voortgang is behaald, de prestatieboxmiddelen aan de lumpsum kunnen
                  worden toegevoegd. Zijn schoolbesturen dan nog steeds verplicht om het toegevoegde
                  geld aan die specifieke doelen te besteden? Waarom gebeurt dit ook op onderdelen waar
                  onvoldoende voortgang is behaald? De voornoemde leden vragen tenslotte of er geen
                  gevaar is dat dit toegevoegde geld in de reservepot van de scholen terecht komt. Wordt
                  dat in de gaten gehouden?
               
Bij het sluiten van het sectorakkoord is de afspraak gemaakt dat wanneer er voldoende
                  voortgang is geboekt op doelstellingen, de middelen hiervoor worden toegevoegd aan
                  de lumpsum. Deze afspraak kom ik na. Schoolbesturen zijn verantwoordelijk om blijvend
                  in te zetten op deze doelstellingen. De keuzes die zij hierin maken moeten zij verantwoorden
                  in het jaarverslag.
               
De leden constateren dat er onvoldoende voortgang is bereikt op bewegingsonderwijs.
                  Is er een duidelijke reden waarom scholen hier geen voortuitgang op boeken? Wanneer
                  is duidelijk hoe de 8 miljoen euro hiervoor besteed zal worden?
               
De oorzaken voor knelpunten die scholen ervaren bij het verzorgen van twee uur bewegingsonderwijs
                  per week lopen uiteen van een tekort aan bevoegde leerkrachten tot het ontbreken van
                  een geschikte sportaccommodatie. Ik ben in gesprek met relevante partners over wat
                  de meest wenselijke verspreiding is. Ik verwacht dat het fonds conform de motie van
                  het lid Rudmer Heerema voor het volgende schooljaar van kracht is.
               
De voornoemde leden lezen dat er ook onvoldoende voortgang is op het vlak van thuiszitters.
                     De situatie is juist verslechterd. Kan de Minister verklaren waarom voortgang op dit
                     vlak zo achterblijft? Wat heeft het Thuiszitterspact precies uitgehaald? Is duidelijk
                     wat er met het geld hiervoor gebeurd is? De leden van deze fractie lezen dat de komende
                     twee jaar jaarlijks 20 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld aan schoolbesturen om
                     doelgericht in te zetten op thuiszitters. Waarom wordt dit geld zomaar aan de schoolbesturen
                     gegeven, terwijl er duidelijk onvoldoende voortgang is bereikt op dit doel?
                  
Zij vragen of het niet de afspraak was dat de prestatieboxmiddelen de komende twee
                     jaar alleen aan de lumpsum zouden worden toegevoegd wanneer er voldoende voortgang
                     bereikt was. Welke eisen zijn er verbonden aan deze jaarlijks 20 miljoen euro? Hoe
                     controleert de Minister dat dit geld ook daadwerkelijk wordt besteed aan thuiszitters?
                     De voornoemde leden lezen dat de inzet van de middelen moet worden afgestemd met de
                     MR20, zodat de positie van ouders en leerlingen steviger is verankerd. Echter, ouders
                     van thuiszitters zitten niet in de MR, omdat hun kinderen niet aan een school verbonden
                     zijn en thuiszitten. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het geld van deze middelen
                     echt terecht komt bij thuiszitters? De voornoemde leden lezen dat de focus erg gericht
                     is op verzuimbeleid, terwijl de Minister daarmee enkel focust op eventuele thuiszitters
                     in de toekomst. Wat gaat de Minister doen voor kinderen die nu thuiszitten? Tevens
                     vragen zij in hoeverre deze twee keer 20 miljoen euro ook ten goede komt aan deze
                     groep kinderen. Deelt de Minister de mening dat het bij thuiszitters vaak niet alleen
                     gaat om verzuim, maar dat er allerlei andere zaken spelen, en enkel inzetten op verzuimbeleid
                     een nauwe benadering van het probleem is?
                  
Er zijn meer geregistreerde thuiszitters, maar hiervoor is geen eenduidige verklaring,
                  zoals gecommuniceerd in de onderwijszorgbrief.21 Dit betekent echter niet dat er geen positief effect te zien is van het Thuiszitterspact.
                  Zo is er onder andere meer aandacht voor schooluitval en voor preventief optreden
                  bij schoolverzuim. Ik deel de mening dat het bij thuiszitters niet enkel gaat om verzuim.
                  De redenen van verzuim zijn zeer divers.22 Verzuim leidt echter vaak tot uitvallen en kan ertoe leiden dat kinderen ook later
                  in de maatschappij vastlopen. Daarom neem ik samen met de Ministeries van VWS, J&V
                  en SZW gezamenlijke verantwoordelijkheid om dit te voorkomen. Ook neemt het kabinet
                  maatregelen om een meer sluitende aanpak te realiseren voor kwetsbare jongeren die
                  in de overgang van school naar werk zitten.23
Zoals toegezegd tijdens het notadebat Passend Onderwijs op 16 november informeer ik
                     de Kamer nader over de prestatieboxmiddelen. De prestatieboxmiddelen zijn geen nieuwe
                     middelen, maar zijn middelen die reeds in het budget zaten. Schoolbesturen moeten
                     er nu meer verantwoording over afleggen via de jaarverslagen. De schoolbesturen kunnen
                     de middelen ook inzetten voor huidige ingeschreven leerlingen die verzuimen. Voor
                     de groep niet-ingeschreven verzuimende kinderen en jongeren realiseer ik afstandsonderwijs
                     als instrument.
                  
Er wordt op andere sporen gewerkt aan meer betrokkenheid van leerlingen, ouders en
                     medewerkers. Te denken valt aan het wetstraject instemmingsrecht op de hoofdlijnen
                     van de begroting door de medezeggenschap. Daarbij beogen we het goede gesprek over
                     beleidsmatige keuzes van een bestuur of school te koppelen aan de inzet van middelen.
                     Het gesprek tussen de school en de medezeggenschap gaat niet over individuele leerlingen.
                     Dat ouders van thuiszittende leerlingen mogelijk niet zelf in de MR zitten, is op
                     zichzelf dan ook geen belemmering. Ik wil dit vraagstuk wel meenemen in de verdere
                     gesprekken die ik met veldpartijen over het wetstraject voer.
                  
De voornoemde leden lezen in de brief dat bovenstaande aanwending van de middelen
                  is besproken met onder andere de bonden. Uit gesprek met bonden blijken deze niet
                  achter de nieuwe aanwending van de middelen voor thuiszitters te staan. Is de specifieke
                  invulling hiervan, namelijk gericht op verzuimbeleid, ook besproken met de bonden?
                  De voornoemde leden vragen of de Minister hierover in gesprek gaat.
               
In de bespreking van het voorstel voor het aanwenden van de prestatieboxmiddelen met
                  de bonden is ook de aanwending van de middelen voor thuiszitters meegenomen. De specifieke
                  invulling van de prestatieboxmiddelen gericht op verzuimbeleid is daarbij niet besproken.
                  Ik zeg toe hierover in gesprek te gaan met de bonden. Voor het kerstreces wordt de
                  Tweede Kamer geïnformeerd over de inzet van de prestatieboxmiddelen voor thuiszitters.
                  Deze middelen kunnen door scholen onder andere worden ingezet voor een preventief
                  verzuimbeleid, maar ook om huidige ingeschreven leerlingen die verzuimen terug te
                  geleiden.
               
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de eindevaluatie sectorakkoord
                  primair en voortgezet onderwijs en de bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen.
                  Zij hebben daar nog enkele vragen over.
               
3. Eindevaluatie sectorakkoorden
               
De Minister verwacht en vertrouwt erop dat schoolbesturen zullen doorgaan met voortgang
                  maken op bepaalde thema’s. Hoe gaat de Minister de voortgang blijven monitoren? Wat
                  gebeurt er als blijkt dat er geen voortgang meer plaatsvindt? Tevens vragen zij of
                  er nog steeds gebruik wordt gemaakt van dashboards met doelen of wordt dit nu volledig
                  losgelaten.
               
De dashboards vormden een middel om voortgang op de ambities uit de oorspronkelijke
                  sectorakkoorden in kaart te brengen. De akkoorden lopen in 2020 af en voor de daaropvolgende
                  twee jaren wordt gekozen voor een bijgestelde aanwending van de prestatieboxmiddelen.
                  De oorspronkelijke thema’s en ambities blijven van groot belang voor het realiseren
                  van kwalitatief goed onderwijs. Ik blijf dan ook de ontwikkelingen daarop volgen middels
                  onderzoek. Als geen of onvoldoende voortgang plaatsvindt, zal ik moeten afwegen of
                  aanvullende actie noodzakelijk is. Ik wil scholen echter wel voldoende tijd geven
                  om deze nieuwe invulling in de praktijk te brengen.
               
4. Bijgestelde aanwending prestatieboxmiddelen
               
De leden van de SP-fractie vragen om een overzicht van de bedragen die anders aangewend
                  worden, waar deze precies naartoe gaan, of deze al dan niet in de lumpsum terechtkomen
                  en hoe er verantwoording over afgelegd moet worden. Hoe voorkomt de Minister dat middelen
                  die wel in de lumpsum terecht komen niet voor andere zaken gebruikt gaan worden dan
                  voor thema’s die voorkomen uit de sectorakkoorden? Hoe wordt hier zicht op gehouden,
                  zo vragen de leden van de SP-fractie.
               
Zoals eerder aangegeven in beantwoording van vragen van de VVD-Fractie is er in het
                  po € 160,8 miljoen en in het vo € 217,6 miljoen van de prestatieboxmiddelen toegevoegd
                  aan de lumpsum. Voor middelen die in de lumpsum vallen, gelden de regels van de reguliere
                  verantwoordingscyclus. Schoolbesturen is gevraagd de middelen blijvend op de doelen
                  en de thema’s in te zetten. Keuzes ten aanzien van de middelen moeten worden verantwoord
                  in het jaarverslag.
               
Voor de overige middelen is, omdat voortgang onvoldoende is gebleken, gekozen om een
                  ander instrument te gebruiken voor de verwezenlijking van doelstellingen. In de tabel
                  hieronder staat weergeven op welke manier de aanwending en verantwoording van de middelen
                  per doel zal plaatsvinden.
               
Thema
Bedrag
Aanwending
Verantwoording
Professionalisering en begeleiding starters (PO)
€ 137,6 miljoen
Verstrekt via aanvullende bekostiging en gemeenschappelijke besluitvorming met personeelsgeleding
                              van de MR
                           
Schoolbesturen verantwoorden zich over de besteding van middelen en verantwoorden
                              zich over het besluitvormingsproces in XBRL.
                           
Bewegingsonderwijs (PO)
€ 8,0 miljoen
Volgt nav overleg
Volgt nav overleg
Strategisch personeelsbeleid en begeleiding starters (VO)
€ 87,6 miljoen
Verstrekt via aanvullende bekostiging en gemeenschappelijke besluitvorming met personeelsgeleding
                              van de MR
                           
Schoolbesturen verantwoorden zich over de besteding van middelen en verantwoorden
                              het besluitvormingsproces in XBRL.
                           
Aantal thuiszitters (VO)
€ 19,6 miljoen
Verstrekt via aanvullende bekostiging en gemeenschappelijke besluitvorming met personeelsgeleding
                              van de MR
                           
Schoolbesturen verantwoorden zich over de besteding van middelen en verantwoorden
                              het besluitvormingsproces in XBRL.
                           
Verminderen thuiszitters (VO)
€ 9,0 miljoen
Voortzetten subsidieregeling zomerscholen en uitbreiden naar overige interventies
                              tegen zittenblijven
                           
Specifieke subsidieverantwoording.
Tevens vragen zij of de Minister bereid is om met de vertegenwoordigers uit het onderwijs,
                  die betrokken zijn geweest bij de afspraken over de bijgestelde aanwending van de
                  prestatieboxmiddelen, in gesprek te gaan over het aanwenden van een deel van de middelen
                  specifiek voor de professionalisering van leraren voor het tekort op de lerarenbeurs,
                  indien het amendement Kwint24 daarover niet door de Kamer wordt aangenomen.
               
Het voorstel voor bijgestelde aanwending van de prestatieboxmiddelen is, in deze vorm,
                  tot stand gekomen met werknemers- en werkgeversorganisaties. Ik vind het van belang
                  om daar nu zo snel mogelijk zekerheid over te geven aan de sector. Middels het amendement
                  Kwint worden incidentele middelen voor 2020 vrijgemaakt uit 2021 en via een kasschuif
                  naar 2020 gehaald. Het is uitvoeringstechnisch echter onmogelijk om nog in 2020 uit
                  te betalen. Het beperkte budget voor de lerarenbeurs vergt een herbezinning van het
                  instrument. Zoals ik heb aangekondigd, ga ik hier het komend jaar graag over in gesprek
                  met betrokken partijen (zoals leraren en schoolleiders) en uw Kamer.
               
2.1 Inzet prestatieboxmiddelen po
               
Bewegingsonderwijs: onvoldoende voortgang
De voornoemde leden vragen waar scholen tegenaan lopen om nu al te voldoen aan de
                  wettelijke deugdelijkheidseis om twee lesuren bewegingsonderwijs te realiseren voor
                  alle leerlingen. Hoe wordt de voortgang van het bewegingsonderwijs in het po in de
                  gaten gehouden en door wie? Tevens vragen zij wat hierbij de rol is van de Inspectie
                  voor het Onderwijs (hierna: inspectie). Hoeveel geld uit de werkdrukmiddelen wordt
                  door scholen besteed aan bewegingsonderwijs door een vakleerkracht?
               
De oorzaken voor knelpunten die scholen ervaren bij het verzorgen van twee uur bewegingsonderwijs
                  per week, lopen uiteen van een tekort aan bevoegde leerkrachten tot het ontbreken
                  van een geschikte sportaccommodatie. In het kader van het sectorakkoord is er ieder
                  jaar een peiling uitgevoerd om de voortgang hiervan te monitoren. Daarnaast wordt
                  er voor bewegingsonderwijs iedere vier jaar een meting door het Mulier Instituut uitgevoerd.
                  Deze zal in 2021 herhaald worden. De inspectie houdt toezicht op basis van het wettelijke
                  kader. Bewegingsonderwijs wordt net als ieder vak daarin meegenomen.
               
Op welke wijze wordt nu al bevorderd dat zoveel mogelijk ALO25-opgeleide vakleerkrachten bewegingsonderwijs gaan geven?
Per school verschilt de behoefte aan vakleerkrachten van de ALO. Zo hebben kleinere
                  scholen juist baat bij de flexibiliteit die een bevoegde groepsleerkracht geeft. Daarom
                  is de afgelopen jaren ingezet op vakleerkrachten én bijscholing van groepsleerkrachten.
                  Vakleerkrachten kunnen momenteel worden betaald vanuit de lumpsum, maar ook de regeling
                  combinatiefunctionarissen en de werkdrukmiddelen kunnen worden ingezet voor vakleerkrachten.
               
Hoeveel scholen zetten de werkdrukmiddelen op deze manier in, zo vragen de leden van
                  de SP-fractie.
               
Uit peilingen van bijvoorbeeld de PO-Raad over de besteding van de werkdrukmiddelen
                  blijkt dat scholen deze inzetten voor vakleerkrachten in brede zin, bijvoorbeeld voor
                  bewegingsonderwijs. Ik vind dit een goede ontwikkeling. Tegelijkertijd waak ik ervoor
                  niet te sturen op de wijze van besteding, omdat de keuze voor besteding van de middelen
                  op schoolniveau en met betrokkenheid van leerkrachten wordt gemaakt. In januari 2021
                  ontvangt u de evaluatie van de werkdrukmiddelen, waar ook wordt ingegaan op de precieze
                  keuzes die scholen en leerkrachten hebben gemaakt.
               
4.2. Inzet prestatieboxmiddelen vo
               
Onvoldoende voortgang thuiszitters – scherpere inzet noodzakelijk
Er wordt de komende twee jaar ongeveer 20 miljoen euro beschikbaar gesteld aan schoolbesturen
                  om doelgericht in te zetten op het terugdringen van het aantal thuiszitters. Waarom
                  wordt er niet ingezet op het voorkomen van thuiszitten? Op welke wijze verwacht de
                  Minister dat schoolbesturen het aantal thuiszitters met dit geld gaan terugdringen,
                  aangezien het vaak gaat om hele complexe casussen? Daarnaast vragen de leden van deze
                  fractie de Minister in hoeverre hij van mening is dat het Thuiszitterspact al dan
                  niet werkt, aangezien het aantal thuiszitters niet daalt, maar zelfs blijft stijgen.
                  Zij vragen of het niet tijd is voor andersoortige maatregelen. Zo ja, wat voor maatregelen
                  heeft de Minister voor ogen? Zo nee, waarom niet, zo vragen de voornoemde leden.
               
Zoals toegezegd tijdens het notadebat Passend Onderwijs (Kamerstuk 31 497, nr. 391) informeer ik de Tweede Kamer voor het kerstreces over de prestatieboxmiddelen. Deze
                     middelen kunnen door schoolbesturen onder andere worden ingezet voor een preventief
                     verzuimbeleid, maar ook om huidige ingeschreven leerlingen die verzuimen terug te
                     geleiden
                  
Zoals eerder aangegeven ben ik het ermee eens dat het oplossen van de thuiszittersproblematiek
                     geen budgettair vraagstuk is.26 Bestaande knelpunten worden niet alleen opgelost met geld. Thuiszitten is een maatschappelijk
                     vraagstuk en naast ouders, scholen, gemeenten en andere partijen rondom een kind,
                     draagt ook het samenwerkingsverband bij aan het terugdringen van het aantal thuiszitters.
                  
Een van de mogelijke verklaringen in stijgende verzuimcijfers kan een verbeterde registratie
                     zijn, er zijn echter geen concrete landelijke factoren. Naast het feit dat dé thuiszitter
                     niet bestaat, kent iedere regio haar eigen vraagstukken, waardoor één landelijke aanpak
                     niet volstaat. In de naar de Kamer gestuurde onderwijszorgbrief en de kabinetsreactie
                     op de eindevaluatie passend onderwijs is de vervolgaanpak voor thuiszitters te vinden.27
                     28 Ik zie een sterke samenhang met de verbeteragenda passend onderwijs en de maatregelen
                     die bijdragen aan een verbeterde samenwerking tussen onderwijs en zorg.
                  
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de eindevaluatie
                  van de sectorakkoorden po en vo. De Minister benoemt dat incidentele en soms versnipperde
                  bekostiging op losse thema’s veelal niet tot kwaliteitsverbetering leidt die beklijft
                  en dat men terughoudend kan zijn om gewenste of noodzakelijke investeringen te doen
                  als scholen onzeker zijn over de continuïteit van bekostiging. Deelt de Minister de
                  mening dat die continuïteit van bekostiging niet zomaar betekent dat zoveel mogelijk
                  geld in de lumpsumbekostiging moet worden gestoken? Zo ja, welke consequenties verbindt
                  hij hieraan?
               
De lumpsumsystematiek is het uitgangspunt voor de bekostiging, omdat schoolbesturen
                  zo eigen keuzes kunnen maken die passen bij de eigen omstandigheden en uitdagingen.
                  Dit betekent zeker niet dat zoveel mogelijk geld in de lumpsumbekostiging moet worden
                  gestoken. Doelfinanciering is een mogelijkheid als middelen beoogd zijn voor een specifiek
                  beleidsdoel dat politiek of maatschappelijk noodzakelijk wordt geacht en waar scholen
                  op dit moment geen of te beperkte aandacht voor hebben. Dit laatste geldt bijvoorbeeld
                  voor de middelen die nu met een aanvullende bekostigingsregeling worden verstrekt
                  voor de professionalisering en begeleiding van startende leraren en schoolleiders
                  en thuiszitters. Zo kan met afspraken over de verantwoording voor- én achteraf worden
                  gestuurd op het beleid van scholen op deze onderwerpen. Het kader Doelfinanciering
                  is een eerste aanzet voor richtlijnen wanneer beargumenteerd van het instrument lumpsum
                  kan worden afgeweken.
               
De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de Minister nu met de PO-Raad, VO-raad,
                  AVS29, CNV30, AOB31, FvOv32 en het Lerarencollectief tot afspraken is gekomen over de manier waarop de prestatieboxmiddelen
                  de komende twee jaar ten gunste blijven komen aan de sector, op een manier die recht
                  doet aan de autonomie van schoolbesturen, evenals aan hun verantwoordelijkheid voor
                  de kwaliteit van onderwijs. Ongeveer tweederde deel van de prestatieboxmiddelen wordt
                  in het voortgezet onderwijs toegevoegd aan de lumpsum en het overige deel kunnen besturen
                  in 2021 en 2022 inzetten voor het realiseren van nog niet behaalde doelstellingen
                  uit het sectorakkoord vo. Kan de Minister nader toelichten in hoeverre deze verdeling
                  toereikend is voor het realiseren van de verantwoordelijkheid van schoolbesturen voor
                  de kwaliteit van het onderwijs?
               
Schoolbesturen ontvangen middelen vanuit de lumpsum om in te zetten voor het realiseren
                  van kwaliteit in brede zin. De middelen vanuit de prestatiebox waren oorspronkelijk
                  bedoeld om op de thema’s uit de sectorakkoorden extra kwaliteitsverbetering te realiseren.
                  We zien dat dit op sommige thema’s voldoende is gelukt. De afspraak was dat deze middelen
                  bij afloop van de akkoorden dan aan de lumpsum zouden worden toegevoegd. Aan deze
                  afspraak houd ik mij dus. Op sommige thema’s is echter onvoldoende vooruitgang geboekt
                  en wil ik met behulp van een nieuwe werkwijze hierop alsnog voortgang realiseren.
                  Wanneer zou blijken dat in specifieke omstandigheden deze middelen ontoereikend zijn,
                  hebben de schoolbesturen de ruimte ook middelen uit de lumpsum uit te geven aan deze
                  doelen. Wanneer na twee jaar blijkt dat deze doelen in voldoende mate zijn behaald,
                  zullen de middelen worden toegevoegd aan de lumpsum zodat hier blijvend aan gewerkt
                  kan worden
               
De Minister staat voor ogen dat na deze twee jaar de afspraken door een nieuw kabinet
                  kunnen worden bezien, opnieuw in samenspraak met vertegenwoordigers van leraren, schoolleiders
                  en schoolbestuurders. De leden van de PvdA-fractie signaleren dat te vaak budget dat
                  is bestemd voor onderwijs wordt uitgegeven aan overbodige overhead en dat schoolbesturen
                  te vaak onderwijsgeld oppotten in onnodige reserves. Deelt de Minister de mening dat
                  dit moet stoppen? Welke rol ziet hij hierbij voor de inspectie? Wat betekenen de afspraken
                  die de Minister heeft gemaakt de komende tijd voor de mogelijkheden om binnen het
                  budget voor onderwijs geld bestemd voor onderwijzend personeel, onderwijsachterstanden
                  en zorgleerlingen beter te oormerken, zo vragen de voornoemde leden.
               
Door middel van de signaleringswaarde van de reserves, die door de inspectie is opgesteld,
                     wordt inzichtelijk gemaakt of er sprake is van mogelijk bovenmatige reserve bij besturen.
                     Schoolbesturen met mogelijk bovenmatig eigen vermogen moeten zich hierover verantwoorden.
                     Dat is belangrijk omdat geld zoveel mogelijk terecht moet komen daar waar het voor
                     bedoeld is.
                  
Om handhaving mogelijk te maken op de reserves moet er een juridische basis liggen,
                     dit is eind 2022 klaar zodat er over boekjaar 2023 mogelijk al gehandhaafd kan worden.
                  
De bijgestelde aanwending van de prestatieboxmiddelen is zo ingericht dat over de
                  besteding van de middelen gemeenschappelijke besluitvorming plaatsvind, waardoor deze
                  middelen ook aan doelen worden besteed waarvoor ze zijn bestemd.
               
Het kader doelfinanciering biedt een handvat om middelen voor een specifiek doel in
                  te zetten buiten de lumpsum. Omdat omstandigheden per school verschillen biedt lumpsum
                  financiering uitkomst. De lumpsum biedt de schoolbesturen de mogelijkheid om het geld
                  naar eigen inzicht aan te wenden, zolang er maar sprake is van doelmatige besteding.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier