Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 650 XV Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 11 december 2020
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 4 december 2020 voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid. Bij brief van 10 december 2020 zijn ze door de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Rog
Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp
1
Kan voor de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
een totaaloverzicht worden gegeven van alle omvangrijke verschuivingen naar volgend
jaar, en op welke wijze dit gebeurt? Kan daarbij een onderscheid worden gemaakt tussen
reguliere uitgaven en noodmaatregelen?
Antwoord 1
In de tweede suppletoire begroting van SZW vinden er in totaal vier mutaties plaats
waarmee middelen over de jaargrens worden geschoven. Het gaat in alle gevallen om
mutaties die samenhangen met de noodmaatregelen:
• NOW 3 (€ 1,22 miljard). In de ontwerpbegroting 2021 waren de uitgaven aan NOW 3.1
volledig op 2020 geboekt. Inmiddels is duidelijk dat de NOW 3.1 in 3-maandelijkse
tranches wordt uitbetaald. Dit om misbruik en oneigenlijk gebruik risico’s te adresseren.
Als gevolg hiervan ontvangen werkgevers het grootste deel van het voorschot voor NOW
3.1 in 2021.
• NOW 2 (€ 35 miljoen). Om beter bij het verwachte kasritme van NOW 2 aan te sluiten
is ervoor gekozen een kasschuif te doen.
• NL leert door (€ 1 miljoen). Om beter bij het verwachte kasritme van NL leert door
aan te sluiten is ervoor gekozen een kasschuif te doen.
• Compensatie niet-KOT (€ 8,5 miljoen). De compensatie van de eigen bijdrage voor niet-KOT
gerechtigden zal niet in 2020 plaatsvinden maar in 2021.
Het gaat in alle gevallen om een schuif van 2020 naar 2021. De bijbehorende boekingen
in 2021 zijn verwerkt in de nota van wijziging (NvW) (Kamerstuk 35 570 XV, nr. 9) op de begroting SZW 2021.
2
Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van de maximale algemene heffingskorting
met 1 miljard euro?
Antwoord 2
Volgens de sleuteltabel 2021 van het Ministerie van Financiën1 kan het maximumbedrag van de algemene heffingskorting door een intensivering van
€ 1 miljard met € 110 verhoogd worden. Dit zorgt voor een maximaal inkomenseffect
van +1% voor alleenstaanden in de bijstand. Het inkomenseffect loopt af naar mate
het inkomen hoger wordt. Het inkomenseffect bedraagt +0,6% voor alleenstaanden met
een inkomen op minimumloonniveau. Vanaf een inkomen van 2x modaal is er geen effect
meer omdat de algemene heffingskorting voor hoge inkomens naar 0 wordt afgebouwd.
3
Wat is het koopkrachteffect van een verlaging van het tarief basis schijf inkomstenbelasting
met 1 miljard euro?
Antwoord 3
Volgens de sleuteltabel 2021 van het Ministerie van Financiën2 kan het basistarief in de inkomstenbelasting door een intensivering van € 1 miljard
met 0,3%-punt verlaagd worden.
Het inkomenseffect van deze maatregel bedraagt circa +0,3% voor huishoudens op bijstands-
of minimumloonniveau, oplopend naar +0,5% voor mensen met een inkomen rond 2x modaal,
daarna loopt het inkomenseffect weer af.
4
Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van de maximale arbeidskorting met 1
miljard euro?
Antwoord 4
Volgens de sleuteltabel 2021 van het Ministerie van Financiën3 kan het maximumbedrag van de arbeidskorting door een intensivering van € 1 miljard
met € 240 verhoogd worden.
Het inkomenseffect van deze maatregel bedraagt circa +0,9% voor werkenden met een
modaal inkomen, +0,5% voor werkenden met een inkomen van 2x modaal en loopt af naar
0 voor werkenden met een inkomen boven € 100.000. Uitkeringsgerechtigden, gepensioneerden
en werkenden met een inkomen op minimumloonniveau ondervinden geen inkomenseffect
van deze maatregel.
5
Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van de maximale ouderenkorting met 1
miljard euro?
Antwoord 5
Volgens de sleuteltabel 2021 van het Ministerie van Financiën4 kan het maximumbedrag van de ouderenkorting door een intensivering van € 1 miljard
met € 560 verhoogd worden.
Het inkomenseffect van deze maatregel bedraagt ruim +2% voor gepensioneerden met een
aanvullend pensioen van € 10.000 per jaar, en +1,5% voor gepensioneerden met een aanvullend
pensioen van € 30.000 per jaar. Gepensioneerden zonder aanvullend pensioen ondervinden
geen inkomenseffect van deze maatregel omdat te weinig belasting betalen om een verhoging
van deze heffingskorting te kunnen verzilveren. De ouderenkorting wordt voor de hoogste
inkomens afgebouwd naar 0, zij ondervinden daarom ook geen inkomenseffect van deze
maatregel.
6
Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van de maximale inkomensafhankelijke
combinatiekorting (IACK) met 1 miljard euro?
Antwoord 6
Volgens de sleuteltabel 2021 van het Ministerie van Financiën5 kost het verhogen van het maximumbedrag van de IACK met € 100 € 28 miljoen. Een intensivering
van € 1 miljard is een veelvoud van die verhoging. De sleuteltabel kan alleen gebruikt
worden als indicatie voor maatregelen die een relatief kleine mutatie op een regeling
behelzen, omdat het effect doorgaans niet lineair is voor grotere maatregelen. Er
kan dus alleen een grove inschatting gegeven worden. Het totale budgettair beslag
van de IACK bedraagt circa € 1,7 miljard in 20216 terwijl het maximumbedrag € 2.815 bedraagt. Een tentatieve benadering van een intensivering
van € 1 miljard zou een verhoging met circa € 1.700 betekenen. Bij een gelijkblijvend
opbouwpercentage betekent dit een inkomenseffect van +0,6% voor paren met kinderen
waarbij de minstverdienende partner modaal verdient, het positieve effect loopt op
wanneer het inkomen van de minstverdienende partner hoger is. Een alleenstaande ouder
met een modaal inkomen heeft een inkomenseffect van +1,5%, oplopend naar 3,3% bij
2x modaal.
7
Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van de kinderopvangtoeslag door verhoging
bedrag eerste kindtabel met 1 miljard euro?
Antwoord 7
Het precieze koopkrachteffect van een verhoging van de eerste kindtabel is afhankelijk
van de gekozen vormgeving. Er is hier gekozen voor een gelijke verlaging van de eigen
bijdrage in de eerste kindtabel voor alle inkomensgroepen. Een verlaging van deze
eigen bijdrage met ruim 50% kost € 1 miljard. Er is alleen een koopkrachteffect voor
ouders die gebruik maken van kinderopvangtoeslag. Het koopkrachteffect ligt in doorsnee
tussen 0,4% voor ouders met een laag inkomen tot 1,5% voor ouders met een hoog inkomen.
8
Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van het maximale kindgebonden budget
met 1 miljard euro?
Antwoord 8
Als in het kindgebonden budget de bedragen per kind met ruim 40% verhoogd worden stijgen
de uitgaven met € 1 miljard. De koopkrachteffecten voor ouders met kinderen liggen
in doorsnee tussen 1% in de hoogste inkomensgroep en bijna 3% voor de laagste inkomensgroep.
Voor de ouders met de hoogste inkomens, die geen kindgebonden budget ontvangen, is
er geen effect.
9
Wat is het koopkrachteffect van een verlaging van de nominale zorgpremie met 1 miljard
euro via een verhoging van de overheidsbijdrage?
Antwoord 9
Een verlaging van de nominale zorgpremie met € 1 miljard betekent dat de individuele
zorgpremie in 2021 met bijna € 70 omlaag gaat. Omdat de standaardpremie met hetzelfde
bedrag verlaagd wordt, staat tegenover deze extra overheidsuitgave van € 1 miljard
een verlaging van de zorgtoeslag van € 400 miljoen. Voor de laagste inkomens is er
geen koopkrachteffect: het voordeel van de lagere zorgpremie valt voor hen weg tegen
het nadeel van de lagere zorgtoeslag. Huishoudens zonder zorgtoeslag gaan er in doorsnee
0,2% op vooruit.
10
Wat is het koopkrachteffect van een verlaging van de ODE met 1 miljard euro (1e schijf)?
Antwoord 10
De Opslag Duurzame Energie (ODE) is een belasting op een uitgave en loopt daarom in
de koopkracht mee via de inflatie. Een lagere ODE heeft een drukkend effect op de
inflatie en verhoogd daarmee de koopkracht. Voor het hetzelfde besteedbare inkomen
kan namelijk meer geconsumeerd worden. Een verlaging van de ODE met 1 miljard euro
zal de koopkracht daardoor met circa 0,2 a 0,3 procentpunt verhogen.
11
Hoe kijkt u aan tegen het risico van een faillissementsgolf in 2021 in relatie tot
de steunpakketten, en hierin specifiek de NOW-regeling?
Antwoord 11
Het kabinet beschermt met het steun- en herstelpakket banen en inkomens. Zo kan o.a.
een beroep gedaan worden op de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) en
Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL).
Deze steun kan eraan bijdragen dat eigen faillissementsaanvragen worden uitgesteld.
Uit onderzoek van zowel het Centraal Planbureau7 als De Nederlandsche Bank8 blijkt dat ondanks de sterke recessie een toename van faillissementen op korte termijn
uit is gebleven. Dit komt waarschijnlijk door de uitgebreide steunpakketten en door
vertraagde uitspraken door rechtbanken. Aangezien de NOW de maatregel met het grootste
budgettaire beslag is, ligt het voor de hand dat de NOW hier een aanzienlijke rol
speelt. Het is niet uit te sluiten dat er bedrijven alsnog failliet zullen gaan die
gebruik hebben gemaakt van coronasteunregelingen
12
Kan een overzicht worden gegeven, of een indicatie in algemene zin, in hoeverre er
gebruik is gemaakt van de afzonderlijke coronamaatregelen op het terrein van het ministerie
SZW?
Antwoord 12
TOZO
Vanuit SZW is een monitoring opgezet om een indicatie te geven van het gebruik van
de Tozo. Ruim honderd gemeenten geven periodiek door hoeveel Tozo-aanvragen zij hebben
ontvangen. Met behulp van een gestratificeerde schatting, waarbij rekening wordt gehouden
met de grootte van gemeenten en de daarbij behorende verschillen, kan een inschatting
worden gegeven van het aantal aanvragen in heel Nederland. Hieronder vindt u een uitsplitsing
van het geschatte aantal aanvragen van de Tozo 1, Tozo 2 en Tozo 3. Het gaat daarbij
om aanvragen levensonderhoud of kapitaalverstrekking. Voor Tozo 3 betreft het de in
oktober ingediende aanvragen. Omdat het nog steeds mogelijk is om Tozo 3 aan te vragen
is de verwachting dat het aantal aanvragen voor de Tozo 3 nog zal stijgen. Daarnaast
zullen er ook aanvragen zijn die afgewezen of teruggetrokken worden en dus niet leiden
tot een uitkering of lening.
Schatting Tozo 1 (maart-mei)
Schatting Tozo 2
(juni-augustus)
Schatting Tozo 3
(oktober)
Totaal aantal aanvragen
374.000
119.000
65.000
Aandeel inkomensondersteuning
Ongeveer 90%
Ongeveer 90%
Ruim 90%
NOW
Tot en met 4 december zijn 36.488 aanvragen ingediend en 30.433 behandeld voor de
NOW 3. Hiervan zijn er 28.924 goedgekeurd. Werkgevers kunnen nog tot 13 december een
aanvraag indienen voor het eerste tijdvak van de NOW 3. Het totaal aantal subsidietoekenningen
voor NOW 1 bedraagt 139.548 en voor NOW 2 63.654. Onderstaande tabel bevat een actuele
samenvatting van het beroep op de NOW 1, NOW 2 en de NOW 3:
NOW 1
(maart-mei)
NOW 2
(juni-september)
NOW 3, 1e tijdvak
(oktober-december)
Aanvragen
148.335
65.319
36.488
Toekenningen
139.538
63.654
28.924
Afwijzingen
8.797
1.665
1.509
Werknemers
2.654.0386
1.335.030
510.621
Totaal voorschotten
€ 7.909.442.879
€ 4.286.965.891
471.712
Subsidiebedrag
€ 9.886.803.599
€ 5.358.707.364
€ 1.768.922
Het subsidiebedrag kan bij de afrekening van de definitieve subsidie wijzigen, bijvoorbeeld
als blijkt dat de loonsom bij werkgevers is afgenomen of als de omzetdaling lager
uitvalt dan verwacht.
13
Hoe komt het dat de uitgaven aan de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid
(NOW) dit jaar lager zijn dan eerder verwacht (-/-€ 1.355,3 miljoen)?
Antwoord 13
Bij het opstellen van de ontwerpbegroting was het nog niet bekend dat het aanvraagloket
voor de NOW 3 op 16 november zou starten en het voorschot in drie termijnen zou worden
uitbetaald door UWV.9 Als gevolg hiervan vindt het overgrote deel van de betalingen aan werkgevers voor
de derde tranche NOW niet in 2020, maar in 2021 plaats. Hierdoor verschuiven middelen
van 2020 naar 2021 (€ 1.220 miljoen). In de tussentijd is ook bekend gemaakt dat de
openstelling van het vaststellingsloket voor de NOW 2 verschoven is naar 15 april
2021.10 Omdat, in de raming eerder was aangenomen dat een deel van de afrekeningen in 2020
zou plaatsvinden, verschuiven hierdoor middelen (nabetalingen) van 2020 naar 2021
(€ 35 miljoen). Tot slot waren nog niet alle NOW 2 aanvragen afgehandeld bij het opstellen
van de ontwerpbegroting. Uiteindelijk blijkt dat het totaalbedrag dat aan subsidie
is aangevraagd voor de NOW 2 € 100 miljoen lager is uitgevallen dan werd verwacht.
14
Het budget voor de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten
(TOFA) is opgehoogd omdat er meer realisatie is dan verwacht werd (€ 2,1 miljoen),
hoe komt dit?
Antwoord 14
De stijging van de raming van de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten
(TOFA) ten opzichte van de begroting SZW 2021 wordt verklaard door het aantal toegekende
bezwaren na de periode van de vorige raming (begroting SZW 2021) waarmee in de vorige
raming geen rekening is gehouden.
15
Hoe kijkt u aan tegen de voorspellingen van de OESO die een somberder beeld schetsen,
in het bijzonder voor 2021, en waarin een piek in bedrijfsfaillissementen wordt verwacht?
Kunt u hierin een koppeling geven met het aantal WW- en bijstand aanvragen?
Antwoord 15
In crisisperiodes zijn economische ramingen met onzekerheid omgeven. Door de afwijkende
aard van de coronacrisis in vergelijking met voorgaande crises is deze onzekerheid
nog groter. Zowel het CPB als de OESO waarschuwen expliciet voor de onzekerheid die
de ramingen omgeeft, met neerwaartse, maar ook opwaartse risico’s. Het CPB vangt een
deel van deze onzekerheid op door naast een basisscenario ook een scenario door te
rekenen waar de impact van corona een sterkere negatieve invloed heeft op het herstel.
De basisraming in de recent uitgebrachte novemberraming van het CPB is positiever
dan het tweedegolfscenario in de Macro-economische verkenning die in september werd
uitgebracht. De OESO-raming is negatiever over de ontwikkeling van de Nederlandse
economie in 2021 dan de basisraming van het CPB in november, maar positiever dan het
«start-en-stop»-scenario dat het CPB naast de basisraming presenteerde. Dergelijke
verschillen horen bij een economisch herstel dat sterk afhangt van een onvoorspelbare
exogene factor, in dit geval de mate waarin het virus onder controle geraakt en blijft.
In de beantwoording van vraag 11 is aangegeven dat een toename van faillissementen
waarschijnlijk op de korte termijn is uitgebleven door de uitgebreide steunpakketten.
Het is niet uit te sluiten dat er bedrijven alsnog failliet zullen gaan die gebruik
hebben gemaakt van coronasteunregelingen.
De ramingen van SZW voor de WW en de bijstand zijn gekoppeld aan de raming van de
werkloze beroepsbevolking van het CPB (WBB). De WBB omvat ook de verwachte ontwikkeling
in het aantal faillissementen en ontslagen. De novemberraming van het CPB stelt dat
de gemiddelde WBB in 2021 gaat stijgen naar 565 duizend ten opzichte van 380 duizend
in 2020. Dat betekent een hogere instroom in de WW en de bijstand.
16
Waarom zijn de realisatiecijfers zodanig veel lager waardoor op artikel 1 Arbeidsmarkt
de NOW 2 neerwaarts wordt bijgesteld met € 100 miljoen?
Antwoord 16
Bij het opstellen van de ontwerpbegroting waren nog niet alle aanvragen door het UWV
afgedaan. Uiteindelijk blijkt dat het totale bedrag dat voor NOW-2 is aangevraagd
is uitgekomen op circa 5,4 miljard bedroeg. Dat is 100 miljoen lager, dan waarmee
in de ontwerpbegroting is gerekend.
17
Wat is de oorzaak van de onderuitputting van € 2,1 miljoen op het onderdeel subsidies
op artikel 1 Arbeidsmarkt, zoals duurzame inzetbaarheid en de SLIM-regeling voor Leven
Lang Ontwikkelen (LLO)? Hoe is te verklaren dat er minder gebruik gemaakt wordt van
deze regelingen dan bij het opstellen van de begroting was verwacht? Wat onderneemt
u om meer aandacht te vestigen op (het bestaan van) deze regelingen?
Antwoord 17
Er was geen sprake van minder animo voor de regelingen. De oorzaak van de 2,1 miljoen
euro onderuitputting is tweeledig: voor de SLIM-regeling heeft dit te maken met de
systematiek van de regeling en niet met de mate van bekendheid van de regeling (alle
drie de aanvraagtijdvakken van SLIM zijn immers overvraagd). In de SLIM-regeling is
vastgelegd dat aanvragers subsidie krijgen na indiening van een vaststellingsverzoek
bij SZW na afloop van het initiatief. Aangezien dit het eerste jaar is dat de SLIM-regeling
loopt, is vooraf een inschatting gemaakt van het aantal aanvragen dat dit jaar een
vaststellingsverzoek zouden indienen en waar SZW ook daadwerkelijk zou overgaan tot
betaling. Minder aanvragers dan verwacht hebben een subsidievaststellingsverzoek ingediend.
Dit heeft te maken met de looptijd van de initiatieven, deze is vaak ongeveer een
jaar of langer waardoor er minder vaststellingsverzoeken dit jaar zijn ingediend.
Daarnaast wordt het Meerjarig Investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid & Leven
Lang Ontwikkelen (MIP, zie de kamerbrief Routekaart LLO) hier aangeduid als Subsidieregeling
Duurzame Inzetbaarheid. Deze subsidieregeling is echter maar een deel van de invulling
van het MIP. Deze regeling zal in het derde kwartaal 2021 open worden gesteld. Een
klein deel van het budget voor het MIP voor 2020 is beschikbaar gesteld als subsidie
voor het SPDI (Sociale Partners samen voor Duurzame Inzetbaarheid). De onderuitputting
op deze post komt hoofdzakelijk doordat de verstrekking van deze subsidie vertraging
heeft opgelopen.
18
Op basis van de realisatiegegevens over 2020 wordt er een onderuitputting van -/-
€ 2,1 miljoen verwacht op subsidies. Dit gaat met name om de subsidies duurzame inzetbaarheid
en de stimuleringsregeling LLO in het MKB (SLIM). Waardoor komt deze onderuitputting?
Antwoord 18
Zie het antwoord op vraag 17.
19
De raming van NOW 2 is voor 2020 op basis van de realisatiecijfers met -/- € 100 miljoen
neerwaarts bijgesteld. Hoeveel bedrijven hebben geen gebruik kunnen maken van de NOW,
bijvoorbeeld vanwege dat zij geen referentieperiode hebben die voldoen aan de voorwaarden
van de NOW? Hoe groot is het bedrag dat in totaal afgewezen is, vanwege het niet voldoen
aan de voorwaarden?
Antwoord 19
Het is niet bekend hoeveel bedrijven geen gebruik hebben kunnen maken van de NOW,
omdat ze niet voldoen aan de voorwaarden van de NOW. In de NOW 2 zijn 1665 aanvragen
afgewezen. Het is onbekend hoe hoog het bedrag is dat werkgevers hebben aangevraagd.
20
Hoeveel werkgevers worden naar verwachting gecompenseerd voor de transitievergoeding
bij ontslag na 2 jaar ziekte en voor welk bedrag is dit gemiddeld?
Antwoord 20
Verwacht wordt dat er ongeveer 56 duizend aanvragen te compenseren zijn voor de betaalde
transitievergoeding bij ontslag na 2 jaar ziekte11. Een werkgever kan meerdere aanvragen doen – een voor elke keer dat er een compenseerbare
transitievergoeding is uitbetaald. Het gemiddelde bedrag per toegewezen compensatie
is, op basis van huidige toekenningen, € 20.505. Dit zijn de «oude» gevallen, waarin
het moment van twee jaar ziekte voor 1-4-2020 lag.
Voor de «nieuwe» gevallen, waarin het moment van twee jaar ziekte na 1-4-2020 lag,
wordt verwacht dat er dit jaar ongeveer 9 duizend werkgevers te compenseren zijn voor
de betaalde transitievergoeding. Dit tegen een gemiddelde prijs van € 15.409.
21
Waardoor wordt de neerwaartse bijstelling van € 260.000 veroorzaakt bij de post Armoede
en schulden (Artikel 2 onderdeel Subsidies / regelingen)?
Antwoord 21
De neerwaartse bijstelling op het subsidiebudget armoedeschulden op artikel 2 houdt
verband met verleende uitstellen voor het aanleveren van einddeclaraties en met gehonoreerde
verzoeken tot aanpassing van de projectperiodes door vertragingen die zijn ontstaan
als gevolg van COVID-19, waardoor kasuitgaven doorschuiven van 2020 naar 2021.
22
Wat is de oorzaak van de daling van het verwachte aantal uitkeringen Aanvullende Inkomensvoorziening
Ouderen (AIO) en de bijstelling van € 3,1 miljoen naar beneden (van artikel 2 Bijstand,
Participatiewet en Toeslagenwet)?
Antwoord 22
Zie antwoord bij vraag 29
23
Wat gebeurt er met het geld dat vrijkomt door de onderuitputting van de subsidieregeling
Dienstverlening Werkzoekenden en projecten Samenwerking en Regie Arbeidsmarkt (DWSRA)
(€ 1,8 miljoen)? Komen deze middelen op een andere manier terecht bij de doelgroep?
Antwoord 23
Met de afwikkeling van de laatste verleende subsidies van de regeling DWSRA zijn de
resterende op de begroting gereserveerde middelen niet meer nodig voor de DWSRA. Deze
vallen vrij aan de algemene middelen.
24
Hoe lang ontvangen mensen gemiddeld een bijstandsuitkering?
Antwoord 24
Hoe lang mensen gemiddeld een bijstandsuitkering ontvangen is niet exact bekend. Onderstaande
tabel geeft de duur van eind juni 2020 lopende uitkeringen weer.
Verblijfsduur
Aantal huishoudens
Aandeel bijstandsvolume
minder dan 1 jaar
72.245
20%
1 tot 2 jaar
41.520
11%
2 tot 3 jaar
33.185
9%
3 tot 4 jaar
30.705
8%
4 tot 5 jaar
26.300
7%
5 tot 6 jaar
22.825
6%
6 tot 7 jaar
20.200
6%
7 tot 8 jaar
17.210
5%
8 tot 9 jaar
17.790
5%
9 jaar of meer
84.380
23%
366.360
Bewerking SZW op basis van CBS-gegevens (juni 2020)
25
Wat is het gemiddelde huishoudinkomen van mensen die een bijstandsuitkering ontvangen?
Antwoord 25
De meest recente CBS-cijfers zijn cijfers over 2018. Het gemiddelde besteedbare huishoudinkomen
van huishoudens waarvoor een bijstandsuitkering de voornaamste bron van inkomen vormt
was in 2018 € 17.200. Het besteedbaar inkomen bestaat uit het bruto inkomen verminderd
met betaalde inkomensoverdrachten, premies inkomensverzekeringen, premies ziektekostenverzekeringen
en belastingen op inkomen en vermogen.
Bron CBS, Statline, Tabel Inkomen van huishoudens; inkomensklassen, huishoudkenmerken,
geraadpleegd 8-12-2020
26
Waarom is het aantal verwachte uitkeringen Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen
(AIO) gedaald, zodat de raming voor uitgaven met € 3,1 miljoen naar beneden wordt
bijgesteld? Wordt nu al geprobeerd rechthebbenden op een AIO-uitkering actief te benaderen
over het recht op uitkering? Zo nee, wanneer gaat dit naar verwachting gebeuren?
Antwoord 26
Zie antwoord bij vraag 29
27
Wat is de reden dat het verwachte aantal AIO uitkeringen naar beneden is bijgesteld?
Antwoord 27
Zie antwoord bij vraag 29
28
Wat is de reden van de daling van het verwachte aantal uitkeringen Aanvullende Inkomensvoorziening
Ouderen (AIO)
Antwoord 28
Zie antwoord bij vraag 29
29
Welke maatregelen gaan er genomen worden om er voor te zorgen dat er meer gebruik
wordt gemaakt van de AIO?
Antwoord 29
De uitkeringslasten aan de AIO stijgen elk jaar, doordat de doelgroep van de aanvullende
Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) elk jaar groter wordt. Voor 2020 wordt de stijging
van de uitkeringslasten op basis van uitvoeringsinformatie van de SVB lager verondersteld
dan eerder verwacht. Zowel de instroom als de uitstroom lijken in 2020 lager uit te
vallen dan verwacht, per saldo (de daling in de verwachte instroom is groter dan de
daling in de uitstroom) leidt dit tot een beperkte daling van het verwachte aantal
uitkeringen in 2020 ten opzichte van de vorige raming.
Het niet-gebruik van de AIO wordt langs drie sporen actief aangepakt. Met onderzoek
wordt getracht meer inzicht te krijgen in de achtergronden van het niet-gebruik waar
in beleid en uitvoering rekening mee kan worden gehouden. In de communicatie en in
de aanvraagprocedure worden burgers nadrukkelijker gewezen op de AIO. En er wordt
gewerkt aan toepassingen om met inzet van gegevensuitwisseling potentieel rechthebbenden
gericht te wijzen op de mogelijkheid om AIO aan te vragen. Bij dit laatste gaat het
om complexe materie waar speciale technische voorzieningen en nadere regelgeving voor
nodig zijn. Daar wordt nu aan gewerkt en naar verwachting kunnen in 2021 de eerste
pilots hierover in praktijk worden gebracht. De Kamer is en wordt hierover via de
rapportages over de Stand van de uitvoering nader geïnformeerd. Daarnaast is in het
nota-overleg over AOW-onderwerpen op 15 november aan de Kamer toegezegd om begin 2021
een bouwstenennotitie aan de Kamer te sturen met mogelijke opties voor verdere aanpassingen
van de AIO ter verhoging van het bereik ervan.
30
Wat is het verwachte niet-gebruik van de AIO en hoe verhoudt dit zich tot het niet-gebruik
in eerdere jaren?
Antwoord 30
De Algemene Rekenkamer komt in haar onderzoek12 naar het niet-gebruik van de AIO in het uitvoeringsjaar 2017 op een niet-gebruik
tussen de 48% en 56%. Op dit moment voert het CBS in samenwerking met de SVB en het
Ministerie van SZW een onderzoek uit naar de achtergronden en de ontwikkeling van
dit niet-gebruik over de jaren 2017 en 2018. De verwachting is dat dit onderzoek voor
het kerstreces is afgerond. In de volgende Stand van de uitvoering wordt u hierover
nader geïnformeerd.
31
Hoeveel personen ontvangen een WGA-uitkering en hoeveel procent hiervan ontvangt de
basisuitkering?
Antwoord 31
De term basisuitkering komt niet voor in de WGA. Over de eerste 8 maanden van 2020
hebben 143.103 personen een uitkering voor volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt
zijn (WGA 80–100) ontvangen. Daarnaast hebben 64.325 personen een uitkering voor gedeeltelijke
arbeidsongeschiktheid ontvangen (WGA 35–80).
32
Hoeveel personen ontvangen een IVA-uitkering en hoeveel procent hiervan ontvangt de
basisuitkering?
Antwoord 32
De term basisuitkering komt niet voor in de IVA. Over de eerste 8 maanden van 2020
hebben 134.050 personen een IVA-uitkering ontvangen.
33
Wat is de reden dat het aantal mensen dat niet of bijna niet meer kan werken lager
is dan verwacht en dat ze gemiddeld ook een lagere uitkering krijgen?
Antwoord 33
Op basis van de realisatiecijfers van UWV is de raming van het aantal personen dat
de IVA instroomt en de hoogte van de gemiddelde jaaruitkering in 2020 neerwaarts bijgesteld.
De redenen waarom minder personen een beroep doen op de uitkering en dat personen
gemiddeld een lagere uitkering krijgen zijn niet bekend. De raming van het beroep
op arbeidsongeschiktheidsregelingen is inherent onzeker, waardoor verschillen kunnen
optreden met de realisatiecijfers.
34
Wat wordt bedoeld met de zinsnede dat de raming voor de WW-uitkeringslasten is gemaakt
voordat het kabinet een nieuwe gedeeltelijke lockdown afkondigde? Is de verwachting
nu dat de uitkeringslasten opwaarts worden bijgesteld in het jaarverslag over 2020?
Antwoord 34
Zie antwoord bij vraag 36
35
Wat is momenteel de huidige prognose voor het aantal WW-uitkeringen en het gemiddelde
bedrag van deze uitkeringen eind 2020?
Antwoord 35
Zie antwoord bij vraag 36
36
Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV wordt de raming van
de WW-uitkeringen neerwaarts bijgesteld. Het verwachte aantal uitkeringen ligt momenteel
lager dan eerder geraamd. Ook de verwachte gemiddelde uitkeringshoogte is naar beneden
bijgesteld. Verder voorzien we minder faillissementen – en daarmee samenhangende faillissementsuitkeringen
– dan bij de Miljoenennota werd geraamd. Deze raming is gemaakt voordat het kabinet
een nieuwe gedeeltelijke lockdown afkondigde (–/– € 197,0 miljoen). Kan hierover een
actuele stand van zaken en raming worden gegeven?
Antwoord 36
De WW-raming voor de najaarsnota hebben we zoals gebruikelijk gebaseerd op de bijstellingennota
van UWV (publicatie begin oktober). Het kabinet besloot medio oktober tot een gedeeltelijke
lockdown. De raming van de WW-uitgaven is sinds de najaarsnota nog niet herzien. In
de januarinota van het UWV (publicatie eind januari) verschijnt nieuwe uitvoeringsinformatie
over de WW, met onder andere het totaal aantal WW-uitkeringen in 2020. Deze cijfers
zullen vervolgens landen in het jaarverslag SZW.
37
In hoeverre heeft het lagere aantal WW-uitkeringen dan geraamde (-/- € 197,0 miljoen)
te maken met het overeind houden van bedrijven die in normale tijden (zonder corona
en zonder steunmaatregelen) ontslagen hadden moeten doorvoeren?
Antwoord 37
De WW-cijfers maken geen onderscheid tussen «reguliere» WW-uitkeringen en WW-uitkeringen
die voortkomen uit de coronacrisis en/of de overheidsmaatregelen hieromtrent. Ook
de WW-raming – en de bijstelling van die raming – gaat over het totaal aantal WW-uitkeringen.
Mede door de Coronacrisis is het aantal werklozen in 2020 gestegen. Met de kennis
van nu is niet te zeggen hoeveel WW-uitkeringen er in andere tijden zouden zijn geweest.
Maar gezien het historisch lage aantal faillissementen in 2020 tot nu toe (Bron: CBS,
zie ook vraag 11), is het aannemelijk dat sommige werknemers bij bedrijven met coronasteun
in andere tijden hun baan waren verloren.
38
In hoeverre is het aantal van 100 gezinnen dat een nabetaling KOT heeft ontvangen
meer of minder dan het aantal dat dit had moeten of kunnen ontvangen in 2020?
Antwoord 38
Het aantal van 100 gezinnen betreft een inschatting van het aantal gezinnen dat in
2020 in het kader van de hersteloperatie een nabetaling kinderopvangtoeslag ontvangt.
Deze betalingen zijn onderdeel van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag. Voor zover
het herzien van kinderopvangtoeslag betreft tot binnen de periode tot 5 jaar terug,
verlopen deze uitgaven via de begroting van SZW. Zoals toegelicht bij de 2e suppletoire begroting van het Ministerie van Financiën, is het ritme van de betalingen
aangepast, in verband met de grote complexiteit van de kinderopvangtoeslagendossiers
en daarbij het maken van wet- en regelgeving en het inrichten van de herstelorganisatie.
In totaal wordt naar verwachting in 2020 € 18 mln uitgekeerd aan ouders binnen de
hersteloperatie. Hiervan betreft naar verwachting € 1 mln nabetaling kinderopvangtoeslag;
€ 17 mln betreft compensatie met betrekking tot Combiteam Aanpak Facilitators (CAF)-gerelateerde
dossiers en de meest schrijnende gevallen, die via de begroting van Financiën wordt
verantwoord.
39
Hoeveel gezinnen hebben als gevolg van de vertraging bij de totstandkoming van de
tegemoetkomingsregeling eigen bijdrage in 2020 geen tegemoetkoming ontvangen?
Antwoord 39
De tegemoetkoming van de eigen bijdrage voor ouders die geen kinderopvangtoeslag ontvangen
en niet onder de gemeentelijke doelgroep zal betrekking hebben op naar verwachting
circa 4.800 gezinnen met circa 8.000 kinderen. Voor deze doelgroep is het nodig om
een nieuwe regeling te maken. De totstandkoming van deze regeling en het in gereedheid
brengen van de uitvoering neemt meer tijd in beslag dan verwacht. Hierbij speelt mee
dat het gaat om een doelgroep waarover geen gegevens bekend zijn, waardoor de tegemoetkoming
op aanvraag zal zijn. De middelen voor de tegemoetkoming zijn in de 2e suppletoire begroting SZW als kasschuif doorgeschoven van 2020 naar 2021.
40
In welke mate heeft de oversterfte waardoor de AOW uitgaven lager uitvallen effect
op de gemiddelde levensverwachting?
Antwoord 40
Een hogere sterfte in 2020 dan verwacht leidt tot een lagere periodelevensverwachting
op 65-jarige leeftijd in 2020. Dit jaar zijn er tot eind november in Nederland circa
10.800 mensen meer overleden dan verwacht13.
De gevolgen voor de periodelevensverwachting in 2020 hangen af van de ontwikkelingen
gedurende de rest van dit jaar. CBS heeft verschillende scenario’s in kaart gebracht
voor de gevolgen van corona op de (periode)levensverwachting in 202014. In onderstaande tabel staan de gevolgen voor de levensverwachting weergegeven voor
zowel mannen en vrouwen bij verschillende scenario’s. De oversterfte van 10.800 komt
het dichtst in de buurt van scenario «hoger», waarbij de levensverwachting 0,67 jaar
lager uitvalt voor mannen, en 0,52 jaar voor vrouwen.
Sterfte (x 1.000)
Levensverwachting op 65-jarige leeftijd (jaren)
mannen
vrouwen
2017
150
18,58
21,06
2018
153
18,61
21,05
2019
152
18,84
21,24
Kernprognose 2020
153
19,00
21,37
Effect corona in 2020: Compensatie
156
18,83
21,24
Effect corona in 2020: Normaal
161
18,55
21,02
Effect corona in 2020: Hoger
165
18,33
20,85
Effect corona in 2020: Ernstig
168
18,18
20,73
Effect corona in 2020: Extreem
178
17,69
20,33
Op dit moment is de verwachting van het CBS dat corona, hoewel het een grote impact
heeft op de sterfte op de korte termijn, op de langere termijn de stijgende lijn in
de levensverwachting niet nadelig zal beïnvloeden. De ontwikkeling van de levensverwachting
volgt op de lange termijn een opwaartse trend. Zoals het CBS in de publicatie aangeeft
is het de verwachting dat de levensverwachting na corona weer terug zal gaan naar
deze langjarige trend, net zoals na de Spaanse griep en na de Tweede Wereldoorlog
het geval was.
41
Wat is het gemiddelde inkomen van een gepensioneerde in Nederland?
Antwoord 41
De meest recente CBS-cijfers zijn cijfers over 2018. Het gemiddelde besteedbare huishoudinkomen
van huishoudens waarin de hoofdkostwinner 65 jaar of ouder is was in 2018 € 33.300.
Het besteedbaar inkomen bestaat uit het bruto inkomen verminderd met betaalde inkomensoverdrachten,
premies inkomensverzekeringen, premies ziektekostenverzekeringen en belastingen op
inkomen en vermogen.
Bron CBS, Statline, Tabel Inkomen van huishoudens; inkomensklassen, huishoudkenmerken,
geraadpleegd 8-12-2020
42
Hoeveel procent van het pensioeninkomen bestaat gemiddeld uit de AOW?
Antwoord 42
Juli 2019 heeft het CBS een achtergrondartikel over de welvaartspositie van gepensioneerden
gepubliceerd. Daaruit blijkt dat in 2017 ruim 2,1 miljoen huishoudens AOW ontvingen.
Van deze AOW-huishoudens ontvingen er ruim 1,9 miljoen ook aanvullend pensioen, zoals
ouderdoms- of partnerpensioen. De AOW-uitkering bedroeg gemiddeld 35 procent van het
bruto inkomen, ongeveer net zo veel als het aanvullend pensioen (36 procent). Andere
inkomensbronnen zijn inkomen van vermogen en inkomen als werknemer of zelfstandige.
43
Kan worden toegelicht hoeveel minder beroep er is gedaan op de DUO-leningen? Wat is
daar de concrete specifieke corona gerelateerde oorzaak van?
Antwoord 43
Welk bedrag er gemoeid is met het mindere gebruik van de leningen door de coronamaatregelen
valt niet precies aan te geven. Op basis van een indicatieve inschatting wordt er
vanuit gegaan dat er circa een kwart á een derde minder gebruik is gemaakt van de
leningen. Dat komt doordat veel activiteiten (cursussen inburgering en examens inburgering)
hebben stilgelegen tussen half maart en half juni en doordat na half juni er nog beperkende
Corona maatregelen golden die geleid hebben tot het volgen van minder cursusuren en
daarmee tot minder gebruik van DUO -leningen.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier