Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Landbouw en Visserijraad op 15 en 16 december 2020
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1267 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 4 december 2020 inzake geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad
van 15 en 16 december 2020.
De vragen en opmerkingen zijn op 8 december 2020 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 10 december 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord/ Reactie van de Minister
14
III
Volledige agenda
14
I Vragen en antwoorden vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden stukken. Deze leden
hebben hier nog enkele vragen over.
Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad op 15 en 16 december 2020
De leden van de VVD-fractie lezen dat tot op heden niet duidelijk is wat er tijdens
de Raad met betrekking tot de vangstmogelijkheden besproken wordt en dat de Minister
verwacht dat er zonder een akkoord met het Verenigd Koninkrijk unilaterale vangstmogelijkheden
worden voorgesteld. Kan de Minister toezeggen dat zij, zodra meer bekend is over hetgeen
tijdens de Raad met betrekking tot vangstmogelijkheden besproken zal worden in relatie
tot een eventueel akkoord met het Verenigd Koninkrijk, de Kamer hierover zo snel mogelijk
zal informeren, met inbegrip van haar appreciatie van de dan bekende voorstellen?
Met betrekking tot de verhoging van de jaarflexibiliteit van vangstbestanden vragen
deze leden of de Minister per bestand kan toelichten welke jaarflexibiliteit zij voorstaat.
Deelt de Minister de mening van de leden van de VVD-fractie dat het moeilijk met elkaar
te verenigen is dat de Europese Commissie als het aankomt op het vaststellen van vangstmogelijkheden
consequent voorstelt om de adviezen van de International Council for the Exploration
of the Sea (ICES) te volgen, maar als het aankomt op het afschaffen van het pulsverbod
de Europese Commissie het advies van ICES hieromtrent nog niet gevolgd heeft? Zo ja,
is zij bereid om dit tijdens de Raad onder de aandacht te brengen? Hoe beoordeelt
de Minister het feit dat de scholbestanden er goed voor staan en de biomassa een recordomvang
heeft bereikt, maar er toch wordt geadviseerd om de Total Allowable Catch (TAC) naar
beneden bij te stellen?
De leden van de VVD-fractie delen de opvatting van de Minister dat een reductie van
de vangstmogelijkheden van kabeljauw met 45% buitenproportioneel en onnodig is. Kan
de Minister in dit verband toelichten hoe andere lidstaten tegen dit voorstel aankijken?
Kan de Minister toelichten hoe zij voornemens is te bewerkstelligen dat het Maximum
Sustainable Yield (MSY)-advies gevolgd wordt met betrekking tot de TAC’s voor kabeljauw?
Deze leden delen daarnaast de opvatting dat de voorgestelde flexibiliteit tussen de
vangstmogelijkheden van haring in de Noordzee en de Oostzee buitensporig is en het
haringbestand in de Noordzee zal schaden. Kan de Minister toelichten of zij gelegenheid
ziet om hierin met andere landen op te trekken om te voorkomen dat de Noordzee door
vissers uit de Baltische regio wordt leeggevist?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland (RVO) over de brexit en de gevolgen daarvan. Kan de Minister
ingaan op de procedures van de Douane en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA)? Deze leden willen graag meer duidelijkheid over hoe nieuwe procedures lopen
en met welke afhandelingstijd ondernemers rekening dienen te houden. Is er een spoednummer
beschikbaar indien ondernemers aanlopen tegen problemen? Hoe zien de procedures bij
het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) eruit voor een tewerkstellingsvergunning?
Zijn er belemmeringen vanwege coronamaatregelen? Hoe lang duurt deze procedure?
Tijdens de begrotingsbehandeling hebben de leden van de VVD-fractie vragen gesteld
en hun zorgen geuit naar aanleiding van de waarschuwing van het Amerikaanse Ministerie
van Landbouw over de Van boer tot bord-strategie. De Minister is tijdens de begrotingsbehandeling
niet echt ingegaan op deze zorgen en heeft aangegeven dat zij niet voornemens is een
impactanalyse uit te laten voeren naar de Van boer tot bord-strategie. Deze leden
betreuren dit. Het is een serieuze waarschuwing, waarin niet alleen de gevolgen voor
Europa in kaart worden gebracht maar ook de gevolgen wereldwijd. Zou het Amerikaanse
Ministerie van Landbouw alleen naar Europa kijken, dan zouden zij dat met een deel
eigenbelang kunnen doen. De Minister gebruikte soortgelijke woorden tijdens de begrotingsbehandeling.
Deze leden vragen de Minister om op Europees niveau op korte termijn een impactanalyse
te laten uitvoeren naar de strategie zoals deze er nu ligt. Daarnaast vragen zij een
impactanalyse op te stellen voor de gevolgen voor Nederland. Zij maken zich zorgen
over de gevolgen voor de Nederlandse en Europese voedselproductie in een tijd waarin
de wereldbevolking toeneemt. Zij wijzen hierbij ook op het belang van een gelijk speelveld,
zowel in Europees als in wereldwijd verband. Kan de Minister een toelichting geven
op het belang van het gelijke speelveld in relatie tot de Van boer tot bord-strategie?
De Minister geeft aan dat het gelijke speelveld en de concurrentiepositie van de Europese
landbouw een aandachtspunt is (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1255). Op welke manier komt dit tot uiting in de genomen maatregelen en de voorliggende
Van boer tot bord-strategie? Hoe wordt rekening gehouden met de positie van de Nederlandse
boer, die te maken krijgt met allerlei extra en verzwarende eisen?
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de regels die voor Nederland en Europa
gelden ook voor de rest van de wereld zouden moeten gelden. Deelt de Minister dit
standpunt? Op welke manier brengt zij dit standpunt naast de EU ook bij andere landen
en samenwerkingsverbanden onder de aandacht? Wat vindt de Minister van het feit dat
er voedsel geïmporteerd wordt uit landen die minder oog hebben voor eisen op het gebied
van onder meer dierenwelzijn, gewasbescherming en voedselveiligheid? Als zij het standpunt
van deze leden niet deelt, waarom niet en hoe kan het gelijke speelveld dan gewaarborgd
worden? Deelt de Minister de mening dat er bij handelsverdragen en import van voedsel
vooral gelet wordt op het eindproduct en minder aandacht is voor het proces van voedsel
produceren? Zo nee, waarom niet? Hoe verklaart de Minister dan de import van voedsel
waar gebruik wordt gemaakt van bijvoorbeeld technieken als CRISPR-Cas9, terwijl hiervoor
in Europa zeer strenge regels en terughoudendheid gelden?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er naar verwachting Raadsconclusies volgen over
een verplicht «Front-of-Pack»-voedselkeuzelogo, uitbreiding van verplichte herkomstetikettering
naar meer productsoorten, en een voorstel om te komen tot het vaststellen van voedingsprofielen
voor levensmiddelen waarmee grenzen worden gesteld aan het vermelden van voedings-
en gezondheidsclaims op verpakkingen. Deze leden vragen een uitgebreide toelichting
op de huidige vorm en inhoud van deze drie onderdelen. Ook vragen zij de Minister
uitgebreid in te gaan op de overeenkomsten en de verschillen tussen de maatregelen
die in Europa worden voorbereid en de Nederlandse Nutri-Score. Kan de Minister tevens
uitgebreid toelichten hoe een objectieve beoordeling van een gezonde voedselkeuze
zal plaatsvinden? Ook vragen zij de Minister de onderzoeken met de Kamer te delen
waaruit blijkt dat er een consumentenvraag is naar meer aandacht voor consumenten
informatie op het etiket.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie in 2021 impactassessments
laat uitvoeren met betrekking tot het voedselkeuzelogo, de voedingsprofielen en herkomstetikettering
en dat de verwachting is dat op basis van de resultaten daarvan voorstellen worden
opgesteld voor aangepaste regelgeving. Deze leden verwachten niet alleen dat de Europese
Commissie op basis van de impactassessments regelgeving aanpast, maar dat de Europese
Commissie dit ook daadwerkelijk doet op basis van de resultaten van de impactassessments.
Kan de Minister bevestigen dat zij deze opvatting uitdrukkelijk deelt? Kan de Minister
toezeggen dat er geen verdere stappen ondernomen worden tot deze impactanalyse gereed
is en gedeeld is? Zo nee, waarom niet? Regelgeving kan en mag niet worden aangepast
wanneer vooraf niet duidelijk is wat de gevolgen zijn.
De leden van de VVD-fractie lezen over de aanstaande conclusies over een EU-breed
dierenwelzijnslabel. Deze leden constateren verheugd dat er meer aandacht is voor
dierenwelzijn in Europa. Zij nemen kennis van de Raadsconclusies maar hebben daarbij
nog enkele vragen. Onduidelijk is hoe het verschil in mate van dierenwelzijn tussen
de verschillende lidstaten tot uiting zal komen. Kan de Minister daar een uitgebreide
toelichting op geven? Deze leden vinden dit belangrijk omdat Nederlandse boeren dierenwelzijn
hoog in het vaandel hebben staan. Kan de Minister een overzicht geven op de top 25-zaken
als het gaat om dierenwelzijn bij productiedieren en de verschillen in de Europese
lidstaten (bijvoorbeeld huisvesting, hoeveelheid binnen- en buitenruimte, speeltjes,
ingrepen, gezondheid enzovoorts). Kan de Minister aangeven hoe deze verschillen tot
uiting komen op een dierenwelzijnslabel? Kan de Minister ingaan op de verschillende
overwegingen die aan de Europese Commissie worden meegegeven? Wat is de bedoeling
van deze overwegingen: willen de lidstaten dit juist wel of niet en wat is de positie
van Nederland op deze verschillende overwegingen?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom het samenspel tussen de bestaande nationale
en de EU-brede dierenwelzijnslabels als overweging wordt meegegeven aan de Europese
Commissie. Waarom deelt Nederland dit en wat is de gewenste uitkomst voor Nederland?
Kan de Minister duidelijk bevestigen dat het samenspel, en dus de eisen die aan dierhouders
in Nederland worden gesteld, wel meegenomen moet worden in een dierenwelzijnslabel?
Zo nee, waarom niet? Hoe moet het EU-brede dierenwelzijnslabel worden gecategoriseerd
in relatie tot de Nederlandse dierenwelzijnslabels? Deze leden vragen welke voorwaarden
zijn meegegeven rond de administratieve lasten in verband met het EU-brede dierenwelzijnslabel.
Wil de Minister zich uitspreken tegen een verhoging van de administratieve lasten?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda over een brief aan de
visserijketen. Deze leden waarderen dit initiatief. Er zal voor de vissers veel veranderen.
Kan de Minister de communicatie met andere sectoren met de Kamer delen? Zo nee, waarom
niet? Kan de Minister aangeven welke «noodverbanden» zijn of worden ingericht mocht
de procedure of andere calamiteiten zich voordoen? Zijn hiervoor een noodnummer en
crisisorganisatie ingericht bij de diensten die hier nauw bij betrokken zijn, zoals
de Douane en de NVWA? Zo ja, is de Minister bereid de Kamer nog voor het verkiezingsreces
te informeren over de eerste ervaringen rondom de Brexit? Indien er geen «noodverbanden»
en crisisorganisatie is ingericht, ontvangen deze leden graag een uitgebreide toelichting
waarom dit niet gebeurd is en waar ondernemers zich kunnen melden bij calamiteiten.
Verslag van de Landbouw- en Visserijraad op 16 november 2020
De leden van de VVD-fractie onderschrijven de woorden van het voorzitterschap («verbaasd
en teleurgesteld») van de Landbouw- en Visserijraad over de uitspraken van Eurocommissaris
Timmermans. Kan de Minister reflecteren op de woorden van Eurocommissaris Timmermans?
Wat zijn de uitspraken van Eurocommissaris Timmermans waard nu er zowel in de Europese
Raad als in het Europees Parlement resultaten zijn bereikt? Deze leden willen bij
het traject tot de voorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) wel
benadrukken dat ze waarde hechten aan een transparanter proces. Zicht op de onderhandelingen
ontbreekt, hoe men tot welk resultaat komt et cetera. Kan de Minister reflecteren
op dit punt van transparantie?
De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag over de informele videoconferentie
op 16 november 2020 dat de Raad heeft stilgestaan bij de ontwikkelingen van het COVID-19-virus
bij nertsen. Nederland en andere landen hebben de Europese Commissie gevraagd om meer
regie te nemen op dit onderwerp. De Europese Commissie ziet hierin geen rol voor zichzelf.
Deze leden vragen waarom Nederland niet gepleit heeft voor meer onderzoek naar COVID-19
bij (huis)dieren. Kan de Minister aangeven waarom zij dit niet heeft ingebracht? Deze
leden maken zich zorgen over het achterblijven van onderzoek naar COVID-19 bij huisdieren,
knaagdieren en vleermuizen. Zij verwijzen naar hun inbreng bij de behandeling van
de wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met een vervroegde beëindiging
van de pelsdierhouderij. Is de Minister bereid dit alsnog te agenderen en in samenwerking
met andere landen aanvullend onderzoek op te zetten? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister tevens de Kamer op de hoogte te houden
van de bevindingen van de Europese Commissie op het punt van het verminderen van de
administratieve lasten bij de bestrijding van Afrikaanse varkenspest (AVP). Herkent
de Minister zich in de administratieve lastendruk die adequaat ingrijpen bij de AVP
minder eenvoudig maakt en kan zij haar antwoord toelichten?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan aangeven waarom de ontwikkelingen
rondom de recente uitbraken van de vogelgriep niet op de agenda stonden en staan.
Deze leden hebben eerder en in een set schriftelijke vragen hun zorgen geuit over
de hoogpathogene vogelgriep die dit jaar extra vroeg en zeer besmettelijk lijkt te
zijn (2020D47897). Een gezamenlijke aanpak, uitwisselen van «best practises» en aanvullend onderzoek
is noodzakelijk om meer grip te krijgen op de besmettingsroutes en het voorkomen van
uitbraken. Is de Minister bereid dit onderwerp bij de komende Raad te agenderen? Zo
nee, waarom niet? Kan de Minister de maatregelen van de verschillende lidstaten waar
vogelgriep is uitgebroken met de Kamer delen? Deze leden vragen hierbij specifiek
naar de maatregelen voor de commercieel gehouden dieren en de hobbydieren.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister zicht heeft op de beschikbaarheid
van alle stukken rond het Mercosur-verdrag voor de EU-landbouwmarkt. Wanneer verwacht
de Minister het standpunt van Nederland te kunnen vormen? Welke bevindingen kwamen
in 2016 uit het cumulatieve impactassessment en heeft de Minister het nieuwe impactassessment inmiddels ontvangen? Wat zijn de belangrijkste conclusies uit deze hernieuwde
studie?
De leden van de VVD-fractie hebben al meerdere keren aandacht gevraagd voor de situatie
in de kalversector. Deze leden blijven de overwegingen van de Minister bijzonder vinden
om eventuele steun te koppelen aan de verantwoordelijkheid van de sector om dierenwelzijn
verder te brengen. Zij hebben al eerder verwezen naar de aanvullende stappen die een
in zwaar weer verkerende sector kan zetten op dierenwelzijn als zij door de huidige
coronacrisis amper de middelen heeft om het hoofd boven water te houden. Kan de Minister
daarop reflecteren? Als de situatie in de Nederlandse kalversector door de Europese
Commissie niet als dramatisch wordt bestempeld, kan de Minister toelichten wat er
dan wel moet gebeuren wil de situatie in een sector als «dramatisch» worden bestempeld?
Kan de Minister ingaan op de actuele informatie over steunmaatregelen waar sectoren,
zoals de kalversector, de eendensector en andere sectoren, gebruik van kunnen maken?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het prijsniveau voor Europese landbouwproducten
veelal laag is, maar dat de markt verder een stabiel beeld laat zien. Wanneer de prijs
voor een langere periode laag is moet dit uiteindelijk gevolgen hebben voor de stabiliteit
van de markt. Hoe wordt op dit punt de vinger aan de pols gehouden?
SCoPAFF gewasbescherming vergadering van december 2020
De leden van de VVD-fractie lezen dat de toelating van de laagrisicostof bloedmeel,
die wordt gebruikt als afweermiddel tegen wild, wordt hernieuwd. Het is weer een voorbeeld
van een stof op basis waarvan in Nederland geen middelen zijn toegelaten en waarbij
Nederland toch instemt met een hernieuwde toelating. Kan de Minister onderbouwen waarom
in Nederland deze werkzame stof niet is toegestaan maar elders in Europa wel? Kan
de Minister aangeven waarom zij gebruik elders in Europa wel acceptabel vindt?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de stof benfluralin niet langer wordt toegestaan.
De Minister geeft aan dat zij zich kan voorstellen dat de sector deze casus zal aandragen
binnen de werkgroep actuele vraagstukken. Deze leden vragen waarom de Minister niet
zelf de regie neemt en met de sector in overleg gaat over deze werkzame stof en een
aantal andere werkzame stoffen die tot grote problemen in de land- en tuinbouw leiden.
Kan de Minister aangeven waarom zij niet meer in overleg treedt met de sector, waarom
er niet geïnventariseerd wordt welke tijdelijke maatregelen als overbrugging kunnen
gelden en of er in de toelating van alternatieve middelen een versnelling aangebracht
kan worden? Deelt de Minister de mening dat als er onvoldoende middelen beschikbaar
zijn, de voedselproductie in gevaar kan komen? Zo nee, op basis waarvan kan zij dit
stellen?
De leden van de VVD-fractie wijzen op het negatieve advies van de NVWA over de vrijstelling
voor de neonicotinoïde Cruiser SB in de suikerbietenteelt.1 Kan de Minister dit toelichten? Welke toegevoegde waarde kan het uitvoeringsprogramma
van de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 hebben op het vinden van een concreet alternatief
voor de grote problemen in deze sector? Waarom neemt de Minister ook op dit punt niet
zelf de regie? Klopt het dat de NVWA de bevindingen van de sector onderschrijft dat
het vergelingsvirus niet goed te beheersen is met de huidige middelen? Zo ja, op welke
manier is de Minister voornemens bij te springen om zo snel als mogelijk tot alternatieve
middelen te komen ter bestrijding van het vergelingsvirus? Zo nee, waarom niet? Deze
leden weten dat de sector voor de middelen Batavia en Closer dit jaar nog twee vrijstellingsaanvragen
willen doen. Kan de Minister toezeggen de vrijstellingsaanvraag zo voortvarend mogelijk
te behandelen en de Kamer verslag te doen van de bevindingen en het genomen besluit
over de vrijstellingsaanvragen?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan aangeven voor elk van de werkzame
stof in de brief ter voorbereiding op de vergadering van het Standing Committee on
Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) welke werkzame stoffen die in Europa niet
verlengd zullen worden, buiten Europa zijn toegestaan. Kan de Minister daarbij aangeven
welke landen dat zijn en of er voedsel van die landen naar Europa of Nederland geëxporteerd
wordt? Zo nee, is de Minister bereid om deze vraag standaard te gaan stellen? Deze
leden stellen dit punt aan de orde omdat er natuurlijk vanuit volksgezondheid, diergezondheid
en milieu gehandeld moet worden. In Nederland en Europa hebben wij hiervoor organisaties
die op basis van de wetenschap adviseren. De regels die voor Nederland en Europa gelden
zouden ook elders in de wereld moeten gelden. Als dat niet zo is en een werkzame stof
gevaarlijk is voor volksgezondheid, diergezondheid of milieu, dan zouden we ook geen
voedsel uit die landen moeten willen importeren. Deelt de Minister deze lijn? Zo nee,
waarom niet? Kan de Minister een overzicht geven van werkzame stoffen die in Nederland
verboden zijn maar wel een Europese toelating hebben? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie hebben een notitie ontvangen «Inventarisatie wegval thiofanaat-methyl:
Alternatieve middelen en maatregelen». Deze leden bedanken de Minister voor het doorsturen
van deze notitie. Helaas ontbreekt hier naast een oordeel van de NVWA ook een landbouwkundig
oordeel. Kan de Minister dit alsnog delen met de Kamer?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Landbouw- en Visserijraad van 15 en 16 december 2020 en willen de Minister nog enkele
vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister dat de Europese Commissie
aangegeven heeft ervoor te willen zorgen dat de visserij per 1 januari aanstaande
kan worden voortgezet, maar dat nog niet helemaal duidelijk is hoe dit vormgegeven
gaat worden. Deze leden constateren dat 1 januari al dichtbij is, dus dat er snel
duidelijkheid moet komen. Wanneer verwacht de Minister hier antwoord op te kunnen
geven?
De leden van de CDA-fractie lezen de conclusies over een EU-breed dierenwelzijnslabel
en hebben hierover nog een aantal vragen. Kan de Minister aangeven op welke manier
het verdienmodel van de veehouderij geborgd of versterkt wordt? Op welke manier staat
dit nieuwe label in verhouding tot de reeds bestaande labels? Waarom wordt er specifiek
gekozen voor een nieuw label in plaats van de bestaande labels bijvoorbeeld samen
te voegen? Is het nieuwe dierenwelzijnslabel verplicht voor alle veehouders of hebben
veehouders zelf de keuze om hier aan mee te doen? Welke indicatoren spelen een rol
bij het bepalen van het dierenwelzijn?
De leden van de CDA-fractie hebben naar aanleiding van het artikel in Facts Found
nog vragen aan de Minister.2 Is de Minister bekend met dit artikel? In het artikel wordt gesteld dat Frans Timmermans
de klimaatplannen in het kader van de Green Deal zes maanden na hun lancering nog
steeds niet heeft onderbouwd. Is de Minister hiervan op de hoogte? Zo ja, wat vindt
zij hiervan? Steunt de Minister het verzoek van de leden van het Europees Parlement
dat een stevige en realistische onderbouwing nodig is voor de plannen om de Europese
landbouw te verduurzamen en voor de verdere uitbreiding van de natuurgebieden, die
ten koste gaan van landbouwgrond?
De leden van de CDA-fractie lezen dat in het artikel wordt gesteld dat in het Europees
Parlement gevreesd wordt dat de betreffende klimaatplannen een gevoelige daling van
de landbouwproductie met zich mee zullen brengen en een forse stijging van de voedselprijzen,
terwijl zowel binnen de EU als in de rest van de wereld gepleit wordt voor een vergroting
van de landbouwproductie door de toename van de wereldbevolking. Kan de Minister zich
in deze uitspraak vinden en waarom wel of niet? Erkent de Minister dat het problematisch
zou zijn als de plannen inderdaad zorgen voor een daling van de landbouwproductie,
meer import van land- en tuinbouwproducten van buiten de Europese Unie en een stijging
van de voedselprijzen? Welke actie gaat de Minister ondernemen om dit te voorkomen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat in het artikel ook wordt gesteld: «Zolang gefundeerde
en doorgerekende verdienmodellen voor Europese agrarische familie- en gezinsbedrijven
en voedingsketens ontbreken, kunnen de plannen van Timmermans geen succes worden».
Steunt de Minister deze stellingname en kan zij toelichten waarom wel of niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda ten behoeve
van de Landbouw- en Visserijraad op 15 en 16 december 2020. Deze leden hebben hier
nog enkele vragen en opmerkingen over.
Voedseletikettering
De leden van de D66-fractie lezen dat de Europese Commissie in het vierde kwartaal
komt met een voorstel voor een verplicht «Front-of-Pack»-voedselkeuzelogo, uitbreiding
van verplichte herkomstetikettering naar meer productsoorten en een voorstel voor
het vaststellen van voedingsprofielen voor levensmiddelen waarmee grenzen worden gesteld
aan het vermelden van voedings- en gezondheidsclaims op verpakkingen. Deze leden signaleren
bovendien dat een deel van de lidstaten voorstander blijkt te zijn van een kleurcodesysteem
aan de voorkant van de verpakking van producten en dat een ander deel van de lidstaten
voorstander is van meer gedetailleerde voedingswaarde-informatie op de voorkant. Wat
is de inzet van Nederland? Waarom heeft Nederland voor die inzet gekozen? Is de Minister
voorstander van een verplicht of vrijwillig geharmoniseerd etiketteringsschema? Daarnaast
werkt Nederland ook aan haar eigen voedselkeuzelogo. Hoe staat het met de invoering
van de Nutri-Score? Wanneer kan de Kamer hier meer informatie over verwachten? Hoe
wordt dit logo precies vormgegeven? Welke eisen wil Nederland stellen aan het vaststellen
van voedingsprofielen? Hoe moeten deze er uit komen te zien?
Vleescampagne
De leden van de D66-fractie signaleren dat de EU 3,5 miljoen euro subsidie geeft aan
een campagne voor rundvlees. Is de Minister van mening dat dit wenselijk is in het
kader van een omslag naar kringlooplandbouw en de stappen tegen klimaatverandering?
Zo nee, welke mogelijkheden heeft zij om in de toekomst een stokje te steken voor
dergelijke campagnes en is zij hiertoe bereid?
Van boer tot bord-strategie
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat Eurocommissaris Frans Timmersmans
recent een aantal uitspraken heeft gedaan waarin hij aangaf de GLB-voorstellen in
te willen trekken, omdat het Europees Parlement wil vasthouden aan het huidige landbouwbeleid.
Hoe groot acht de Minister de kans dat de Europese Commissie ook daadwerkelijk de
GLB-voorstellen zal intrekken? Welke gevolgen heeft dit? Zijn er lidstaten die hier
voorstander van zijn?
Veetransporten
De leden van de D66-fractie lezen dat het Verenigd Koninkrijk het eerste land in Europa
is dat de export van levende dieren in de ban gaat doen met het oog op dierenwelzijn.
Hoe beoordeelt de Minister deze ontwikkeling? Spoort deze ontwikkeling haar extra
aan om dit ook te realiseren in de Europese Unie?
Positieflijst
De leden van de D66-fractie verwijzen naar het actieplan dat zij twee weken geleden
hebben gelanceerd om de kans op zoönosen in de toekomst te beperken. Een van de speerpunten
uit het plan is om de illegale handel in wilde dieren een halt toe te roepen. Deze
leden zijn blij dat de Kamer vorige week de motie van de leden De Groot en Moorlag
(Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 41) heeft aangenomen die de Minister oproept om een positieflijst te realiseren die
ook rekening houdt met reptielen, amfibieën en vogels, naast de positieflijst voor
zoogdieren. Belangrijk, omdat ook deze dieren zoönosen bij zich kunnen dragen. Echter,
zij zijn van mening dat deze lijst er niet alleen in Nederland moet komen maar ook
in Europa. Handel in dieren stopt immers niet bij de Nederlandse grens. Is de Minister
bereid een Europese positieflijst te agenderen?
EU Action Plan against Wildlife Trafficking
De leden van de D66-fractie zijn daarnaast van mening dat niet alleen een positieflijst
gerealiseerd moet worden op Europees niveau, maar dat ook actie ondernomen moet worden
rond het EU-actieplan tegen handel in wilde dieren. Dit plan loopt dit jaar af en
volgend jaar zal een nieuw plan worden gepresenteerd. Wat deze leden betreft is het
essentieel dat dit plan onderdeel wordt van de Europese Biodiversiteitsstrategie en
dat wanneer iemand gepakt wordt voor illegale handel in dieren, die persoon na vrijlating
of het betalen van een boete niet verder kan gaan met zijn of haar bezigheden. Dit
moet op Europees niveau worden aangekaart, en opgenomen worden in het EU-actieplan.
Is de Minister bereid zich hiervoor in te zetten? Wat is de inzet van de Minister
ten aanzien van het nieuwe Europese actieplan tegen wildlife trafficking?
Dierenwelzijnslabel
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te vernemen dat er voortvarend aan de slag
wordt gegaan met het realiseren van een EU-breed dierenwelzijnslabel. Deze leden lezen
dat over de Raadsconclusies vrijwel alle lidstaten overeenstemming hebben bereikt.
Kan de Minister schetsen over welke punten nog geen overeenstemming is bereikt? Kan
de Minister bovendien aangeven wanneer zij verwacht dat met deze verkenning concrete
resultaten zullen worden geboekt?
Kabeljauw
De leden van de D66-fractie lezen dat het helaas nog niet goed gaat met de kabeljauw
bestanden in de Noordzee. Deze leden lezen dat ICES een MSY-advies geeft met een reductie
van 17%, maar dat de Europese Commissie deze MSY lager wil stellen om het bestand
sneller te laten herstellen. De Minister geeft aan dit te fors en overdreven te vinden.
Kan de Minister aangeven waarop zij deze conclusie baseert? Kan zij bovendien aangeven
welke reductie zij voor ogen heeft en wat de tijdpaden van herstel zijn onder de beide
scenario’s (zowel onder een vangstreductie van 45% en de beoogde vangstreductie van
de Minister)?
Aalbeheerplan
De leden van de D66-fractie lezen bovendien dat het huidige aalbeheerplan zal worden
voortgezet. Aangezien het wereldwijd slecht gaat met de aalbestanden, zijn deze leden
benieuwd of een voortzetting van de huidige aalbeheerplannen voldoende is om het herstel
van de aalbestanden te kunnen garanderen en waarop de Minister en de Europese Commissie
deze veronderstelling baseren.
Biomassa
Is de Minister bekend met de problematiek van kaalgekapte stukken bos in Estland ten
behoeve van verbranden van houtige biomassa? Wat is het oordeel van de Minister over
het onderzoek van onder andere Investico over de duurzaamheidseisen rondom de producten
die naar Nederland worden gebracht? Is de Minister op de hoogte van de discrepantie
in duurzaamheidscriteria rondom kaalkap en de uitspraken van de Minister van Economische
Zaken en Klimaat over reststromen? Zo ja, hoe oordeelt zij hierover? Op welke manier
ziet de Minister kaalkap als een vorm van duurzaam bosbeheer? Wil de Minister zich
in Europa inzetten voor goede duurzaamheidscertificaten voor duurzaam bosbeheer en
duurzaam hout?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de documenten voor het
schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad op 15 en 16 december. Tijdens
het schriftelijk overleg over de vorige Raad hebben zij al aangegeven met zorg de
ontwikkelingen rondom het nieuwe GLB te volgen.
Nieuwe GLB
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich grote zorgen over het nieuwe GLB en
het samengaan met de biodiversiteitsstrategie en de Van boer tot bord-strategie als
onderdeel van de Green Deal. Uit een recent rapport blijkt dat het huidige landbouw-
en voedselbeleid niet op het pad zit van de ambities en doelen van de Green Deal wat
betreft klimaat, milieu, voeding en gezondheid.3 Volgens dit rapport zijn er snel versterkingen nodig van het GLB, met name bindende
wetgeving en doelen. Dit is wat anders dan de Minister eerder heeft aangegeven of
waar het in de onderhandelingen over het nieuwe GLB nu naar toe lijkt te gaan. Kan
de Minister op dit rapport reageren?
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen de Minister erop dat de Voorzitter van de
Europese Commissie er ook op wijst dat de doelen uit de Van boer tot bord-strategie
en biodiversiteitsstrategie onderdeel moeten worden van het nieuwe GLB.4 Hoe ziet de Minister dat? Ziet zij, net als de Commissievoorzitter, ook dat er in
de onderhandelingen nog mogelijkheden zijn om het GLB meer in lijn te krijgen met
de doelen uit de Green Deal? Waar zitten die mogelijkheden dan precies, zo vragen
deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen daarnaast ook nog aandacht voor het akkoord
tussen het Europees Parlement en de Raad over de meerjarenbegroting. Daar is voor
het eerst een doel voor biodiversiteit in opgenomen. Kan de Minister uitleggen hoe
dit van invloed is op het GLB? Deze leden zien alleen de mogelijkheid om dit doel
te halen als het GLB gaat bijdragen aan bescherming van biodiversiteit. Is de Minister
het met hun analyse eens dat dit doel alleen gehaald kan worden met een grondige herziening
van het GLB?
Tot slot over het nieuwe GLB. De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat er
al een beetje voortgang zit in de totstandkoming van het Nationaal Strategisch Plan
(NSP). Deze leden willen ervoor pleiten dat dit een transparant governancemodel wordt
en daarmee makkelijk en toegankelijk is voor boeren en andere belanghebbenden. Dit
is ook wat het advies «Opgavegericht samenwerken» van het adviesbureau AEF schrijft.
Deze leden hopen dus dat de Minister hieraan vasthoudt.
Bijenrichtsnoer
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat er flinke vertraging is opgelopen in de
discussie rondom het nieuwe bijenrichtsnoer. De Kamer heeft op veel verschillende
momenten aandacht gevraagd voor de besluitvorming rondom het bijenrichtsnoer en twee
keer een motie aangenomen. De eerste motie (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1171) van mei 2019 vroeg de regering zich in te zetten voor de benodigde aanscherping,
en dus voor inwerkingtreding van het bijenrichtsnoer als geheel, inclusief de tests
op het gebied van chronische toxiciteit en de gevolgen voor solitaire bijen en hommels.
De tweede motie (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 50), waarover de Kamer afgelopen week stemde, vraagt de regering zich in te zetten voor
een maximaal aanvaardbare sterfte van (wilde) bijen- en hommelpopulaties, zoals vastgelegd
in het oorspronkelijke bijenrichtsnoer. Het gaat hier om een maximum van 7% aanvaardbare
sterfte. Deze leden hebben daarom de volgende vragen. Kan de Minister uitleggen hoe
zij deze eerste motie heeft uitgevoerd en hoe zij van plan is de meest recente motie
in concrete actie om te zetten? Kiest de Minister dan ook, zoals de motie indirect
vraagt, voor optie 3 die op tafel ligt en niet voor aanpak nummer 2, die gebaseerd
is op het BEEHAVE-model? Kan de Minister uitleggen wat de planning is van het besluitproces
in Brussel? Kan zij schetsen hoe het speelveld van de verschillende lidstaten over
de verschillende opties die op tafel liggen zich ontwikkelt nu de discussie langer
duurt? In hoeverre is het model dat door de Europeaan Food Safety Authority (EFSA)
zelf ontwikkeld is en bijna in gebruik genomen kan worden, genaamd ApisRAM, onderdeel
van de discussies? Is er sprake van dat dit model gebruikt gaat worden in de toelating
van landbouwgif? Is de Minister het met deze leden eens dat door de vertraging en
het nieuwe model ApisRam, het BEEHAVE-model van tafel kan?
Bossenstrategie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse het stukje over de bossenstrategie
in het verslag van de vorige Raad gelezen. Deze bossenstrategie kwam ook regelmatig
ter sprake tijdens het notaoverleg «Behoud het woud» van enkelen van deze leden. De
Minister schrijft dat de meeste lidstaten benadrukken dat zij de bossenstrategie erg
belangrijk vinden. Wat vindt de Minister van bossenwetgeving? In hoeverre wordt er
door andere lidstaten gesproken over bindende wetgeving volgend uit deze bossenstrategie?
Hoe is het krachtenveld wat betreft bossenwetgeving? Deze leden zijn ook benieuwd
of er tijdens de afgelopen Raden gesproken is of bij de komende Raad gesproken wordt
over het rapport waarin de Europese Commissie wordt gevraagd een raamwerk te ontwikkelen
om de import van producten die ontbossing elders veroorzaken aan banden te leggen.5 Wat vindt de Minister van een dergelijk plan? Is zij van plan om dit te steunen?
Dierenwelzijnslabel en voedingsetikettering
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat er tijdens de Raad mogelijk
ook gesproken wordt over een dierenwelzijnslabel en andere voedingsetikettering. Deze
leden zijn groot voorstander van dierenwelzijnslabel en zien het Beter Leven Keurmerk
dat de markt in Nederland heeft ontwikkeld als een goed voorbeeld. Kan de Minister
schetsen wat de verschillende lidstaten van ons Nederlandse keurmerk vinden? Welke
lidstaten zijn voorstander van een dergelijk dierenwelzijnslabel? Wat is de Nederlandse
inzet ten aanzien van de introductie van een EU-breed dierenwelzijnslabel? Hoe zou
een EU dierenwelzijnslabel samenhangen met de reeds bestaande labels in Nederland?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen verder in de geannoteerde agenda dat naast
het dierenwelzijnslabel ook een voedselkeuzelogo, voedingsprofielen en herkomstetikettering
worden besproken. Er lijken twee opties te zijn als het gaat om de voedingsetikettering
op de voorkant van de verpakking, waarbij een deel van de lidstaten voorstander lijkt
te zijn van een kleurcodesysteem voor de voorkant van de verpakking en een ander deel
voorstander lijkt te zijn van meer gedetailleerde voedingswaarde informatie op de
voorkant. Kan de Minister aangeven wat de Nederlandse inzet is geweest op dit vlak?
In hoeverre wordt informatie over milieu- en sociale impact van voeding meegenomen
in deze discussie? Is de Minister bereid hier aandacht voor te vragen in de Raad?
Tot slot, kan de Minister aangeven of Nederland voorstander is van een vrijwillig
of verplicht geharmoniseerd etiketteringsschema?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Visquota
Elk jaar worden tijdens de Landbouw- en Visserijraad in december de vangstmogelijkheden
voor het volgende kalenderjaar vastgesteld in de vorm van TAC en de Quota Verordening.
De onderhandelingen over de TAC vinden ook dit jaar achter gesloten deuren plaats,
met alleen de uitkomst als resultaat. Het huidige voorstel bevat 23 TAC's, waarvan
er 13 naar beneden bijgesteld worden op basis van wetenschappelijk advies, aldus de
Europese Commissie. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat het
naar beneden bijstellen van de TACs aangeeft dat in 2021 nog niet alle visbestanden
in Europese wateren op MSY-niveau bevist worden, zoals werd afgesproken in 2014 als
doelstelling voor 2020. Onderzoek uit 2020, gedaan door de New Economics Foundation,
concludeerde dat van de overeengekomen TAC's voor EU-wateren er tussen 2001 en 2019
gemiddeld zes van de tien hoger waren dan wetenschappelijk was geadviseerd.6 Ook tijdens de onderhandelingen van december 2019 bleek dat van de 120 TACs er 52
tot stand waren gekomen die de wetenschappelijk geadviseerde bovengrens overschreden.
Om ervoor te zorgen dat de TACs in lijn met het wetenschappelijk advies worden vastgesteld,
hebben meer dan driehonderd wetenschappers in september van dit jaar een brandbrief
gestuurd naar de Europese Commissie.7 In deze brief roepen de wetenschappers op om de overbevissing te beëindigen. Ze merken
op dat 38% van de visbestanden op de Noordoost Atlantische Oceaan nog steeds overbevist
wordt.8 Kan de Minister aangeven voor welke soorten een TAC besproken zal worden tijdens
de onderhandelingen van december 2020? Kan de Minister aangeven hoeveel en welke van
de besproken en van de bovengenoemde 23 TACs hoger zullen zijn dan geadviseerd door
wetenschappers, zoals ook gebeurde voor de TACs van 2020? Is de Minister bereid om
de Kamer te informeren over de Nederlandse inzet voor de soorten waar Nederland op
vist, aangezien de onderhandelingen achter gesloten deuren plaatsvinden? Zo nee, waarom
niet? Hoeveel soorten waar Nederland op vist, kennen geen TAC? Is de Minister bereid
ervoor zorg te dragen dat geen enkele TAC wordt vastgesteld op een niveau dat boven
het wetenschappelijk advies ligt?
Ook merken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op dat het slecht gaat met
de kabeljauw, zoals blijkt uit het voorstel van de Europese Commissie om geen gerichte
visserij op het kabeljauwbestand in het Kattegat te laten plaatsvinden. Vorig jaar
zei de Minister dat in 2020 helaas niet alle visbestanden in Europese wateren op MSY-niveau
bevist worden: «In de Noordzee moeten we er voor kabeljauw rekening mee houden dat
een duurzaam vangstniveau in 2020 voor dit bestand waarschijnlijk niet wordt bereikt
en dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.»9 Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de kabeljauwstand
in de Noordzee en in de gedeelten waar Nederlandse vissers vissen? Wanneer is het
punt bereikt dat aanvullende maatregelen worden genomen? De Minister zei vorig jaar
ook dat het niet mogelijk en wenselijk is om de omvang van de visserijvloot, via een
structurele maatregel als sanering, af te stemmen op jaarlijkse fluctuaties. Kan de
Minister aangeven of ze tot nieuwe inzichten is gekomen met betrekking tot sanering,
gezien haar recente plan om de druk op vier schubvisbestanden (snoekbaars, baars,
blankvoorn en brasem) in het IJsselmeer permanent te verlagen, door een definitieve
vermindering van het aantal vergunningen en het openstellen van een saneringsregeling?10 Heeft de Minister plannen om de delen van de visserijsector waar de 2020-doelstelling
niet gehaald wordt te saneren? Zo nee, waarom niet?
Gesubsidieerde visreclame
Tot slot merken de leden van de Partij voor de Dierenfractie op dat de Europese Unie
geld steekt in visreclames, naast de miljoenen subsidies voor vleesreclames. In Nederland
worden vispromotie-spotjes uitgezonden met als thema «Zorg een beetje voor elkaar».
Dit soort reclames staat lijnrecht tegenover de oproep van wetenschappers om overbevissing
tegen te gaan. De Minister heeft eerder aangegeven dat Nederland geen voorstander
is van EU-steun voor promotie voor (gangbare) landbouwproducten en dat algemene afzetbevordering
een verantwoordelijkheid van de sector zelf is.11 Betekent dat ook dat de Minister in Europa zich zal uitspreken tegen EU-steun voor
de promotie van visconsumptie? Zal de Minister in Europa de strategie uitdragen tegen
steun voor voorlichting en afzetbevordering van visproducten te zijn, zoals zij dat
doet met EU-steun voor promotie van vleesproducten? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister
de Kamer informeren over de inzet van Nederland in Europa op het gebied van gangbare
landbouw- en visproducten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende
geannoteerde agenda. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat ICES voor tong een forse verhoging
van de TAC heeft voorgesteld. Gaat de Minister zich ervoor inzetten dat deze verhoging
door de Europese Commissie overgenomen wordt?
De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de brexit en de impact voor
de visserij. Hoe kijkt de Minister aan tegen het voorstel om ten aanzien van de brexit
en de quota-verdeling daarna zich ten minste in te zetten voor een roll-over van de
quota in 2020, waarbij ten minste 25% wordt uitgedeeld voor het eerste kwartaal? Wil
zij zich er op deze manier voor inzetten dat de visserij op korte termijn voldoende
ruimte houdt om te blijven vissen?
II Antwoord/ Reactie van de Minister
III Volledige agenda
Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 15–16 december 2020.
– Brief regering van 04-12-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Verslag videoconferentie van Landbouwministers 16 november 2020. Kamerstuk
– Brief regering d.d. 02-12-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
(Kamerstuk 21 501-32, nr. 1260)
Derde Kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingshandelingen LNV.
– Brief van 06-11-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
SCoPAFF gewasbescherming vergadering van december.
– Brief van 30-11-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. (Kamerstuk
27 858, nr. 526)
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden stukken. Zij hebben
hier nog enkele vragen over.
Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad op 15 en 16 december 2020
De leden van de VVD-fractie lezen dat tot op heden niet duidelijk is wat er tijdens
de Raad met betrekking tot de vangstmogelijkheden besproken wordt en dat de Minister
verwacht dat zonder een akkoord met het Verenigd Koninkrijk er unilaterale vangstmogelijkheden
worden voorgesteld. Kan de Minister toezeggen dat zij, zodra meer bekend is over hetgeen
tijdens de raad met betrekking tot vangstmogelijkheden besproken zal worden, in relatie
tot een eventueel akkoord met het Verenigd Koninkrijk, zij de Kamer hierover zo snel
mogelijk zal informeren, met inbegrip van haar appreciatie van de dan bekende voorstellen?
Met betrekking tot de verhoging van de jaarflexibiliteit van vangstbestanden vragen
voorgenoemde leden of de Minister per bestand kan toelichten welke jaarflexibiliteit
zij voorstaat.
Deelt de Minister de mening van de leden van de VVD-fractie dat het moeilijk met elkaar
te verenigen is dat de Commissie als het aankomt op het vaststellen van vangstmogelijkheden
consequent voorstelt om de adviezen van ICES te volgen, maar als het aankomt op het
afschaffen van het pulsverbod de Commissie het advies van ICES hieromtrent nog niet
gevolgd heeft? Zo ja, is zij bereid om dit tijdens de Raad onder de aandacht te brengen?
Hoe beoordeelt de Minister het feit dat de scholbestanden er goed voor staan en de
biomassa een recordomvang heeft bereikt, maar er toch wordt geadviseerd om de TAC
naar beneden bij te stellen?
De leden van de VVD-fractie delen de opvatting van de Minister dat een reductie van
de vangstmogelijkheden van kabeljauw met 45% buitenproportioneel en onnodig is. Kan
de Minister in dit verband toelichten hoe andere lidstaten tegen dit voorstel aankijken?
Kan de Minister toelichten hoe zij voornemens is te bewerkstelligen dat het MSY-advies
gevolgd wordt met betrekking tot de TAC’s voor kabeljauw?
De leden van de VVD-fractie delen daarnaast de opvatting dat de voorgestelde flexibiliteit
tussen de vangstmogelijkheden van haring in de Noordzee en de Oostzee buitensporig
is en het haringbestand in de Noordzee zal schaden. Kan de Minister toelichten of
zij gelegenheid ziet om hierin met andere landen op te trekken om te voorkomen dat
de Noordzee door vissers uit de Baltische regio wordt leeggevist?
Antwoord
Gezien de onvoorspelbaarheid van de onderhandelingen met het VK is het helaas niet
mogelijk om een tijdspad te delen, maar uiteraard zal ik uw Kamer zo snel informeren
als er meer bekend is over de voorstellen voor vangstmogelijkheden, binnen de mogelijkheden
die er zijn. Zo is er zeer recentelijk (avond van 7 december) een nieuw non-paper
door de Commissie gedeeld over de voorbereidingen voor 1 januari en verwacht ik een
aanvullend non-paper eind deze week. Over beide papers zal ik uw Kamer zo snel mogelijk
informeren.
Wat de jaarflexibiliteit betreft zal ik de Commissie vragen een verhoogde flexibiliteit
te overwegen op basis van advies van de International Council for the Exploration
of the Sea (ICES). Vooralsnog denk ik daarbij aan een verhoging van 10% naar 25%.
Daarbij wil ik wel onderstrepen dat een dergelijke flexibiliteit wat mij betreft alleen
aan de orde is als het bestand gezond is. Indien ICES adviseert dat verhoging van
25% schadelijk is zal ik dat advies uiteraard volgen.
De ICES-adviezen waar de Commissie de vangstmogelijkheden op baseert zijn onderdeel
van een jaarlijks proces rondom de TAC en Quota Verordening. De ICES-adviezen over
pulsvisserij staan hier in principe los van en maakten onderdeel uit van de besluitvorming
over de Verordening Technische Maatregelen. Het recente advies van ICES hierover is
op verzoek van Nederland uitgebracht. De Commissie zal in de tweede helft van 2021
de voortgangsrapportage over de Verordening Technische Maatregelen, waar het pulsverbod
instaat, publiceren. Ik heb de Commissie gevraagd om het ICES-advies over pulsvisserij
bij deze rapportage te betrekken. Ik zal dit advies tijdens de Raad waar deze rapportage
op de agenda staat opbrengen.
Wat schol betreft stelt ICES een kleine reductie (-2,3%) voor ten opzichte van de
huidige vangsthoeveelheid (Total Allowable Catch, TAC), omdat de vangbare biomassa
een kleine daling laat zien. De biomassa zelf groeit al wel enkele jaren. Dat betekent
dat er wel meer paairijpe vis bij komt, maar dat is niet de vis die vooral opgevangen
wordt. Vissers vangen voornamelijk de jaarklassen die juist een beetje teruglopen.
Ik zet in op het volgen van dit ICES advies, omdat dit recht doet aan de ontwikkelingen
van paaibiomassa van dit bestand. Daarbij verwacht ik niet dat de visserij iets merkt
van deze reductie, aangezien die zeer klein is en het scholquotum in de Noordzee al
enkele jaren niet wordt opgevist.
Daarnaast heeft de VVD fractie enkele vragen gesteld over kabeljauw in de Noordzee.
Zoals aangegeven acht ik het volgen van MSY advies voor 2021, wat een reductie van
–17% ten opzichte van de huidige TAC betekent, een realistische inzet bij de eventuele
onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen. De lidstaten die een belang
hebben bij kabeljauw in de Noordzee, zoals Denemarken, Frankrijk en België, hebben
allen aangegeven het voorstel van de Commissie (een reductie van –45%) niet wenselijk
is. Nederland is heeft een relatief klein aandeel in de TAC van kabeljauw. Ik verwacht
dat de landen met de grootste belangen in deze TAC, zoals het VK, Noorwegen en Denemarken,
hierin het voortouw nemen.
Er zijn voor- en tegenstanders in de Raad wat betreft de voorgestelde flexibiliteit
voor haring tussen de Noordzee en Oostzee. Verschillende lidstaten (onder andere Zweden
en Denemarken) zijn hier voorstander van. Maar er zijn ook lidstaten (onder andere
Frankrijk en België) die hier net als Nederland tegen zijn. Ik zal samen met deze
lidstaten optrekken.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er naar verwachting raadsconclusies volgen over
een verplicht «Front-of-Pack» voedselkeuzelogo, uitbreiding van verplichte herkomstetikettering
naar meer productsoorten, en om te komen met een voorstel voor het vaststellen van
voedingsprofielen voor levensmiddelen waarmee grenzen worden gesteld aan het vermelden
van voedings- en gezondheidsclaims op verpakkingen. De leden vragen een uitgebreide
toelichting op de huidige vorm en inhoud van deze drie onderdelen. Ook vragen de leden
uitgebreid in te gaan op de overeenkomsten en de verschillen tussen de maatregelen
die in Europa worden voorbereid en het Nederlandse «Nutri-Score». Kan de regering
tevens uitgebreid ingaan hoe een objectieve beoordeling van een gezonde voedselkeuze
zal plaatsvinden.
Antwoord
Onder leiding van het Duitse voorzitterschap hebben de lidstaten in de afgelopen maanden
gesproken over een aantal acties op het gebied van etikettering uit de Europese Farm-to-Fork
strategie. In de Coreper van 4 december kon niet tot overeenstemming worden gekomen
over de Raadsconclusies. Daarom zal tijdens de Landbouwraad van 15 en 16 december
aanstaande worden gestreefd naar goedkeuring en overeenstemming van de conclusies
op niveau van de landbouwministers. In dit geval zouden het Voorzitterschapsconclusies
worden.
Er is brede overeenstemming tussen de lidstaten dat een EU-geharmoniseerd voedselkeuzelogo
gewenst is voor zowel bedrijven als consumenten. Sommige lidstaten hebben aangegeven
het belangrijk te vinden huidige nationale regulering rondom voedselkeuzelogo’s te
kunnen blijven voeren. Daarnaast is overeenstemming bereikt over een aantal uitgangspunten
waaraan een Europees voedselkeuzelogo moet voldoen. Een logo moet gebaseerd zijn op
wetenschappelijke kennis, moet ontwikkeld worden met betrokkenheid van meerdere stakeholders,
moet consumentvriendelijk en transparant zijn, de voedingskundige criteria moeten
in synergie zijn met nationale voedingsrichtlijnen, simpel en technisch uitvoerbaar
voor bedrijven, en het moet handhaafbaar zijn voor de controle autoriteiten. Enkele
lidstaten hebben zorgen geuit over de uiting en werking van een voedselkeuzelogo bij
bepaalde traditionele producten. Deze lidstaten hebben gezamenlijk een standpunt12 gepresenteerd in een vorige Landbouwraad.
Op 28 november 2019 heeft de staatsecretaris van VWS gekozen voor Nutri-Score. Hierbij
is aangegeven dat allereerst de achterliggende criteria moeten worden aangepast, zodat
het logo beter aansluit bij de voedingsrichtlijnen.
In de Europese Farm to Fork strategie heeft de Europese Commissie aangekondigd dat
er uiterlijk eind 2022 een voorstel voor een verplicht Europees geharmoniseerd voedselkeuzelogo
komt. Deze discussie heeft op dit moment geen gevolgen voor het invoeren van Nutri-Score
in Nederland. In Nederland worden de voorbereidingen getroffen om het voeren van Nutri-Score
na de evaluatie van het logo, vanaf medio 2021, mogelijk te kunnen maken. Het gaat
hierbij niet om een verplicht voedselkeuzelogo.
Een objectieve voedselkeuze is mogelijk op basis van voedselinformatie die gebaseerd
is op de actuele voedingskundige wetenschap. Met de Schijf van Vijf biedt het Voedingscentrum
voorlichting over wat een gezond voedingspatroon is. De Schijf van Vijf is gebaseerd
op nationale voedingsrichtlijnen die zijn opgesteld door de Gezondheidsraad. Daarnaast
kan de consument tijdens het boodschappen doen een keuze maken op basis van de informatie
over de samenstelling en voedingswaarde op de achterkant van het etiket. Op die manier
biedt het voedselkeuzelogo een instrument waarbij in één oogopslag een betere voedselkeuze
gemaakt kan worden. De score van het voedselkeuzelogo is gebaseerd op voedingskundige
criteria.
Voor een aantal productcategorieën bestaat al Europees verplichte herkomstetikettering
(o.a. voor enkele vleessoorten). Meerdere lidstaten hebben daarnaast in de afgelopen
jaren nationale wetgeving voor herkomstetikettering van een aantal aanvullende productcategorieën
vastgesteld (met name voor zuivel, zuivelproducten en vlees als ingrediënt).
De lidstaten zijn het erover eens dat nationale wetgeving over herkomstetikettering
niet wenselijk is en zorgt voor verstoring van de interne markt. Allereest zal de
Europese Commissie een impact assessment laten uitvoeren. De uitkomsten van dit impact
assessment zullen belangrijke informatie bieden of en zo ja, voor welke producten
uitbreiding van de verplichtingen voor herkomstetikettering gewenst is. In het onderzoek
wordt onder andere gekeken naar het gedrag en de behoefte van consumenten en de administratieve
lasten die dit met zich meebrengt.
Een grote meerderheid van de lidstaten staat positief ten opzichte van het voornemen
van de Europese Commissie om voedingsprofielen op te stellen. Een impact assessment
van de Commissie moet uitwijzen hoe de voedingsprofielen verder ingevuld moeten worden.
Zo wordt onder andere onderzocht of in incidentele gevallen uitzonderingen mogelijk
zijn. Ook wordt gekeken of voedingsprofielen moet worden vastgesteld voor meerdere
doelstellingen, te weten het reguleren van de voedings- en gezondheidsclaims, voor
een voedselkeuzelogo of als criteria voor het mogen toepassen van de kindermarketing.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering de onderzoeken met de Kamer te delen
waaruit blijkt dat er een consumentenvraag is naar meer aandacht voor consumenten
informatie op het etiket?
Antwoord
Op de website van het Europese Joint Research Centre is het onderzoek over Front-of-pack
etikettering gepubliceerd13, welke de basis vormde voor het besluit van de Europese Commissie om met een voorstel
voor een Europees geharmoniseerd voedselkeuzelogo te komen. Daarnaast zijn veel onderzoeken
gedaan die duidelijk maken dat consumenten geholpen kunnen worden om in één oogopslag
een gezondere voedselkeuze te maken.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie in 2021 impact assessments
laat uitvoeren met betrekking tot het voedselkeuzelogo, de voedingsprofielen en herkomstetikettering
en dat de verwachting is dat op basis van de resultaten daarvan voorstellen worden
opgesteld voor aangepaste regelgeving. De leden van de VVD-fractie verwachten niet
alleen dat de Europese Commissie op basis van de impact assessments regelgeving aanpast,
maar dat de Europese Commissie dit ook daadwerkelijk doet op basis van de resultaten
van de impact assessments. Kan de regering bevestigen dat zij nadrukkelijk deze opvatting
deelt? Kan de regering toezeggen dat tot deze impactanalyse gereed is en gedeeld is
geen verdere stappen ondernomen worden? Zo nee, waarom niet? Regelgeving kan en mag
niet worden aangepast wanneer vooraf niet duidelijk is wat de gevolgen zijn.
Antwoord
Europese regels voor «better regulation» schrijven voor dat een impact assessment
moet worden uitgevoerd voor voorstellen voor Europese regelgeving die een significant
economisch, sociaal of milieu effect kunnen hebben. Het is van belang dat voorstellen
voor Europese regelgeving op de onderwerpen voedselkeuzelogo, voedingsprofielen en
herkomstetikettering gebaseerd moet worden op basis van de resultaten van impact assessments.
De impact assessments zullen naar verwachting in 2021 van start gaan. Resultaten zullen
waarschijnlijk in 2022 beschikbaar zijn. Daarna zal de Europese Commissie met voorstellen
voor wetgeving komen.
De leden van de VVD-fractie lezen over de aanstaande conclusies over een EU-breed
dierenwelzijnslabel. De leden constateren verheugd dat er meer aandacht is voor dierenwelzijn
in Europa. De leden nemen kennis van de raadsconclusies maar hebben daarbij nog enkele
vragen. Onduidelijk is hoe het verschil in mate van dierenwelzijn tussen de verschillende
lidstaten tot uiting zal komen. Kan de regering daar een uitgebreide toelichting op
geven? De leden vinden dit belangrijk omdat Nederlandse boeren dierenwelzijn hoog
in het vaandel hebben staan. Kan de regering een overzicht geven op de top 25 zaken
als het gaat om dierenwelzijn bij productiedieren en de verschillen in de Europese
lidstaten (bijvoorbeeld huisvesting, hoeveelheid binnen en buitenruimte, speeltjes,
ingrepen, gezondheid, enz.). Kan de regering aangeven hoe deze verschillen tot uiting
komen op een dierenwelzijnslabel?
Antwoord
De concept-raadsconclusies geven een aantal aandachtspunten voor de Europese Commissie
om in ogenschouw te nemen bij de formulering van een voorstel voor een EU-labelingsregeling
in de toekomst. Er is nog geen sprake van een concreet voorstel.
Hoe het verschil in de mate van dierenwelzijn tussen de verschillende lidstaten tot
uiting zal komen is nog niet duidelijk. Een en ander zal afhangen van de criteria
en indicatoren die tzt. door de Commissie voorgesteld zullen gaan worden en de niveaus
daarin die zullen worden geformuleerd. Huisvesting en ruimte per dier zullen naar
verwachting belangrijke onderdelen in een labelingsregeling kunnen worden, alsook
verschillende andere aspecten. Aangezien er echter nog geen concreet voorstel van
de Commissie is en de Commissie ook nog een studie over dierenwelzijnslabeling zal
laten uitvoeren is het niet mogelijk om hier al op vooruit te lopen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering in kan gaan op de verschillende
overwegingen die aan de Commissie worden meegegeven? Wat is de bedoeling van deze
overwegingen, willen de lidstaten dit juist wel of niet en wat is de positie van Nederland
op deze verschillende overwegingen?
Antwoord
De Commissie wordt in de concept-Raadsconclusies in overweging gegeven:
– De ontwikkeling van een transparant «gelaagd» labelingsysteem dat voldoende stimulansen
voor producenten biedt om het dierenwelzijn te verbeteren. Hierbij wil ik aantekenen
dat op dit moment een klein aantal lidstaten de voorkeur heeft voor één label, zonder
differentiatie in niveaus en dat de meeste lidstaten (incl. NL) een «multi-level-systeem»
wensen, waarin meerdere niveaus onderscheiden worden en dat ook stimulansen voor producenten
biedt om het dierenwelzijn te verbeteren;
– Ontwikkeling van EU-brede geharmoniseerde, meetbare en verifieerbare criteria die
uitstijgen boven de bestaande EU-dierenwelzijnswetgeving. De lidstaten (inclusief
NL) zijn voorstander van geharmoniseerde, meetbare en verifieerbare criteria; en wanneer
criteria uitstijgen boven de bestaande EU-basisvoorschriften geven ze juist ook stimulans
om aan die verbeteringsstappen te voldoen (en producten daarmee positief te profileren);
– Stapsgewijze opname van alle veesoorten, voor wat betreft hun totale leven – inclusief
transport en slacht – en rekening houdend met al hun levensomstandigheden; prioriteit
zou daarbij gegeven moeten worden aan de soorten waarvoor al (specifieke) wettelijke
EU-welzijnsvereisten bestaan. Alhoewel de lidstaten (inclusief NL) in principe alle
veesoorten onder het EU-labelingsysteem willen laten vallen, voor hun volledige levensduur,
achten ze het in het kader van de haalbaarheid aan te raden om deze geleidelijk onder
het systeem te brengen, te beginnen met de diersoorten waarvoor al (specifieke) welzijnsvereisten
bestaan (zoals voor varkens en pluimvee); ik kan me daarin vinden;
– het creëren van een gestandaardiseerd EU-logo en het vaststellen van gemakkelijk te
begrijpen beschermde termen. Er is bij de lidstaten behoefte aan een specifiek EU-logo
met betrekking tot dierenwelzijn en begrijpelijke, beschermde aanduidingen;
– integratie, waar relevant, van dierenwelzijnsbepalingen van de EU-Verordening inzake
biologische producten en van de EU-Verordening inzake de gemeenschappelijke ordening
van markten voor landbouwproducten. Onder deze verordeningen zijn ook dierenwelzijnscriteria
opgenomen. De lidstaten vragen de Commissie om criteria die relevant worden geacht
voor een EU-dierenwelzijnslabel, ook in het toekomstige labelingsysteem op te nemen;
NL vindt het goed dat deze criteria in samenhang worden bekeken; zij kunnen onderdeel
gaan uitmaken van bepaalde niveaus van een multi-level-systeem.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom het samenspel tussen de bestaande nationale
en de EU-brede dierenwelzijnslabels als overweging wordt meegegeven aan de Commissie?
Waarom deelt Nederland dit en wat is de gewenste uitkomst voor Nederland? Kan de regering
duidelijk bevestigen dat het samenspel en dus de eisen die aan dierhouders in Nederland
worden gesteld wel meegenomen moeten worden in een dierenwelzijnslabel? Zo nee, waarom
niet? Hoe moet het EU-brede dierenwelzijnslabel worden gecategoriseerd in relatie
tot de Nederlandse dierenwelzijnslabels? De leden zien vragen welke voorwaarden zijn
meegegeven rond de administratieve lasten in verband met het EU-brede dierenwelzijnslabel?
Wil de regering zich uitspreken tegen een verhoging van de administratieve lasten?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Onder de overweging van het «samenspel» behoort volgens verscheidene lidstaten, waaronder
Nederland, dat dierenwelzijnslabels die in de lidstaten bestaan, gebruikt moeten kunnen
blijven worden, naast het EU-label. Goede labels in de lidstaten moeten m.i. gerangschikt
kunnen worden binnen een EU-labelingskader met meerdere niveaus (multilevel). Een
nieuwe etiketteringseis gaat altijd gepaard met extra administratieve lasten. Het
onderbrengen van bestaande nationale labels onder een overkoepelend EU-label heeft
als voordeel dat opgebouwde herkenbaarheid en consumentenvertrouwen behouden blijven
en aanvullende administratieve lasten zo klein mogelijk gehouden kunnen worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over
de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 15–16 december 2020 en willen de
Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister dat de Commissie aangegeven
heeft ervoor te willen zorgen dat de visserij per 1 januari kan worden voorgezet,
maar dat nog niet helemaal duidelijk is hoe dit vormgegeven gaat worden. De leden
constateren dat 1 januari al dichtbij is, dus dat er snel duidelijkheid moet komen.
Wanneer verwacht de Minister hier antwoord op de kunnen geven?
Antwoord
Gezien de onvoorspelbaarheid van de onderhandelingen met het VK is het helaas niet
mogelijk om een tijdspad te delen, maar uiteraard zal ik uw Kamer zo snel mogelijk
informeren als er meer bekend is over de voorstellen voor vangstmogelijkheden, binnen
de mogelijkheden die er zijn. Zo is er zeer recentelijk (avond van 7 december) een
nieuw non-paper door de Commissie gedeeld over de voorbereidingen voor 1 januari en
verwacht ik een aanvullend non-paper eind deze week. Over beide papers zal ik uw Kamer
zo snel mogelijk informeren. Hierin wordt er ook ingegaan op het scenario dat er geen
deal ligt en er tijdelijke maatregelen nodig zijn.
De leden van de CDA-fractie lezen de conclusies over een EU-breed dierenwelzijnslabel
en hebben hierover nog een aantal vragen. Kan de Minister aangeven op welke manier
het verdienmodel van de veehouderij geborgd of versterkt wordt? En op welke manier
staat dit nieuwe label in verhouding tot de reeds bestaande labels? Waarom wordt er
specifiek gekozen voor een nieuw label in plaats van de bestaande labels bijvoorbeeld
samen te voegen? Is het nieuwe dierenwelzijnslabel verplicht voor alle veehouders
of hebben veehouders zelf de keuze om hier aan mee te doen? Welke indicatoren spelen
een rol bij het bepalen van het dierenwelzijn?
Antwoord
In de concept-raadsconclusies is opgenomen dat een EU-label marktherkenning en een
betere vergoeding van de extra inspanningen van producenten, met name boeren, mogelijk
moet maken.
Zoals ook aangegeven in antwoord op een vraag van de VVD-fractie, ben ik van mening
dat dierenwelzijnslabels die in de lidstaten bestaan, gebruikt moeten kunnen blijven
worden, naast het EU-label. In verschillende lidstaten reeds bestaande labels samenvoegen
acht ik de eerstkomende jaren niet haalbaar. De verschillende labels in de lidstaten
moeten m.i. wel gerangschikt kunnen worden binnen een EU-labelingskader met meerdere
niveaus (multilevel). Er wordt in de concept-raadsconclusies nog geen voorkeur vastgelegd
voor een verplicht dan wel vrijwillig door de producenten toe te passen EU-label.
De Europese Commissie is voornemens om op basis van haar oriëntaties en studie een
impact assessment uit te laten voeren. Ik wil de uitkomsten hiervan meewegen bij een
standpunt over het al dan niet verplichten van een EU-label.
Voor wat betreft uw vraag met betrekking tot indicatoren en criteria inzake het dierenwelzijn
verwijs ik u naar mijn antwoord op de vraag van de VVD-fractie die hier ook op in
gaat.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda ten behoeve
van de Landbouw- en Visserijraad op 15 en 16 december 2020. Deze leden hebben hier
nog enkele vragen en opmerkingen over.
Voedseletikettering
De leden van de D66-fractie lezen dat de Europese Commissie in het vierde kwartaal
komt met een voorstel voor een verplicht «Front-of-Pack» voedselkeuzelogo, uitbreiding
van verplichte herkomstetikettering naar meer productsoorten en een voorstel voor
het vaststellen van voedingsprofielen voor levensmiddelen waarmee grenzen worden gesteld
aan het vermelden van voedings- en gezondheidsclaims op verpakkingen. Deze leden signaleren
bovendien dat een deel van de lidstaten voorstander blijkt te zijn van een kleurcodesysteem
aan de voorkant van de verpakking van producten, en dat een ander deel van de lidstaten
voorstander is van meer gedetailleerde voedingswaarde informatie op de voorkant. Wat
is de inzet van Nederland? Waarom heeft Nederland voor die inzet gekozen? Is de Minister
voorstander van een verplicht of vrijwillig geharmoniseerd etiketteringsschema? Daarnaast
werkt Nederland ook aan haar eigen voedselkeuzelogo. Hoe staat het met de invoering
van de Nutri-Score? Wanneer kan de Kamer hier meer informatie over verwachten? Hoe
wordt dit logo precies vormgegeven? En welke eisen wil Nederland stellen aan het vaststellen
van voedingsprofielen? Hoe moeten deze er uit komen te zien?
Antwoord
In de Europese Farm to Fork strategie heeft de Europese Commissie aangekondigd dat
zij uiterlijk eind 2022 een voorstel komt voor een verplicht Europees geharmoniseerd
voedselkeuzelogo. Eind 2019 heeft Nederland kenbaar gemaakt te kiezen voor Nutri-Score.
Hierbij is aangegeven dat allereerst de achterliggende criteria moeten worden aangepast,
zodat het logo beter aansluit bij de nationale voedingsrichtlijnen. In Nederland worden
de voorbereidingen getroffen om het invoeren van Nutri-Score mogelijk te kunnen maken
nadat de achterliggende criteria zijn aangepast.
Nederland heeft nog geen standpunt ingenomen ten aanzien van het al dan niet verplichten
van een voedselkeuzelogo in Europese wetgeving. Allereerst worden de uitkomsten van
het impact assessment gewacht en het voorstel van de Europese Commissie. Voor een
succesvolle invoering van een voedselkeuzelogo, is het belang dat een logo breed in
het winkelschap wordt ingevoerd. Ook voor de voedingsprofielen zal worden afgewacht
op de uitkomsten van het impact assessment alvorens er wordt besloten hoe de voedingsprofielen
verder ingevuld moeten worden.
Voor meer informatie over de invoering van Nutri-Score verwijs ik naar recente Kamerbrief
van de Staatssecretaris van VWS over het voedselkeuzelogo en productverbetering (Kamerstukken
32 793 en 31 532, nr. 507).
Dierenwelzijnslabel
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te vernemen dat er voortvarend aan de slag
wordt gegaan met het realiseren van een EU-breed dierenwelzijnslabel. Deze leden lezen
dat over de raadsconclusies vrijwel alle lidstaten overeengekomen zijn. Kunt u schetsen
over welke punten nog geen overeenstemming is bereikt? Kunt u bovendien aangeven wanneer
u verwacht dat met deze verkenning concrete resultaten zullen worden geboekt?
Antwoord
Op dit moment lijkt er consensus onder de lidstaten over de volledige set van concept-raadsconclusies.
Na aanname van de concept-raadsconclusies zal de Europese Commissie zich in 2021 verder
op opties voor EU-labeling oriënteren, via haar subgroep Dierenwelzijnslabeling onder
het EU-Platform voor dierenwelzijn en via een extern onderzoek naar dierenwelzijnslabeling.
Vervolgens zal de Europese Commissie ook een impact assessment uitvoeren. Een concreet
voorstel voor EU-regelgeving inzake dierenwelzijnslabeling kan nog de nodige tijd
in beslag nemen; mogelijk komt het regelgevingsvoorstel pas in 2024.
Kabeljauw
De leden van de D66-fractie lezen dat het helaas nog niet goed gaat met de kabeljauw
bestanden in de Noordzee. Deze leden lezen dat het ICES een MSY advies geeft met een
reductie van 17%, maar dat de Europese Commissie deze MSY lager wil stellen om het
bestand sneller te laten herstellen. Het kabinet geeft aan dit te fors en overdreven
te vinden. Kunt u aangeven waarop u deze conclusie baseert? Kunt u bovendien aangeven
welke reductie u voor ogen ziet en wat de tijdspaden van herstel zijn onder de beide
scenario’s (zowel onder een vangstreductie van 45% en de beoogde vangstreductie van
het kabinet)?
Antwoord
De International Council for the Exploration of the Sea (ICES) adviseert waar mogelijk
op basis van het MSY (maximum sustainable yield) principe. Voor kabeljauw adviseert
ICES op basis van dit principe een reductie van 17%, wat leidt tot een toename in
de paaibiomassa van 44%. Een reductie van –45% leidt tot een toename in de paaibiomassa
van 51%. Door het MSY-advies te volgen, neemt de paaibiomassa al ruim toe. Het is
mijns inziens niet nodig om deze reductie nog groter te maken, zeker aangezien dit
kan leiden tot een situatie in de visserij waarbij een kleine bijvangst van kabeljauw
kan leiden tot een stilleggen van de visserij (de zogeheten verstikkingsproblematiek).
Nederland steunt bovendien de maatregelen die op dit moment gelden ten behoeve van
het herstel van kabeljauw. De verwachting is dat het herstel van het kabeljauwbestand
enkele jaren gaat duren, in alle scenario’s.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Groenlinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennis genomen van de documenten voor het
schriftelijk overleg over de Landbouw- en visserijraad die op 15 en 16 december zal
plaatsvinden. Tijdens het schriftelijk overleg over de vorige raad hebben zij al aangegeven
met zorg de ontwikkelingen rondom het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid te volgen.
Dierenwelzijnslabel en voedingsetikettering
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat er tijdens de Raad mogelijk
ook gesproken wordt over een dierenwelzijnslabel en andere voedingsetikettering. De
leden van de GroenLinks-fractie zijn groot voorstander van dierenwelzijnslabel en
zien het Beter Leven Keurmerk wat de markt in Nederland heeft ontwikkeld als een goed
voorbeeld. Kan de Minister schetsen wat de verschillende lidstaten van ons Nederlandse
Keurmerk vinden? En welke lidstaten zijn voorstander van een dergelijk dierenwelzijnslabel?
Wat is de Nederlandse inzet is ten aanzien van de introductie van een EU-breed
dierenwelzijnslabel? Hoe zou een EU dierenwelzijnslabel samenhangen met de reeds bestaande
labels in Nederland?
Antwoord
Er wordt door meerdere lidstaten met waardering gekeken naar het Nederlandse Beter
Leven Keurmerk. Er is echter breed onder de lidstaten behoefte aan een EU-label voor
dierenwelzijn, te reguleren vanuit de Europese Commissie. Ik wil een bijdrage leveren
aan de ontwikkeling van een EU-label, en onderken de positieve invloed die goede dierenwelzijnslabeling kan hebben. Zoals ook aangegeven in antwoord op een vraag van de VVD-fractie,
ben ik van mening dat goede dierenwelzijnslabels die in de lidstaten bestaan, gebruikt
moeten kunnen blijven worden, naast het EU-label. De verschillende labels in de lidstaten
moeten m.i. gerangschikt kunnen worden binnen een EU-labelingskader met meerdere niveaus
(multilevel).
De leden van de GroenLinks-fractie lezen verder in de geannoteerde agenda dat naast
het dierenwelzijnslabel ook een voedselkeuzelogo, voedingsprofielen en herkomstetikettering
worden besproken. Er lijken twee opties te zijn als het gaat om de voedingsetikettering
op de voorkant van de verpakking, waarbij een deel van de lidstaten voorstander lijkt
te zijn van een kleurcodesysteem voor de voorkant van de verpakking en waarbij een
deel voorstander lijkt te zijn van meer gedetailleerde voedingswaarde informatie op
de voorkant. Kan de Minister aangeven wat de Nederlandse inzet is geweest op dit vlak?
En in hoeverre wordt informatie over milieu- en sociale impact van voeding meegenomen
in deze discussie? Is de Minister bereid hier aandacht voor te vragen in de Raad?
Tot slot, kan de Minister aangeven of Nederland voorstander is van een vrijwillig
of verplicht geharmoniseerd etiketteringsschema?
Antwoord
Een deel van de lidstaten is bij het voedselkeuzelogo op de voorkant van de verpakking
voorstander van meer gedetailleerde voedingswaarde informatie op de voorkant. Nederland
is van mening dat deze informatie al op de achterkant van het etiket is te lezen in
de voedingswaardetabel. Nederland is daarom voorstander van een meer evaluatief voedselkeuzelogo.
Het betrekken van informatie over milieu en sociale impact van voeding wordt te complex
voor een voedselkeuzelogo, die de consument helpt om in één oogopslag een gezondere
keuze te maken.
Nederland wil de uitkomsten van de impact assessment afwachten, en pas daarna de keuze
maken voor een verplicht of vrijwillig geharmoniseerd voedselkeuzelogo.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVDD-fractie
Visquota
Elk jaar worden tijdens de Landbouw- en Visserijraad in december de vangstmogelijkheden
voor het volgende kalenderjaar vastgesteld in de vorm van Total Allowable Catch (TAC)
en de Quota Verordening. De onderhandelingen over de TAC vinden ook dit jaar achter
gesloten deuren plaats, met alleen de uitkomst als resultaat. Het huidige voorstel
bevat 23 TAC's, waarvan er 13 naar beneden bijgesteld worden op basis van wetenschappelijk
advies, aldus de Europese Commissie.
De leden van de Partij voor de Dierenfractie merken op dat het naar beneden bijstellen
van de TACs aangeeft dat in 2021 nog niet alle visbestanden in Europese wateren op
MSY-niveau (Maximum Sustainable Yield) bevist worden, zoals werd afgesproken in 2014
als doelstelling voor 2020. Onderzoek uit 2020, gedaan door de New Economics Foundation14, vond dat van de overeengekomen TAC's voor EU-wateren er tussen 2001 en 2019 gemiddeld
zes van de tien hoger waren dan wetenschappelijk was geadviseerd. Ook tijdens de onderhandelingen
van december 2019 bleek dat van de 120 TACs er 52 tot stand waren gekomen, die de
wetenschappelijk geadviseerde bovengrens overschreden.
Om ervoor te zorgen dat de TACs in lijn met het wetenschappelijk advies worden vastgesteld,
hebben meer dan driehonderd wetenschappers in september van dit jaar een brandbrief15 gestuurd naar de Europese Commissie. In deze brief roepen de wetenschappers op om
de overbevissing te beëindigen. Ze merken op dat 38% van de visbestanden op de noordoost
Atlantische oceaan nog steeds overbevist wordt16.
Kan de Minister aangeven voor welke soorten een TAC besproken zal worden tijdens de
onderhandelingen van december 2020? Kan de Minister aangeven hoeveel en welke van
de besproken en van de bovengenoemde 23 TACs hoger zullen zijn dan geadviseerd door
wetenschappers, zoals ook gebeurde voor de TACs van 2020?
Is de Minister bereid om de Kamer te informeren over de Nederlandse inzet voor de
soorten waar Nederland op vist, aangezien de onderhandelingen achter gesloten deuren
plaatsvinden? Zo nee, waarom niet? Hoeveel soorten waar Nederland op vist, kennen
geen TAC? Is de Minister bereid ervoor zorg te dragen dat geen enkele TAC wordt vastgesteld
op een niveau dat boven het wetenschappelijk advies ligt?
Ook merken de leden van de Partij voor de Dierenfractie op dat het slecht gaat met
de kabeljauw, zoals blijkt uit het voorstel van de Europese Commissie om geen gerichte
visserij op het kabeljauwbestand in het Kattegat te laten plaatsvinden. Vorig jaar
zei de Minister17 dat in 2020 helaas niet alle visbestanden in Europese wateren op MSY-niveau bevist
worden. «In de Noordzee moeten we er voor kabeljauw rekening mee houden dat een duurzaam
vangstniveau in 2020 voor dit bestand waarschijnlijk niet wordt bereikt en dat aanvullende
maatregelen noodzakelijk zijn.» Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is
met betrekking tot de kabeljauwstand in de Noordzee en in de gedeelten waar Nederlandse
vissers vissen? Wanneer is het punt bereikt dat aanvullende maatregelen worden genomen?
De Minister zei vorig jaar ook dat het niet mogelijk en wenselijk is om de omvang
van de visserijvloot, via een structurele maatregel als sanering, af te stemmen op
jaarlijkse fluctuaties. Kan de Minister aangeven of ze tot nieuw inzicht is gekomen
met betrekking tot sanering, gezien haar recente plan om de druk op vier schubvisbestanden
(snoekbaars, baars, blankvoorn en brasem) in het IJsselmeer permanent te verlagen,
door een definitieve vermindering van het aantal vergunningen en het openstellen van
een saneringsregeling?18 Heeft de Minister plannen om de delen van de visserijsector waar de 2020 doelstelling
niet gehaald wordt te saneren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ik verwacht dat de Commissie voor ruim 150 bestanden een vangsthoeveelheid (Total
Allowable Catch, TAC) zal vaststellen. Nederland heeft een aandeel in ongeveer 60
van deze TACs. Zoals gezegd heeft de Commissie op dit moment slechts voor een zeer
beperkt aantal visbestanden een TAC voorgesteld: 23. Dit omdat de bestanden die gedeeld
worden met het VK, of andere derde landen, alleen gezamenlijk met deze landen kunnen
worden ingevuld. In het voorstel voor de vangstmogelijkheden voor 2021 zijn 4 van
23 TACs hoger dan geadviseerd door ICES. Dit betreft drie TACs voor koolvis die onder
hetzelfde advies vallen (koolvis in gebied 8 en 9) en tong (gebied 7b en 7c). Voor
deze bestanden wordt slechts beperkt afgeweken van het ICES advies.
Het is voor mij niet mogelijk uw Kamer gedetailleerd te informeren over de vangsthoeveelheden
als de Commissie nog geen voorstel heeft gedaan. Wel is er zeer recentelijk (avond
van 7 december) een nieuw non-paper door de Commissie gedeeld over de voorbereidingen
voor 1 januari en verwacht ik een aanvullend non-paper eind deze week. Over beide
papers zal ik uw Kamer zo snel mogelijk informeren. Daarnaast blijft mijn inzet ten
algemene gericht op de doelstellingen uit het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB)
en de meerjarenplannen waar van toepassing. Ook heb ik uw Kamer geïnformeerd over
mijn inzet daar waar de Commissie, bijvoorbeeld via een non-paper, een voorstel heeft
gedaan. Dit betreft onder andere de voor Nederland belangrijke bestanden schol, kabeljauw
en haring. Gezien de onvoorspelbaarheid van de onderhandelingen met het VK is het
helaas niet mogelijk om een tijdspad te delen, maar uiteraard zal ik uw Kamer zo snel
mogelijk informeren als er meer bekend is over de voorstellen voor vangstmogelijkheden.
Wat de niet gequoteerde vissoorten betreft het volgende. Er zijn in 2020 door Nederlandse
vissers circa 100 niet gequoteerde vissoorten gevangen, waarvan het merendeel bijvangst
is in de visserijen op gequoteerde soorten en zeer kleine hoeveelheden betreft. De
belangrijkste niet gequoteerde vissoorten waarop (soms) gericht op gevist wordt zijn
garnaal, schar, poon, mul, bot en inktvis. Daarnaast worden schaal- en schelpdieren
regelmatig aangeland, ook deze zijn niet gequoteerd.
De vangstmogelijkheden worden vastgesteld door de lidstaten en op basis van onderhandelingen
met derde landen. Zoals aangegeven is mijn inzet, zoals voorgaande jaren, erop gericht
de doelstellingen van het GVB en de meerjarenplannen waar van toepassing te realiseren.
Dat is dit jaar niet anders. Dat betekent dat de ICES adviezen ook dit jaar weer een
zeer belangrijke rol spelen bij mijn inzet, en ook bij de inzet van andere lidstaten.
Wetenschappelijk advies is overigens vrij breed: ICES adviseert op basis van de maximum
sustainable yield (MSY), maar geeft vaak ook andere mogelijkheden, zoals bandbreedtes
(MSY-upper of MSY-lower) of bijvoorbeeld de effecten van een roll-over (dezelfde hoeveelheden
als 2020). Belangrijk is om hierbij te kijken hoe het bestand er voor staat en wat
de vangsthoeveelheid doet met de biomassa van het bestand.
Voor kabeljauw in de Noordzee zijn in 2020, onder andere op aandringen van Nederland,
aanvullende maatregelen getroffen. Zo zijn er een tweetal grote gebieden gesloten
voor visserijen die veel kabeljauw (bij)vangen. Daarnaast is de TAC voor 2020 gehalveerd.
De inzet is dat deze maatregelen, voor zover van toepassing in Europese wateren (en
niet in Britse wateren) worden voortgezet. Nederlandse vissers komen op veel plekken
in de Noordzee, maar vissen niet direct op kabeljauw en voornamelijk met vistuigen
die weinig kabeljauw bijvangen. Zoals ik eerder heb aangegeven ben ik voorstander
van maatregelen ten behoeve van het herstel van het kabeljauwbestand in de Noordzee,
maar wel daar waar ze effectief en efficiënt zijn. Dat is met de huidige maatregelen
mijns inziens het geval.
Tot slot wat betreft een eventuele sanering. Een structurele maatregel als sanering
is een mogelijke maatregel wanneer er op langere termijn een onomkeerbare disbalans
is tussen de vloot (zoals visserijdruk) en draagkracht van het ecosysteem (bijvoorbeeld
vangstniveaus op basis van MSY-advies). Een dergelijke disbalans is op dit moment
op de Noordzee in tegenstelling tot het IJsselmeer niet aan de orde; jaarlijkse fluctuaties
van vispopulaties zijn inherent aan het visserijbeheer en worden meegenomen in de
wetenschappelijke adviezen die de basis vormen van de vangstmogelijkheden. Wel wordt
vanuit het Noordzeeakkoord en de Kottervisie ingezet op een aanpassing van de vloot
naar aard en omvang van de Noordzee. De saneringsregeling die ik hier voor ogen heb
is het gevolg van de ruimtelijke aanpassing die van de visserij wordt gevraagd door
onder andere de bouw van windmolenparken en de inrichting van natuurgebieden. Doel
is om de visserijdruk op de overgebleven gebieden te verlagen en zo op een duurzaam
niveau te houden. Voor deze sanering heb ik wel toestemming nodig van de Europese
Commissie. Verduurzaming en vermindering van de impact van de visserij op het ecosysteem
blijft prioriteit bij het visserijbeleid. Zoals vorig jaar aangegeven is de TAC en
Quota Verordening het belangrijkste middel om een visserijdruk op duurzaam niveau
te bereiken. Dit is ook de reden waarom ik mij blijf inzetten voor een visserijdruk
op duurzaam niveau.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende geannoteerde
agenda. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat ICES voor tong een forse verhoging
van de TAC heeft voorgesteld. Gaat de Minister zich ervoor inzetten dat deze verhoging
door de Europese Commissie overgenomen wordt?
De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de Brexit en de impact voor
de visserij. Hoe kijkt de Minister aan tegen het voorstel om ten aanzien van de Brexit
en de quota-verdeling daarna zich tenminste in te zetten voor een roll-over van de
quota in 2020, waarbij tenminste 25% wordt uitgedeeld voor het eerste kwartaal? Wil
zij zich er op deze manier voor inzetten dat de visserij op korte termijn voldoende
ruimte houdt om te blijven vissen?
Antwoord
ICES adviseert een stijging van 22% ten opzichte van de huidige TAC voor tong. Deze
toename wordt met name verklaard door de zeer sterke jaarklasse (jonge tong) uit 2018/19.
De Commissie heeft nog geen voorstel gedaan voor dit bestand, aangezien ook dit bestand
gedeeld wordt met het Verenigd Koninkrijk. Ik zal, net als bij de andere visbestanden,
pleiten voor het vaststellen van de vangstmogelijkheden conform het ICES MSY advies.
Wat Brexit betreft is er op 7 december een non-paper door de Commissie gedeeld. In
dit non-paper stelt de Commissie voor in te zetten op een roll-over van de vangstmogelijkheden
van 2020 met 25%, zodat de eerste paar maanden gevist kan worden. Voor bepaalde pelagische
bestanden, die voornamelijk in het eerste kwartaal worden bevist, wordt een hoger
percentage voorgesteld. Dit voorstel is heel recent en bestudeer ik nog. Vooralsnog
lijkt me deze werkwijze logisch.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit