Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over regeldruk
29 515 Aanpak regeldruk en administratieve lasten
33 009 Innovatiebeleid
32 637 Bedrijfslevenbeleid
Nr. 451 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 december 2020
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de kabinetsreactie
op ATR-advies «minder regeldruk door opkomst klus- en deeleconomie» (Kamerstuk 33 009, nr. 69), de voortgangsrapportage «Merkbaar betere regelgeving en dienstverlening voor bedrijven
2018–2021» (Kamerstuk 29 515, nr. 437), de jaarrapportage 2018 Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) (Kamerstuk 29 515, nr. 439), de voortgangsrapportage 2019 van het onafhankelijke Adviescollege Toetsing Regeldruk
(Kamerstuk 29 515, nr. 440), de openbaarmaking van het rapport «Ervaren regeldruk bij mkb-ondernemers. Een onderzoek
naar ervaren knelpunten en mogelijkheden tot vermindering van regeldruk» (Kamerstuk
32 637, nr. 390), het werkprogramma 2020 van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) (Kamerstuk
29 515, nr. 442), de appreciatie rapporten maatwerkaanpak metaal en klantreis internationaal zakendoen
buiten de Europese Unie (Kamerstuk 29 515, nr. 443), de reactie op onderzoek van Hogeschool Saxion naar de ervaren regeldruk bij mkb-ondernemers
(Kamerstuk 32 637, nr. 412), de voortgangsrapportage «Merkbaar betere regelgeving en dienstverlening voor bedrijven
2018–2012» (Kamerstuk 29 515, nr. 446), het jaarverslag Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) 2019 (Kamerstuk 29 515, nr. 448), het werkprogramma 2021 en Voortgangsrapportage Adviescollege Toetsing Regeldruk
(Kamerstuk 29 515, nr. 449) en de onderzoeken die voortvloeien uit de motie van het lid Wörsdörfer over de administratieve
verplichtingen in kaart brengen en de motie van het lid Aartsen een onderzoek naar
differentiatie in regelgeving voor mkb'ers (Kamerstuk 32 637, nr. 436).
De vragen en opmerkingen zijn op 19 november 2020 aan de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 10 december 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van de geagendeerde stukken nog
een aantal vragen en opmerkingen.
1
De leden van de VVD-fractie merken op dat de regeldruk voor ondernemers deze kabinetsperiode
stijgt met ongeveer 2,5 miljard euro, zo blijkt uit onderzoek van MKB-Nederland. Tijdens
de begrotingsbehandeling Economische Zaken en Klimaat is de motie van het lid Wiersma
c.s. (Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 20) over het onderzoek doen naar de voor- en nadelen van een «One In, One Out»-beleid
aangenomen. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris dit onderzoek gaat laten uitvoeren.
Gaat zij hier de belangenorganisaties actief bij betrekken?
Antwoord
De one in, one out systematiek is feitelijk een variant op de kwantitatieve doelstellingen
die in het verleden door verschillende kabinetten zijn toegepast. Deze systematiek
betekent namelijk dat voor iedere stijging van de regeldrukkosten een evenredige reductie
moet worden gevonden. Op basis van de ervaringen die in het verleden zijn opgedaan
met het toepassen van een kwantitatieve doelstelling zal ik de voor- en nadelen op
een rij zetten. Daarnaast zal ik een onderzoek laten uitvoeren naar de ervaringen
van enkele Europese lidstaten waar deze specifieke systematiek momenteel wordt toegepast
of inmiddels al is afgeschaft.
Dit zal resulteren in een beschrijving van de noodzakelijke organisatorische interdepartementale
processen en de bijbehorende politieke afspraken en gevolgen. Op basis hiervan zullen
keuzes moeten worden gemaakt waarbij ook de zienswijze van belangenorganisaties relevant
is.
2
De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat uit het onderzoek van Panteia naar
differentiatie regelgeving voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) blijkt dat van de
tien meest belastende wetten voor kleine ondernemers, maar liefst acht ervan betrekking
hebben op het werkgeverschap. Ook is er in 2018 al onderzoek gedaan naar ervaren regeldruk
onder werkgevers. Welke verbetervoorstellen zijn uit dit onderzoek uit 2018 voortgekomen?
Antwoord
In opdracht van het Ministerie SZW is in 2018 het onderzoek naar ervaren regeldruk
onder werkgevers uitgevoerd. Vooralsnog heeft het onderzoek de volgende verbeterpunten
opgeleverd (Kamerstuk 29 515, nr. 446):
• Het kabinet heeft in december 2018 afspraken gemaakt met werkgevers over een pakket
om de verplichtingen rond loondoorbetaling bij ziekte makkelijker, duidelijker en
goedkoper te maken,
• Naar aanleiding van de hiervoor genoemde afspraken is een meerjarig communicatietraject
gestart waardoor alle betrokken partijen weten waar ze aan toe zijn bij de re-integratie
van zieke werknemers.
• Begin 2021 start een programma om in samenspraak met betrokken stakeholders de uitvoering
van experimenten rond re-integratie tweede spoor te faciliteren.
3
Is de nieuwe meting om te kijken of er sprake is van «merkbare verbetering» van de
ervaren regeldruk al afgerond? Zo ja, wanneer kunnen de resultaten hiervan verwacht
worden?
Antwoord
De meting waaraan wordt gerefereerd heeft een andere insteek. In de voortgangsrapportage
van juni van dit jaar (Kamerstuk 29 515, nr. 437) heb ik aangekondigd een scan te laten uitvoeren naar merkbare regeldruk bij ondernemers.
Doel van de scan is in kaart te brengen op welke terreinen ondernemers regeldruk ervaren,
maar vooral ook wat de onderliggende oorzaken zijn. Er wordt niet gemeten of de ervaren
regeldruk bij ondernemers is verbeterd. De uitkomsten van deze jaarlijkse scan, die
dus meer het karakter heeft van een peiling, wil ik gebruiken om waar nodig in te
kunnen spelen op nieuwe knelpunten en de departementale actieprogramma’s hier eventueel
verder op aan te vullen. Wegens de coronacrisis is er dit jaar voor gekozen om ondernemers
niet apart te bevragen maar voor de scan gebruik te maken van de uitkomsten van het
Panteia onderzoek naar differentiatie in regelgeving voor het mkb (Kamerstuk 32 637, nr. 390). Momenteel worden de klachten, die in het kader van de regeldrukscan op de verschillende
wetgevingsterreinen zijn verzameld, nader geanalyseerd. Daarna zal het gesprek met
de verantwoordelijke departementen worden aangegaan om te kijken op welke wijze de
klachten kunnen worden opgepakt. De Kamer zal hierover nader worden geïnformeerd.
4
Deze leden lezen dat in het onderzoek van Panteia «Differentiatie regelgeving mkb»
goede voorstellen worden gedaan om de regeldruk voor de top vijf meest belastende
regelgeving voor kleine ondernemers te verlagen. Kan de Staatssecretaris aangeven
welke voorstellen hiervan zijn overgenomen? Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Antwoord
Door Panteia is bij de uitvoering van het onderzoek eerst gekeken naar de meest belastende
generieke wetgeving en vervolgens naar de kansrijke mogelijkheden voor differentiatie.
Daarbij zijn ook mogelijke oplossingen gepresenteerd om de belasting te verminderen.
De conclusie van het Panteia onderzoek is echter dat de gepresenteerde oplossingen
weinig nieuwe en bruikbare aanknopingspunten voor differentiatie in de regelgeving
zelf opleveren. Vooralsnog worden de meest kansrijke opties gezien op het vlak van
communicatie en toezicht. Hierover is overleg gestart met de departementen waaronder
de betreffende wetten ressorteren. Op dit moment kan ik nog niet aangeven welke opties
op korte termijn kunnen worden gerealiseerd. Over de resultaten zal uw Kamer te zijner
tijd worden geïnformeerd.
5
De leden van de VVD-fractie lezen ten slotte in het rapport dat er generieke instrumenten
zijn ingezet, zoals de «life-events-aanpak, de maatwerkaanpak en de Strategische commissie
betere regelgeving bedrijven, om samen met ondernemers specifieke knelpunten binnen
bepaalde bedrijfssectoren en rondom specifieke levensgebeurtenissen in kaart te brengen
en aan te pakken. Deze aanpak heeft ertoe geleid dat er inmiddels rond de 50 maatregelen
en concrete knelpunten daadwerkelijk zijn afgerond of opgelost. Kan de Staatssecretaris
deze 50 concrete knelpunten die zijn opgelost met de maatwerkaanpak, de life-event-aanpak
en adviezen van de Strategische commissie betere regelgeving bedrijven aan de Kamer
doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
In de verschillende voortgangsrapportages van het programma Betere Regelgeving en
Dienstverlening voor Bedrijven die ik u tot nu toe heb gestuurd wordt de Kamer geïnformeerd
over de voornaamste resultaten van de verschillende departementale actieprogramma's
die gericht zijn op het merkbaar aanpakken van regeldruk voor ondernemers. Deze departementale
actieprogramma's zijn als bijlage aan de voortgangsrapportage toegevoegd. Daarin worden
alle maatregelen, inclusief de stand van zaken en behaalde resultaten toegelicht.
Daarnaast is in de rapportages melding gemaakt van de knelpunten en oplossingsrichtingen
uit de maatwerkaanpak en de life-eventaanpak. Graag verwijs ik u naar deze voortgangsrapportages1.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Deze
leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
6
De leden van de CDA-fractie lezen dat het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) adviseert
om te onderzoeken hoe de regeldruk in de traditionele economie kan verminderen door
toepassing van innovatieve toezichtarrangementen. De Staatssecretaris zou hier met
het samenwerkingsverband van rijksinspecties naar kijken. Waar heeft dit toe geleid?
Daarnaast adviseert het ATR om de regels in beeld te brengen die kunnen worden omgevormd
naar regels die minder gevoelig zijn voor het type verdienmodel. Welke stappen zijn
gezet richting regelgeving die onafhankelijker is van het verdienmodel?
Antwoord
Ik heb naar aanleiding van de vraag naar innovatieve toezichtarrangementen, waarin
de kwaliteitsborging plaatsvindt door het delen van informatie tussen aanbieders,
tussenpartijen, afnemers en toezichthouders, overleg gevoerd met de Inspectieraad
(het samenwerkingsverband van rijksinspecties). De inspecties hebben gekeken naar
het delen van indicatoren die belangrijk zijn voor het toezicht op een eerlijke en
veilige handel in die markt. Het gaat dan specifiek om delen van informatie tussen
aanbieders, tussenpartijen, afnemers en toezichthouders. Waardering van prestaties,
producten en diensten via platforms is vaak nog niet transparant en daarachter werkende
algoritmen kunnen willekeur in de hand werken. De voorlopige conclusie is dat private
initiatieven voor kwaliteitsborging in een markt nog niet zonder meer gelijk zijn
met het publieke toezicht op de eerlijke en veilige handel in die markt. Derhalve
kunnen deze nog niet als innovatieve toezichtarrangementen worden ingezet die leiden
tot minder regeldruk.
7
De leden van de CDA-fractie merken op dat het ATR stelt dat de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (AVG) in de praktijk meer belastend is voor burgers en bedrijven
in de traditionele economie dan in de klus- en deeleconomie. De Staatssecretaris heeft
voor het mkb een AVG-handleiding geïntroduceerd. In hoeverre is hiermee de ervaren
regeldruk bij mkb-ondernemers verminderd? De Staatssecretaris schrijft dat vanwege
het intrinsieke verschil tussen de verdienmodellen het lastig lijkt om het door ATR
aangegeven probleem op te lossen, maar dat nader advies hieromtrent welkom is. Welke
nieuwe inzichten heeft de Staatssecretaris nog gekregen?
Antwoord
De opzet en uitgave van de mkb-handleiding is een onderdeel van een breder pakket
van communicatie gericht op vermindering van de ervaren regeldruk rond de AVG. Gebleken
is dat er bij ondernemers behoefte is aan verder verhelderende communicatie en dat
via die weg de ervaren regeldruk meestal duidelijk wordt verminderd.
Er blijven verschillen voor de klus- en deeleconomie ten opzichte van de traditionele
of de gemengde onderneming. Deze zitten met name in de directere toegang tot persoonsgegevens.
Wel is het zo dat in deze periode op het gebied van de digitalisering een enorme sprong
wordt gemaakt door veel ondernemers. Steeds vaker wordt naast de traditionele onderneming
sterk ingezet op een webwinkel. Daarmee worden de verschillen ten aanzien van gegevensgebruik
kleiner, doordat het verdienmodel iets meer op de klus- en deeleconomie gaat lijken.
Ook deze ondernemers kunnen dan persoonsgegevens meervoudig gebruiken voor «matchmaking»
en daaruit volgende transacties.
8
Tenslotte adviseert het ATR om de exploitatievergunning voor natte horeca af te schaffen,
omdat die al een vergunning vanuit de Drank- en Horecawet moet hebben. Volgens de
Staatssecretaris is het aan gemeenten hoe zij hiermee willen omgaan. Wat is het huidige
beeld daaromtrent? In hoeveel gemeenten is de exploitatievergunning voor natte horeca
daadwerkelijk afgeschaft?
Antwoord
Het totaal overzicht van hoe veel gemeenten de exploitatievergunning voor de natte
horeca hebben afgeschaft, is niet beschikbaar of is mij niet bekend. Navraag heeft
mij geleerd dat dit overzicht ook niet bij VWS danwel bij de VNG aanwezig is.
Wel zijn er meerdere gemeenten die de exploitatievergunning voor de natte horeca hebben
afgeschaft omdat daarvoor al een drank- en horecavergunning vereist is. Alleen voor
de droge horeca is dan een exploitatievergunning vereist om eisen te kunnen stellen,
voorwaarden aan de vergunning te kunnen verbinden en indien gewenst een bibob-onderzoek
te kunnen verrichten. Een enkele gemeente heeft daarnaast de exploitatievergunning
nagenoeg helemaal afgeschaft. De gemeente Groningen is daar een voorbeeld van. Daar
is een exploitatievergunning alleen vereist voor een coffeeshop of een horecabedrijf
dat een waarschuwing van de burgemeester heeft gekregen.
9
De leden van de CDA-fractie lezen in de reactie op onderzoek van Hogeschool Saxion
naar de ervaren regeldruk bij mkb-ondernemers dat de Staatssecretaris met de Autoriteit
Persoonsgegevens (AP) heeft besproken hoe de communicatie van de AP nog beter kan
aansluiten bij de belevingswereld van het mkb om de AVG voor mkb-ondernemers begrijpelijker
te maken. Wat zijn hiervan de uitkomsten? Welke maatregelen zijn nog meer denkbaar,
naast het verbeteren of veranderen van de communicatie?
Antwoord
In navolging van het gesprek dat ik had met de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) wordt
gewerkt aan een betere afstemming met het mkb over de beschikbare informatie en de
communicatie daarover. Zo is er een klantenpanel met mkb-ers gevormd die de AP adviseert
over het toegankelijker maken van de informatie over de AVG. Op dit moment wordt nader
invulling gegeven aan een breed communicatieplan waarbij via verschillende instrumenten
waaronder bijvoorbeeld animaties wordt gekeken hoe de AVG begrijpelijker kan worden
gemaakt. Ook wordt bekeken of er voorbeelddocumenten ter beschikking kunnen worden
gesteld.
Daar de AVG een Europese Verordening betreft zijn de mogelijkheden om aanpassingen
te doen aan de regelgeving beperkt.
10
Deze leden lezen dat «(e)en klacht die via bepaalde regeldruktrajecten, zoals de maatwerkaanpak,
naar voren komt, is dat ondernemers zich niet inschrijven voor aanbestedingstrajecten
omdat zij vinden dat deze te veel tijd kosten en niet toegankelijk genoeg zijn voor
het mkb». De Staatssecretaris laat, om meer inzicht te krijgen in de toegang van het
mkb tot overheidsopdrachten, een onderzoek uitvoeren naar het aantal inschrijvingen
van en gunningen aan het mkb. Wanneer kunnen deze leden de resultaten van dit onderzoek
verwachten?
Antwoord
Het percentage mkb-deelname bij aanbestedingen en de waarde van door mkb-bedrijven
gewonnen opdrachten laat ik op dit moment onderzoeken. Onderdeel hiervan is het totale
aanbestedingsvolume. Dit onderzoek gaat over de jaren 2017 t/m 2019. In april 2021
zal Nederland de mkb-deelname bij aanbestedingen rapporteren aan de Europese Commissie
als onderdeel van een breder monitoringsrapport. Ik zal uw Kamer informeren over de
uitkomsten van het mkb onderzoek en de EU-monitoring wanneer deze gereed zijn.
11
De Staatssecretaris schrijft in de voortgangsrapportage «Merkbaar betere regelgeving
en dienstverlening voor bedrijven 2018–2012» dat de mkb-toets steeds meer in zwang
raakt: het aantal georganiseerde toetsen bedraagt 20 stuks en nagenoeg elk departement
heeft meer dan één toets uitgevoerd. Hoe verhoudt dit aantal van 20 zich tot het totaal
aantal voor het mkb relevante wetgevingsdossiers? Hoe staat de Staatssecretaris tegenover
het laten uitvoeren van een breed onderzoek naar regeldruk naar aanleiding van de
coronasteunpakketten, de uitvoering ervan door onder andere de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland en het UWV en de toegankelijkheid voor het mkb en de daaruit te trekken
lessen? Is de Staatssecretaris bereid in de toekomst bij (wets)voorstellen structureel
een uitvoeringstoets, door de Afdeling advisering van de Raad van State te laten uitvoeren?
Antwoord
De inzet van het kabinet bij de mkbtoets is dat deze alleen plaatsvindt bij dossiers
die naar verwachting substantiële regeldrukgevolgen voor het mkb zullen opleveren.
Er is geen algemeen beeld van het aantal dossiers met naar verwachting substantiële
regeldrukgevolgen voor het mkb en daarom kan er ook geen uitspraak worden gedaan hoe
de 20 toetsen zich verhouden tot het totaal dossiers met regeldrukgevolgen voor het
mkb. Wel is duidelijk dat niet bij alle wetgevingsvoorstellen met regeldrukgevolgen
voor het mkb een mkb-toets wordt gerealiseerd. De belangrijkste reden hiervoor is
dat er vaak geen sprake is van substantiële regeldrukeffecten conform de criteria
in de Handreiking mkb-toets. Indien dat het geval is, moet dit volgens het «comply
or explain» principe worden uitgelegd om invulling te geven aan de motie van het lid
Wörsdörfer c.s. (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 19).
Die criteria zijn opgesteld om te zorgen dat het nut van de toets opweegt tegen de
tijd die ondernemers in het panelgesprek steken. We ontvangen ook weinig signalen
van het ATR dat een mkb-toets ten onrechte niet is uitgevoerd, terwijl werkbaarheid
wel een toetspunt is waar het ATR standaard op let.
Ten aanzien van een onderzoek naar de regeldruk voortvloeiend uit de coronasteunpakketten
dient te worden opgemerkt dat alle maatregelen voorzien zijn van een regeldrukparagraaf
waarin wordt ingegaan op de regeldruk. Daaruit blijkt welke regeldruk er voortkomt
uit de coronasteunpakketten. Om die reden is extra onderzoek hiernaar niet nodig.
Ten aanzien van de overige punten van het onderzoek verwijs ik u naar de toezegging
die is gedaan door de Minister van Financiën tijdens het verantwoordingsdebat van
26 mei jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 74, item 23) aan de Kamerleden Snels en Bruins om na te denken over de evaluatie-aanpak van de
sociaaleconomische steunpakketten. Hierover wordt u binnenkort geïnformeerd door de
Minister van Financiën.
Tot slot zijn er op dit moment verschillende toetsen, waarmee de uitvoerbaarheid van
nieuwe regels wordt gecontroleerd. De mkb-toets is er daar één van en die is gericht
op uitvoerbaarheid van nieuwe regels voor het mkb. De meerwaarde van deze toets is
nu dat een panel met mkb-ondernemers wordt geconsulteerd om zodoende te kunnen borgen
dat praktijkproblemen bij mkb-ondernemers als gevolg van de voorgenomen maatregelen
aan het licht komen en geadresseerd worden. Het is belangrijk dat deze toets vroeg
in het wetgevingsproces plaatsvindt omdat op dat moment wijzigingen in de opzet eenvoudiger
door te voeren zijn. Dit laten de resultaten van de mkb-toets tot nu toe ook zien.
Een toets veel later in het wetgevingsproces, wat het geval zou zijn als die door
de Raad van State zou worden uitgevoerd, heeft in dit opzicht minder meerwaarde.
13
De leden van de CDA-fractie merken op dat het mandaat van het ATR loopt tot 1 juni
2021, waarna verlenging met twee jaar mogelijk is. Hoe kijkt de Staatssecretaris terug
op het ATR? Verwacht zij het mandaat te verlengen, en ziet zij nog punten voor verbetering?
Zou het ATR, naast zijn adviserende rol, ook gebaat zijn bij «meer tanden» om daadwerkelijk
effectief te zijn en regeldrukvermindering te kunnen afdwingen?
Antwoord
Het ATR heeft, zo blijkt ook uit de recente evaluatie, goed gefunctioneerd en vervult
een belangrijke functie bij het regeldrukbeleid door de toetsing van voorgenomen regelgeving.
Over de follow-up van de evaluatie zult u worden geïnformeerd via de voortgangsrapportage
Regeldruk die u later deze maand zal toekomen.
Ik zie geen noodzaak voor een ATR met meer «tanden», die onafhankelijk van de politiek
zou kunnen beslissen of wetgeving te veel regeldruk met zich mee zou brengen. De afweging
hoe wetgeving concreet vorm wordt gegeven is juist aan de politiek, mede op basis
van de adviezen van de verschillende adviesorganen. De evaluatie laat zien dat het
ATR een effectieve adviesinstantie is omdat meer dan 80% van haar adviezen worden
overgenomen. Het is in het Nederlandse staatsbestel niet gebruikelijk, en in mijn
ogen ook niet wenselijk, dat een adviesinstantie zaken kan afdwingen.
14
De leden van de CDA-fractie lezen dat uit onderzoek van de Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) blijkt dat het Integraal Afwegingskader voor beleid
en regelgeving (IAK) in de praktijk regelmatig onvoldoende en vaak te laat wordt toegepast
en geen duidelijke invloed op de besluitvorming heeft, terwijl het IAK het belangrijkste
instrument om tot goede, proportionele regelgeving te komen en dus onnodige regeldruk
te voorkomen. Deze leden hebben hierover verschillende vragen. Wanneer is de inhoudelijke
reactie van de Staatssecretaris op de OESO-aanbevelingen gereed? Kan de Staatssecretaris
deze reactie met de Kamer delen? Uit het OESO-onderzoek blijkt dat de nuloptie of
lastenluwe alternatieven in de regel niet overwogen worden bij het maken van nieuwe
regels. Is er een instantie die toeziet op de proportionaliteit van nieuwe regels?
Heeft het ATR voldoende bevoegdheden om onnodige regeldruk tegen te houden, zoals
de Impact Assessment Board in Brussel? Overweegt de Staatssecretaris om het IAK en
alle achterliggende toetsen gebundeld openbaar te maken net als de Impact Assessment
van de Europese Commissie? Zo nee, waarom niet? Zou controle door de Kamer op de kwaliteit
van het IAK en de onderliggende toetsen bij nieuwe voorstellen een positieve bijdrage
aan die kwaliteit kunnen leveren?
Antwoord
Het Ministerie van EZK werkt samen met de Ministeries van J&V en Financiën aan een
voorstel om het IAK te herzien. In de nieuwe voortgangsrapportage over het programma
Inzicht in Kwaliteit wordt op hoofdlijnen inhoudelijk ingegaan op het OESO-rapport
en -aanbevelingen en een eventuele herziening van het IAK. Deze rapportage wordt begin
2021 aan uw Kamer toegestuurd.
De proportionaliteit van nieuwe regels is de verhouding tussen nut en noodzaak enerzijds
en de gevolgen anderzijds. Het ATR kent als toetspunten de nut en noodzaak van nieuwe
regels en de gevolgen voor regeldruk. Standaard let het ATR bij nieuwe wet- en regelgeving
ook op de aandacht voor de nuloptie en lastenluwe alternatieven, maar alleen in het
kader van regeldruk. De Minister voor Rechtsbescherming is rijksbreed verantwoordelijk
voor de kwaliteit van wetgeving waaronder de onderbouwing van noodzaak en evenredigheid.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid toetst in dit kader de voorstellen voor
wetten en amvb’s van alle ministeries vóórdat deze aan de ministerraad worden voorgelegd,
onder meer aan de Aanwijzingen voor de regelgeving en het IAK. Ook toetst de Afdeling
advisering van de Raad van State voorgenomen wet- en regelgeving en geeft in haar
adviezen ook af en toe commentaar op de (dis)proportionaliteit van de regels.
Het mandaat van het ATR is minder breed dan dat van de Regulatory Scrutiny Board (opvolger
van de Impact Assessment Board). Het ATR let alleen op regeldrukaspecten en heeft
niet de bevoegdheid zoals de RSB om concept wetten of regelingen terug te sturen als
de onderbouwing daarvan tekort schiet. Het ATR kan echter wel adviseren om een voorstel
niet in te dienen. Het ATR adviseert ook eerder in het proces (ten tijde van de internetconsultatie)
en gewoonlijk wordt met de in dat stadium gemaakte opmerkingen van het ATR al rekening
gehouden. Daarnaast let ik vanuit mijn Rijksbrede verantwoordelijkheid voor regeldruk
op wat er met adviezen van het ATR is gedaan in de aanloop naar de behandeling van
voorstellen in de ministerraad. Het Nederlandse staatsbestel is zo ingericht dat adviesorganen
adviseren en dat het aan de politiek is om die adviezen te wegen en in de besluitvorming
te betrekken.
Het kabinet overweegt momenteel niet om het IAK en alle achterliggende toetsen gebundeld
openbaar te maken net als de Impact Assessment van de Europese Commissie. Het resultaat
van de toepassing van het IAK en daarmee ook van de uitgevoerde toetsen in het IAK
dient te worden verwerkt in de toelichting bij wet- en regelgeving. Over uitkomsten
van de voorbereiding van wet- en regelgeving wordt zodoende inzicht verschaft. Niettemin
is de toelichting een document op hoofdlijnen en liggen daar vaak informatiebronnen
onder.
Het parlement kan ook nu al een belangrijke rol spelen door te kijken of in voorstellen
een adequaat antwoord is gegeven op de IAK-vragen en de verplichte kwaliteitseisen/toetsen.
Daarnaast ligt er momenteel een voorstel van de Vereniging van Universiteiten (VSNU)
bij de vaste Kamercommissie van Financiën. Dit voorstel betrekt de Kamer bij de controle
op de verplichting die volgt uit de Comptabiliteitswet, om bij elk beleids- en wetgevingsvoorstel
aspecten als doelstellingen, doelmatigheid, doeltreffendheid, de gekozen beleidsinstrumenten
en waar mogelijk de financiële gevolgen toe te lichten.
Ook wordt bekeken wat de mogelijkheden zijn – in navolging op de aanbevelingen van
de OESO – hoe het toezicht op de naleving van het IAK kan worden georganiseerd. Besluitvorming
hierover wordt, gezien de impact hiervan op beleidsvorming en wetgevingsprocessen,
overgelaten aan het volgende kabinet.
15
De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen over de Strategische commissie
betere regelgeving bedrijven (commissie-Van Straalen), die sinds 2018 vier adviezen
hebben uitgebracht. Hebben voor deze adviezen brancheorganisaties knelpunten in regelgeving
aangedragen? Zo ja, welke branches en welke knelpunten? Waarom heeft de commissie-Van
Straalen relatief weinig adviezen uitgebracht? De resultaten van de commissie-Van
Straalen, maar ook de maatwerk-aanpak en de meeste acties in de departementale actieprogramma’s,
zijn gericht op verbetering van uitvoering en voorlichting. Waarom zijn er maar weinig
voorbeelden van verbetering van regelgeving zelf? Is de indruk van de Staatssecretaris
dat ministeries voldoende gemotiveerd zijn om knelpunten voor ondernemers in wetgeving
zelf op te lossen? Is de Staatssecretaris bereid de commissie-Van Straalen vóór 1 maart
2021 te evalueren?
Antwoord
De Strategische commissie betere regelgeving bedrijven heeft slechts een beperkt aantal
knelpunten van brancheorganisaties ontvangen. Een deel van de knelpunten had betrekking
op het gebied van toezicht (KNS, TLN, Recron en Bovag). Op dit moment wordt hiervoor
aan een advies gewerkt. Daarnaast zijn er knelpunten aangedragen die zien op
de Wet tegen witwassen en financiering van terrorisme (WWFT). De knelpunten met betrekking
hierop waren afkomstig van de makelaars (VBO), Adfiz, notarissen en diamantairs. De
punten van het WWFT-dossier zijn besproken met de relevante dossierhouders. Er is
geen advies uitgebracht, maar de signalen zijn wel opgepakt en knelpunten zijn opgelost.
De commissie heeft in de afgelopen twee jaar vele signalen over aandachtspunten in
bestaande regelgeving beoordeeld. Hiervan zijn meer dan twintig nader onderzocht en
behandeld, vier hebben er tot dusver tot adviezen geleid. De redenen dat er niet meer
adviezen werden afgegeven zijn onder meer:
• er reeds aan een oplossing van het knelpunt wordt gewerkt door departementen omdat
het via andere instrumenten werd opgebracht;
• concrete mogelijkheden ontbreken voor verbetering van de werkbaarheid op redelijke
termijn;
• bij nader inzien onvoldoende grond is voor een advies (incidentele klachten).
De strategische commissie heeft zich recentelijk reeds over haar eigen functioneren
gebogen en zal met een aantal aanpassingen in de werkmethoden aan optimalisatie werken.
In de tussentijd zullen enkel lopende trajecten worden afgerond en zullen geen nieuwe
trajecten worden opgestart. Hierover wordt u nader geïnformeerd in de voortgangsrapportage
die uw Kamer binnenkort ontvangt.
Het programma «Betere Regelgeving en Dienstverlening voor Bedrijven» omvat ook de
nodige trajecten ter verbetering of vereenvoudiging van wet- en regelgeving. Bijvoorbeeld
de vereenvoudiging van de werkkostenregeling, de modernisering van de kleineondernemersregeling,
het vereenvoudigen van de werkgeversverantwoordelijkheden voor loondoorbetaling bij
ziekte, het wetsvoorstel modernisering personenvennootschappen, de beoogde vereenvoudiging
van de Rijksoctrooiwet en vereenvoudiging van de Subsidieregeling praktijkleren. Dat
er in de voortgangsrapportages tot nu toe relatief minder voorbeelden zijn opgenomen
van behaalde resultaten van verbetering van wetgeving, heeft te maken met het feit
dat wijziging van wet- en regelgeving doorgaans meer tijd in beslag neemt dan het
oplossen van knelpunten in de uitvoering of in de informatievoorziening richting ondernemers.
Het is niet mijn indruk dat departementen onvoldoende gemotiveerd zijn om knelpunten
voor ondernemers op te lossen.
16
Uit het overzicht status acties maatwerkaanpakken, bijlage bij de «Voortgangsrapportage
Merkbare betere regelgeving en dienstverlening voor bedrijven 2018 – 2012», komt naar
voren dat de resultaten van de maatwerkaanpakken Metaal en Winkelambachten voor wat
de overheid betreft vrijwel nihil zijn (het meeste regelen de branches zelf). Wat
zijn nu de daadwerkelijke resultaten van de maatwerkaanpak?
Antwoord
Het beeld dat in het overzicht van de maatwerkaanpakken in de voortgangsrapportage
wordt geschetst is een tussenstand en ik deel de mening niet dat de resultaten voor
wat betreft de overheid vrijwel nihil zijn.
Wat betreft de maatwerkaanpak winkelambachten zijn de meeste klachten inmiddels opgelost
zoals de verruiming van de werkkostenregeling, vereenvoudiging van de subsidie praktijkleren
of het toegankelijker en gebruiksvriendelijker maken van het arboportaal. Daarnaast
wordt gewerkt aan het realiseren van de overeengekomen oplossing zoals een compliance
tool voor de Risico Inventarisatie en Evaluatie in op het Arboterrein, de verduidelijking
van de verplichtingen van de AVG, het opstellen van een basishygiënecode op het vlak
van de voedselhygiëne). Een aantal van deze trajecten zoals b.v. de basishygiënecode
vergt veel tijd doordat deze zowel ingewikkeld als ingrijpend zijn en daardoor veel
afstemming met zich meebrengen. Dat geldt ook voor de knelpunten waaraan in het kader
van de maatwerkaanpak metaal wordt gewerkt. Het gaat hier om het opstellen van een
stroomschema voor de grenswaarden van gevaarlijke stoffen, het verduidelijken van
de vraag wanneer machines een conformiteitsprocedure moeten doorlopen in de zin van
de EU-machinerichtlijn en de aangekaarte onduidelijkheden in de sfeer van de aanbestedingsrichtlijn.
Aan de oplossingen voor deze knelpunten wordt nog gewerkt.
Het is verder zo dat in beide trajecten knelpunten zijn opgebracht waarvan de oplossing
bij nader inzien eerder bij marktpartijen ligt of via overleg tussen marktpartijen
zou moeten worden bewerkstelligd. Dat was bij de winkelambachten bijvoorbeeld het
geval bij de imagoverbetering van het ambacht teneinde meer BBL-BOL leerlingen te
kunnen aantrekken of om de afspraken tussen verzekeraars en de branches over de vergoedingen
voor haarstukjes en orthopedische schoenen. In de metaal was dit het geval bij de
problematiek rond de reiniging van opslagtanks en de mastrot.
17
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven wat de status
is van «One In, One Out» op Europees niveau. Hoe en wanneer wordt dit uitgerold?
Antwoord
De Commissie heeft eerder aangekondigd in een mededeling te zullen schetsen hoe en
wanneer One In One Out zal worden geïmplementeerd. De publicatie van de mededeling
was aanvankelijk voorzien voor het voorjaar van 2020 maar is een aantal keer uitgesteld
en op dit moment nog niet verschenen.
18
De leden van de CDA-fractie lezen in het jaarverslag ATR 2019 dat geconstateerd moet
worden dat het ATR in de afgelopen maanden vaker een negatief advies heeft gegeven
dan in de periode daarvoor. Voor wat betreft de aandacht die ministeries aan regeldruk
besteden, is het beeld niet eenduidig positief. Het percentage positieve adviezen
(dictum 1 en 2) was in 2019 namelijk 10 procentpunt lager dan in 2018. Kan een nadere
analyse worden gedaan om te achterhalen wat hiervan de oorzaak is?
Antwoord
Het ATR heeft aangegeven dat deze daling vermoedelijk een relatie heeft met de vele
regelgeving die voortvloeit uit maatschappelijke akkoorden (b.v. Energieakkoord) en
dat deze voornamelijk in 2019 aan de orde waren. Deze maatschappelijke akkoorden bestaan
vaak uit zeer specifieke afspraken die minder belastende alternatieven in de weg zitten.
In de eerste helft van 2020 is weer een stijging van het percentage positieve adviezen
te zien.
19
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderzoeken die voortvloeien
uit de motie van het lid Wörsdörfer (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 20) over de administratieve verplichtingen in kaart brengen en de motie van het lid
Aartsen (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 25) een onderzoek naar differentiatie in regelgeving voor mkb'ers. Wat gebeurt er met
de voorstellen in de onderzoeken van SIRA naar het aannemen eerste werknemer en van
Panteia naar differentiatie regelgeving mkb?
Antwoord
Voor het antwoord op het deel inzake Panteia verwijs ik naar mijn antwoord op de vraag
van de VVD.
Wat betreft het Sira-rapport naar het aannemen van de eerste werknemer: er wordt in
samenwerking met de betrokken departementen en instanties gewerkt aan de in het rapport
voorgestelde oplossingen. Zodra ik hier meer duidelijkheid over heb, zal ik uw Kamer
hierover informeren.
20
Uit onderzoek van SIRA blijkt dat het gevolg van de regeldruk en daaruit voorvloeiende
verantwoordelijkheden, aansprakelijkheden en (financiële) risico’s is dat ondernemers
die extra personele capaciteit zoeken, dit uitstellen, kiezen voor andere constructies
zoals het inhuren van een zelfstandige, of zelfs afhaken. Deze leden vinden dit in
het licht van de huidige tijdsgeest waar de werkloosheid hard oploopt, zeer onwenselijk.
Uit het onderzoek van Panteia blijkt dat van de top 10 meest belastende regelgeving
voor kleine ondernemers maar liefst acht wetten betrekking hebben op het werkgeverschap.
Is de Staatssecretaris bereid samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
te onderzoeken of differentiatie mogelijk is voor kleine ondernemers tot vijf of tienwerknemers
van een groot aantal verplichtingen bij het aannemen van personeel, zoals arbo-gerelateerde
zaken? Deelt de Staatssecretaris de mening dat concrete reductiedoelstellingen nodig
zijn voor het verminderen van regeldruk voor kleine werkgevers?
Antwoord
Recent is het onderzoek van Panteia afgerond. Voor de acties in dat kader zie het
antwoord op de vraag van de VVD. Het lijkt me niet wenselijk een deel van dat onderzoek
opnieuw te doen, terwijl ik bezig ben de aanbevelingen van het rapport te bespreken
met SZW en waar aan de orde reeds zaken in werking worden gezet.
De inzet op concrete reductiedoelstellingen voor kleine werkgevers deel ik niet. Gebleken
is dat de reducties van regeldrukkosten vaak niet merkbaar zijn en de eigenlijke problemen
van regeldruk niet zozeer de kosten van regels, maar de werkbaarheid en de begrijpelijkheid
van regels betreffen. Daarom heeft dit kabinet gekozen zich gericht in te zetten voor
merkbare verbeteringen in regelgeving en dienstverlening voor (kleine) bedrijven/ondernemers.
Op dit moment wordt op diverse onderwerpen gewerkt aan knelpunten en oplossingen,
zoals op het terrein van de ARBO (RI&E), ziekte (o.m. verzuim-ontzorgverzekering,
klantreizen UWV, re-integratie tweede spoor) en gevaarlijke stoffen (Toolbox werken
met gevaarlijke stoffen). Ook worden diverse punten, voortvloeiend uit het life-event
«aannemen eerste werknemer» aangepakt.
21
De leden van de CDA-fractie zouden graag van de Staatssecretaris vernemen op welke
manier(en) bij de transitieopgave stapeling van klimaatregelen voor het mkb wordt
voorkomen.
Antwoord
Het kabinet heeft mede op verzoek van de Tweede Kamer onderzoek laten doen naar de
impact van het Klimaatakkoord op het mkb. De resultaten zijn in juni met de Kamer
gedeeld2. De resultaten van het onderzoek zijn met een grote onzekerheidsmarge omgeven, mede
-volgens de onderzoekers – omdat de afspraken nog moeten worden uitgewerkt tot concrete
maatregelen. Het kabinet streeft ernaar om de transitie voor iedereen werkbaar en
uitvoerbaar te laten zijn. Dat sluit goed aan op de uitgangspunten van mijn beleid
voor betere regelgeving. Waar de uitwerking van klimaat- en duurzaamheidsbeleid plaatsvindt
via nieuwe concrete wet- en regelgeving zal het kabinet de effecten voor de regeldruk
in kaart brengen. Er wordt een mkb-toets georganiseerd wanneer de makers van de regelgevende
voorstellen substantiële effecten voor het mkb verwachten. De uitkomsten daarvan zullen
helpen om inzicht te krijgen waar stapeling van lasten als gevolg van de maatregelen
dreigt. De uitkomsten hiervan zullen worden meegenomen in de uitvoering van het Klimaatakkoord
en onderdeel vormen van voorlichting richting mkb-ondernemers. Voorts wijs ik op de
inspanningen van het kabinet om de dienstverlening van de rijksoverheid op dit punt
te verbeteren, bijvoorbeeld door de in november gelanceerde centrale informatievoorziening
3 (digitale tool) waarmee ondernemers die willen verduurzamen op een snelle manier
een overzicht kunnen krijgen van voor hen relevante regelingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken Deze
leden willen de Staatssecretaris hier vragen over stellen.
22
De leden van de D66-fractie delen de ambitie van de Staatssecretaris om regelgeving
tegen het licht te houden en te bezien hoe met minder regeldruk toch publieke belangen
geborgd kunnen blijven, en begrijpen tegelijkertijd dat veranderingen in de economie,
waaronder de opkomst van een deeleconomie, vragen om aanvullende regels. Sinds het
vorige algemeen overleg Regeldruk zijn er diverse zorgwekkende studies uitgekomen
over de gevolgen van regeldruk voor onder andere het mkb. Zo geeft MKB-Nederland aan
dat voor 70% van de ondernemers regels en verplichtingen hen ervan weerhoudt mensen
aan te nemen. Deze leden hebben deze studies en de reacties van de Staatssecretaris
op deze onderzoeken zorgvuldig bestudeerd. Helaas heeft dit de zorgen van deze leden
over de regeldruk niet weggenomen. Zij vragen hoe de stapeling van regels in de verschillende
sectoren beheersbaar kunnen worden gemaakt. Dit begint wat deze leden betreft met
inzicht. Kan de Staatssecretaris op basis van de studies dit jaar een regeldruk «scoreboard»
publiceren en bijhouden die toe- en afnames van regeldruk bijhoudt met specifieke
aandacht voor regeldruk in het mkb?
Antwoord
De onderzoeken waaraan wordt gerefereerd hadden als doel om ervaren regeldruk van
ondernemers in kaart te brengen. Dat is bijvoorbeeld gedaan met een life-event onderzoek
naar het aannemen van een eerste werknemer, het Panteia onderzoek naar mogelijkheden
tot differentiatie van regelgeving voor mkb-ondernemers en het life-event onderzoek
naar internationaal zakendoen. In dergelijke onderzoeken wordt vooral gekeken naar
de onderliggende oorzaken van knelpunten of irritaties die ondernemers in de praktijk
ervaren als gevolg van wet- en regelgeving. Dat kan variëren van belemmeringen in
bestaande regels, procedures bij toezichthouders en uitvoeringsorganisaties, de informatievoorziening
voor ondernemers of in sommige gevallen de regeldrukkosten. Irritatie of hinder zijn
echter vaak niet objectief te koppelen aan de hoogte van de kosten. Zo komt het CBS
als uitvrager van enquêtes vaak naar voren als grote veroorzaker van regeldruk, terwijl
ze voortdurend werken aan verlaging van hun regeldruk en relatief gezien nauwelijks
bijdragen aan de totale regeldrukkosten voor bedrijven. Ervaren regeldruk is dus niet
zomaar onder dezelfde noemer te brengen als de regeldrukkosten. Daarom is een scorebord
niet mogelijk.
23
Hoe kijkt de Staatssecretaris naar een «One In, One Out»-beleid voor regeldrukkosten?
Wat is er nodig om hiernaartoe te werken?
Antwoord
Zie het antwoord op de vraag van de VVD-fractie.
24
De leden van de D66-fractie vragen specifiek aandacht voor het beleid gericht op nieuwe
regelgeving (spoor één van het opzet regeldruk beleid). Uit de voortgangsrapportage
blijkt dat het niet altijd lukt om de mkb-toets uit te voeren en dat MKB-Nederland
en Ondernemend Nederland (ONL) werken aan oplossingen hiervoor. Deze leden vragen
de Staatssecretaris wanneer hiervoor een oplossing wordt verwacht en of er mogelijkheden
zijn om in de tussentijd toch een aangepaste mkb-toets uit te voeren.
Antwoord
Bij de start van de mkb-toets is met MKB-Nederland afgesproken dat de koepelorganisaties
de ondernemers zullen aandragen voor de panelgesprekken van de mkb-toets. In de pilotfase
bleek al dat het ad hoc vinden van bereidwillige en geschikte mkb-ondernemers erg
lastig was. Er zijn inmiddels aanvullende afspraken gemaakt met MKB-Nederland en ONL
om te zorgen dat er voldoende mkb-bedrijven beschikbaar zijn, die vooraf kenbaar hebben
gemaakt een keer aan een panelgesprek van een mkb-toets te willen deelnemen. Hierdoor
zal het vinden van voldoende paneldeelnemers voor meer generieke wetten of regelingen
geen probleem meer zijn, voor zover de nieuwe wet of regeling substantiële regeldrukeffecten
voor het mkb oplevert.
25
De leden van de D66-fractie zijn verbaasd dat uit de voortgangsrapportage en evaluatie
van ATR blijkt dat de kwaliteit van de beleidsonderbouwing op gebied van regeldruk
afneemt. Daarnaast concludeert de OESO dat het IAK onvoldoende en vaak te laat wordt
toegepast. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe de kwaliteit op korte termijn
verbeterd kan worden.
Antwoord
Zie hiervoor het antwoord op de vraag van de CDA-fractie.
26
Zij vinden het onterecht dat ondernemers die vanuit huis werken verplicht zijn hun
huisadres als vestigingsadres van hun bedrijf openbaar te maken bij registratie in
het register van de Kamer van Koophandel. Ondernemers krijgen hierdoor te maken met
een stroom aan post, telefoontjes en deur tot deur verkoop van onder andere energieleveranciers
en internetaanbieders. Deze leden vragen de Staatssecretaris om in het register van
de Kamer van Koophandel de mogelijkheid op te nemen om het huisadres niet openbaar
te maken.
Antwoord
Ik heb de Kamer geïnformeerd over mijn voornemen om de woonadresgegevens van natuurlijke
personen standaard af te schermen (Kamerstuk 34 687). Daarvoor is een wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 nodig, die momenteel
in voorbereiding is. Deze wijziging leidt er niet toe dat een vestigingsadres wordt
afgeschermd, indien dat adres hetzelfde is als het woonadres van de ondernemer. De
openbaarheid van de plaats van vestiging van een ondernemer bevordert de rechtszekerheid
van derden in het economisch verkeer. Die rechtszekerheid is een van de primaire doelstellingen
van het handelsregister en moet in deze gevallen boven het belang van de individuele
ondernemer gaan. Ondernemers kunnen via de Non-mailing-indicator (NMI) aangeven dat
ze niet benaderd willen worden voor ongevraagde direct marketing per post of middels
huis-aan-huis bezoeken. KVK draagt er zorg voor dat deze indicator altijd met gegevens
wordt meegeleverd. Wanneer de NMI niet wordt gerespecteerd, moet de ondernemer daarover
eerst contact zoeken met de verspreider van direct marketing. Leidt dat niet tot een
oplossing, dan kan een klacht worden ingediend bij de Autoriteit Consument en Markt
en/of de Autoriteit Persoonsgegevens. Om overlast door ongewenste marketing verder
te voorkomen heb ik een aantal maatregelen genomen. Op dit moment ligt de Wijziging
van de Telecommunicatiewet voor in de Tweede Kamer in verband met het invoeren van
een opt-in-systeem (alleen na toestemming vooraf mogen mensen benaderd worden met
telemarketing). Dit heeft ook betrekking op natuurlijke personen, waaronder ondernemers
zonder rechtspersoonlijkheid (vof, eenmanszaak, maatschap en commanditaire vennootschap).
De wetswijziging moet een einde maken aan irritatie gerelateerd aan telemarketing.
Daarnaast heeft uw Kamer ingestemd met het in de wet opnemen van een voorbehoud t.a.v.
het databankenrecht dat voor de KVK geldt op het Handelsregister. Dit stelt de KVK
in staat om bepaalde beperkingen op te leggen aan afnemers van data uit het Handelsregister
zodat overlast kan worden voorkomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
27
De leden van de SGP-fractie maken zich zorgen over de ontwikkeling van de regeldruk.
De focus van de Staatssecretaris is gericht op merkbare verlaging van de regeldruk.
Er zijn stappen gezet, maar veel ondernemers merken er nog weinig van. Tegelijkertijd
leert onderzoek van SIRA dat de regeldruk in kwantitatief opzicht fors is toegenomen.
Deze leden horen graag hoe de Staatssecretaris deze toename waardeert.
Antwoord
Mijn ministerie heeft van MKB-Nederland een samenvatting van het onderzoek ontvangen.
SIRA heeft de door hen genoemde cijfers echter niet ter afstemming voorgelegd aan
EZK, ATR of de overige departementen en bij navraag ook de gebruikte bestanden niet
willen delen. Daarom kunnen de cijfers niet getoetst worden. Het betreft echter een
signaal dat ik serieus neem, maar waar kanttekeningen bij te plaatsen zijn. Zo houden
we de kosten van nieuwe regels in de gaten. Daar let het ATR als toezichthouder op
en dat gebeurt goed en zorgvuldig zoals uit de recente evaluatie is gebleken. ATR
neemt in haar jaarverslagen globale overzichten op met een inschatting van de jaarlijkse
regeldrukontwikkeling. ATR doet dit naar aanleiding van de conceptregelingen die in
een jaar aan ATR zijn voorgelegd. De cijfers over 2019 waren voor mij reden tot zorg
en ik heb deze cijfers vervolgens nader laten analyseren. Hieruit bleek dat een groot
deel van de door ATR gemeten regeldruktoename in 2019 het gevolg is van EU-implementaties
(75% van de eenmalige en 54% van de structurele regeldrukkosten). Deze kosten zijn
grotendeels te herleiden tot slechts één regeling, namelijk de wijziging van het Bouwbesluit
2012 in verband met de eis om bijna energie neutrale gebouwen (BENG) te bouwen en
de herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen.
28
Zij willen graag wijzen op de recent aangenomen gewijzigde motie van de leden Stoffer
en Van Haga (Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 71) waarin aangedrongen wordt op het hanteren van tenminste een nullijn voor de ontwikkeling
van de regeldruk. Deze leden horen graag op welke wijze de Staatssecretaris deze motie
gaat uitvoeren. Betrekt de Staatssecretaris het mkb bij het opstellen van duidelijke
doelstellingen en kaders voor de aanpak van de regeldruk? Is de Staatssecretaris bereid
ervoor te zorgen dat de aanpak van de regeldruk opnieuw gekoppeld wordt aan de begrotingscyclus?
Antwoord
Ik heb in mijn reactie op de gewijzigde motie van de leden Stoffer en Van Haga over
het invoeren van een kwantitatieve doelstelling in de vorm van een nullijn aangegeven
dat ik hierop per brief zou reageren. Nog dit jaar ontvangt u de laatste voortgangsrapportage
van dit kabinet over het programma «Betere Regelgeving en Dienstverlening voor Bedrijven».
Hierin zal ik ingaan op de uitvoerbaarheid van deze motie.
Het koppelen van een kwantitatieve reductiedoelstelling aan de begrotingscyclus heeft
zich in het verleden niet aantoonbaar bewezen als een goed instrument om regeldruk
merkbaar aan te pakken. Deze systematiek die – toen het onderwerp regeldruk onder
de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Financiën viel – in de opeenvolgende
kabinetten Balkenende is toegepast, had voornamelijk als doel om bij departementen een systematische
rapportage over regeldruk te stimuleren. In die periode werd gewerkt met departementale
reductiedoelstellingen en daarbij ging het vooral om tot een structurele verantwoordingsprocedure
te komen waarbij departementen beter inzage gaven in de door hen veroorzaakte regeldrukkosten
en de eventueel behaalde reducties. Het koppelen van een kwantitatieve doelstelling
aan de begrotingscyclus diende echter niet als instrument om departementen te sanctioneren
bij niet behaalde reducties en bleek ook geen garantie voor het behalen van gestelde
kwantitatieve reductiedoelstellingen. In de latere kabinetten Rutte was geen sprake
van een koppeling aan de begrotingscyclus en zijn reductiedoelstellingen wel behaald.
De keuze hoe de aanpak van de regeldruk voor de komende jaren wordt vormgegeven, inclusief
de keuze deze eventueel te koppelen aan de begrotingscyclus, is aan een nieuw Kabinet.
29
De leden van de SGP-fractie constateren dat de OESO heeft aangegeven dat het IAK onvoldoende
en vaak te laat wordt toegepast. Op het gebied van analyse en toetsing van voorgenomen
regelgeving scoort Nederland laag ten opzichte van andere OESO-landen. Deze leden
horen graag of en hoe de Staatssecretaris er voor gaat zorgen dat het IAK eerder en
beter wordt toegepast.
Antwoord
Zie hiervoor het antwoord op de vraag van de CDA-fractie.
30
De leden van de SGP-fractie horen graag bij welke voorstellen na 1 april 2020 een
mkb-toets is uitgevoerd. Deze leden ontvangen voor de uitgevoerde mkb-toetsen graag
een overzicht van de geconstateerde knelpunten en op welke manier de betreffende ministeries
hiermee omgegaan zijn. Vanuit het bedrijfsleven komt het signaal dat er weinig gebeurt
met de uitkomst van de mkb-toetsen. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre de
uitkomst van mkb-toetsen wordt opgepakt? Hoe ziet zij hierop toe? Is de Staatssecretaris
bereid ervoor te zorgen dat de integrale mkb-toets bij elk voorstel voor nieuwe regelgeving
meegestuurd wordt naar de Kamer?
Antwoord
Bij de volgende wetsvoorstellen is een mkb-toets uitgevoerd: Wet collectieve warmtevoorziening;
Lagere regelgeving loonwaardebepaling; Waarschuwingsregister Zorg & Welzijn; Wet implementatie
EU-richtlijn hernieuwbare energie en garanties van oorsprong; AmvB Wet Toetreding
Zorgaanbieders; Ministeriële Regeling Baangerelateerde InvesteringsKorting; Wijziging
Regeling energieprestatie gebouwen; Vernieuwd vergunningenstelsel voor bedrijven die
een kenteken mogen uitgeven.
Ten aanzien van het signaal vanuit het bedrijfsleven kan ik melden dat de verantwoordelijkheid
voor het uitvoeren van de mkb-toets en het betrekken van de resultaten daarvan in
het wetgevingsproces ligt bij de vakdepartementen. Maar mijn ministerie houdt wel
de vinger aan de pols. Op basis van de verslagen van de panelbijeenkomsten kan geconcludeerd
worden dat de sessies gewoonlijk door zowel de mkb-bedrijven als de beleidsambtenaren
nuttig wordt gevonden. In hoeverre de uitkomsten van die bijeenkomsten aan het begin
van het wetgevingsproces invloed hebben gehad op het eindresultaat is soms lastig
vast te stellen, omdat er ook andere belangen en toetsen een rol spelen. Inmiddels
is duidelijk geworden op basis van de verslagen en de Toelichtingen bij de eerste
wetten en regelingen met een mkb-toets dat in een meerderheid van de gevallen de mkb-toets
in meer of mindere mate invloed heeft gehad. Tot nu toe hebben drie toetsen mede bijgedragen
aan het intrekken van voorgenomen regelgeving of het heroverwegen van de voorgenomen
maatregelen. Het voorstel voor een wettelijk minimumtarief voor zzp'ers is hier een
voorbeeld van.
Op dit moment bestaat al de verplichting om in de Toelichting van wetten en regelingen
op hoofdlijnen in te gaan op de uitkomsten van de toets en wat daarmee is gedaan.
Het volledige verslag van het panelgesprek wordt verstuurd naar de ATR, dat werkbaarheid
voor bedrijven als een standaard toetspunt hanteert, en naar MKB-Nederland, ONL en
mijn ministerie om de vinger aan de pols te houden. Met de deelnemers van de panelgesprekken
is afgesproken dat het verslag vertrouwelijk is en om die reden niet openbaar wordt.
31
De leden van de SGP-fractie ontvingen het signaal dat veel aanbevelingen van de Strategische
commissie betere regelgeving bedrijven niet of onvoldoende worden overgenomen. Hoe
waardeert de Staatssecretaris dit? Op welke wijze ziet zij toe op uitvoering van de
aanbevelingen van deze commissie? Deze leden hebben begrepen dat knelpunten die al
onderdeel zijn van een maatwerkaanpak door de commissie betere regelgeving niet opgepakt
mogen worden, terwijl in de maatwerkaanpak knelpunten die vragen om wijziging van
regelgeving buiten beschouwing gelaten worden. Deze leden horen graag hoe de Staatssecretaris
deze gang van zaken beoordeelt en hoe zij gaat voorkomen dat knelpunten genegeerd
worden.
Antwoord
Adviezen van de Strategische commissie betere regelgeving bedrijven worden overwegend
goed uitgevoerd. Dit komt voort uit de benadering waarbij gezocht wordt naar een verbetering
voor ondernemers die ook op korte termijn uitvoerbaar en werkbaar is voor de regelgevers
of uitvoerders.
Nadat een advies is uitgebracht wordt op geregelde basis gevraagd welke ontwikkelingen
of vorderingen hebben plaatsgevonden in de uitvoering. In de slotrapportage regeldruk
die ik u later deze maand zal doen toekomen wordt uitgebreid ingegaan op de wijze
waarop invulling is gegeven aan de adviezen inzake de Risico Inventarisatie en Evaluatie
op Arbo gebied en op het advies inzake de reductie van enquêtelasten van het CBS.
De Strategische commissie heeft voor focus op generieke knelpunten gekozen om dubbel
werk te vermijden omdat er reeds een Maatwerkaanpak is voor sectorale knelpunten.
In alle instrumenten (ook de Maatwerkaanpak) worden die knelpunten opgepakt die als
onduidelijke of onnodige regelgeving kunnen worden gekenmerkt. Bij het zoeken naar
oplossingen blijkt dan of wijziging van regelgeving wenselijk of mogelijk is ofwel
het probleem veel meer zit in de verduidelijking of vergemakkelijking van de bestaande
verplichtingen. De stellingname dat knelpunten die om wijziging van de regelgeving
vragen in de maatwerkaanpak buiten beschouwing worden gelaten, is onjuist. Zo zijn
n.a.v. de maatwerkaanpak winkelambachten de werkkostenregeling en de wetgeving subsidie
praktijkleren aangepast.
32
De leden van de SGP-fractie vragen graag aandacht voor het goede werk van het ATR
en de aanbevelingen in de uitgevoerde evaluatie door Berenschot. Deze leden ontvangen
graag de reactie van de Staatssecretaris op de onderscheiden aanbevelingen. Gaat de
Staatssecretaris zorgen voor betere verantwoording van het al dan niet opvolgen van
ATR-adviespunten, en voor advisering door het ATR in de pre-consultatiefase? Deelt
de Staatssecretaris de mening dat naast verlenging van het mandaat voor het ATR, ook
verbreding van het mandaat nodig is ten behoeve van advisering over de aanpak van
bestaande regeldruk en van advisering voor de Kamer en decentrale overheden?
Antwoord
Naar aanleiding van de evaluatie van ATR zijn de aanbevelingen in interdepartementaal
verband onder de aandacht gebracht. Inzake de aanbeveling van adviespunten zal EZK
toezien op implementatie. Ten aanzien van de verlenging en verbreding van het mandaat
van ATR: zie het eerste deel van mijn antwoord op vraag 12 van de CDA-fractie.
33
De leden van de SGP-fractie constateren dat in het onderzoek life-event «In dienst
nemen 1e werknemer» niet verder gekeken is naar knelpunten waarvoor aanpassing van
wet- en regelgeving nodig is. Deze leden willen erop wijzen dat de Commissie Regulering
van Werk heeft geadviseerd om een brede inventarisatie te maken van de wettelijke
verplichtingen waarmee werkgevers te maken krijgen bij het aannemen van werknemers,
en te bezien welke regels en verantwoordelijkheden echt noodzakelijk zijn en in hoeverre
het werkgeverschap door het verminderen of anders beleggen van verantwoordelijkheden
lichter gemaakt kan worden. Op welke wijze wordt dit opgepakt en krijgt dit een vervolg?
Hoe waardeert de Staatssecretaris het voorstel van MKB-Nederland om voor specifiek
het domein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een reductiedoelstelling van 25% in
te voeren?
Antwoord
Op basis van de inventarisatie van knelpunten in het kader van het onderzoek naar
het in dienst nemen van de eerste werknemer, is besloten dat vooral wordt gewerkt
aan oplossingen die op korte termijn verlichting en verbetering kunnen geven. Het
gaat hier dan met name om knelpunten op het gebied van communicatie en dienstverlening.
Knelpunten die fundamenteler van aard zijn en de vastgelegde verantwoordelijkheden
van werkgevers raken vergen een bredere afweging dan alleen regeldruk en worden in
het licht van een bredere analyse van het arbeidsmarktbeleid bezien in het kader van
de voorstellen van de commissie Borstlap.
Ik ben geen voorstander om opnieuw met algemene reductiedoelstellingen te gaan werken,
ook niet voor een meer afgebakend terrein. Dergelijke doelstellingen hebben in het
verleden niet geleid tot een merkbare regeldrukvermindering omdat de focus lag op
punten waarbij mogelijk een reductie kon worden geboekt zonder in ogenschouw te nemen
of er daadwerkelijk sprake was van een ervaren knelpunt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier