Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Voordewind over de achterstanden in de huisvesting van statushouders bij gemeenten en het provinciale toezicht daarop
Vragen van het lid Voordewind (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de achterstanden in de huisvesting van statushouders bij gemeenten en het provinciale toezicht daarop (ingezonden 22 oktober 2020).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (ontvangen 7 december 2020).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de achterstand bij het aanbieden van een woning aan vergunninghouders
door gemeenten en vindt u het oplopen van die achterstand zorgelijk?
Antwoord 1
Ja, ik ben op de hoogte van de achterstand bij het aanbieden van een woning aan vergunninghouders
door gemeenten en ik vind het oplopen van die achterstand zorgelijk. De cijfers over
het voor- en achterlopen van elke gemeente in Nederland op de taakstelling huisvesten
vergunninghouders zijn openbaar. Elke maand worden deze cijfer door het Ministerie
van J&V gepubliceerd en kunnen worden geraadpleegd op de site: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/asielbeleid/huisvesting-asielz…. Het al of niet verschoonbaar (verwijtbaar) zijn van de achterstanden en daarmee
de treden op de interventieladder, worden hier niet genoemd. In het kader van het
InterBestuurlijkToezicht is dat ter beoordeling aan de toezichthouder (de provincie).
Ik merk op dat gemeenten de taakstelling in de eerste maanden van dit jaar aan het
realiseren waren en achterstanden die ze hadden per 1 januari 2020 aan het wegwerken
waren. Dit blijkt uit de maandelijkse resultaten die door het Ministerie van J&V worden
verspreid. Door met name factoren die Covid-19 gerelateerd waren konden gemeenten
de taakstelling op 1 juli 2020 niet volledig realiseren. Daarnaast hadden enkele gemeenten
nog steeds een achterstand op de realisatie van de taakstelling hetgeen het gevolg
was van een tekort aan gekoppelde vergunninghouders in de periode(n) daarvoor.
Vraag 2
Kunt u een overzicht geven van het interbestuurlijk toezicht door de provincies op
gemeenten op dit terrein, uitgesplitst naar provincie en gemeente, naar de verschillende
treden op de interventieladder en naar het tijdstip waarop de verschillende treden
door de provincies zijn ingezet?
Antwoord 2
Het toezicht op de huisvesting van vergunninghouders door gemeenten is belegd bij
de provincie. Bij het niet halen van de taakstelling wordt een interventieladder gehanteerd,
waarbij in 6 stappen tot indeplaatsstelling gekomen kan worden. Indeplaatsstelling
is het op kosten van de gemeente huisvesten van vergunninghouders. Deze interventieladder
kent de volgende zes treden:
De provincie signaleert bij welke gemeenten op 1 januari of 1 juli de taakstelling
al dan niet gehaald is.
De provincie vraagt bij (achterlopende) gemeenten de informatie op ter bevestiging
en validering.
De provincie heeft met gemeenten afspraken gemaakt over acties, termijnen en gevolgen.
De provincie heeft gemeenten een brief gestuurd waarin de interventie wordt aangekondigd.
De provincie heeft bij gemeenten een besluit tot indeplaatsstelling genomen.
De provincie heeft het besluit tot indeplaatsstelling geëffectueerd/uitgevoerd.
U treft hierbij het overzicht aan per provincie waarin is aangegeven het aantal gemeenten
per trede op de interventieladder. Ik sluit mij hierbij aan bij de wijze waarop provincies
transparant zijn over de toezichtsinformatie over de onder hun toezicht gestelde gemeenten.
Trede 1 wordt door de meeste provincies niet uitgesplitst naar gemeenten omdat het
een signalering betreft bij alle gemeenten of de taakstelling al dan niet is gehaald.
Een aantal van de gemeenten op trede 1 heeft de taakstelling derhalve gehaald en een
aantal niet. In het laatste geval zal, ingeval van verwijtbare achterstand op het
realiseren van de taakstelling, de volgende trede op de interventieladder worden gezet.
Vermelding van aantallen gemeenten op trede 1 heeft dan ook geen toegevoegde waarde.
Groningen
De provincie Groningen werkt met InterBestuurlijkToezicht nieuwe stijl, waarbij geen
gebruik meer wordt gemaakt van de interventieladder. Er wordt een indeplaatsstellingsprocedure
gestart op het moment dat de achterstanden t.a.v. de realisatie van de taakstellingen
huisvesting vergunninghouders de betreffende gemeente verwijtbaar is. Per 1 november
2020 zijn alle achterstanden in de provincie Groningen het gevolg van verschoonbare
redenen.
Friesland
Per 1 oktober 2020:
Trede 2: Leeuwarden.
Drenthe
Er staan in Drenthe geen gemeenten op de interventieladder. Alle achterstanden in
de provincie Drenthe zijn het gevolg van verschoonbare redenen.
Overijssel
Per 1 oktober 2020:
Trede 2: Dalfsen, Dinkelland, Hellendoorn, Losser, Oldenzaal, Olst-Wijhe, Steenwijkerland,
Tubbergen, Zwartewaterland
Gelderland
Per 1 juli 2019
Trede 3: Heerde, West Betuwe
Noord-Brabant
Per 1 juli 2020:
Trede 2: Baarle Nassau, Bergen op Zoom, Best, Hilvarenbeek, Sint Michielsgestel en
Waalre (Deze 6 gemeenten hebben de taakstelling niet gehaald maar er zijn verschoonbare
redenen)
Trede 3: 2 gemeenten (Haaren en Zundert). (Haaren is onderdeel van een lopend herindelingstraject
en wordt per 1 januari 2021 opgesplitst en houdt op te bestaan. Zundert heeft met
behulp van een Plan van Aanpak de eerder opgelopen achterstand inmiddels ingehaald).
Limburg
Per 1 oktober 2020:
Trede 2: Beek, Beekdaelen, Bergen, Echt-Susteren, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem,
Heerlen, Landgraaf, Maastricht, Roermond, Stein, Sittard-Geleen en Weert
Trede 3: Leudal
Utrecht
Per 1 juli 2020:
Trede 2: Amersfoort, Baarn, Bunschoten, de Bilt, Houten, IJsselstein, Nieuwegein,
Renswoude, Rhenen, Stichtse Vecht, Utrecht, Veenendaal, Vijfheerenlanden, Wijk bij
Duurstede
Trede 3: Bunnik
Zeeland
Per 1 juli 2020 zijn er geen Zeeuwse gemeenten op trede 2 of hoger van de interventieladder.
Noord-Holland
Trede 2: (alle genoemde gemeenten per 1 juli 2020) Bergen, Diemen, Heemskerk, Heerhugowaard,
Langedijk, Oostzaan, Opmeer, Schagen, Uithoorn, Velsen, Uithoorn, Velsen, Waterland,
Zandvoort, Aalsmeer, Alkmaar, Amstelveen, Beemster, Blaricum, Drechterland, Edam-Volendam,
Enkhuizen, Gooise Meren, Heemstede, Hollands Kroon, Koggenland, Laren, Purmerend,
Texel, Uitgeest, Wijdemeren, Zaanstad
Trede 3: Bloemendaal (per 1 januari 2019), Castricum (per 1 januari 2019), Den Helder
(per 1 juli 2020)
Trede 4: Amsterdam (per 12 februari 2020)
Zuid-Holland
Per 1 oktober 2020:
Trede 2: Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Hoeksche Waard, Krimpen aan den IJssel, Molenlanden,
Nissewaard, Vlaardingen, Waddinxveen, Westland, Westvoorne, Zuidplas en Zwijndrecht
Trede 3: Alblasserdam, Dordrecht, Leiden, Noordwijk, Rotterdam en Schiedam
Flevoland
Per 25 september 2020:
Trede 3: gemeente Lelystad
Vraag 3
Bent u van mening dat het toezicht goed functioneert? Zo ja, hoe verhoudt zich dat
tot de oplopende achterstand? Zo nee, hoe denkt u het toezicht te kunnen verbeteren?
Antwoord 3
Ik ben van mening dat het toezicht van de provincies op het huisvesten van vergunninghouders
door gemeenten goed functioneert. De provincie kan de lokale situatie het best beoordelen
en daarmee ook goed beoordelen of er sprake is van een verschoonbare reden bij een
gemeente om de vergunninghouders niet te kunnen huisvesten. Het gaat er daarbij om
of er sprake is van verwijtbare achterstand op het realiseren van de taakstelling,
hetgeen het criterium is om een trede hoger te gaan op de interventieladder van het
InterBestuurlijkToezicht. Het is daarbij goed mogelijk dat er achterstanden zijn bij
het huisvesten van vergunninghouders, maar dat er in het kader van het toezicht verschoonbare
redenen zijn aan te wijzen door de provincie waardoor een gemeente niet (op tijd)
voldoende vergunninghouders kan huisvesten conform de halfjaarlijkse taakstelling.
Per 1 januari 2021 is de taakstelling verhoogd tot 13.500 te huisvesten vergunninghouders.
Deze verhoging noodzaakt een goed functioneren van het toezicht.
Ter informatie meld ik dat in algemene zin momenteel samen met provincies en gemeenten
wordt gewerkt aan verbetering van het interbestuurlijk toezicht door de uitvoering
van de Agenda Toekomst (interbestuurlijk) toezicht, waarover ik uw Kamer laatstelijk
bij brief van 11 juni jl. heb geïnformeerd. Deze Agenda ziet op het interbestuurlijk
toezicht in den brede (dus niet enkel op het specifieke domein huisvesting statushouders)
en beoogd een verandering in werkwijze en geen systeemingrepen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.