Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Nieuwenhuijzen, Van Ojik en Bromet over het verzwakken van Europese standaarden voor landbouwgif onder Canadese druk via CETA
Vragen van de leden Van den Nieuwenhuijzen, Van Ojik en Bromet (allen GroenLinks) aan de Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking over het verzwakken van Europese standaarden voor landbouwgif onder Canadese druk via CETA (ingezonden 5 november 2020).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen
10 december 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Hoe Canada de Europese voedselveiligheid verwatert»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herinnert u zich uw uitspraak in de Kamer dat op basis van het vrijhandelsverdrag
tussen de EU en Canada (CETA) niet aan het in de EU geldende voorzorgsprincipe ten
aanzien van landbouwgif zou worden getornd?2
Antwoord 2
Ja, deze uitspraak herinner ik mij. CETA tast het voorzorgsprincipe, dat is verankerd
in EU-recht, niet aan.3
Vraag 3
Klopt het dat de Europese Commissie inmiddels van standpunt is veranderd en voortaan
per geval een risicobeoordeling wil toestaan, waarmee het voorzorgsprincipe de facto
wordt losgelaten? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot uw eerdere afspraken?
Antwoord 3
Nee, het voorzorgsprincipe is niet losgelaten. De betreffende wetgeving (Verordening
(EG) Nr. 396/2005 gelezen in samenhang met verordening (EG) 178/2002) schrijft voor
dat een aanvraag van een importtolerantie behandeld wordt en dat daarbij een risicoanalyse
plaatsvindt. Dit kan ook een aanvraag zijn voor een importtolerantie voor veilige
residuniveaus van een stof die in Europa vanwege de stofeigenschappen niet is toegelaten.
Deze mogelijkheid bestaat al sinds de verordening in 2005 werd afgekondigd. Bij het
vaststellen van maximale residulimieten (waaronder importtoleranties) op grond van
een EFSA-beoordeling, wordt conform artikel 6, lid 3 van Verordening (EG) 178/2002
het voorzorgsprincipe gehanteerd. Voor het vaststellen van MRL’s betekent dat in de
praktijk dat, als de schadelijkheid van bepaalde residuniveaus niet met zekerheid is uit te sluiten, de MRL op het laagste niveau (detectielimiet)
wordt gezet.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de onthulling in een intern memo van EU-ambtenaren dat Nederland
een omslag naar een volledig risico-gebaseerde benadering heeft gesteund? Zo ja, waarom
is de Kamer hier niet over geïnformeerd?
Antwoord 4
Er is geen sprake van een «omslag naar een risicogebaseerde benadering». Deze benadering
is al sinds 2005 onderdeel van de wetgeving voor het vaststellen van maximale residulimieten.
Nederland heeft zich wel verzet tegen het voorstel van de Commissie om aanvragen van
importtoleranties te weigeren. Dit is namelijk strijdig met Verordening 396/2005 (zie
ook het antwoord op vraag 3). Artikel 8, lid 1 van die verordening stelt namelijk,
zonder uitzonderingen, dat de lidstaat die de aanvraag ontvangt, onverwijld een evaluatierapport
moet opstellen. Het handelen in strijd met deze bepaling zou de betreffende lidstaten
(waaronder Nederland) juridische problemen opleveren.
Vraag 5
Erkent u dat het hanteren van een risico-benadering in plaats van vast te houden aan
het voorzorgsprincipe de gezondheid van EU-burgers op het spel zet? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5
Nee, die mening deel ik niet. Veel voedingsmiddelenwetgeving in Europa is risico-gebaseerd.
Het voorzorgsprincipe is daar een onlosmakelijk onderdeel van: als er onzekerheden
in de risicobeoordeling zijn, worden extra veiligheidsmaatregelen genomen. Het verbieden
van stoffen vanwege die onzekerheid is daarbij één van de mogelijke maatregelen, maar
zeker niet de enige. Ook andere voorzorgsmaatregelen zijn mogelijk, zoals het lager
vaststellen van de MRL of het verbieden van bepaalde toepassingen. Waar het nu om
gaat, is dat als het gebruik van stoffen met bepaalde carcinogene, mutagene en reprotoxische
eigenschappen niet is goedgekeurd in de EU, de MRL standaard op detectieniveau (het
laagst meetbare niveau) wordt vastgesteld; ook als residuen daarvan blijkens risicobeoordeling
veilig zijn. Deze beperking geldt nu ook voor geïmporteerde producten, en veel derde
landen (waaronder Canada) maken bezwaar tegen een dergelijk mogelijk verbod.
Vraag 6
Bent u nog steeds van mening dat Canada via de CETA-overlegcommissies geen druk kan
zetten op de EU om standaarden ten aanzien van gezondheid, dierenwelzijn, milieu en
natuur te verlagen? Zo ja, kunt u motiveren waarom?
Antwoord 6
Het staat Canada, net als de Europese Unie, vrij om standpunten naar voren te brengen
tijdens bijeenkomsten van de CETA-Comités. Voorop staat dat het Gemengd Comité van
beheer voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS-Comité) en andere comités
onder CETA, juridisch noch praktisch de mogelijkheid hebben EU-wetgeving te wijzigen.
De discussies die delegaties in het SPS-Comité of andere comités voeren, leiden dan
ook niet tot een verlaging van standaarden. Zoals de Commissie ook heeft bevestigd
in de verklaring die ze bij de vaststelling van het besluit tot ondertekening door
de Raad heeft afgelegd4, laat CETA het vermogen van de Europese Unie en haar lidstaten om hun grondbeginselen
voor regelgevingsactiviteiten toe te passen, intact. Voor de Europese Unie omvatten
die beginselen de beginselen die zijn vastgesteld in de EU-Verdragen, in het bijzonder
het voorzorgsbeginsel zoals bedoeld in artikel 191, en weergegeven in artikel 168,
lid 1, en artikel 169, leden 1, en 2, VWEU. CETA tast EU-standaarden ter bescherming
van de gezondheid van mensen, dieren, planten en het milieu niet aan.
Als de EU de regelgeving al zou willen aanpassen, dan moeten de Raad en het Europees
parlement daarmee instemmen, zoals bij iedere wijziging van de EU-regelgeving. Ook
geldt dat de ambtelijke delegaties van de EU handelen volgens bevoegdheden die hen
zijn gegeven en die gaan over de technische uitvoering in het betrokken comité, zoals
ook blijkt uit de gezamenlijke verslagen van het SPS-Comité. Het kabinet heeft geen
aanwijzing dat dit niet het geval zou zijn.5
Vraag 7
Bent u bereid zich in te spannen om namens Nederland alle mogelijke stappen te zetten
om gedane concessies aan Canada ten aanzien van de verlaging van landbouwgifnormen
terug te draaien? Zo ja, kunt u de Kamer hier periodiek over informeren? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
Zoals eerder uiteengezet zijn er geen concessies aan Canada gedaan. Waar geen concessies
gedaan zijn, kunnen die ook niet teruggedraaid worden. De Kamer wordt periodiek geïnformeerd
over de voortgang in de wetgeving rond gewasbeschermingsmiddelen. Ook als er in de
toekomst belangrijke ontwikkelingen in deze wetgeving zijn, zal de Kamer worden geïnformeerd.
Op dit moment zijn er geen plannen de wetgeving rond maximale residulimieten aan te
passen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.