Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de recente ontwikkelingen bij Sanquin Plasma Products BV (SPP)
29 447 Evaluatie Wet inzake bloedvoorziening
Nr. 61
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 7 december 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Medische Zorg over de brief van 12 oktober
2020 over de recente ontwikkelingen bij Sanquin Plasma Products BV (SPP) (Kamerstuk
29 447, nr. 60).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 november 2020 aan de Minister voor Medische Zorg
voorgelegd. Bij brief van 4 december 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
9
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de recente ontwikkelingen bij
Sanquin Plasma Products BV (SPP). Zij hebben hierbij nog enkele vragen. Genoemde leden
lezen dat de stichting Sanquin een verzoek bij de Minister zal indienen om het Nederlandse
plasma te laten verwerken door de nieuwe eigenaren van SPP. De Minister zal zich de
komende tijd op dit verzoek beraden, maar staat daar met een positieve grondhouding
in. Kan de Minister toelichten welke overwegingen zij bij dit besluit betrekt?
Voorts lezen deze leden dat de stichting onlangs een onderhandelingsakkoord heeft
bereikt met een internationaal consortium van vijf partijen. Kan de Minister aangeven
waaruit het meerjarig commitment van deze partijen bestaat en welke garanties er op
de continuïteit van de bloedvoorziening voor Nederland zijn afgegeven? Kan de Minister
toelichten of overwogen is om het Nederlandse plasma te laten verwerken door een Europees
bedrijf? De leden van de VVD-fractie kunnen zich voorstellen dat hierbij ook prijsafspraken
kunnen worden gemaakt, waarbij de opdracht bijvoorbeeld vierjaarlijks wordt toegekend
aan een bedrijf. Kan de Minister voorts aangeven welke garanties er zijn afgegeven
in de overeenkomst die de beschikbaarheid en productie van plasmageneesmiddelen in
Nederland zeker stellen in de toekomst? Voor hoeveel jaar zijn deze garanties afgegeven?
Welke criteria worden gehanteerd om te bepalen of de SPP na de overname voldoet aan
de eis om plasmageneesmiddelen die zijn bereid uit Nederlands plasma, in eerste instantie
op de Nederlandse markt aan te bieden? Wat is de procedure indien daar niet aan wordt
voldaan?
Voorts vragen deze leden of SPP doorverkocht mag worden door de nieuwe eigenaar. Zo
ja, worden er voorwaarden gesteld aan de mogelijke kopers? Kan een mogelijke koper
een buitenlandse overheid zijn zoals China, of een Chinees bedrijf? Indien het SPP
doorverkocht mag worden, mag Nederlands plasma dan aan andere bedrijven aangeboden
worden?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de stichting Sanquin een minderheidsaandeel
in SPP (en Plasma Industries Belgium (PIBe)) behoudt, een zetel heeft in het bestuur
en een prioriteitsaandeel bezit wanneer het gaat om de uitvoering van de werkzaamheden
in het kader van de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen. Hoe waarborgt de stichting
Sanquin de scheiding tussen de commerciële activiteiten van SPP en de niet-commerciële
activiteiten van de bloedbank, nu dat de stichting Sanquin nog wel een prioriteitsaandeel
houdt in besluitvorming over de commerciële activiteiten?
In de brief lezen genoemde leden dat met het behoud van de productiefaciliteit in
Nederland, Nederland voor haar voorziening van plasmageneesmiddelen minder afhankelijk
zal zijn van andere aanbieders in het buitenland. Welke plasmageneesmiddelen moeten
(minimaal) worden vervaardigd uit Nederlands plasma en aan de Nederlandse markt worden
aangeboden? Tevens vragen zij of de mogelijkheid bestaat dat ook de wetgeving aangepast
wordt, zodat de private sector in Nederland ook plasma kan gaan inzamelen. Enerzijds
voor het aanpakken van de schaarste, anderzijds om concurrentievervalsing tegen te
gaan nu SPP gaat behoren aan een buitenlandse investeringsgroep.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of er overwogen is om SPP door Nederland
zelf te kopen. Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is deze stap niet gezet? Wat zouden
de financiële consequenties zijn geweest van het kopen van SPP door Nederland?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de recente ontwikkelingen bij SPP. Zij hebben hier enkele vragen bij. De Minister
heeft eerder gezegd dat Nederland en Europa minder afhankelijk zou moeten worden van
productie buiten Europa. Is de Minister nog steeds die mening aangedaan?
De plasma-markt is, zo begrijpen de leden van de CDA-fractie, een booming market met hoge groeipercentages. Dan is het toch als Europa van belang om juist daarin
zelfvoorzienend te zijn? Kan de Minister aangeven welke acties zij heeft ingezet om
als Nederland/Europa zelfvoorzienend te worden? Waarom kan er niet samengewerkt worden
met andere Europese bedrijven? Welk bedrag zou de Nederlandse overheid op tafel moeten
leggen om dat te realiseren? Waarom overweegt de Minister niet om het Nederlandse
plasma te laten verwerken door een Europees bedrijf waarbij de Minister ook prijsafspraken
kan maken en bijvoorbeeld iedere drie jaar bepaalt aan welk bedrijf ze de opdracht
gunt?
De Minister geeft aan dat zij het belangrijk vindt een dergelijke productiefaciliteit
in Nederland te houden en daarmee ook de publieke belangen te dienen. De leden van
de CDA-fractie vragen of de Minister nader kan aangeven hoe de publieke belangen met
deze overeenkomst zouden zijn gediend. Het klopt toch dat de Minister het verwerken
van plasma aan ieder bedrijf zou kunnen aanbieden inclusief voorwaarden met betrekking
tot de verkooprijs? Het klopt toch dat de Minister geen enkele zeggenschap heeft over
de stichting Sanquin en dus ook niet over SPP? Klopt het daarnaast dat de stichting
Sanquin straks maar vijftien procent van de aandelen heeft van SPP? Klopt het dat
de Minister voor medio december moet besluiten dat SPP voor tien jaar het Nederlandse
plasma mag verwerken en dat de producten daarvan in eerste instantie in Nederland
worden aangeboden maar tegen een prijs die de nieuwe aandeelhouders bepalen? Waarom
spreekt de Minister in dit kader van leveringszekerheid? Is er niet juist sprake van
alleen aanbodzekerheid? Waarom maakt de Minister geen prijsafspraken? De Minister
geeft aan dat circa 25 procent van de capaciteit nu wordt benut door Nederlands plasma.
Waarvoor wordt de rest van de capaciteit gebruikt? SPP heeft nu ruim 50% van de ziekenhuismarkt
in Nederland. De leden van de CDA-fractie vragen of kan worden aangegeven welke andere
plasma-leveranciers er in Nederland leveren. Kan daarbij de prijsontwikkeling per
leverancier worden gegeven over de afgelopen vijf jaar? De leden van de CDA-fractie
vragen of de Minister kan aangegeven welke andere plasma-producenten er nu in Europa
zijn, wie daarvan de aandeelhouders zijn, hoeveel liter plasma zij verwerken, waar
ze het plasma ophalen, of ze daarvoor betalen en of die bedrijven winstgevend zijn.
De leden van de CDA-fractie vragen wat het consultatieproces met de Nederlandse en
de Belgische Ondernemingsraad tot op heden is geweest. Kan de Minister daarbij de
data van overleggen en bijbehorende documenten geven? Wat is het advies van de beide
ondernemingsraden? Genoemde leden vragen welk overleg er tot op heden is geweest met
de Nederlandse en Belgische vakbonden. Welke arbeidsvoorwaarden zijn nu van toepassing
op de werknemers en blijven die onveranderd? Het klopt toch dat in Nederland de Sociaal-Economische
Raad (SER)-fusiegedragsregels van toepassing zijn? Welke overleggen hebben er in dat
kader plaatsgevonden?
De stichting Sanquin is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken
die volgen uit de Wet inzake bloedvoorziening, zo schrijft de Minister. Echter, omdat
de stichtingsvorm is gekozen heeft de Minister nul procent invloed op de stichting
Sanquin. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister van de stichting Sanquin
een Zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) gaat maken aangezien bloed en plasma toch vitale
sectoren zijn en de Minister nu geen enkele zeggenschap heeft. In de brief schrijft
de Minister dat zij medio december moet besluiten of ze Nederlands plasma beschikbaar
wil stellen aan SPP en wel voor tien jaar. De leden van de CDA-fractie vragen welke
garantie met betrekking tot het aantal liters moet worden gegeven. Wat zijn de gevolgen
als de liters niet worden opgehaald/geleverd? De leden van de CDA-fractie vragen of
de Minister blijft vasthouden aan een dubbel systeem, met aan de ene kant onbetaalde
donaties omdat dat in de wet staat, maar aan de andere kant donaties voor uit bloedplasma
bereide medicijnen en daarmee een keuze voor marktwerking. Betekent dat niet dat er
een moeilijke concurrentiepositie voor SPP blijft tegenover een groot aantal multinationale
farmaceutische bedrijven? De leden van de CDA-fractie vragen of het bij wet verboden
blijft om tegen betaling plasma op te halen in Nederland zodat de nieuwe eigenaren
hierin geen concurrent worden van de overheid.
De Minister schrijft dat SPP in korte tijd een grote klant verloor. Uit het veld begrijpen
de leden van de CDA-fractie dat er weer een nieuwe grote klant is. Zij vragen of dat
klopt. Het bericht gaat dat Fortissimo Capital (Israëlische investering maatschappij)
en OneBlood Foundation (bloedbanken in VS) (onder andere) nieuwe investeerders zijn.
De leden van de CDA-fractie vragen of dat klopt. Waarom is Fortissimo Capital geïnteresseerd,
aangezien in hun portfolio1 medische bedrijven slechts beperkt aanwezig zijn en ze juist onlangs een bedrijf
verkocht hebben? Kan er informatie worden gegeven over de aandeelhouders van deze
bedrijven, een overzicht van welke andere bedrijven zij zelf aandeelhouder zijn en
hoe lang zij een bedrijf vasthouden voor het wordt doorverkocht?
In de brief schrijft de Minister dat vastgoed ook wordt mee verkocht aan het consortium.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de boekwaarde en de commerciële waarde is (datum
rapport s.v.p.) van de diverse gebouwen en wat de hoogte van de hypotheek is. Wat
zijn de huisvestingkosten? Kan de Minister dit per gebouw aangeven inclusief het vastgoed
in België? Is de nieuwe eigenaar bereid uit te sluiten dat hij een sale en lease back constructie toepast wanneer hij eigenaar wordt van het vastgoed? Wat betekent het
voor de productiefaciliteit en werkgelegenheid in België en in Nederland als de deal
niet doorgaat? De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat het hier om een
share deal gaat en niet om een asset deal? Worden inderdaad alle schulden, werknemers etc. lock, stock and barrel overgenomen? Er moet flink geïnvesteerd en gereorganiseerd worden, met name in de
Nederlandse tak, zo begrijpen deze leden. Wat betekent dat voor de werkgelegenheid?
Welke reorganisatieplannen hebben de potentiële aandeelhouders? Kan er een overzicht
worden gegeven van de huidige werkgelegenheid? Genoemde leden vragen of kan worden
aangegeven hoeveel de nieuwe eigenaren per jaar willen investeren. Kan de Minister
dit splitsen tussen Eigen Vermogen en Vreemd Vermogen dat men wil ophalen? Welk eigen
vermogen wordt ingezet? De leden van de CDA-fractie vragen of de nieuwe eigenaar SPP
mag doorverkopen. Klopt het dat het bedrijf onmiddellijk doorverkocht kan worden en
dat er geen voorwaarden worden gesteld aan wie de koper zou kunnen zijn? Klopt het
dat de koper bijvoorbeeld een Chinees bedrijf of de Chinese overheid kan zijn? Is
de Minister bij doorverkoop weer vrij om het Nederlands plasma aan een ander bedrijf
aan te bieden? De Minister schrijft dat SPP bij de deal zal stoppen met gebruik van
staf- en concern-diensten van de stichting. De leden van de CDA-fractie vragen wat
dit betekent voor de werkgelegenheid en de financiële positie van de stichting Sanquin.
Uit de media concluderen de leden van de CDA-fractie dat Sanquin ruim 4000 flesjes
van een veelbelovend coronamedicijn klaar heeft staan: ampullen bloedplasma met antistoffen
tegen het coronavirus welke beschikbaar zijn voor gebruik. Deze leden vragen of dit
product gepatenteerd is. Zo nee, waarom niet? Zo ja, wie heeft het patent? Wat zijn
de (financiële) afspraken met betrekking tot de opbrengsten van deze nieuwe vinding?
De leden van de CDA-fractie vragen of nader kan worden toegelicht/gespecificeerd waardoor
er een waardedaling van maar liefst 180 miljoen euro zal zijn. Waarin wordt dit zichtbaar?
De Minister schrijft dat de productiefaciliteit met meer dan 150 miljoen euro in stand
kan worden gehouden. De leden van de CDA-fractie vragen of dit een eenmalig bedrag
is en of daarmee zelfstandig voldoende vreemd vermogen verworven zou kunnen worden
om tot modernisering te komen. Wat is de business case inclusief terugverdientijd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de recente ontwikkelingen bij Sanquin Plasma Products. Deze leden hechten grote waarde
aan de toegang tot plasmageneesmiddelen in Nederland, ook ten tijde van crises. Zij
hebben in dit verband nog verschillende vragen.
De leden van de D66-fractie onderstrepen het belang om de productiefaciliteit van
SPP in Nederland te behouden en daarmee de publieke belangen te dienen. Tijdens de
coronacrisis bleek eens te meer hoe afhankelijk de EU geworden is van China en India
als het aankomt op geneesmiddelen en medische hulpmiddelen. Samen produceren zij zo’n
80% van de generieke geneesmiddelen. Wanneer er schaarste heerst en een medische wedloop
ontstaat, zit Europa daardoor al snel met een tekort. Dat is zorgelijk en kan grote
gevolgen hebben voor de volksgezondheid. Dit betekent niet dat Europa op alle fronten
zelfvoorzienend moet worden. Wel moeten we strategische keuzes maken om voor belangrijke
geneesmiddelen voldoende productie en/of voorraad te hebben. Deze leden vragen zich
derhalve af: welke andere aanbieders zijn er op dit vlak binnen de EU? Dreigde op
enig moment tijdens de coronacrisis of daarvoor een tekort aan plasmageneesmiddelen
in Nederland of de EU?
Het behoud van SPP in Nederland past goed in het kader van het voorgaande. In opdracht
van de stichting Sanquin voert SPP de werkzaamheden voor de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen
uit. Voor het belangrijkste plasmageneesmiddel, de immunoglobulinen, bedient SPP meer
dan de helft van de Nederlandse markt. Daar komt bij dat het behoud in economisch
en wetenschappelijk opzicht waardevol is. Genoemde leden begrijpen dat het behoud
van de productiefaciliteit van SPP in Nederland op twee manieren kan worden gerealiseerd:
door het vinden van een strategische partner c.q. partners of door de faciliteit met
overheidssteun in stand te houden. De Minister kiest niet voor deze laatste optie,
maar gaat akkoord dat een consortium het merendeel van de aandelen van SPP overneemt.
De leden van de D66-fractie ontvangen graag nadere onderbouwing van deze keuze en
verlangen meer toelichting over de garanties en randvoorwaarden waaronder dit zal
gebeuren.
De leden van de D66-fractie hebben allereerst vragen over de wettelijke taak en de
ontwikkelingen die aanleiding hebben gegeven tot deze (voorgenomen) stap. Zij lezen
dat de juridische scheiding van SPP van de stichting ertoe heeft geleid dat SPP, op
de uitvoering van werkzaamheden rond de wettelijke taak na, niet meer onder de ministeriële
verantwoordelijkheid valt. De Minister geeft aan daardoor geen zeggenschap te hebben
over het al dan niet in zee gaan met de strategische partner van SPP. Klopt het dat
de Minister dit voor de juridische scheiding wel had? Viel SPP destijds volledig onder
de ministeriële verantwoordelijkheid en zo ja, wat hield dit precies in? Genoemde
leden lezen dat de stichting Sanquin een verzoek bij de Minister zal indienen om het
Nederlandse plasma te laten verwerken door de nieuwe eigenaren van SPP, en dat de
Minister zich daarop zal beraden. Welke alternatieven heeft de Minister? Deze leden
lezen voorts dat de strategische partner, het consortium, de transactie zonder deze
instemming niet zal afronden. Erkent de Minister dat zij daarmee wellicht niet de
jure maar wel de facto de zeggenschap heeft over het al dan niet in zee gaan met de
strategische partner van SPP? Is een akkoord van de Minister op de verwerking van
Nederlands plasma door de nieuwe eigenaren van SPP de voorbije jaren in onderhandelingen
altijd rand-voorwaardelijk geweest voor een overeenkomst?
De leden van de D66-fractie lezen dat de productiefaciliteit is verouderd. SPP zou
alleen kunnen voortbestaan als de fabriek gemoderniseerd wordt, er grote hoeveelheden
buitenlands plasma voor opdrachtgevers bewerkt kunnen worden en toegang gecreëerd
wordt tot nieuwe markten buiten Nederland. Nederland zou te klein zijn om louter voor
de eigen behoefte een efficiënte productiefaciliteit in stand te houden. Kan de Minister
toelichten hoe het komt dat de productiefaciliteit dusdanig verouderd is? Is deze
niet bijgehouden? Heeft men deze in feite te lang laten verouderen, waardoor er nu
een te grote publieke investering gevergd is? Deze leden lezen voorts over hoge noodzakelijke
saneringskosten. Kan de Minister een nadere uiteenzetting geven van wat precies verstaan
moet worden onder «saneringskosten»? Zijn deze allemaal het gevolg van het verlies
van één klant en indien dat het geval is, wat zeggen deze saneringskosten volgens
de Minister dan over de bedrijfsvoering van SPP over de afgelopen jaren? Genoemde
leden constateren dat schaalgrootte in deze markt van toenemend belang is. Hoe is
deze ontwikkeling in andere landen en bij andere spelers verlopen? Zijn deze ook allen
uitgebreid, overgenomen of gesloten? Is er steeds voor een private overname gekozen,
of hebben andere landen grote publieke investeringen gedaan voor behoud van een nationale
faciliteit? Is er, gelijk aan de Wet inzake bloedvoorziening, ook in andere (Europese)
landen spraken van een wettelijke taak? Zo ja, laten andere (Europese) landen hun
wettelijke taak omtrent plasmageneesmiddelen door een buitenlandse partij uitvoeren?
Zo ja, doen zij dit binnen of buiten de EU? Heeft dit in het verleden gevolgen gehad
voor de beschikbaarheid van plasmageneesmiddelen? Kan voorts worden toegelicht wat
de omvang van de totale markt is en wat het precieze aandeel van SPP hierin is? Welke
ontwikkeling heeft het aandeel van SPP hierin met de jaren doorgemaakt?
De leden van de D66-fractie hebben tevens vragen over de beoogd strategische partner,
een internationaal consortium van vijf partijen. Kan worden toegelicht waarom voor
een consortium is gekozen en niet voor een enkele strategische partner? Daarnaast
vragen zij hoe dit consortium tot stand is gekomen, hoe dit consortium precies gaat
opereren en wat de rolverdeling is. Hebben de verschillende partijen eerder als consortium
geopereerd en hoe worden de afspraken gemaakt met het consortium? Wat gebeurt er als
op enig moment een partij uit het consortium omvalt? Behoort dit consortium tot de
drie à vier grote spelers en de tien middelgrote tot kleine spelers op de internationale
markt van plasmageneesmiddelen? Welke spelers zijn dit? Waar komen ze vandaan? Zijn
ze in handen van andere nationale overheden of zijn het private partijen? Genoemde
leden zijn voorts benieuwd naar de alternatieve strategische partners. In 2019 hebben
diverse partijen laten blijken geïnteresseerd te zijn in deelname in SPP. Met wie
is er allemaal onderhandeld? Om hoeveel partijen gaat het precies, en hoe serieus
waren deze onderhandelingen? Was er het afgelopen jaar een concreet alternatief ten
opzichte van het nu beoogde consortium, of was dit eenvoudigweg de enige partij die
daadwerkelijk nog bereid was te investeren in SPP? Als dit laatste het geval was,
heeft dit gevolgen gehad voor de voorwaarden waaronder de beoogde deal tot stand is
gekomen? In welke mate is het ministerie betrokken geweest bij de onderhandelingen
over de garanties en voorwaarden?
De leden van de D66-fratie lezen dat de bedrijfsvoering van SPP en van de Belgische
dochteronderneming PIBe sneller dan voorzien te maken kreeg met operationele verliezen
en onzekerheid. Kan de Minister de structuur met deze dochteronderneming toelichten,
in termen van eigendom en geldstromen? Kan de Minister daarnaast een overzicht geven
van alle (operationele) winsten/verliezen en de balansen sinds de opsplitsing van
de stichting Sanquin en SPP in 2015?
Genoemde leden hebben verder vragen over de transactie met de beoogd strategische
partner. Zij lezen allereerst dat het consortium het merendeel van de aandelen van
SPP en de Belgische dochteronderneming PIBe in handen krijgt. Om welk merendeel gaat
het precies? Hoe groot is het minderheidsaandeel dat de stichting Sanquin behoudt
in SPP (en PIBe)? Als dit niet publiek kan worden gedeeld, is de Minister dan bereid
een besloten technische briefing te organiseren? Welke rechten en feitelijke zeggenschap
biedt dit minderheidsaandeel de stichting? Deze leden lezen dat de stichting een zetel
in het bestuur houdt. Voor hoe lang is deze gegarandeerd, en hoeveel leden zitten
in het totaal in het bestuur? Met welke meerderheid en onder welke voorwaarden kunnen
straks belangrijke strategische beslissingen worden genomen? Genoemde leden lezen
voorts dat de stichting een prioriteitsaandeel bezit wanneer het gaat om de uitvoering
van de werkzaamheden in het kader van de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen.
Wat houdt dit in? Graag ontvangen genoemde leden een uitgebreide toelichting over
dit «prioriteitsaandeel». Zij lezen dat het consortium bereid is om in SPP te investeren.
Om welk bedrag gaat dit en voor welke termijn? Welke harde garanties zijn over deze
investeringen afgesproken? Om welke looptijd gaat het? Zijn deze investeringen incidenteel?
Op welke wijze beoogt het consortium de nodige expertise van SPP te versterken op
de mondiale markt? Is deze expertise volgens de Minister van fundamenteel belang voor
het voortbestaan van SPP? De leden van de D66-fractie lezen dat het consortium met
haar ervaring en netwerk ook een noodzakelijke uitbreiding van de afzetmarkt van SPP
realiseert. Wat is de omvang van deze noodzakelijke uitbreiding en wat is daarbij
het tijdspad? Zou deze uitbreiding ook met overheidssteun kunnen worden gerealiseerd?
Kan de Minister verder toelichten wat wordt bedoeld met de volgende zin: «Het consortium
brengt op regelmatige basis plasma in zodat een deel van de verwerkingscapaciteit
van SPP hiervoor structureel kan worden ingezet»? De stichting Sanquin levert conform
de transactie de komende tien jaar Nederlands plasma aan SPP. Hoe is deze termijn
tot stand gekomen?
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de gevolgen van de transactie.
Zij lezen dat door deelname van het consortium de productiefaciliteit in Nederland
behouden blijft en daarmee de beschikbaarheid van plasmageneesmiddelen uit Nederlands
plasma op de Nederlandse markt voor tenminste tien jaar verzekerd is. Hoe is men tot
deze termijn van tien jaar gekomen? Bestaat daarna alsnog de mogelijkheid dat SPP
naar het buitenland vertrekt? Welke garanties, voorwaarden en zekerheden zijn er op
dit punt (voorlopig) precies overeengekomen? En welke mogelijkheden heeft de Minister,
gegeven de wettelijke taak van SPP, om een vertrek te voorkomen?
De leden van de D66-fractie begrijpen dat met een garantie van maximaal zes miljoen
euro van het ministerie de beslissing tot afbouw van SPP werd uitgesteld tot 1 oktober
2020 en het ministerie nu voor de periode tot afronding van de transactie voornemens
is een lening van maximaal zes miljoen euro aan de dochteronderneming Sanquin Holding
BV te verstrekken. Waarom wordt er nu voor lening in plaats van een garantie gekozen?
Ontvangt het ministerie hier rente en premie op? Kan dit uiteen worden gezet?
De leden van de D66-fractie hebben met alle voorgaande vragen geprobeerd nadere onderbouwing
te verkrijgen voor de keuze voor het vinden van een strategische partner. Tot slot
willen zij graag nadere toelichting over het alternatief, de productiefaciliteit met
overheidssteun behouden, zodat zij deze keuze kunnen begrijpen. Kan de Minister allereerst
in algemene zin reflecteren op haar keuze niet voor overheidssteun te kiezen? Kan
nader worden onderbouwd wat in dat geval de precieze investering zou zijn? Deze leden
lezen meer dan 150 miljoen euro. Over hoeveel jaren zou deze investering uitgespreid
worden? Zou dit dan de volledige investering zijn, of zou er vervolgens in de toekomst
bijvoorbeeld nog jaarlijks een bepaald bedrag extra geïnvesteerd moeten worden? Acht
de Minister het reëel dat het met overheidssteun zou lukken de fabriek te moderniseren
en om nieuwe producten te ontwikkelen en een buitenlandse afzetmarkt te genereren?
Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting. Kan zij daarbij ingaan op de verschillen
tussen een strategisch partner uit de markt en het ministerie als publieke financier?
Zijn er uit het buitenland succesvolle en niet-succesvolle voorbeelden van een private
overname of publieke investering voor het behoud van een plasmageneesmiddelenproductiefaciliteit?
Zijn er voorbeelden waar de faciliteit is afgebouwd door een gebrek aan beiden? Zo
ja, kan de Minister parallellen trekken met de huidige situatie met SPP?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de recente ontwikkelingen bij
SPP. Zij hebben naar aanleiding hiervan de onderstaande opmerkingen en vragen. Duidelijk
mag zijn dat deze leden van mening zijn dat SPP de zeggenschap moet houden over de
plasmaproducten en dat zij van mening zijn dat een dergelijke onmisbare voorziening
in publieke handen moet blijven.
Er is sprake van een juridische scheiding van de stichting Sanquin en SPP. Daardoor
valt SPP niet meer onder de ministeriële verantwoordelijkheid. Desondanks lezen de
leden van de SP-fractie dat als de Minister niet instemt met het verzoek van de stichting
Sanquin om het Nederlandse plasma te laten verwerken door de nieuwe eigenaren van
SPP, de beoogde strategische partner de transactie niet zal afronden. Uiteindelijk
heeft de Minister, zo concluderen deze leden, ondanks dat er geen sprake is van ministeriële
verantwoordelijkheid, toch een doorslaggevende stem. Aangegeven wordt dat een besluit
vóór medio december 2020 genomen zal worden. Genoemde leden zijn erg benieuwd naar
dit besluit. Aangezien de afronding van het proces wordt vóór 31 december 2020 vragen
zij waarom dit besluit pas vóór medio december wordt genomen.
In de brief wordt aangegeven dat de stichting Sanquin de komende tien jaar Nederlands
plasma aan SPP levert en SPP eraan gehouden is de producten uit Nederlands plasma
in eerste instantie op de Nederlandse markt aan te bieden. De leden van de SP-fractie
vragen wat er precies na deze periode van tien jaar gebeurt. Kunnen de verschillende
opties geschetst worden? Ook staat in de brief dat «zonder hulp van buiten het bedrijf
niet langer kan voortbestaan en sluiting onvermijdelijk is». Waarom heeft de Minister
niet besloten deze «hulp van buiten» te bieden om dit aanbod en deze kennis te behouden?
Waarom wordt 150 miljoen euro in dezen als een te hoge investering gezien?
Het consortium waarmee Sanquin overeenstemming heeft bereikt, bestaat uit BioSolutions
LLC (plasmafarmaceut uit de VS), Epstein Capital (een investeringsfonds uit Israël)
en Fortissimo Capital (investeringsfonds uit Israël), OBF investments (investeringstak
van een van de grootste bloedbanken in de VS), en Mesola Inversiones S.L., een combinatie
van farmaceutische bedrijven uit Latijns-Amerika. Kan de Minister aangeven wat zij
vindt van deze combinatie van investeerders? Wat weet zij van de voorgeschiedenis
van deze investeerders? Hoe staan zij bekend? Wat is de exacte verdeling van de aandelen
of de bijdragen van de potentiële strategische partners? Willen de investeerders investeren
of is het hun bedoeling voet te krijgen op de Europese markt door zich eigenaar te
maken van de gebouwen van SPP? Graag ontvangen genoemde leden een toelichting hierop.
Het ministerie verleent een garantie van maximaal zes miljoen euro. Wat is de reden
voor het verlies bij de SPP waarvoor het ministerie een lening voorziet van zes miljoen
euro om de tussenliggende periode te overbruggen? Sanquin stelt dat «de investeerder
het bedrijf winstgevend wil maken; de winst gaat naar de organisatie, naar nieuw onderzoek
en ja, ook naar de investeerders zelf; zij zorgen voor een modernisering van de faciliteit,
verbeteren van geneesmiddelen en een noodzakelijke schaalgrootte, zij richten zich
op een lange termijn-groei om van SPP een internationale speler te maken op het gebied
van plasmageneesmiddelen». Is het niet verstandiger, zeker ook gezien de lessen die
we uit de coronacrisis kunnen trekken, dat Sanquin dit met steun van de overheid of
overheidsfondsen organiseert?
Wat moeten bloeddonoren wel niet denken als private op winst gerichte bedrijven winst
maken terwijl zij geheel belangeloos bloeddonor zijn? Wordt hierdoor niet onze hele
– niet op winst maar solidariteit – gerichte bloedvoorziening op het spel gezet?
In een enkele bijzin wordt gesproken over de Belgische dochteronderneming PIBe. Kan
nader worden ingegaan op wat de investeerders van plan zijn met de Belgische dochteronderneming?
Is bijvoorbeeld bekend welke prijs er is betaald voor de Belgische vestiging, of andere
opties zijn overwogen, of de werknemers uit de Belgische vestiging op dezelfde wijze
betrokken bij de onderhandelingen als hun collega’s uit de Centrale Ondernemingsraad
(COR) en of er ook geïnvesteerd wordt in PIBe? Maakte PIBe de laatste jaren winst?
Hoe hoog was deze winst? Wat zijn de investeringsplannen voor PIBe? Blijft PIBe een
belangrijke rol spelen bij Contract Development and Manufacturing Organization (CDMO)-activiteiten en de productie van halffabricaten? Wat is het afzonderlijke businessplan
voor SPP en PIBe? Kan SPP ook niet een belangrijke rol spelen in CDMO-activiteiten?
Hoeveel van de capaciteit van SPP wordt effectief gebruikt? Op welke wijze is thans
de plasmaproductie in en voor België geregeld? Zijn daarvoor afspraken gemaakt met
de Belgische overheid? Wat betekent dit voor de Belgische donoren? Wat gebeurt er
thans met het bloed dat zij geven en wat gebeurt er na de verkoop van PIBe? Wordt
er ook rekening gehouden met de lange termijneffecten voor België?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben onder dankzegging kennisgenomen van de
brief Recente ontwikkelingen bij SPP. Zij vragen de Minister of zij van mening is
dat de bloedplasmavoorziening als vitale infrastructuur kan worden betiteld. Zo ja,
welke gevolgen heeft dit? Zo nee, waarom niet? Hoe speelt hierin ook de rol die SPP
heeft bij de bestrijding van COVID-19 mee? Wordt bij de uitvoering van de gewijzigde
motie van het lid Van den Berg c.s.2 over bezien welke onderdelen van de gezondheidszorg risico’s lopen en als vitale
infrastructuur moeten worden aangemerkt, ook naar andere kwetsbaarheden dan enkel
digitale kwetsbaarheden gekeken? Welke uitgangspunten, die ten grondslag liggen aan
de Wet ongewenste zeggenschap Telecom, als het gaat om waakzaam zijn voor overname
door ondernemingen die nauw verwant zijn aan statelijke actoren, weegt de Minister
ook hierin mee – ook in het scenario van eventuele doorverkoop?
Genoemde leden vragen de Minister nader te onderbouwen welk publiek belang met het
voorstel wordt geborgd. Is dit enkel het fysiek aanwezig zijn van een productiefaciliteit
in Nederland? Welke andere belangen kunnen hard worden geborgd en voor welke termijn
worden deze geborgd? Kan de Minister nader ingaan wat mag worden verstaan onder leveringszekerheid?
Welke voorwaarden kan de Minister stellen om daadwerkelijke zekerheid van levering
te garanderen – en niet enkel zekerheid van aanbod?
De leden van de ChristenUnie-fractie delen het uitgangspunt dat het van belang is
dat de plasmavoorziening en de werkzaamheden van SPP in Nederland geborgd blijven.
Zij hebben echter sterke twijfels of overdracht aan een internationaal consortium
de beste vervolgstap is. Kan de Minister aangeven welke risico’s dit met zich meebrengt,
juist ook in geval van bestrijding van de huidige of een eventueel toekomstige pandemie?
Is zo’n dergelijke risicoanalyse uitgevoerd? Daarnaast vragen genoemde leden wat ook
op de lange termijn (ná de tien jaar) de gevolgen zullen zijn voor de bloedplasmavoorziening.
Zij vragen een nadere onderbouwing voor de keuze om niet over te gaan tot het in publieke
handen brengen van de productiefaciliteit. Is hier een serieuze haalbaarheidsstudie
naar gedaan? Zo nee, is de Minister hier alsnog toe bereid? Kan de Minister nader
onderbouwen waarom dit niet een effectieve investering zou zijn, juist ook omdat het
hier een belangrijke, zo niet vitale, infrastructuur betreft? De leden van de ChristenUnie-fractie
vragen wat de Minister voornemens is te doen indien het toch niet lukt om tot een
definitief akkoord te komen met het internationaal consortium.
Deze leden vragen wat de gevolgen zijn voor de medewerkers van SPP bij de door de
Minister voorgestelde richting. Hoe worden zij bij de besluitvorming betrokken? Kan
de Minister aangeven of en zo ja, hoeveel banen er mogelijk verdwijnen en of er een
sociaal plan komt?
II Antwoord/ Reactie van de Minister
Ik dank de leden van de fracties voor hun kritische blik en het meedenken hoe we de
plasmageneesmiddelenvoorziening in Nederland het beste kunnen waarborgen. In mijn
brief van 12 oktober jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen van Sanquin
Plasma Products BV (SPP).3 Ook heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanstaande overdracht van een groot deel
van de aandelen van SPP naar een internationaal consortium. Voordat ik inga op de
vragen van de leden van de fracties licht ik hier nogmaals kort toe waarom met deze
overdracht het publieke belang van de plasmageneesmiddelen het beste is gewaarborgd.
Om een productiefaciliteit in Nederland te behouden, te midden van de grote commerciële
spelers op de wereldmarkt, is het noodzakelijk dat SPP in zee gaat met een strategische
partner die ervoor zorgt dat SPP toekomstbestendig wordt. Zoals ik al in mijn brief
aangaf is de huidige productiefaciliteit verouderd. De toekomst van SPP is alleen
verzekerd als de fabriek gemoderniseerd wordt, er grote hoeveelheden buitenlands plasma
voor opdrachtgevers bewerkt kunnen worden zodat de fabriek ook efficiënt ingezet wordt
(het Nederlands plasma vult nog geen 25% van de fabriek) en toegang gecreëerd wordt
tot nieuwe markten buiten Nederland. Het internationale consortium is bereid om in
SPP te investeren, heeft de expertise en het benodigde netwerk om het voorgaande te
realiseren. Dit biedt de beste optie voor de toekomst van SPP.
Door deelname van het consortium blijft de productiefaciliteit in Nederland behouden.
En daarmee is de beschikbaarheid van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma op
de Nederlandse markt voor ten minste 10 jaar verzekerd. Met het behoud van de productiefaciliteit
in Nederland zal Nederland voor zijn voorziening van plasmageneesmiddelen minder afhankelijk
zijn van andere aanbieders in het buitenland. Onder normale omstandigheden zou zo’n
voorziening, ondanks deze afhankelijkheid, toereikend zijn. Maar onder buitengewone
omstandigheden hebben we gezien hoe belangrijk het is om een productiefaciliteit binnen
de landsgrenzen te hebben. Door een meerjarige juridisch bindende overeenkomst aan
te gaan met de beoogde nieuwe mede-eigenaar van SPP, wordt net als nu de leveringszekerheid
van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma voor ten minste 10 jaar gewaarborgd.
Een alternatief is een afbouw van SPP in drie jaar en het Nederlands plasma bij een
commerciële speler in Europa laten verwerken. Zoals ik aangaf onder normale omstandigheden
kan dit toereikend zijn. Maar meer zekerheid, ook onder niet voorziene omstandigheden,
biedt een productiefaciliteit in Nederland.
In mijn brief heb ik ook aangegeven dat SPP met alleen overheidssteun het ook niet
zal redden. Zoals ik al aangaf zijn behalve investeringen ook de expertise, het netwerk
en de toegang tot meer plasma noodzakelijk voor SPP om ook in de toekomst stand te
houden. Bovendien bieden publieke investeringen ook nog geen garantie dat het lukt.
Het is SPP in de afgelopen jaren niet gelukt op eigen kracht uit de problemen te komen
en het is niet aannemelijk dat dit in de toekomst wel gaat lukken zonder strategische
partner(s). Het is zeer wel mogelijk dat een kleine speler uiteindelijk alsnog ten
onder gaat in het marktspel.
Ik ga hieronder in op de vragen die door de leden van de verschillende fracties zijn
gesteld.
De reactie op de inbreng van de VVD-fractie
1 In mijn brief van 12 oktober 2020 heb ik aangegeven dat Stichting Sanquin Bloedvoorziening
en (de beoogde nieuwe mede-eigenaar van) Sanquin Plasma Products BV (SPP) een aanvraag
zullen doen om de werkzaamheden van de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen uit
te kunnen voeren.4 Deze aanvraag heb ik inmiddels ontvangen. De leden van de VVD-fractie vragen naar
mijn overwegingen bij de beoordeling van deze aanvraag.
In mijn beoordeling maak ik de afweging of de uitvoering van de werkzaamheden van
de wettelijke taak, en daarmee de leveringszekerheid, met de beoogde nieuwe mede-eigenaar
van SPP veilig is gesteld. Andere aspecten komen ook aan de orde in mijn afweging.
Deze aspecten zijn opgenomen in het beoordelingskader in de Beleidsregel bevoegdheden
en begrippen Wibv.5 Het gaat dan om zaken als gevolgen voor de Nederlandse donatiebereidheid, de gevolgen
voor de kwaliteit, veiligheid en doelmatigheid van de bloedvoorziening en de gevolgen
voor de kennis en kunde binnen de Bloedvoorzieningsorganisatie, alsmede de financiële
en juridische gevolgen.
Bij de toestemming worden eveneens voorschriften en beperkingen geformuleerd om de
beschikbaarheid en levering van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma zo goed
mogelijk zeker te stellen. Zo nodig kan ik naderhand aanvullende voorschriften en
beperkingen stellen. De toestemming alsook de voorschriften en beperkingen zullen
in de Staatscourant worden gepubliceerd.
2 De leden vragen waaruit het meerjarig commitment van de partijen bestaat en welke
garanties zijn gegeven op de continuïteit van de voorziening in Nederland.
De stichting Sanquin gaat een meerjarige juridisch bindende overeenkomst aan met SPP
voor het leveren van de grondstof plasma. Op basis van deze overeenkomst levert de
stichting de komende 10 jaar Nederlands plasma aan SPP. SPP is op zijn beurt gehouden
om de producten die mede zijn bereid uit Nederlands plasma in eerste instantie op
de Nederlandse markt aan te bieden door middel van deelname aan tenders van ziekenhuizen
met concurrerende prijzen. De huidige situatie wordt daarmee gecontinueerd. De beschikbaarheid
van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma op de Nederlandse markt kan hiermee
voor ten minste 10 jaar gegarandeerd worden. Deze overeenkomst is onderdeel van de
transactiedocumentatie tussen de stichting Sanquin en de
beoogde nieuwe mede-eigenaar van SPP. De beoogde nieuwe mede-eigenaar committeert
zich eveneens aan een investering in SPP waarmee de continuïteit van SPP zeker wordt
gesteld.
3 De leden van de VVD-fractie vragen of overwogen is om het Nederlands plasma te laten
verwerken door een Europees bedrijf. De leden vragen welke garanties zijn afgegeven
die de beschikbaarheid en productie van plasmageneesmiddelen in Nederland zeker stellen
in de toekomst en voor hoeveel jaar. Tevens vraagt men aan de hand van welke criteria
bepaald wordt dat SPP na de overname de plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma
in eerste instantie op de Nederlandse markt aanbiedt. En wat de procedure is indien
hier niet aan wordt voldaan.
Het uitgangspunt van de stichting Sanquin in haar zoektocht naar een strategische
partner was de productiefaciliteit voor Nederland te behouden. Zoals ik in mijn inleiding
al aangaf wordt met het behoud van de productiefaciliteit de leveringszekerheid in
Nederland ook beter gewaarborgd. Dit is vooral van belang bij onvoorziene omstandigheden.
Een alternatief, maar niet nader uitgewerkt scenario, was het Nederlands plasma te
laten verwerken door een commerciële plasmageneesmiddelfabrikant, al dan niet in Europa.
Dit zou het einde van SPP betekenen en daarmee het behoud van een productiefaciliteit
in Nederland. Alsook het einde van de daarmee gepaarde leveringszekerheid van plasmageneesmiddelen
voor de patiënten in Nederland.
Er zijn nu afspraken gemaakt met de beoogde nieuwe mede-eigenaar (het consortium)
van SPP over de uitvoering van de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen. Dit houdt
in dat SPP ook vanaf 1 januari 2021 de plasmageneesmiddelen die zijn bereid uit Nederlands
plasma in eerste instantie op de Nederlandse markt moet aanbieden. Vooral bij onvoorziene
omstandigheden (zoals de huidige coronacrisis) heeft het absoluut een meerwaarde om
een eigen productiefaciliteit in Nederland te hebben, ook al heeft het consortium
een zeggenschap over deze faciliteit. De stichting Sanquin is met haar prioriteitsaandeel
leidend wanneer het gaat om het uitvoeren van de wettelijke taak. Dit maakt het mogelijk
dat nieuwe producten (zoals antistoffen tegen COVID-19) uit Nederlands plasma binnen
afzienbare tijd ter beschikking kunnen worden gesteld aan Nederlandse patiënten. Met
een productiefaciliteit in Nederland blijft het onderzoek naar nieuwe producten intact
zodat Nederlandse patiënten hier ook in de toekomst baat bij hebben. Het consortium
legt zich toe op de ontwikkeling van nieuwe producten door hier in te investeren.
Deze productontwikkeling zal verdwijnen wanneer Nederland besluit zijn plasma door
een bedrijf elders te laten verwerken. Dan zal het aanbod van producten voor Nederland
afhankelijk zijn van de productportfolio van dat bedrijf.
De stichting Sanquin gaat een meerjarige juridisch bindende overeenkomst aan met SPP
voor het leveren van de grondstof plasma. Op basis van deze overeenkomst levert de
stichting de komende 10 jaar Nederlands plasma aan SPP. SPP is op zijn beurt gehouden
om de producten die mede zijn bereid uit Nederlands plasma in eerste instantie op
de Nederlandse markt aan te bieden door middel van deelname aan tenders van ziekenhuizen
met concurrerende prijzen. De huidige situatie wordt daarmee gecontinueerd. De beschikbaarheid
van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma op de Nederlandse markt kan hiermee
voor ten minste 10 jaar gegarandeerd worden. Deze overeenkomst is onderdeel van de
transactiedocumentatie tussen de stichting Sanquin en de beoogde nieuwe mede-eigenaar
van SPP. De nieuwe mede-eigenaar committeert zich eveneens aan een investering in
SPP waarmee de continuïteit van SPP zeker wordt gesteld. Wanneer SPP onvoldoende deelneemt
aan de tenders van de ziekenhuizen en zich onvoldoende in redelijkheid inspant om
deze te winnen, dan voldoet (de beoogde nieuwe mede-eigenaar van) SPP niet aan de
overeenkomst en pleegt daarmee contractbreuk. In geval van contractbreuk kan de stichting
Sanquin de overeenkomst met SPP beëindigen. De toestemming van de Minister voor Medische
Zorg kan in zo’n geval ook ingetrokken worden.
4 De leden van de VVD-fractie vragen of SPP doorverkocht kan worden aan een buitenlands
bedrijf (in China) en of hier voorwaarden aan gesteld kunnen worden. Ook vragen de
leden of in zo’n situatie het Nederlands plasma aan een ander bedrijf aangeboden kan
worden.
SPP is vanwege de doorgevoerde risicoscheiding een privaat rechtspersoon. De beoogde
nieuwe mede-eigenaar (het consortium) zou SPP door kunnen verkopen aan een buitenlands
bedrijf. Er zijn geen wettelijke gronden waarop ik voorwaarden kan stellen aan zo’n
verkoop. Overigens heeft het consortium mij ervan verzekerd dat men zich langdurig
wil verbinden aan SPP. Mocht zich ooit zo’n situatie voordoen en het consortium raakt
zijn zeggenschap over SPP kwijt, dan moet er opnieuw toestemming aan de Minister voor
Medische Zorg gevraagd worden voor het laten bewerken van Nederlands plasma door de
nieuwe eigenaar. En in zo’n situatie kan er ook voor gekozen worden om het Nederlands
plasma door een ander bedrijf te laten bewerken tot plasmageneesmiddelen. Voor het
huidige consortium is juist de combinatie van de productiefaciliteit én de beschikbaarheid
van plasma reden voor een langjarige verbintenis. Dat is de reden dat ik het voorgenomen
besluit heb genomen.
5 De stichting Sanquin behoudt een prioriteitsaandeel in SPP met betrekking tot de
uitvoering van de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen. De leden vragen hoe de
stichting Sanquin de scheiding waarborgt tussen de commerciële activiteiten van SPP
en de niet commerciële activiteiten van de bloedbank. Temeer de stichting een prioriteitsaandeel
houdt in de besluitvorming over de commerciële activiteiten.
Alhoewel het beschikbaar moeten stellen van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma
op de Nederlandse markt een wettelijke taak is, het is eveneens een «commerciële activiteit»
van SPP. SPP biedt zijn producten (tegen concurrerende prijzen) aan ziekenhuizen,
net als andere buitenlandse aanbieders op de Nederlandse markt. Naast deze uitvoering
van werkzaamheden in het kader van de wettelijke taak verwerkt ook andere «commerciële
activiteiten» (zogenaamde niet-wettelijke activiteiten), namelijk het verwerken van
buitenlands plasma voor buitenlandse opdrachtgevers. Dit is noodzakelijk zodat de
fabriek gevuld blijft. Tot 2015 vonden deze activiteiten naast elkaar plaats binnen
de stichting Sanquin. De scheiding is nu gewaarborgd doordat SPP juridisch gescheiden
is van de stichting Sanquin. De stichting houdt indirect (via de dochteronderneming
Sanquin Holding BV) aandelen in SPP. De stichting richt zich op de wettelijke taken
en de Holding en de onderliggende dochterondernemingen op de niet-wettelijke activiteiten.
Hiermee is sprake van verschillende rechtspersonen met ieder een eigen bestuur. Dat
de stichting (via de Holding) een prioriteitsaandeel heeft, die verbonden is aan de
uitvoering van de wettelijke activiteiten, doet hier niets aan af. Met de prioriteitsaandeel
blijft de stichting een beslissende stem hebben in het bestuur van SPP over de uitvoering
van de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen. Op deze wijze kan de beschikbaarheid
van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma gewaarborgd worden voor de Nederlandse
markt.
6 Verder vragen de leden welke plasmageneesmiddelen moeten worden vervaardigd uit
Nederlands plasma en op de Nederlandse markt moeten worden aangeboden.
De productportfolio van SPP beslaat niet álle mogelijk denkbare plasmageneesmiddelen,
maar een beperkte selectie. Deze heeft SPP op eigen kracht kunnen ontwikkelen. Op
dit moment zijn dat immunoglobulinen, albumine, en protrombine complex concentraat.
Daarnaast is er ook plasma dat voor transfusie gebruikt wordt en als geneesmiddel
wordt verkocht. Onder de Nederlandse patiënten is de behoefte aan immunoglobulinen
het grootst.
7 De leden van de VVD-fractie vragen of de mogelijkheid bestaat om de Nederlandse
wetgeving aan te passen zodat de private sector ook in Nederland plasma in kan gaan
zamelen. Hiermee kan schaarste tegen gegaan worden als ook concurrentievervalsing
nu SPP aan een buitenlandse investeringsgroep behoort.
De Nederlandse bloedvoorziening is zodanig ingericht dat slechts één partij (de Bloedvoorzieningsorganisatie)
wordt aangewezen die verantwoordelijk wordt gesteld voor de uitvoering van de wettelijke
taken. Een van de wettelijke taken is het inzamelen van volbloed en plasma. Een andere
verantwoordelijkheid van de Bloedvoorzieningsorganisatie is het bewaken van de veiligheid
en kwaliteit van de bloedvoorziening. Ik blijf het belangrijk vinden dat de Bloedvoorzieningsorganisatie
eindverantwoordelijk is. Dit draagt bij aan een eenduidige veiligheids- en kwaliteitsbeleid
van de voorziening. Nederland is een relatief klein land en bij de invoering van de
Wet inzake bloedvoorziening in 1998 is indertijd bewust gekozen voor een fusie van
de bloedbanken en de plasmageneesmiddelfabriek zodat er ook geen onderlinge concurrentie
meer is om donors binnen te halen. Maar ook omdat op deze wijze bij uitbraak van (onbekende)
virussen eenduidig en snel gehandeld worden. De stichting Sanquin heeft een goede
reputatie en de donatiebereidheid is stabiel hoog in Nederland. Dit wil ik graag zo
houden.
8 Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of overwogen is om SPP zelf te kopen.
Zo nee, waarom niet en zo ja, waarom dit niet is gedaan. Alsook wat de financiële
consequenties zijn van zo’n koop.
Deze optie is overwogen. Om verschillende redenen heeft de overheid niet gekozen voor
overheidssteun aan SPP, behalve de afgegeven garantie en de voorgenomen lening om
de tijd tot het sluiten van de overdracht te overbruggen. Ik wil de leden meenemen
in mijn volgende overwegingen om uiteindelijk niet te kiezen voor een overheidssteun:
(a) Een groot deel van de publieke investeringen zou nodig zijn voor het financieren van
operationele verliezen (ten minste 150 miljoen euro). Deze zijn veel hoger dan de
in totaal 12 miljoen euro die nu nodig zijn voor de afgegeven garantie en voorgenomen
lening. Ook de nieuwe investeerders worden geconfronteerd met deze aanloopverliezen,
maar zij brengen zelf plasma mee dat kan worden verwerkt in de fabriek, waardoor er
minder verlies wordt gemaakt. Tevens investeren ze in vernieuwing van de fabriek waardoor
het rendement (op termijn) toeneemt.
(b) Om SPP toekomstbestendig te maken zijn tevens investeringen nodig in de modernisering
van de fabriek, de innovatie van producten alsook uitbreidingen van registraties.
Deze investeringen komen bovenop de investeringen om de verliezen te financieren.
Daarmee zouden de investeringen van de overheid aanzienlijk worden. Nu worden deze
investeringen in de vernieuwing van de fabriek door de nieuwe eigenaren gedaan. Zij
hebben bovendien veel ervaring in deze markt en het weer winstgevend maken van bedrijven
in het algemeen. Met hun inspanningen kan het rendement van de fabriek (op termijn)
terugkeren op een gezond niveau.
(c) Met alleen de publieke investeringen is er nog geen garantie dat het lukt. Het is
SPP in de afgelopen jaren niet gelukt op eigen kracht uit de problemen te komen en
het is niet aannemelijk dat dit in de toekomst wel gaat lukken zonder strategische
partner(s). Het is zeer wel mogelijk dat een kleine speler uiteindelijk alsnog ten
onder gaat in het marktspel.
(d) SPP is een te kleine speler om zelfstandig, zonder strategische partner, concurrerend
op de mondiale plasmamarkt te kunnen opereren. Het ontbreekt SPP aan schaalgrootte
voor innovatie en marketing en verkoop. Dat is de reden dat is gezocht naar een strategische
partner, die wel die slagkracht, de expertise, de middelen (waaronder toegang tot
extra plasma) en het netwerk heeft. Schaalvergroting is pas mogelijk wanneer meer
plasma beschikbaar wordt gesteld aan SPP. Het consortium heeft de mogelijkheid om
zelf plasma in te brengen ten behoeve van de noodzakelijke schaalvergroting.
(e) De overheid kan SPP niet de expertise leveren die nodig is voor het voortbestaan van
SPP. Zoals ik in mijn inleiding al aangaf is de toekomst van SPP alleen verzekerd
als de fabriek gemoderniseerd wordt, er grote hoeveelheden buitenlands plasma voor
opdrachtgevers bewerkt kunnen worden zodat de fabriek ook efficiënt ingezet wordt
(het Nederlands plasma vult nog geen 25% van de fabriek) en toegang gecreëerd wordt
tot nieuwe markten buiten Nederland. Het internationale consortium is bereid om in
SPP te investeren, heeft de expertise en het benodigde netwerk om het voorgaande te
realiseren. Dit biedt de beste optie voor de toekomst van SPP. Ook is het toezichthouden
op een productiefaciliteit geen standaard overheidstaak. Voor investeerders daarentegen
is dit de reden van hun bestaan.
(f) De overheid zou SPP kunnen overnemen, maar de kans op succes lijkt zeer gering. De
situatie in Europa wijst in die richting. Alleen de Franse overheid is nog in het
bezit van een plasmageneesmiddelenfabriek. En deze staat ook nog eens gedeeltelijk
te koop.
(g) De financiële risico’s voor de overheid zijn niet voorzienbaar. Vooraf is zeker dat
eenmalig een financiële injectie nodig is, maar niet of deze ook voldoende zal zijn.
Bij nieuwe tegenslagen zal de overheid opnieuw voor de vraag komen te staan of ze
wil bijspringen. Dan zal meewegen dat er al eerdere steun is gegeven en dat het onthouden
van nieuwe steun zal betekenen dat de eerdere steun voor niets is geweest.
(h) Financiële steun van de overheid aan bedrijven moet voldoen aan de Europese regels
voor staatsteun. Dit beperkt de mogelijkheden voor de overheid om een fabriek te steunen
aanzienlijk.
De reactie op de inbreng van de CDA-fractie
9 De leden van de CDA-fractie vragen of ik nog steeds van mening ben dat we minder
afhankelijk moeten worden van de productie buiten Europa.
Ja dat ben ik. Met de coronacrisis zijn we geconfronteerd met de beperkingen van een
productie buiten Europa. Hoewel het ondenkbaar is dat we alle geneesmiddelen in Nederland
of Europa kunnen produceren, is het streven dat we in Nederland of Europa onze afhankelijkheden
voor de productie van geneesmiddelen, waaronder de plasmageneesmiddelen, zoveel mogelijk
verminderen. Voor plasmageneesmiddelen streven we naar een grote mate van zelfvoorzienendheid.
En dit betekent het hebben van een eigen productie waarbij de producten uit Nederlands
plasma in eerste instantie op de Nederlandse markt wordt aangeboden, ongeacht wie
de eigenaar is van de productiefaciliteit.
10 De leden vragen welke acties ik heb ingezet om als Nederland/Europa zelfvoorzienend
te worden in de plasmageneesmiddelen. Waarom er niet samengewerkt kan worden met andere
Europese bedrijven. En welk bedrag hiermee gemoeid is om dit te realiseren.
Zowel Nederland als Europa is niet zelfvoorzienend wat betreft de productie van plasmageneesmiddelen
maar evenmin voor de inzameling van de grondstof plasma. De stichting Sanquin blijft
zich elk jaar inzetten om donors te behouden en nieuwe donors aan te trekken. Met
het inzamelen van plasma en het hebben van een productiefaciliteit kan Nederland voor
een substantieel deel in zijn eigen behoefte voorzien. Voor de immunoglobulinen wordt
circa 55% van de Nederlandse markt beleverd uit Nederlands plasma. Mijn ambtsvoorganger
heeft uw Kamer eerder in een brief uitgelegd dat het inzamelen van plasma een kostbare
zaak is.6 In die brief is toegelicht dat de kosten van het inzamelen van louter plasma (de
rode bloedcellen en rode bloedplaatjes komen niet mee met de donatie), via een zogeheten
aferesetechniek, niet geheel gedekt kunnen worden uit de door VWS vastgestelde prijzen.
Deze prijzen worden vastgesteld aan de hand van Europese marktprijzen. Dit betekent
dat een deel van de inzamelingskosten van dit type plasma (afereseplasma) bovenop
de kostprijzen van de rode bloedcellen en rode bloedplaatjes (de zogeheten kort houdbare
bloedproducten) komt. Afgezien van de vraag of er voldoende plasmadonors zijn zal
een geheel zelfvoorzienende plasmageneesmiddelenvoorziening de prijzen van
de kort houdbare bloedproducten nog meer onder druk zetten. Aangezien de plasmageneesmiddelenmarkt
een open markt is en er in Nederland meerdere aanbieders zijn, vind ik het niet verantwoord
om ten koste van de prijzen van de kort houdbare bloedproducten alles op alles te
zetten om zelfvoorzienend te zijn voor plasmageneesmiddelen. Het is ook een voordeel
om in Nederland meerdere leveranciers te hebben en zo het risico van leveringsproblemen
te verminderen.
Nederland zamelt voldoende plasma in om een substantieel deel van zijn eigen behoefte
te voorzien. De plasma inzameling in Europa is echter sinds de jaren 90 aanzienlijk
afgenomen doordat bloedvoorzieningsorganisaties niet meer zelf afereseplasma inzamelen
(te duur) en hun eigen productie sloten of over deden aan een van de commerciële fabrikanten.
De Europese Commissie onderkent in een evaluatierapport dat er sprake is van een te
grote afhankelijkheid van plasma uit derde landen.7 In het komende jaar beziet de Europese Commissie wat ze hier aan wil doen. Nederland
zal actief deelnemen aan deze discussie.
11 De leden van de CDA-fractie vragen waarom niet overwogen is om een Europees bedrijf
het plasma te laten verwerken zodat prijsafspraken gemaakt kan worden. En daarmee
elk drie jaar opnieuw bepaalt kan worden welk bedrijf de opdracht mag uitvoeren.
Het uitgangspunt van de stichting Sanquin in haar zoektocht naar een strategische
partner was de productiefaciliteit voor Nederland te behouden. Zoals ik in mijn inleiding
al aangaf wordt met het behoud van de productiefaciliteit de leveringszekerheid in
Nederland ook beter gewaarborgd. Dit is vooral van belang bij onvoorziene omstandigheden.
Een alternatief, maar niet nader uitgewerkt scenario, was het Nederlands plasma te
laten verwerken door een commerciële plasmageneesmiddelfabrikant, al dan niet in Europa.
Dit zou het einde van SPP betekenen en daarmee het behoud van een productiefaciliteit
in Nederland. Alsook het einde van de daarmee gepaarde leveringszekerheid van plasmageneesmiddelen
voor de patiënten in Nederland.
Voor geneesmiddelen is sprake van een open markt, zo ook voor plasmageneesmiddelen.
Ook met een eigen productiefaciliteit is Nederland niet geheel zelfvoorzienend voor
alle plasmageneesmiddelen. Daar waar SPP niet in de behoefte kan voorzien wordt door
andere aanbieders (uit het buitenland) aangevuld. Een open markt houdt eveneens in
dat de artsen en ziekenhuizen zelf kunnen bepalen welke producten zij willen inkopen.
Via tenders kopen de ziekenhuizen de plasmageneesmiddelen en in de onderhandelingen
met ziekenhuizen worden uiteindelijk de prijzen afgesproken. Het is voor SPP van belang
is om met concurrerende prijzen mee te doen met de uitgeschreven tenders van ziekenhuizen,
anders prijst SPP zichzelf uit de markt. Andere grotere commerciële spelers zullen
lagere prijzen hanteren.
12 De leden vragen hoe de publieke belangen zijn gediend met de nieuwe overeenkomst
voor SPP. De leden vragen of het Nederlands plasma aan ieder bedrijf kan worden aangeboden
alsook het stellen voor voorwaarden aan de verkoopprijs.
In mijn inleiding heb ik aangegeven dat het publieke belang van de plasmageneesmiddelen
met de overdracht het beste gewaarborgd wordt. Om een productiefaciliteit in Nederland
te behouden, te midden van de grote commerciële spelers op de wereldmarkt, is het
noodzakelijk dat SPP in zee gaat met een strategische partner die ervoor zorgt dat
SPP toekomstbestendig wordt. Zoals ik al in mijn brief aangaf is de huidige productiefaciliteit
verouderd. De toekomst van SPP is alleen verzekerd als de fabriek gemoderniseerd wordt,
er grote hoeveelheden buitenlands plasma voor opdrachtgevers bewerkt kunnen worden
zodat de fabriek ook efficiënt ingezet wordt (het Nederlands plasma vult nog geen
25% van de fabriek) en toegang gecreëerd wordt tot nieuwe markten buiten Nederland.
Het internationale consortium is bereid om in SPP te investeren, heeft de expertise
en het benodigde netwerk om het voorgaande te realiseren. Dit biedt de beste optie
voor de toekomst van SPP.
Door deelname van het consortium blijft de productiefaciliteit in Nederland behouden.
En daarmee is de beschikbaarheid van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma op
de Nederlandse markt voor ten minste 10 jaar verzekerd. Met het behoud van de productiefaciliteit
in Nederland zal Nederland voor zijn voorziening van plasmageneesmiddelen minder afhankelijk
zijn van andere aanbieders in het buitenland. Onder normale omstandigheden zou zo’n
voorziening, ondanks deze afhankelijkheid, toereikend zijn. Maar onder buitengewone
omstandigheden hebben we gezien hoe belangrijk het is om een productiefaciliteit binnen
de landsgrenzen te hebben. Door een meerjarige juridisch bindende overeenkomst aan
te gaan met de beoogde nieuwe mede-eigenaar van SPP, wordt net als nu de leveringszekerheid
van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma voor ten minste 10 jaar gewaarborgd.
In plaats van nu een overeenkomst aan te gaan met (de beoogde nieuwe mede-eigenaar
van) SPP zou het Nederlands plasma ook aan een ander bedrijf kunnen worden aangeboden
om te bewerken. De partij die het gunstigste aanbod doet, krijgt dan de opdracht.
Dit vergt echter twee tot drie jaar tijd omdat een aanbestedingstraject opgezet moet
worden en het bedrijf dat uiteindelijk het Nederlands plasma zal bewerken zijn registratiedossier
moet aanpassen en ter goedkeuring moet voorleggen aan het College ter Beoordeling
van Geneesmiddelen of de Europese registratieautoriteit. Het is niet zeker of er voorwaarden
aan de verkoopprijs van plasmageneesmiddelen kan worden gesteld. Dit zal mede afhangen
van de Europese mededingregels.
13 De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat ik geen zeggenschap heb over
de stichting Sanquin en daarmee evenmin over SPP.
In privaatrechtelijke zin heb ik geen zeggenschap over de stichting Sanquin, de Wet
inzake bloedvoorziening (Wibv) geeft mij echter voldoende middelen om te kunnen sturen
op de kwaliteit en doelmatigheid van het inzamelen, bereiden, afleveren en beschikbaar
stellen van bloedproducten. De stichting Sanquin heb ik aangewezen als Bloedvoorzieningsorganisatie
in de zin van de Wibv. De stichting Sanquin is een private organisatie waaraan ik
een bijzondere wettelijke taak heb opgedragen. Om de kwaliteit en doelmatigheid van
de uitvoering van deze wettelijke taken te waarborgen heb ik op grond van de Wibv
verschillende bevoegdheden ten opzichte van de stichting Sanquin. Zo heeft de regering
in het Besluit niet-wettelijke activiteiten Bloedvoorzieningsorganisatie grenzen gesteld
aan de omvang van niet-wettelijke activiteiten die door de stichting Sanquin uitgevoerd
mogen worden. Ook vereist de Wibv dat ik toestemming geef alvorens de stichting Sanquin
een deel van de werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de wettelijke
taken mag uitbesteden aan een derde. Verder kan ik de stichting Sanquin voorschriften
geven over de uitvoering van de wettelijke taken en moeten de begroting en het beleidsplan
van de stichting Sanquin door mij worden goedgekeurd. Voorts is de stichting verplicht
mij de door mij gevraagde gegevens te verstrekken. Ten slotte kan ik als ik van mening
ben dat de wettelijke taken niet op een goede manier worden uitgevoerd de stichting
Sanquin een aanwijzing geven en als deze niet (goed) wordt uitgevoerd, kan ik zelfs
een bewindvoerder aanstellen.
In 2012 heeft een van mijn ambtsvoorgangers aan uw Kamer kenbaar gemaakt dat de niet-wettelijke
(commerciële) activiteiten gescheiden zouden moeten worden van de stichting Sanquin.8 Dat geldt ook voor SPP. SPP is dus een derde (private) partij waarover ik geen zeggenschap
heb. De stichting Sanquin kan een deel van de werkzaamheden ter uitvoering van de
wettelijke taken uitbesteden aan een derde partij. Zoals hierboven aangegeven, dien
ik toestemming te geven alvorens de stichting Sanquin dergelijke werkzaamheden mag
uitbesteden. Ook hiervoor geldt dat de Wibv mij verschillende instrumenten geeft om
de kwaliteit en doelmatigheid van de uitvoering van de wettelijke taken te waarborgen.
Zo kan ik voorschriften en beperkingen verbinden aan de toestemmingsbeschikking. Zo
ben ik voornemens aan de nieuwe toestemmingsbeschikking het voorschrift te verbinden
dat de stichting Sanquin verbiedt zonder mijn toestemming nieuwe gedeelde financiële
verplichtingen aan te gaan met SPP. Daarnaast volgt uit de Wibv dat SPP er zorg voor
moet dragen dat plasmageneesmiddelen die (mede) zijn bereid uit Nederlands plasma
in eerste instantie op de Nederlandse markt worden aangeboden. Daarnaast geldt ook
voor SPP dat men verplicht is mij, indien daarom gevraagd, alle voor de uitvoering
van de wettelijke taken relevante informatie te verstrekken. Als SPP de werkzaamheden
voor de uitvoering van de wettelijke taak niet op een verantwoorde wijze uitvoert,
kan ik als uiterst middel de toestemmingsbeschikking intrekken. De stichting Sanquin
blijft eindverantwoordelijk voor de uitvoering van alle wettelijke taken. Zij moet
dan in dat geval op zoek naar een andere manier waarop plasmageneesmiddelen uit
Nederlands plasma kunnen worden bereid en op de Nederlandse markt beschikbaar worden
gesteld. Mijn inschatting is dat in die situatie een Europese commerciële plasmageneesmiddelfabrikant
het Nederlands plasma zal gaan verwerken.
14 Ook vragen de leden van de CDA-fractie of het klopt dat de stichting Sanquin straks
vijftien procent van SPP behoudt, dat ik vóór medio december besluit of SPP voor 10
jaar plasma mag verwerken en dat de producten op de Nederlandse markt wordt aangeboden
tegen een prijs die de nieuwe aandeelhouders bepalen.
Het klopt, de stichting Sanquin behoudt 15% van de aandelen van SPP plus een prioriteitsaandeel
wanneer het gaat om de uitvoering van de wettelijke taak. De stichting Sanquin is
met haar prioriteitsaandeel leidend wanneer het gaat om het uitvoeren van de wettelijke
taak. Dit maakt het eveneens mogelijk dat nieuwe producten (zoals antistoffen tegen
COVID-19) uit Nederlands plasma binnen afzienbare tijd ter beschikking kunnen worden
gesteld aan Nederlandse patiënten.
Ik ben voornemens rond 14 december 2020 te besluiten of SPP de uitvoering van de werkzaamheden
van de wettelijke taak op zich mag nemen. De stichting Sanquin gaat dan een meerjarige
juridisch bindende overeenkomst aan met SPP voor het leveren van de grondstof plasma.
Op basis van deze overeenkomst levert de stichting de komende 10 jaar Nederlands plasma
aan SPP. SPP is op zijn beurt gehouden om de producten die mede zijn bereid uit Nederlands
plasma in eerste instantie op de Nederlandse markt aan te bieden door middel van deelname
aan tenders van ziekenhuizen met concurrerende prijzen. De huidige situatie wordt
daarmee gecontinueerd. De beschikbaarheid van plasmageneesmiddelen uit Nederlands
plasma op de Nederlandse markt kan hiermee voor ten minste 10 jaar gegarandeerd worden.
15 De leden van de CDA-fractie vragen waarom ik in mijn brief spreek van een leveringszekerheid
in plaats van aanbodzekerheid. Ook vragen de leden waarom ik geen prijsafspraken heb
gemaakt.
In een juridische bindende overeenkomst zijn afspraken vastgelegd tussen de stichting
Sanquin en (de beoogde nieuwe mede-eigenaar van) SPP waarbij SPP, conform artikel
3, eerste lid onder d van de Wibv, plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma in eerste
instantie ter beschikking stelt aan de Nederlandse markt. En dat SPP ook daadwerkelijk
meedoet met tenders van ziekenhuizen. Ik ben van mening dat hiermee sprake is van
een leveringszekerheid. SPP heeft namelijk op basis van de afgesloten overeenkomst
met de stichting een inspanningsverplichting.
Naast dat het niet helemaal zeker is of van te voren prijsafspraken kunnen worden
gemaakt in verband met Europese regels rond mededinging, is het de vraag of dit ook
wenselijk is. De balans van vraag en aanbod op de markt op dat moment zijn mede bepalend
voor het vaststellen van een prijs. Via tenders kopen de ziekenhuizen de plasmageneesmiddelen
in. Tijdens de onderhandelingen met ziekenhuizen worden uiteindelijk de prijzen afgesproken.
Het is voor SPP van belang is om met concurrerende prijzen mee te doen met de uitgeschreven
tenders van ziekenhuizen, anders prijst SPP zichzelf uit de markt. Andere grotere
commerciële spelers zullen lagere prijzen hanteren.
16 In mijn brief van 12 oktober jl. heb ik aangegeven dat circa 25% van de capaciteit
van SPP ingezet wordt voor Nederlands plasma. De leden vragen van de CDA-fractie waarvoor
de overige capaciteit van SPP wordt ingezet.
De overige capaciteit van SPP wordt op dit moment voor een deel ingezet voor contractproductie.
Dit houdt in dat SPP in opdracht van derden plasma afkomstig van de opdrachtgever
bewerkt tot (tussen)producten. Deze (tussen)producten gaan vervolgens terug naar de
opdrachtgever. Een groot deel van de capaciteit van SPP wordt nu echter onbenut. In
de productie van plasmageneesmiddelen is sprake van verschillende processen. Afhankelijk
van het proces wordt 90 tot 60% van de capaciteit op dit moment niet benut.
17 De leden vragen welke andere plasmaleveranciers in Nederland leveren en wat de
prijsontwikkeling per leverancier is over de afgelopen vijf jaar. Daarnaast vragen
de leden welke andere plasmaproducenten in Europa zijn, wie de aandeelhouders zijn,
hoeveel liters plasma zij verwerken, waar ze het plasma ophalen of ze daarvoor betalen
en of die bedrijven winstgevend zijn.
De data die tot en met 2017 ter beschikking staan zijn ingedeeld per productniveau.9 De prijsontwikkeling op productniveau is als volgt:
Product (dagelijkse dosering)
2013
2014
2015
2016
2017
Normaal humaan immunoglobuline
€ 1.104
€ 1.355
€ 1.463
€ 1.464
€ 1.415
Immunoglobuline normaal extravasculair
€ 108
€ 128
€ 126
€ 144
€ 176
Immunoglobuline normaal intravasculair
€ 983
€ 980
€ 1.056
€ 1.082
€ 1.067
De plasmageneesmiddelfabrikanten in Europa10:
Fabrikant
Aandeelhouder(s)
Verwerkings-
capaciteit plasma
(liter)
Bruto winst (2019)
CSL Behring
beurs genoteerd
23 miljoen1
$ 1,92 miljard
Takeda
beurs genoteerd
onbekend
€ 8 miljard
Grifols
merendeel in handen van familie Grifols (Spanje)
13,5 miljoen
€ 625 miljoen
Octapharma
Dhr. W. Marguerre (Duitsland)
6 miljoen
€ 428 miljoen
Kedrion
merendeel in handen van familie Marcucci (Italië)
3,2 miljoen
onbekend
Biotest
Shanghai Raas Blood Products Co Ltd (China)
1,5 miljoen
onbekend
Bio Products Laboratory
Shanghai Raas Blood Products Co Ltd (China)
0,8 miljoen
onbekend
Laboratoire français du Fractionnement et des Biotechnologies (LFB)
Franse overheid
1,5 miljoen
verlieslatend
(onbekend
hoeveel)
X Noot
1
inclusief verwerkingscapaciteit in Australië en de Verenigde Staten
De bedrijven in de lijst hebben allen eigen inzamelingscentra. De grotere bedrijven
hebben naast hun eigen inzamelingscentra in Europese landen ook inzamelingscentra
in de Verenigde Staten. Omdat plasmageneesmiddelproducenten hun eigen plasma inzamelen,
zijn de kosten van dit plasma verwerkt in de verkoopprijzen van de eindproducten.
De prijzen van het plasma dat ingekocht wordt zijn vertrouwelijk en daarmee niet publiekelijk
bekend.
18 De leden van het CDA-fractie vragen wat het consultatieproces met de Nederlandse
en Belgische ondernemingsraad is geweest. De leden vragen of ik hiervan de data kan
overleggen en de daarbij behorende documenten. De leden vragen naar het advies van
beide ondernemingsraden. Ook vragen de leden of de Sociaal-Economische Raad fusiegedragsregels
van toepassing zijn en welke overleggen in dat kader hebben plaatsgevonden.
De stichting Sanquin laat weten dat het consultatieproces is gestart met inachtneming
van de Nederlandse en Belgische geldende medezeggenschapswetgeving. Deze processen
zijn op dit moment gaande. Ik heb hier geen data en documenten van. Wel heb ik begrepen
dat er conform medezeggenschapswetgeving verschillende overleggen plaatsvinden tussen
de ondernemingsraden en de verkoper alsmede het consortium. Er informatie is gedeeld
en de vragen van de ondernemingsraden zijn beantwoord. De centrale ondernemingsraad
van de stichting Sanquin heeft een positieve grondhouding ten aanzien van het uitbrengen
van advies en onderschrijft het belang van de transactie. De SER Fusiegedragsregels
zijn in dit geval van toepassing en in dat kader heb ik begrepen dat de verkoper op
regelmatige basis contact heeft met de vakbonden. Hierbij wil ik overigens opmerken
dat zowel de stichting Sanquin als SPP private rechtspersonen zijn en op het gebied
van bedrijfsvoering geen verantwoording schuldig zijn aan de Minister voor Medische
Zorg. De stichting Sanquin en SPP laten mij weten dat zij zich uiteraard houden aan
de regelgeving die hier van toepassing zijn.
19 De leden vragen mij of ik de stichting Sanquin om ga zetten in een Zelfstandig
bestuursorgaan omdat bloed en plasma vitale sectoren zijn en ik nu geen zeggenschap
heb over de stichting.
Ik ben niet voornemens om de stichting Sanquin om te zetten in een zelfstandig bestuursorgaan.
Dit zou ook niet mogelijk zijn omdat de kern van het juridische begrip «bestuursorgaan»
gelegen is in het feit dat er publiekrechtelijke bevoegdheden worden uitgeoefend.
De Bloedvoorzienings-organisatie wordt door de Minister voor Medische Zorg aangewezen
om taken uit te voeren (zoals het inzamelen van bloed en plasma en het bereiden, afleveren
dan wel beschikbaar stellen van bloedproducten). Geen van deze taken kan als een publiekrechtelijke
bevoegdheid worden aangemerkt.
Overigens staat de rechtsvorm van de Bloedvoorzieningsorganisatie los van het feit
of een voorziening als vitaal aangemerkt kan worden. Zowel een stichting als een zelfstandig
bestuursorgaan kunnen onderdeel zijn van een voorziening die als vitaal wordt aangemerkt.
Op dit moment is de bloedvoorziening niet als vitaal aangemerkt. Begin 2021 zal de
zorgsector opnieuw een vitaliteitsbeoordeling ondergaan, de bloedvoorziening wordt
hierin meegenomen. Op dit moment biedt de Wet inzake bloedvoorziening mij voldoende
bevoegdheden voor een adequate uitvoering van de wettelijke taken.
20. Bij het beschikbaar stellen van Nederlands plasma aan SPP vragen de leden van
de CDA-fractie welke garantie met betrekking tot het aantal liters moet worden gegeven
en wat de gevolgen zijn als de liters niet worden geleverd.
Het uitgangspunt is dat de stichting Sanquin in Nederland plasma inzamelt om te kunnen
voldoen aan de behoefte van de Nederlandse patiënt. Nederland is niet volledig zelfvoorzienend
wanneer het gaat om de productie van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma. De
voorziening is voldoende stabiel wanneer de inzameling 50–60% van de behoefte gedekt
wordt. Op grond hiervan is een overeenkomst opgesteld tussen de stichting Sanquin
en (de beoogde nieuwe mede-eigenaar van) SPP. Deze overeenkomst bevat eveneens compensatie
afspraken wanneer de stichting haar afspraak niet nakomt, deze zijn gemaximeerd met
het oog op de draagkracht van de partij. Door deze afspraken zal de stichting Sanquin
daarom ook nimmer in financiële problemen komen. De levering van bloedproducten blijft
daarmee te allen tijde in stand.
21 De leden van de CDA-fractie vragen of ik vast blijft houden aan een dubbel systeem:
aan de ene kant om niet doneren en aan de andere kant marktwerking voor de plasmageneesmiddelen
die zijn bereid uit deze onbetaalde donaties. De leden vragen of hiermee niet een
moeilijke concurrentiepositie voor SPP blijft tegenover een groot aantal multinationals.
Ook vragen de leden of het verbod op betaling van donaties gehandhaafd blijft zodat
de nieuwe eigenaren hierin geen concurrent worden van de overheid.
Het uitgangspunt van Nederland is dat het doneren van menselijke lichaamsmaterialen
om niet gebeurt. Het betalen voor donaties, meer dan een onkostenvergoeding, is in
Nederland niet toegestaan. Dit uitgangspunt zal met de komst van de nieuwe mede-eigenaar
voor SPP niet wijzigen. Behalve bloeddonatie worden eveneens andere menselijke lichaamsmaterialen
om niet gedoneerd, zoals stamcellen, organen en weefsels en cellen, waaronder gameten
(geslachtscellen) voor de behandeling van een medeburger. Ik vind dat we dit systeem
moeten koesteren. Op deze wijze staat ontegenzeggelijk vast dat een donor geen enkele
druk ervaart om zijn bloed of anderszins te doneren louter dan de wetenschap dat hij
daarmee patiënten kan helpen. De geneesmiddelenmarkt is gebaseerd op de Europese regelgeving.
Hier is sprake van een open markt en daarmee marktwerking. Ik heb geen plannen om
bij de Europese Commissie een uitzonderingspositie voor plasmageneesmiddelen te bedingen
binnen de Europese markt. De concurrentiepositie van SPP hangt niet af van of er al
dan niet betaald mag worden voor een donatie.
22 De leden van de CDA-fractie vragen of er na het verlies van een grote klant, er
weer een nieuwe grote klant is.
Het gaat hier om het verlies van een grote contractproductie van een klant. SPP verwerkt
nog plasma tot andere producten voor dezelfde klant. Het volume van die producten
is echter aanzienlijk minder dan in de vorige opdracht. Met het sluiten van de transactie
is de verwachting dat de hoeveelheid te verwerken plasma zal stijgen mede doordat
het consortium zelf plasma in zal brengen. Hierdoor kan SPP meer capaciteit inzetten.
Dit zal ten goede komen aan de bedrijfsvoering wat weer van belang voor het behoud
van de productiefaciliteit in Nederland.
23 Verder vragen de leden of Fortissimo Capital en OneBlood Foundation de nieuwe investeerders
zijn. Verder vragen de leden waarom Fortissimo Capital geïnteresseerd is. De leden
vragen om informatie over de aandeelhouders van deze bedrijven, een overzicht van
welke andere bedrijven zij zelf aandeelhouder zijn en hoe lang zij een bedrijf vasthouden
voordat het wordt doorverkocht.
Beide partijen zijn onderdeel van het consortium waarmee de stichting Sanquin overeenstemming
heeft bereikt. Het consortium bestaat uit zes partijen met ruime ervaring in de biomedische
sector en het op de markt brengen van plasmaproducten. Het consortium heeft de expertise
en het benodigde netwerk zodat SPP toegang krijgt tot nieuwe markten buiten Nederland.
Dit alsook de investeringen en de toegang tot extra plasma om te verwerken dragen
bij aan het behoud van SPP. En daarmee een bijdrage in het publieke belang van de
plasmageneesmiddelenvoorziening.
Het consortium bestaat uit:
– Fortissimo Capital Fund V, LP (groeikapitaal, gevestigd in Israël),
– OBF investments, LLC (investeringstak van een van de grootste bloedbanken in de Verenigde
Staten),
– Mesola Inversiones S.L. (combinatie van farmaceutische bedrijven uit Latijns Amerika,
gespecialiseerd op het gebied van (plasma)farmacie),
– Chris Lamb (plasma-industriedeskundige in de Verenigde Staten),
– Nir Epstein (investeerder, gevestigd in Israël), en
– Anna-Maria and Stephen Kellen Foundation Inc. (een stichting die samen met Amerikaanse
bloedbank OneBlood investeert).
Fortissimo Capital investeert in verschillende sectoren, waaronder de gezondheidssector
en heeft een bewezen staat van dienst in het verbeteren van prestaties van industriële
bedrijven. Fortissimo Capital bezit een belang in meerdere bedrijven in de gezondheidzorg.
Een belangrijke focus is komen te liggen op de plasmasector. Fortissimo Capital is
van mening dat de beoogde transactie een zeer interessante kans biedt en men kijkt
ernaar uit om SPP uit te bouwen tot een solide en rendabele marktspeler. Fortissimo
Capital stelt als doel om ieder bedrijf waar men een belang in heeft zo te laten ontwikkelen
dat op lange termijn sprake is van groei en duurzame resultaten voordat het eventueel
wordt doorverkocht. Fortissimo Capital houdt gemiddeld zes tot zeven jaar een bedrijf
vast, een langere periode is niet ongebruikelijk. Eén van de bedrijven in zijn portfolio
heeft Fortissimo Capital bijvoorbeeld al veertien jaar in bezit. Voor verdere informatie
over de bedrijven waar Fortissimo een belang in houdt verwijs ik de leden naar de
website van Fortissimo Capital.
24 In mijn brief van 12 oktober 2020 heb ik aangegeven dat bij de transactie ook vastgoed
overgaat.11 De leden van de CDA-fractie vragen naar de boekwaarde en de commerciële waarde (met
datum van rapport) van dit vastgoed. De leden vragen naar de huisvestingskosten per
gebouw inclusief het vastgoed in België.
Ik heb geen informatie over de boekwaarde en de commerciële waarde van het vastgoed
dat overgaat, ook dit is bedrijfsvertrouwelijke informatie. Wel laat de stichting
Sanquin mij weten dat de verkoopopbrengsten voldoende zijn om de commerciële waarde
van het vastgoed te vergoeden. De commerciële waarde van het vastgoed is € 7 mln.
hoger dan de boekwaarde. Overigens wil ik hierbij opmerken dat de stichting Sanquin
haar financiële resultaten in de jaarrekening zal publiceren. De in het vastgoed gevestigde
productiefaciliteit is verouderd en behoeft forse investeringen van de koper zodat
SPP weer een gezonde onderneming wordt.
De leden van de CDA-fractie vragen ook naar de huisvestingskosten per gebouw. Deze
gegevens heb ik niet bij SPP opgevraagd. Ik heb daar niet om willen vragen omdat deze
gegevens mijns inziens niet noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de wettelijke
taak. Daarnaast kan er sprake zijn van bedrijfsvertrouwelijke informatie.
25 De leden vragen of de nieuwe eigenaar bereid is uit te sluiten dat hij een sale
en lease back constructie toepast wanneer het vastgoed in zijn eigendom is.
Het gaat hier vooral om vastgoed dat verbonden is aan de productiewerkzaamheden van
SPP. De stichting Sanquin heeft geen belang bij om het vastgoed dat verbonden is aan
de productiewerkzaamheden aan SPP alsnog terug te huren. Een relatief klein deel van
het vastgoed zal door de stichting Sanquin terug gehuurd worden. Het gaat hier om
dat deel waar het onderzoek van de stichting in is gehuisvest.
26 De leden van de CDA-fractie vragen wat het betekent voor de productiefaciliteit
en werkgelegenheid in België en in Nederland als de deal niet doorgaat. Verder vragen
de leden of het hier gaat om een share deal en niet een asset deal. En of daarmee
alle schulden, werknemers, lock, stock and barrel worden overgenomen.
Zonder hulp van een derde kan SPP en de Belgische zustermaatschappij niet langer voortbestaan
en is sluiting onvermijdelijk (met een afbouw over 3 jaar). Dit betekent wanneer de
transactie niet doorgaat dat beide productiefaciliteiten worden gesloten en tot verlies
van werkgelegenheid in beide landen zal leiden (600 fte in Nederland en 300 fte in
België). Nederland zal dan voor zijn plasmageneesmiddelen afhankelijk zijn van commerciële
fabrikanten buiten Nederland. Onder normale omstandigheden zou zo’n voorziening, ondanks
deze afhankelijkheid, toereikend zijn. Maar onder buitengewone omstandigheden hebben
we gezien hoe belangrijk het is om een productiefaciliteit binnen de landsgrenzen
te hebben.
De transactie is inderdaad een share deal, waarbij de medewerkers mee overgaan.
27 De leden van de CDA-fractie vragen wat de investering en reorganisatie betekent
voor de werkgelegenheid, welke reorganisatieplannen de aandeelhouders hebben. De leden
vragen om een overzicht van de huidige werkgelegenheid.
Met de beoogde transactie blijft de werkgelegenheid (grotendeels) gewaarborgd die
anders binnen een periode van drie jaar verloren zou zijn. Op dit moment is de inhoud
van mogelijke reorganisatieplannen van de beoogde nieuwe aandeelhouders niet bekend.
Indien bepaalde plannen personele gevolgen zullen hebben, dan zal de stichting de
relevante (medezeggenschap-) regelgeving opvolgen. Binnen SPP zijn ongeveer 600 fte
werkzaam en bij Plasma Industries Belgium ongeveer 300 fte.
28 De leden vragen hoeveel de nieuwe eigenaren per jaar willen investeren, gesplitst
naar eigen en vreemd vermogen. En welk eigen vermogen ingezet wordt.
Dit is bedrijfsvertrouwelijke informatie die ik helaas niet met uw Kamer kan delen.
29 De leden van de CDA-fractie vragen of de nieuwe eigenaar SPP mag doorverkopen.
Of SPP onmiddellijk doorverkocht kan worden zonder dat hier voorwaarden aan zijn gesteld
wie de koper zou kunnen zijn, zoals een Chinees bedrijf of de Chinese overheid. Verder
vragen de leden of bij een doorverkoop het Nederlands plasma aan een ander bedrijf
kan worden aangeboden.
SPP is een private organisatie en de beoogde aandeelhouders mogen SPP door verkopen
na een periode van een jaar na overdracht van de aandelen. In de beoogde toestemmingsbeschikking
zal in de bijgesloten aanvullende voorschriften en beperkingen opgenomen worden dat
opnieuw toestemming aan de Minister voor Medische Zorg moet worden aangevraagd voor
het uitvoeren van de werkzaamheden van de wettelijke taak wanneer de beoogde nieuwe
eigenaar zijn zeggenschap over SPP kwijtraakt. De stichting Sanquin kan dan kiezen
om opnieuw toestemming aan te vragen voor verwerking door die nieuwe opvolgende eigenaren
of er ervoor kiezen zijn plasma aan een ander bedrijf aan te bieden om te laten verwerken.
29a De leden van de CDA-fractie vragen wat het betekent voor de werkgelegenheid en
de financiële positie van de stichting Sanquin wanneer SPP stopt met het gebruik van
de staf- en concerndiensten van de stichting.
Het scheiden van SPP van de stichting Sanquin wordt op dit moment verder vorm gegeven
na invoering van de juridische scheiding van SPP in 2015. Dit houdt in dat SPP de
concernstaf en diensten van de stichting heeft overgenomen en daarnaast ook zijn eigen
diensten organiseert. Als gevolg van een afnemende behoefte aan concernstaf en diensten
is de stichting in 2019 gestart met de afbouw van de diensten. De eenmalige transitiekosten
kunnen door de stichting Sanquin worden opgevangen. Dit heeft relatief weinig gevolgen
voor de werkgelegenheid omdat dit voor het grootste deel kan worden opgevangen door
natuurlijk verloop.
30 De leden vragen of het product met de antistoffen tegen het coronavirus gepatenteerd
is. Zo niet, waarom niet en zo ja, wie het patent heeft. Ook vragen de leden wat de
(financiële) afspraken zijn voor de opbrengsten van deze nieuwe vinding.
Het product is niet gepatenteerd en dat kan ook niet. Het idee om antistoffen uit
bloed te gebruiken voor preventie dan wel bestrijding van virale infecties is namelijk
niet nieuw. Bovendien werkt de stichting Sanquin en SPP voor de ontwikkeling van dit
product samen met een internationale alliantie. Het doel van deze alliantie is om
dit product – indien de werkzaamheid daarvan is aangetoond – zonder restricties, en
daarmee zonder patent, ter beschikking te stellen aan de internationale gemeenschap.
Er zijn geen opbrengsten uit de antistoffen die worden geproduceerd uit plasma van
herstelde coronapatiënten. SPP produceert deze producten op dit moment in opdracht
van VWS en distribueert deze ook in opdracht van VWS. Deze producten worden door VWS
kosteloos ter beschikking gesteld aan artsen aan onderzoekers. Pas als de werkzaamheid
is aangetoond en de registratie ervan is afgehandeld kan het product, net zoals andere
immunoglobulines nu, via de reguliere processen worden aangeboden en verkocht.
31 De leden van de CDA-fractie vragen om een nadere toelichting op de waardedaling
van 180 miljoen euro. En waarin dit zichtbaar wordt.
In het jaarverslag 2019 van de stichting Sanquin, dat in december wordt gepubliceerd,
en in het jaarverslag van 2020 zal uitdrukking worden gegeven aan de verminderde waardering
van SPP. Deze waardedaling wordt veroorzaakt door de slechte financiële positie waarin
SPP nu verkeert. SPP kampt door het verlies van een product voor zijn grootste klant
nu met forse verliezen. Deze waardedaling komt neer op ruim € 180 mln. Omdat de stichting
de enige aandeelhouder van SPP BV is komt dit ten laste van het vermogen van de stichting.
32 De leden van de CDA-fractie vragen of het in stand houden van de productiefaciliteit
met meer dan 150 miljoen euro, een eenmalig bedrag is en of daarmee voldoende vreemd
vermogen verworven zou kunnen worden om tot modernisering te komen. Tot slot vragen
de leden naar de business case inclusief de terugverdientijd.
Met 150 miljoen euro worden alleen de verliezen en de reorganisatiekosten gedekt in
de komende jaren. Investeringen zijn nodig om de verouderde fabriek te moderniseren
en de productieprocessen te innoveren. Aangezien het hier om grote bedragen gaat met
risico’s en weinig onderpand, is de inschatting dat voor de noodzakelijke investeringen
niet bij de bank geleend kan worden. Louter investeren is echter onvoldoende voor
een toekomstbestendige SPP. Zoals ik in mijn inleiding al aangaf is de toekomst van
SPP alleen verzekerd als de fabriek gemoderniseerd wordt, er grote hoeveelheden buitenlands
plasma voor opdrachtgevers bewerkt kunnen worden zodat de fabriek ook efficiënt ingezet
wordt (het Nederlands plasma vult nog geen 25% van de fabriek) en toegang gecreëerd
wordt tot nieuwe markten buiten Nederland. Het internationale consortium is bereid
om in SPP te investeren, heeft de expertise en het benodigde netwerk om het voorgaande
te realiseren. Dit biedt de beste optie voor de toekomst van SPP.
De business case is mij niet bekend omdat dit bedrijfsvertrouwelijke informatie is.
De reactie op de inbreng van de D66-fractie
33 De leden van de D66-fractie vragen welke andere aanbieders van plasmageneesmiddelen
zijn binnen Europese Unie. En vragen of er tijdens de coronacrisis of daarvoor een
tekort is geweest aan plasmageneesmiddelen in Nederland of in de Europese Unie.
De plasmageneesmiddelfabrikanten in Europa12:
Fabrikant
Aandeelhouder(s)
Verwerkings-
capaciteit plasma
(liter)
Bruto winst (2019)
CSL Behring
beurs genoteerd
23 miljoen1
$ 1,92 miljard
Takeda
beurs genoteerd
onbekend
€ 8 miljard
Grifols
merendeel in handen van familie Grifols (Spanje)
13,5 miljoen
€ 625 miljoen
Octapharma
Dhr. W. Marguerre (Duitsland)
6 miljoen
€ 428 miljoen
Kedrion
merendeel in handen van familie Marcucci (Italië)
3,2 miljoen
onbekend
Biotest
Shanghai Raas Blood Products Co Ltd (China)
1,5 miljoen
onbekend
Bio Products Laboratory
Shanghai Raas Blood Products Co Ltd (China)
0,8 miljoen
onbekend
Laboratoire français du Fractionnement et des Biotechnologies (LFB)
Franse overheid
1,5 miljoen
verlieslatend
(onbekend
hoeveel)
X Noot
1
inclusief verwerkingscapaciteit in Australië en de Verenigde Staten
In de afgelopen jaren zijn er in Nederland geen tekorten aan plasmageneesmiddelen
geweest, ook niet tijdens de coronacrisis. Deze tekorten zijn wel gesignaleerd in
een aantal Europese landen als gevolg van verschillende oorzaken.13 Zo zijn bijvoorbeeld in België tekorten geweest door een uitbreiding van de vraag,
terwijl het aanbod van plasma beperkt bleef. In Frankrijk was sprake van een tekort
doordat er kwaliteits- en regelgevende problemen waren in de keten. In Portugal is
maar één immunoglobuline op de markt waarschijnlijk omdat deze markt niet interessant
genoeg is voor de bedrijven als gevolg van het prijsbeleid. Andere landen waar in
de afgelopen jaren tekorten zijn geconstateerd, mogelijk vanwege de prijsmaatregelen
van de overheid, zijn: Cyprus, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk. Ook Hongarije
heeft te kampen met tekorten, het is niet bekend waarom een bedrijf niet meer in staat
is om aan zijn leveringsverplichtingen te voldoen. Verder wil ik de leden verwijzen
naar een rapport van de European Association of Hospital Pharmacists14. Ook hieruit blijkt dat sommige landen tekorten hebben ervaren.
34 De leden van de D66-fractie vragen mij een nadere onderbouwing voor de keuze dat
het merendeel van de aandelen van SPP overgaan naar een consortium. Ook vragen de
leden naar de garanties en de randvoorwaarden waaronder dit zal gebeuren.
Voor het behoud van SPP is een aanvullende financiering van een zeer aanzienlijk bedrag
nodig. Om dit te realiseren was het noodzakelijk dat de stichting Sanquin de meerderheid
van haar aandelen en daarmee zeggenschap overdraagt aan het consortium. Een nieuwe
aandeelhouder zal niet dergelijke bedragen investeren als daar tegenover geen (overwegende)
zeggenschap staat.
De stichting Sanquin gaat een meerjarige juridisch bindende overeenkomst aan met SPP
voor het leveren van de grondstof plasma. Op basis van deze overeenkomst levert de
stichting de komende 10 jaar Nederlands plasma aan SPP. SPP is op zijn beurt gehouden
om de producten die mede zijn bereid uit Nederlands plasma in eerste instantie op
de Nederlandse markt aan te bieden door middel van deelname aan tenders van ziekenhuizen
met concurrerende prijzen. De huidige situatie wordt daarmee gecontinueerd. De beschikbaarheid
van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma op de Nederlandse markt kan hiermee
voor ten minste 10 jaar gegarandeerd worden. Deze overeenkomst is onderdeel van de
transactiedocumentatie tussen de stichting Sanquin en de beoogde nieuwe mede-eigenaar
van SPP. De nieuwe mede-eigenaar committeert zich eveneens aan een investering in
SPP waarmee de continuïteit van SPP zeker wordt gesteld.
35 De leden vragen of ik vóór de juridische scheiding de zeggenschap had over de voorloper
van SPP. Voorts vragen de leden of de voorloper van SPP volledig onder de ministeriële
verantwoordelijkheid viel, en als dit het geval was wat dit inhield.
Voordat SPP werd opgericht, was de productie van plasmageneesmiddelen in handen van
de divisie Plasmaproducten binnen de stichting Sanquin zelf. Doordat de Minister toestemming
moet geven voor de begroting van de stichting was daarmee sprake van een indirecte
zeggenschap over deze divisie. Om kruissubsidiëring tussen de commerciële (plasmageneesmiddel)
en niet-commerciële activiteiten (kort houdbare bloedproducten) te voorkomen moesten
deze activiteiten binnen de stichting administratief gescheiden zijn. Dit is indertijd
vastgelegd in de Regeling inrichting begroting en jaarrekening Sanquin (de voorloper
van de huidige Regeling begroting, beleidsplan en jaarrekening Bloedvoorzieningsorganisatie).
De bedrijfscontinuïteit van de divisie Plasmaproducten werd getoetst, zodat dit onderdeel
geen nadelig invloed kon hebben op de stichting. Dit hield in dat de baten van de
divisie Plasmaproducten de lasten van de divisie moesten dekken. Deze toetsing was
onderdeel van de jaarlijkse goedkeuring van het beleidsplan en de begroting van de
stichting (artikel 7 van de Wibv). Het toezicht van de Minister op de divisie Plasmaproducten
was daarmee minder intensief dan op andere onderdelen van de stichting Sanquin.
36 De stichting Sanquin heeft samen met (de beoogde nieuwe mede-eigenaar van) SPP
een verzoek ingediend om de werkzaamheden van de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen
uit te laten voeren door SPP. De leden van de D66-fractie vragen mij welke alternatieven
ik heb bij de beoordeling van de aanvraag.
De beoordeling van de aanvraag zal leiden tot het al dan niet instemmen met het uitvoeren
van de werkzaamheden van de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen door SPP met
een nieuwe mede-eigenaar. Oftewel het verzoek wordt ingewilligd of het wordt afgewezen,
er zijn logisch gezien geen alternatieven. Overigens kan ik wel voorwaarden en beperking
verbinden aan de toestemming. Bij een afwijzing zal de stichting Sanquin natuurlijk
op een andere wijze de wettelijke taak moeten laten vervullen.
Een alternatief is om het Nederlandse plasma via een aanbestedingsprocedure door andere
bedrijven buiten Nederland te laten verwerken. Een dergelijke procedure kost zeker
2 jaar waardoor SPP nog zeker enige tijd met verlies zou moeten door functioneren
(afbouw scenario). Zoals ik in mijn inleiding aangaf zal onder normale omstandigheden
zou zo’n voorziening toereikend zijn. Maar onder buitengewone omstandigheden hebben
we gezien hoe belangrijk het is om een productiefaciliteit binnen de landsgrenzen
te hebben. Als de stichting Sanquin een meerjarige juridisch bindende overeenkomst
aangaat met de beoogde nieuwe mede-eigenaar van SPP, wordt net als nu de leveringszekerheid
van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma voor ten minste 10 jaar gewaarborgd.
37 De leden vragen mij of ik weliswaar niet de jure maar wel de facto de zeggenschap
heb over het al dan niet in zee gaan met SPP. Verder vragen de leden of een akkoord
van VWS op de verwerking van Nederlands plasma altijd rand-voorwaardelijk is geweest
in de onderhandelingen voor een overeenkomst.
Op grond van artikel 3, eerste lid van de Wet inzake bloedvoorziening wijst de Minister
voor MZS de Bloedvoorzieningsorganisatie aan voor de uitvoering van de wettelijke
taken op het gebied van de bloedvoorziening. De stichting Sanquin is de aangewezen
rechtspersoon en heeft daarmee ook de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van
de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma. Op grond van artikel
3a van dezelfde wet is het aan de stichting Sanquin, met instemming van de Minister,
toegestaan om werkzaamheden die essentieel zijn voor de uitvoering van wettelijke
taak rond plasmageneesmiddel uit te besteden aan derden. Het uitgangspunt van de stichting
Sanquin is dat SPP het Nederlands plasma blijft verwerken. Daarmee heeft de stichting
de verwerking van Nederlands plasma als voorwaarde opgenomen in de onderhandelingen.
In dit specifieke geval heb ik daarmee inderdaad niet de jure maar de facto zeggenschap
heb over het al dan niet in zee gaan met SPP.
38 De leden van de D66-fractie vragen naar hoe het komt dat de productiefaciliteit
verouderd is, is deze niet bijgehouden en heeft SPP te lang laten verouderen waardoor
er nu een te grote publieke investering vergt.
SPP stelt dat de productiefaciliteit is goed bijgehouden, maar dat sommige grote installaties
aan het einde van hun economische leeftijd zijn. Daarnaast hebben de concurrenten
van SPP hun productieproces kunnen innoveren, waardoor SPP op dit punt ten opzichte
van zijn concurrenten ook achterblijft. SPP is verantwoordelijk voor de veiligheid
en kwaliteit van zijn producten. Het onderhoud van zijn productiefaciliteit is hier
onderdeel van.
39 De leden van de D66-fractie vragen wat precies de saneringskosten bij SPP inhouden,
of deze het gevolg zijn van het verlies van één klant. En als dit laatste het geval
is, wat zegt dit dan over de bedrijfsvoering van SPP over de afgelopen jaren.
Ik heb geen informatie over wat de saneringskosten precies inhouden, dit is namelijk
bedrijfsvertrouwelijke informatie. SPP heeft in de afgelopen jaren in een zeer korte
tijd een grote contractproductie van een klant verloren. SPP verwerkt voor dezelfde
klant nog plasma tot andere producten. Het volume van die producten is echter aanzienlijk
minder dan in de vorige opdracht.
40 De schaalgrootte is van toenemende belang in de plasmageneesmiddelenmarkt. De leden
vragen hoe deze ontwikkeling in andere landen en bij andere spelers is verlopen. De
leden vragen of hier sprake was van uitbreiding, overname of sluiting. En of hier
dan gekozen werd voor private overname of grote publieke investeringen voor het behoud
van een nationale faciliteit.
Frankrijk is met Laboratoire français du Fractionnement et des Biotechnologies (LFB)
straks het enige land in West-Europa met een plasmageneesmiddelfabriek dat nog in
publieke handen is. Alle aandelen van de fabriek zijn nu nog in handen van de Franse
overheid, maar 49% hiervan staat inmiddels te koop. Alle not-for profit industrieën in Europa zijn in de loop van de jaren 90 gesloten of verkocht aan commerciële
bedrijven. De commerciële bedrijven hebben inmiddels ongeveer 90% van de mondiale
verwerkingscapaciteit van plasma in handen.
41 De leden vragen of er in andere (Europese) landen ook sprake is van een wettelijke
taak, zoals in de Wet inzake bloedvoorziening. Als dit het geval is of deze landen
deze wettelijke taak door een buitenlandse partij laten uitvoeren, of dit binnen of
buiten de Europese Unie wordt uitgevoerd. De leden vragen of dit in het verleden gevolgen
heeft gehad voor de beschikbaarheid van plasmageneesmiddel.
Nederland is het enige land die het beschikbaar stellen van plasmageneesmiddelen uit
plasma dat in het land zelf is ingezameld, als een wettelijke taak heeft omschreven.
Met uitzondering van Frankrijk hebben de West-Europese landen geen eigen plasmageneesmiddelenfabriek
die verbonden is aan de overheid al dan niet via een Bloedvoorzieningsorganisatie.
De plasmageneesmiddelen worden door andere landen ingekocht bij commerciële plasmageneesmiddelfabrieken
(in het buitenland).
42 De leden vragen naar de totale omvang van de plasmageneesmiddelenmarkt en wat het
aandeel van SPP is in deze markt. Ook vragen de leden welke ontwikkeling het aandeel
van SPP hierin met de jaren heeft doorgemaakt.
In 2018 bedroeg de totale omzet van de plasmageneesmiddelenmarkt $ 21 miljard. Het
aandeel van SPP hierin bedraagt minder dan 1%. Hiermee is ontwikkeling van het aandeel
van SPP op de wereldmarkt met de jaren niet noemenswaardig.
43 De beoogde strategische partner van SPP is een internationaal consortium. De leden
van de D66-fractie hebben volgende vragen in relatie tot het consortium:
(a) waarom er niet gekozen is voor een enkele strategische partner,
(b) hoe is het consortium tot stand gekomen,
(c) hoe dit consortium gaat opereren en wat de rolverdeling is,
(d) hebben de verschillende partijen eerder als consortium geopereerd,
(e) hoe de afspraken met het consortium worden gemaakt,
(f) wat er gebeurt als een partij in het consortium omvalt,
(g) behoort het consortium tot een van de spelers in de plasmageneesmiddelenmarkt,
(h) om welke spelers gaat het en waar komen ze vandaan,
(i) en tot slot of de partijen in handen zijn van andere overheden of dat het private
partijen zijn.
De stichting Sanquin heeft in de afgelopen jaren ook gesproken (en onderhandeld) met
andere partijen bestaande uit één enkele strategische partner. Dit heeft niet tot
een resultaat geleid (a). Het consortium is tot stand gekomen door vele verschillende
samenwerkingen tussen de leden van het consortium. Een aantal leden van het consortium
kent elkaar al meer dan twaalf jaar en zij zijn nu samengebracht door de (plasma-)industriedeskundigen
(b). Chris Lamb zal de CEO worden van SPP. De heer Lamb heeft een ruime ervaring in
de plasma-industrie. Nir Epstein zal zich ook toeleggen op de dagelijkse leiding van
SPP en zich voornamelijk richten op de business development. Fortissimo Capital zal zijn ervaring en kennis inzetten om SPP weer rendabel te
maken. OBF investments en Mesola Inversiones S.L. brengen ervaring mee en zullen eigen
plasma inbrengen.
Het consortium zal gaan investeren in SPP zodat het productieproces gemoderniseerd
wordt, de productontwikkeling weer op gang komt en brengt de nodige expertise in om
SPP te versterken op de mondiale markt. Met zijn ervaring en zijn netwerk kan het
consortium ook een noodzakelijke uitbreiding van de afzetmarkt van SPP realiseren
(c). De private partijen binnen het consortium hebben niet eerder als consortium geopereerd
maar wel eerder in verschillende combinaties met elkaar samen gewerkt (d). De afspraken
met het consortium zijn vastgelegd in meerdere juridisch bindende overeenkomsten,
deze zijn bedrijfsvertrouwelijk (e).
Fortissimo Capital draagt verantwoordelijkheid voor de benodigde investeringen en
is dusdanig solvabel dat omvallen een uiterst theoretisch scenario is. In het geval
een van de overige leden van het consortium omvalt, zal dit derhalve geen invloed
hebben op de bedrijfsvoering van SPP (f).
Het consortium bestaat uit (g, h):
– Fortissimo Capital Fund V, LP (groeikapitaal, gevestigd in Israël),
– OBF investments, LLC (investeringstak van een van de grootste bloedbanken in de Verenigde
Staten),
– Mesola Inversiones S.L. (combinatie van farmaceutische bedrijven uit Latijns Amerika,
gespecialiseerd op het gebied van (plasma)farmacie),
– Chris Lamb (plasma-industriedeskundige in de Verenigde Staten),
– Nir Epstein (investeerder, gevestigd in Israël), en
– Anna-Maria and Stephen Kellen Foundation Inc. (een stichting die samen met Amerikaanse
bloedbank OneBlood investeert).
Alle zes partijen binnen het consortium zijn private partijen (i).
44 De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de alternatieve strategische partners
en vragen met welke partijen is onderhandeld. Hoeveel partijen dit waren en hoe serieus
deze onderhandelingen waren.
In 2019 hebben zo’n twintig partijen laten blijken geïnteresseerd te zijn in deelname
in SPP. Dit waren investeerders en partijen die opereerden in de geneesmiddelenketen,
als distributeur of als fabrikant. Allen waren afkomstig uit het buitenland. Met enkele
partijen is onderhandeld, waarvan met twee partijen er serieuze onderhandelingen zijn
gevoerd (exclusieve onderhandelingen). Dit heeft uiteindelijk niet tot een resultaat
geleid.
45 De leden van D66 vragen of er een alternatief was of dat het consortium de enige
partij was die bereid was te investeren in SPP. Als dit het geval was of dit gevolgen
had voor de voorwaarden waaronder de beoogde deal tot stand is gekomen. Ook vragen
de leden in welke mate VWS betrokken is geweest bij de onderhandelingen over de garanties
en de voorwaarden.
Uiteindelijk bleek het consortium nog de enige partij te zijn die bereid was aanzienlijk
te investeren in SPP. Voor het behoud van SPP is een aanvullende financiering van
een zeer aanzienlijk bedrag nodig. Om dit te realiseren was het noodzakelijk dat de
stichting Sanquin de meerderheid van haar aandelen en
daarmee zeggenschap overdraagt aan het consortium. Een nieuwe aandeelhouder zal niet
dergelijke bedragen investeren als daar tegenover geen (overwegende) zeggenschap staat.
VWS is regelmatig geïnformeerd door de stichting Sanquin over de voortgang van het
traject en VWS is betrokken geweest bij de totstandkoming van de meerjarige juridisch
bindende overeenkomst tussen de stichting Sanquin en (de beoogde nieuwe mede-eigenaar
van) SPP over de uitvoering van de werkzaamheden rond de wettelijke taak.
46 De leden vd D66-fractie vragen mij de structuur met de Belgische dochteronderneming
PIBe (Plasma Industries Belgium) toe te lichten (eigendommen en geldstromen).
11% van de aandelen van PIBe is in handen van SPP en 89% is in handen van Sanquin
Holding BV. De geldstromen lopen tussen SPP en PIBe.
47 De leden verzoeken om een overzicht van alle (operationele) winsten/verliezen en
de balansen sinds de opsplitsing van de stichting Sanquin en SPP in 2015.
De stichting Sanquin heeft op mijn verzoek een overzicht opgesteld. Ik verwijs de
leden naar de overzichten in de bijlagen (Bijlage 2A en 2B)15.
48 De leden van de D66-fractie vragen naar de verdeling van de aandelen tussen de
stichting SPP en het consortium. En welke rechten en feitelijke zeggenschap het minderheidsaandeel
de stichting biedt.
Met de beoogde transactie gaat 85% van de aandelen van SPP en PIBe over naar het consortium.
De stichting Sanquin blijft via Sanquin Holding BV voor 15% eigenaar van SPP en PIBe.
De stichting behoudt haar prioriteitsaandeel in SPP. De stichting heeft hiermee het
recht om een niet-uitvoerend bestuurder en waarnemer in het bestuur van SPP te benoemen.
Verder kunnen besluiten van het (beoogde nieuwe) bestuur van SPP uitsluitend met goedkeuring
van de prioriteitsaandeelhouder genomen worden wanneer deze van invloed zijn op de
uitvoering van de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma.
49 De leden verzoeken om een uitgebreide toelichting over wat het prioriteitsaandeel
van de stichting Sanquin inhoudt.
De stichting heeft hiermee het recht om een niet-uitvoerend bestuurder en waarnemer
in het bestuur van SPP te benoemen. Verder kunnen besluiten van het (beoogde nieuwe)
bestuur van SPP uitsluitend met goedkeuring van de prioriteitsaandeelhouder genomen
worden wanneer deze van invloed zijn op de uitvoering van de wettelijke taak rond
plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma. Bijvoorbeeld het opzeggen van de overeenkomst
tussen de stichting Sanquin en (de beoogde nieuwe mede-eigenaar van) SPP waarin de
wederzijdse verplichtingen zijn vastgelegd voor een adequate uitvoering van de wettelijke
taak, anders dan de in overeenkomst opgenomen voorwaarden. Dit is eveneens van toepassing
voor een handeling, het nalaten van een handeling dan wel een nalatigheid die leidt
tot een situatie waarvan het redelijkerwijs voorzienbaar is dat (de beoogde nieuwe
mede-eigenaar van) SPP niet langer in staat zal zijn zijn verplichtingen onder de
genoemde overeenkomst na te komen.
50 De leden hebben de volgende vragen over de investeringen van het consortium:
(a) om welk bedrag het gaat en voor welke termijn,
(b) welke harde garanties afgesproken zijn,
(c) welke looptijd,
(d) en de vraag of de investeringen incidenteel zijn.
Met het meerjarige business plan van het consortium committeert het consortium zich
tot investeringen tot € 160 miljoen in de komende jaren. Onder de contractuele afspraken
kan dit bedrag aan investeringen indien nodig oplopen door middel van aanvullende
investeringen of leningen. In het eerste jaar wordt direct € 50 miljoen geïnvesteerd
door het consortium. Ik ben niet op de hoogte van de details van de investeringen
omdat dit bedrijfsvertrouwelijke informatie is.
51 Over de inbreng van de expertise, het netwerk en de ervaring van het consortium
hebben de leden van de D66-fractie de volgende vragen:
(a) op welke wijze de expertise van SPP versterkt wordt op de mondiale markt,
(b) of de expertise van fundamenteel belang is voor het voortbestaan van SPP,
(c) wat de omvang is van de uitbreiding van de afzetmarkt van SPP,
(d) wat het tijdpad is van deze uitbreiding,
(e) en tot slot de vraag of deze uitbreiding ook met overheidssteun gerealiseerd kan worden.
De expertise van de investeerders ligt op tal van terreinen waarmee de marktpositie
van SPP op de internationale markt versterkt wordt (a). Het gaat hier om: plasma inzameling,
inkoop van plasma, fusies en overnames op de internationale markt, het registreren
van plasmageneesmiddelen buiten Nederland en het op de markt brengen en distribueren
van plasmageneesmiddel in Noord- en Zuid-Amerikaanse landen. Deze expertise is van
fundamenteel belang voor het voortbestaan van SPP en daarmee de leveringszekerheid
van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma (b). De informatie over de omvang van
de uitbreiding van de afzetmarkt en het tijdpad hiervan is niet in mijn bezit omdat
het bedrijfsvertrouwelijke informatie is (c en d). Het gaat hier om een zeer specifieke
tak in de geneesmiddelenindustrie met een mondiaal karakter. De overheid heeft de
noodzakelijke expertise niet in huis en evenmin het nodige netwerk om SPP hier in
te steunen (e).
52 De leden van de D66-fractie vragen mij de volgende zin uit de brief van 12 oktober
jl. toe te lichten: «Het consortium brengt op regelmatige basis plasma in zodat een
deel van de verwerkingscapaciteit van SPP hiervoor structureel kan worden ingezet».
Nederland is te klein om louter voor zijn eigen behoefte een efficiënte productiefaciliteit
in stand te houden. Het consortium beschikt over plasma en heeft toegang tot leveranciers
van plasma. Dit plasma kan voor verwerking bij SPP en/of PIBe worden ingebracht. De
bezettingsgraad van de fabriek neemt hierdoor toe wat bijdraagt aan de bedrijfsvoering
en werkgelegenheid van SPP en bovenal aan het voortbestaan van de productiefaciliteit
in Nederland. En daarmee is de beschikbaarheid van plasmageneesmiddelen uit Nederlands
plasma op de Nederlandse markt voor ten minste 10 jaar verzekerd.
53 Onderdeel van de transactie is dat de stichting Sanquin 10 jaar Nederlands plasma
levert aan SPP. De leden vragen hoe deze termijn tot stand is gekomen.
Het meerjarige business plan van het consortium omvat onder meer investeringen in
productinnovaties en uitbreiding van afzetmarkten. Hierbij houdt het consortium rekening
mee dat de registratietrajecten in de internationaal zwaar gereguleerde plasmageneesmiddelenmarkt
vier tot zes jaar in beslag nemen. Revenuen zullen dus pas na verloop van tijd optreden.
Daarom is een terugverdienperiode afgesproken van ten minste 10 jaar.
54 In mijn brief van 12 oktober jl. heb ik aangeven dat met de transactie de beschikbaarheid
van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma daarmee voor ten minste 10 jaar is
verzekerd. De leden vragen het volgende:
(a) hoe tot 10 jaar is gekomen,
(b) of de mogelijkheid bestaat dat SPP naar het buitenland vertrekt,
(c) welke garanties, voorwaarden en zekerheden op dit punt zijn afgesproken,
(d) en tot slot de vraag welke mogelijkheden ik heb, gegeven de wettelijke taak van SPP,
om een vertrek te voorkomen.
Het meerjarige business plan van het consortium omvat onder meer investeringen in
productinnovaties en uitbreiding van afzetmarkten. Hierbij houdt het consortium rekening
mee dat de registratietrajecten in de internationaal zwaar gereguleerde plasmageneesmiddelenmarkt
vier tot zes jaar in beslag nemen. Revenuen zullen dus pas na verloop van tijd optreden.
Daarom is een terugverdienperiode afgesproken van ten minste 10 jaar (a). VWS heeft
een overleg gehad met het consortium. Het consortium geeft aan op dit moment geenszins
plannen te hebben om de productiefaciliteit naar het buitenland te verhuizen (b).
Bovendien is zo’n verhuizing niet zomaar gedaan. Het gaat hier om hoogwaardige technologie
die onderdeel vormt van het registratiedossier. Een verhuizing van een productiefaciliteit
is geen sinecure heeft ook consequenties voor het registratiedossier. Dit dossier
moet aangepast worden, ter beoordeling voorgelegd worden aan de (nationale of Europese)
registratieautoriteit en de fabriek moet opnieuw goedgekeurd worden door de toezichthouder
van het land. Wanneer sprake is van een verhuizing naar een derde land dan moet de
fabriek ook goedgekeurd worden door een toezichthouder van een van de Europese lidstaten.
Juist de combinatie van een productiefaciliteit én de beschikbaarheid van plasma is
voor het consortium de reden om zich langjarig te committeren. Op het punt van een
eventuele verhuizing heeft de stichting Sanquin geen garanties, voorwaarden of zekerheden
met (de beoogde nieuwe mede-eigenaar van) SPP afgesproken (c). Op grond van de Wibv
is de stichting Sanquin eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke
taak. Deze uitvoering is niet gebonden aan een productiefaciliteit binnen of buiten
Nederland. Met andere woorden de Wibv (of een andere wet) biedt geen rechtsgrond om
een eventueel vertrek van SPP tegen te houden (d).
55 De leden van de D66-fractie vragen waarom voor de periode vanaf 1 oktober tot afronding
van de transactie gekozen is voor een lening in plaats van een garantie. Ook vragen
de leden of VWS hier rente en premie op ontvangen.
De garantie van juni van dit jaar is tijdelijk afgegeven om het voor de stichting
Sanquin mogelijk te maken de onderhandelingen over de verkoop van SPP af te kunnen
ronden. Op basis van deze garantie heeft de stichting haar leverancierskrediet voor
SPP verlengd van 45 dagen naar maximaal 75 dagen tot 1 oktober 2020.16 Begin oktober 2020 was er uitzicht op een transactie. Omdat de feitelijke ondertekening
van het contract nog even zou duren, is opnieuw steun verleend. De steun was nu in
de vorm van een meerjarige marktconforme lening vanwege de behoefte van de dochteronderneming
Sanquin Holding BV aan liquiditeit.
56 De leden vragen mij in algemene zin te reflecteren over de keus voor geen overheidssteun.
De leden vragen wat in dat geval de precieze investering zou zijn.
Om verschillende redenen heeft de overheid niet gekozen voor overheidssteun aan SPP,
behalve de afgegeven garantie en de voorgenomen lening om de tijd tot het sluiten
van de overdracht te overbruggen. Ik wil de leden meenemen in mijn volgende overwegingen
om uiteindelijk niet te kiezen voor een overheidssteun:
(a) Een groot deel van de publieke investeringen zou nodig zijn voor het financieren van
operationele verliezen (ten minste 150 miljoen euro). Deze zijn veel hoger dan de
in totaal 12 miljoen euro die nu nodig zijn voor de afgegeven garantie en voorgenomen
lening. Ook de nieuwe investeerders worden geconfronteerd met deze aanloopverliezen,
maar zij brengen zelf plasma mee dat kan worden verwerkt in de fabriek, waardoor er
minder verlies wordt gemaakt. Tevens investeren ze in vernieuwing van de fabriek waardoor
het rendement (op termijn) toeneemt.
(b) Om SPP toekomstbestendig te maken zijn tevens investeringen nodig in de modernisering
van de fabriek, de innovatie van producten alsook uitbreidingen van registraties.
Deze investeringen komen bovenop de investeringen om de verliezen te financieren.
Daarmee zouden de investeringen van de overheid aanzienlijk worden. Nu worden deze
investeringen in de vernieuwing van de fabriek door de nieuwe eigenaren gedaan. Zij
hebben bovendien veel ervaring in deze markt en het weer winstgevend maken van bedrijven
in het algemeen. Met hun inspanningen kan het rendement van de fabriek (op termijn)
terugkeren op een gezond niveau.
(c) Met alleen de publieke investeringen is er nog geen garantie dat het lukt. Het is
SPP in de afgelopen jaren niet gelukt op eigen kracht uit de problemen te komen en
het is niet aannemelijk dat dit in de toekomst wel gaat lukken zonder strategische
partner(s). Het is zeer wel mogelijk dat een kleine speler uiteindelijk alsnog ten
onder gaat in het marktspel.
(d) SPP is een te kleine speler om zelfstandig, zonder strategische partner, concurrerend
op de mondiale plasmamarkt te kunnen opereren. Het ontbreekt SPP aan schaalgrootte
voor innovatie en marketing en verkoop. Dat is de reden dat is gezocht naar een strategische
partner, die wel die slagkracht, de expertise, de middelen (waaronder toegang tot
extra plasma) en het netwerk heeft. Schaalvergroting is pas mogelijk wanneer meer
plasma beschikbaar wordt gesteld aan SPP. Het consortium heeft de mogelijkheid om
zelf plasma in te brengen ten behoeve van de noodzakelijke schaalvergroting.
(e) De overheid kan SPP niet de expertise leveren die nodig is voor het voortbestaan van
SPP. Zoals ik in mijn inleiding al aangaf is de toekomst van SPP alleen verzekerd
als de fabriek gemoderniseerd wordt, er grote hoeveelheden buitenlands plasma voor
opdrachtgevers bewerkt kunnen worden zodat de fabriek ook efficiënt ingezet wordt
(het Nederlands plasma vult nog geen 25% van de fabriek) en toegang gecreëerd wordt
tot nieuwe markten buiten Nederland. Het internationale consortium is bereid om in
SPP te investeren, heeft de expertise en het benodigde netwerk om het voorgaande te
realiseren. Dit biedt de beste optie voor de toekomst van SPP. Ook is het toezichthouden
op een productiefaciliteit geen standaard overheidstaak. Voor investeerders daarentegen
is dit de reden van hun bestaan.
(f) De overheid zou SPP kunnen overnemen, maar de kans op succes lijkt zeer gering. De
situatie in Europa wijst in die richting. Alleen de Franse overheid is nog in het
bezit van een plasmageneesmiddelenfabriek. En deze staat ook nog eens gedeeltelijk
te koop.
(g) De financiële risico’s voor de overheid zijn niet voorzienbaar. Vooraf is zeker dat
eenmalig een financiële injectie nodig is, maar niet of deze ook voldoende zal zijn.
Bij nieuwe tegenslagen zal de overheid opnieuw voor de vraag komen te staan of ze
wil bijspringen. Dan zal meewegen dat er al eerdere steun is gegeven en dat het onthouden
van nieuwe steun zal betekenen dat de eerdere steun voor niets is geweest.
(h) Financiële steun van de overheid aan bedrijven moet voldoen aan de Europese regels
voor staatsteun. Dit beperkt de mogelijkheden voor de overheid om een fabriek te steunen
aanzienlijk.
57 De leden van de D66-fractie vragen over hoeveel jaar een overheidssteun van meer
dan 150 miljoen euro uitgespreid zou worden. Of dit de volledige investering zou zijn
of dat vervolgens jaarlijks een bepaald bedrag extra geïnvesteerd zou moeten worden.
De steun is nodig gedurende een aantal jaren ter financiering van tijdelijke verliezen
en eenmalige reorganisatiekosten. Daarnaast zou ook (additioneel) geïnvesteerd moeten
worden in de modernisering van de fabriek, productontwikkeling en marketing.
Met 150 miljoen euro worden alleen de verliezen en de reorganisatiekosten gedekt in
de komende jaren. Investeringen zijn nodig om de verouderde fabriek te moderniseren
en de productieprocessen te innoveren. Aangezien het hier om grote bedragen gaat met
risico’s en weinig onderpand, is de inschatting dat voor de noodzakelijke investeringen
niet bij de bank geleend kan worden. Zoals ik in mijn inleiding al aangaf met louter
een overheidssteun zal SPP het ook niet redden. Behalve investeringen zal SPP het
alleen redden met de nodige expertise en het netwerk om zijn registraties uit te breiden
en de toegang tot meer plasma. Bovendien bieden publieke investeringen ook nog geen
garantie dat het lukt. Het is SPP in de afgelopen jaren niet gelukt op eigen kracht
uit de problemen te komen en het is niet aannemelijk dat dit in de toekomst wel gaat
lukken zonder strategische partner(s). Het is zeer wel mogelijk dat een kleine speler
uiteindelijk alsnog ten onder gaat in het marktspel. De internationale markt is een
zeer competitieve markt die op dit moment gedomineerd wordt door een paar grote spelers.
58 De leden van de D66-fractie vragen of ik het reëel acht dat met overheidssteun
lukt om de fabriek te moderniseren, nieuwe producten te ontwikkelen en een buitenlandse
afzetmarkt te genereren.
Hoewel theoretisch de kans natuurlijk altijd bestaat dat het wel lukt, acht ik die
kans zeer gering. De overheid mist de expertise hiertoe. Dit wordt bevestigd door
het feit dat bijna alle andere landen met not for profit productiefaciliteiten deze hebben gesloten of verkocht aan commerciële bedrijven.
Bovendien, alleen het bieden van financiering is niet genoeg. Om nieuwe afzetmarkten
te betreden is schaal nodig, toegang tot meer plasma en samenwerking met andere partijen.
Een strategische partner uit de markt brengt een netwerk mee en kan zorgen voor synergie
tussen activiteiten. SPP als zelfstandig bedrijf, ook al wordt het door de overheid
gesteund, heeft het nadeel van een beperkte schaal. SPP zou bovendien als zelfstandig
bedrijf in grote mate afhankelijk zijn van opdrachtgevers, die ook weer kunnen wegvallen.
De ontwikkelingen in de laatste jaren hebben laten zien hoe kwetsbaar dat is.
59 De leden van de D66-fractie vragen tot slot of er succesvolle of niet-succesvolle
voorbeelden zijn in het buitenland waarbij sprake is van private overname of publieke
investering voor het behoud van een plasmageneesmiddelenfabriek. En als dit het geval
is of hier parallellen te trekken zijn met SPP.
Er zijn de afgelopen jaren diverse overnames en/of fusies geweest van commerciële
plasmageneesmiddelfabrieken in het buitenland. Zo heeft de Japanse Takeda een aantal
jaren geleden het Amerikaanse Shire overgenomen. Ik neem aan dat deze overname succesvol
is geweest, het voormalige Shire (nu Takeda) draait nog steeds productie. In West-Europa
ken ik maar één plasmageneesmiddelfabriek waar publiek in geïnvesteerd is. Dat is
het Franse Laboratoire français du Fractionnement et des Biotechnologies (LFB). De
aandelen van deze fabriek zijn in handen van de Franse overheid maar 49% hiervan staat
inmiddels te koop. De fabriek heeft de afgelopen jaren verliezen geleden. Er zijn
in het buitenland geen parallellen te trekken met SPP omdat, voor zover mij bekend,
nergens een private onderneming de werkzaamheden verricht in het kader van een wettelijke
taak. Alle not-for profit industrieën in Europa zijn in de loop van de jaren 90 of gesloten of verkocht aan
commerciële bedrijven. De commerciële bedrijven hebben inmiddels ongeveer 90% van
de mondiale fractioneer capaciteit in handen.
De reactie op de inbreng van de SP-fractie
60 De leden van de SP-fractie vragen waarom ik pas vóór medio december een besluit
neem over de aanvraag van Sanquin en (de beoogde nieuwe eigenaar van) SPP om de werkzaamheden
van de wettelijke taak rond plasmageneesmiddel uit te voeren.
Op het moment, 12 oktober 2020, dat ik uw Kamer informeerde over de ontwikkelingen
bij SPP had ik nog geen aanvraag van Sanquin en (de beoogde nieuwe mede-eigenaar van)
SPP binnen. Zo’n aanvraag moet opgesteld worden en ik heb tijd nodig om deze aanvraag
te beoordelen. Een besluitvorming vóór medio december achtte ik indertijd haalbaar.
Veel later zou ook niet wenselijk zijn, gelet op de beoogde datum van de overdracht
van de aandelen van SPP aan de nieuwe eigenaar, 31 december 2020. Daarnaast wil ik
gegeven de discussie over zelfvoorzienendheid transparant zijn naar de Kamer over
mijn voorgenomen besluit. Inmiddels heb ik de aanvraag ontvangen en ik ben voornemens
rond 14 december 2020 een besluit te nemen.
61 De leden van de SP-fractie vragen wat er precies gaat gebeuren na de periode van
10 jaar en wat de verschillende opties zijn.
De overeenkomst tussen de stichting Sanquin en (de beoogde nieuwe mede-eigenaar van)
SPP bevat de mogelijkheid van een verlenging van vijf jaar. Een andere optie is dat
de stichting Sanquin het Nederlandse plasma dan door een andere partij laat verwerken.
62 De leden vragen waarom ik niet besloten heb om overheidssteun te bieden zodat de
kennis behouden blijft. Ook vragen de leden of ik de 150 miljoen euro een te hoge
investering vind.
De hulp van buiten komt nu van een consortium van partijen die investeren in SPP.
Daarmee komt nieuwe expertise in het bedrijf en krijgt SPP een nieuwe toekomst. Hiermee
blijft de productielocatie alsook de onderzoeksafdelingen van Sanquin gehandhaafd.
En daarmee blijft de leveringszekerheid alsook de kennis voor Nederland behouden.
Tegen deze achtergrond vind ik de hoge investeringen die nodig zouden zijn om de verliezen
van SPP op te vangen en daarmee tijd zou kopen, zonder de garantie van het voortbestaan
van SPP, niet opwegen tegen het huidige voorstel van het consortium.
Daarnaast wil ik de leden meenemen in mijn volgende overwegingen om uiteindelijk niet
te kiezen voor een overheidssteun:
(a) Een groot deel van de publieke investeringen zou nodig zijn voor het financieren van
operationele verliezen (ten minste 150 miljoen euro). Deze zijn veel hoger dan de
in totaal 12 miljoen euro die nu nodig zijn voor de afgegeven garantie en voorgenomen
lening. Ook de nieuwe investeerders worden geconfronteerd met deze aanloopverliezen,
maar zij brengen zelf plasma mee dat kan worden verwerkt in de fabriek, waardoor er
minder verlies wordt gemaakt. Tevens investeren ze in vernieuwing van de fabriek waardoor
het rendement (op termijn) toeneemt.
(b) Om SPP toekomstbestendig te maken zijn tevens investeringen nodig in de modernisering
van de fabriek, de innovatie van producten alsook uitbreidingen van registraties.
Deze investeringen komen bovenop de investeringen om de verliezen te financieren.
Daarmee zouden de investeringen van de overheid aanzienlijk worden. Nu worden deze
investeringen in de vernieuwing van de fabriek door de nieuwe eigenaren gedaan. Zij
hebben bovendien veel ervaring in deze markt en het weer winstgevend maken van bedrijven
in het algemeen. Met hun inspanningen kan het rendement van de fabriek (op termijn)
terugkeren op een gezond niveau.
(c) Met alleen de publieke investeringen is er nog geen garantie dat het lukt. Het is
SPP in de afgelopen jaren niet gelukt op eigen kracht uit de problemen te komen en
het is niet aannemelijk dat dit in de toekomst wel gaat lukken zonder strategische
partner(s). Het is zeer wel mogelijk dat een kleine speler uiteindelijk alsnog ten
onder gaat in het marktspel.
(d) SPP is een te kleine speler om zelfstandig, zonder strategische partner, concurrerend
op de mondiale plasmamarkt te kunnen opereren. Het ontbreekt SPP aan schaalgrootte
voor innovatie en marketing en verkoop. Dat is de reden dat is gezocht naar een strategische
partner, die wel die slagkracht, de expertise, de middelen (waaronder toegang tot
extra plasma) en het netwerk heeft. Schaalvergroting is pas mogelijk wanneer meer
plasma beschikbaar wordt gesteld aan SPP. Het consortium heeft de mogelijkheid om
zelf plasma in te brengen ten behoeve van de noodzakelijke schaalvergroting.
(e) De overheid kan SPP niet de expertise leveren die nodig is voor het voortbestaan van
SPP. Zoals ik in mijn inleiding al aangaf is de toekomst van SPP alleen verzekerd
als de fabriek gemoderniseerd wordt, er grote hoeveelheden buitenlands plasma voor
opdrachtgevers bewerkt kunnen worden zodat de fabriek ook efficiënt ingezet wordt
(het Nederlands plasma vult nog geen 25% van de fabriek) en toegang gecreëerd wordt
tot nieuwe markten buiten Nederland. Het internationale consortium is bereid om in
SPP te investeren, heeft de expertise en het benodigde netwerk om het voorgaande te
realiseren. Dit biedt de beste optie voor de toekomst van SPP. Ook is het toezichthouden
op een productiefaciliteit geen standaard overheidstaak. Voor investeerders daarentegen
is dit de reden van hun bestaan.
(f) De overheid zou SPP kunnen overnemen, maar de kans op succes lijkt zeer gering. De
situatie in Europa wijst in die richting. Alleen de Franse overheid is nog in het
bezit van een plasmageneesmiddelenfabriek. En deze staat ook nog eens gedeeltelijk
te koop.
(g) De financiële risico’s voor de overheid zijn niet voorzienbaar. Vooraf is zeker dat
eenmalig een financiële injectie nodig is, maar niet of deze ook voldoende zal zijn.
Bij nieuwe tegenslagen zal de overheid opnieuw voor de vraag komen te staan of ze
wil bijspringen. Dan zal meewegen dat er al eerdere steun is gegeven en dat het onthouden
van nieuwe steun zal betekenen dat de eerdere steun voor niets is geweest.
(h) Financiële steun van de overheid aan bedrijven moet voldoen aan de Europese regels
voor staatsteun. Dit beperkt de mogelijkheden voor de overheid om een fabriek te steunen
aanzienlijk.
63 De leden van de SP-fractie hebben de volgende vragen rond het consortium:
(a) wat ik vind van de combinatie van investeerders,
(b) wat de voorgeschiedenis is van deze investeerders,
(c) hoe deze investeerders bekend staan,
(d) wat de verdeling is van de aandelen of bijdragen van de partners,
(e) en tot slot de vraag of het consortium wil investeren of wil men een voet krijgen
op de Europese markt met SPP in zijn eigendom.
Waar SPP nu behoefte aan heeft, naast een investering voor de noodzakelijke modernisering
en innovatie, is een partij die de expertise van en het netwerk heeft op de internationale
plasmageneesmiddelenmarkt. Dit consortium brengt beide met zich mee. De expertise
en het netwerk van de investeerders liggen op tal van terreinen waarmee de marktpositie
van SPP op de internationale markt versterkt wordt. Het gaat hier om: plasma inzameling,
inkoop van plasma, fusies en overnames op de internationale markt, het registreren
van plasmageneesmiddelen buiten Nederland en het op de markt brengen en distribueren
van plasmageneesmiddel in Noord- en Zuid-Amerikaanse landen. Dit is van fundamenteel
belang voor het voortbestaan van SPP. Het gaat hier om een zeer specifieke tak in
de geneesmiddelenindustrie met een mondiaal karakter. De samenstelling van het consortium
maakt het daarmee mogelijk dat SPP mee kan doen in een competitieve wereldmarkt en
daarmee de productiefaciliteit voor Nederland behouden blijft. Dit maakt dat ik het
consortium positief beoordeel (a).
Het consortium bestaat uit:
– Fortissimo Capital Fund V, LP (groeikapitaal, gevestigd in Israël),
– OBF investments, LLC (investeringstak van een van de grootste bloedbanken in de Verenigde
Staten),
– Mesola Inversiones S.L. (combinatie van farmaceutische bedrijven uit Latijns Amerika,
gespecialiseerd op het gebied van (plasma)farmacie),
– Chris Lamb (plasma-industriedeskundige in de Verenigde Staten),
– Nir Epstein (investeerder, gevestigd in Israël), en
– Anna-Maria and Stephen Kellen Foundation Inc. (een stichting die samen met Amerikaanse
bloedbank OneBlood investeert).
Fortissimo Capital investeert in verschillende sectoren, waaronder de gezondheidssector
en heeft een bewezen staat van dienst in het verbeteren van prestaties van industriële
bedrijven. Fortissimo Capital bezit een belang in meerdere bedrijven in de gezondheidzorg.
Een belangrijke focus is komen te liggen op de plasmasector. Fortissimo Capital is
van mening dat de beoogde transactie een zeer interessante kans biedt en men kijkt
ernaar uit om SPP uit te bouwen tot een solide en rendabele marktspeler. Fortissimo
Capital stelt als doel om ieder bedrijf waar men een belang in heeft zo te laten ontwikkelen
dat op lange termijn sprake is van groei en duurzame resultaten voordat het eventueel
wordt doorverkocht. Fortissimo Capital houdt gemiddeld zes tot zeven jaar een bedrijf
vast, een langere periode is niet ongebruikelijk. Eén van de bedrijven in zijn portfolio
heeft Fortissimo Capital bijvoorbeeld al veertien jaar in bezit. Voor verdere informatie
over de bedrijven waar Fortissimo een belang in houdt verwijs ik de leden naar de
website van Fortissimo Capital (b, c, e). De verdeling van de aandelen kan ik niet
met uw Kamer delen omdat dit bedrijfsvertrouwelijke informatie is (d).
64 De leden van de SP-fractie vragen naar de reden voor het verlies bij SPP waardoor
VWS Sanquin Holding BV voorziet van een lening van zes miljoen euro om de tussenliggende
periode te overbruggen.
Deze lening is nodig vanwege de operationele verliezen tot het einde van het jaar.
Het verlies bij SPP wordt veroorzaakt doordat SPP in korte tijd de opdracht verloor
voor productie van het plasmageneesmiddel Cinryze. Door de komst in 2018 van een concurrerend
product op de markt, afkomstig van de opdrachtgever, heeft de opdrachtgever besloten
de opdracht voor de productie van Cinryze versneld af te bouwen. Dit werd afgebouwd
naar nul in 2020. Deze snelheid had SPP niet (kunnen) voorzien. Dit plasmageneesmiddel
was goed voor 50% van de omzet van SPP en droeg voor een groot deel bij aan de winst
van SPP. SPP is een dochteronderneming van Sanquin Holding BV. De Holding heeft zo
lang mogelijk alle verliezen van SPP opgevangen in de verwachting dat snel een partner
voor SPP werd gevonden, maar dit was na 1 juli 2020 niet meer mogelijk.
65 Gezien de lessen die uit de coronacrisis zijn te trekken vragen de leden zich af
of het niet verstandiger is om SPP met overheidssteun of overheidsfondsen te moderniseren,
producten te verbeteren alsook het realiseren van de noodzakelijk schaalgrootte en
lange termijn groei van SPP.
Alleen het bieden van financiering is niet genoeg. Om nieuwe afzetmarkten te betreden
is schaal nodig, toegang tot meer plasma en samenwerking met andere partijen. Een
strategische partner uit de markt brengt een netwerk mee en kan zorgen voor synergie
tussen activiteiten. SPP als zelfstandig bedrijf, ook al wordt het door de overheid
gesteund, heeft het nadeel van een beperkte schaal. SPP zou bovendien als zelfstandig
bedrijf in grote mate afhankelijk zijn van opdrachtgevers, die ook weer kunnen wegvallen.
Daarnaast wil ik de leden meenemen in mijn volgende overwegingen om uiteindelijk niet
te kiezen voor een overheidssteun:
(a) Een groot deel van de publieke investeringen zou nodig zijn voor het financieren van
operationele verliezen (ten minste 150 miljoen euro). Deze zijn veel hoger dan de
in totaal 12 miljoen euro die nu nodig zijn voor de afgegeven garantie en voorgenomen
lening. Ook de nieuwe investeerders worden geconfronteerd met deze aanloopverliezen,
maar zij brengen zelf plasma mee dat kan worden verwerkt in de fabriek, waardoor er
minder verlies wordt gemaakt. Tevens investeren ze in vernieuwing van de fabriek waardoor
het rendement (op termijn) toeneemt.
(b) Om SPP toekomstbestendig te maken zijn tevens investeringen nodig in de modernisering
van de fabriek, de innovatie van producten alsook uitbreidingen van registraties.
Deze investeringen komen bovenop de investeringen om de verliezen te financieren.
Daarmee zouden de investeringen van de overheid aanzienlijk worden. Nu worden deze
investeringen in de vernieuwing van de fabriek door de nieuwe eigenaren gedaan. Zij
hebben bovendien veel ervaring in deze markt en het weer winstgevend maken van bedrijven
in het algemeen. Met hun inspanningen kan het rendement van de fabriek (op termijn)
terugkeren op een gezond niveau.
(c) Met alleen de publieke investeringen is er nog geen garantie dat het lukt. Het is
SPP in de afgelopen jaren niet gelukt op eigen kracht uit de problemen te komen en
het is niet aannemelijk dat dit in de toekomst wel gaat lukken zonder strategische
partner(s). Het is zeer wel mogelijk dat een kleine speler uiteindelijk alsnog ten
onder gaat in het marktspel.
(d) SPP is een te kleine speler om zelfstandig, zonder strategische partner, concurrerend
op de mondiale plasmamarkt te kunnen opereren. Het ontbreekt SPP aan schaalgrootte
voor innovatie en marketing en verkoop. Dat is de reden dat is gezocht naar een strategische
partner, die wel die slagkracht, de expertise, de middelen (waaronder toegang tot
extra plasma) en het netwerk heeft. Schaalvergroting is pas mogelijk wanneer meer
plasma beschikbaar wordt gesteld aan SPP. Het consortium heeft de mogelijkheid om
zelf plasma in te brengen ten behoeve van de noodzakelijke schaalvergroting.
(e) De overheid kan SPP niet de expertise leveren die nodig is voor het voortbestaan van
SPP. Zoals ik in mijn inleiding al aangaf is de toekomst van SPP alleen verzekerd
als de fabriek gemoderniseerd wordt, er grote hoeveelheden buitenlands plasma voor
opdrachtgevers bewerkt kunnen worden zodat de fabriek ook efficiënt ingezet wordt
(het Nederlands plasma vult nog geen 25% van de fabriek) en toegang gecreëerd wordt
tot nieuwe markten buiten Nederland. Het internationale consortium is bereid om in
SPP te investeren, heeft de expertise en het benodigde netwerk om het voorgaande te
realiseren. Dit biedt de beste optie voor de toekomst van SPP. Ook is het toezichthouden
op een productiefaciliteit geen standaard overheidstaak. Voor investeerders daarentegen
is dit de reden van hun bestaan.
(f) De overheid zou SPP kunnen overnemen, maar de kans op succes lijkt zeer gering. De
situatie in Europa wijst in die richting. Alleen de Franse overheid is nog in het
bezit van een plasmageneesmiddelenfabriek. En deze staat ook nog eens gedeeltelijk
te koop.
(g) De financiële risico’s voor de overheid zijn niet voorzienbaar. Vooraf is zeker dat
eenmalig een financiële injectie nodig is, maar niet of deze ook voldoende zal zijn.
Bij nieuwe tegenslagen zal de overheid opnieuw voor de vraag komen te staan of ze
wil bijspringen. Dan zal meewegen dat er al eerdere steun is gegeven en dat het onthouden
van nieuwe steun zal betekenen dat de eerdere steun voor niets is geweest.
(h) Financiële steun van de overheid aan bedrijven moet voldoen aan de Europese regels
voor staatsteun. Dit beperkt de mogelijkheden voor de overheid om een fabriek te steunen
aanzienlijk.
66 De leden vragen van de SP-fractie of met het in zee gaan van een private op winst
gerichte bedrijven, de niet op winst gerichte bloedvoorziening (maar op solidariteit)
op het spel staat.
Nee, de bloedvoorziening is verankerd in de Wet inzake bloedvoorziening. De inzameling
zal nog steeds op basis van om niet donaties geschieden, ook de plasma inzameling.
De stichting Sanquin is op basis van dezelfde wet aangewezen als uitvoerder van de
wettelijke taken. Ook blijft de stichting Sanquin eindverantwoordelijk voor de uitvoering
van de werkzaamheden van de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen. De Nederlandse
patiënt zal geen verschil merken. De voorziening blijft in stand en met de beoogde
transactie wordt het beschikbaar stellen van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma
nu ook veilig gesteld voor de toekomst.
67 Over de Belgische dochteronderneming PIBe hebben de leden de volgende vragen:
(a) wat de plannen zijn van de investeerders,
(b) welke prijs is betaald,
(c) zijn er andere opties overwogen,
(d) zijn de werknemers op dezelfde wijze betrokken als hun collega’s uit de Centrale Ondernemingsraad
(e) of er geïnvesteerd wordt en wat de investeringsplannen zijn,
(f) of de laatste jaren winst gemaakt wordt en hoe hoog deze was,
(g) en de leden vragen of PIBe een belangrijke rol blijft spelen bij Contract Development
and Manufacturing Organization (CDMO) activiteiten als ook bij de productie van halffabricaten.
Het meerjarige business plan van het consortium omvat onder meer investeringen in
productinnovaties en uitbreiding van afzetmarkten. Op deze wijze kan zowel SPP als
PIBe behouden blijven (a). Ik kan geen mededeling doen over de prijs van de transactie
omdat dit bedrijfsvertrouwelijke informatie is (b). Er zijn voor PIBe, los van SPP,
geen andere opties overwogen dan een verkoop van PIBe (c). Conform het Belgische medezeggenschapsrecht
zijn de medewerkers van PIBe geïnformeerd. Het Nederlandse medezeggenschapsrecht verschilt
op dit punt enigszins van het Belgische (in Nederland adviesrecht), waardoor de betrokkenheid
van de medezeggenschap op dit punt iets verschilt (d). In de investeringsplannen voor
SPP wordt eveneens PIBe meegenomen (e). De winst van PIBe heeft de laatste jaren geschommeld
tussen 5 en 15% van de omzet (f). En ja PIBe blijft een belangrijke rol spelen bij
de CDMO activiteiten en de productie van halffabricaten (g).
68 De leden van de SP-fractie vragen naar de afzonderlijke businessplannen voor SPP
en PIBe. En de leden vragen of SPP ook een belangrijke rol kan spelen in de CDMO activiteiten.
En hoeveel van de capaciteit van SPP effectief wordt gebruikt.
Het businessplan van het consortium is niet in mijn bezit omdat deze bedrijfsvertrouwelijk
is. SPP speelt inderdaad ook een belangrijke rol in de CDMO activiteiten. Een groot
deel van de capaciteit van SPP wordt nu onbenut. In de productie van plasmageneesmiddelen
is sprake van verschillende processen. Afhankelijk van het proces wordt 90 tot 60%
van de capaciteit op dit moment niet benut.
69 Tot slot hebben de leden van de SP-fractie diverse vragen over de voorziening in
België:
(a) hoe de Belgische plasmaproductie is geregeld,
(b) wat dit betekent voor de Belgische donoren,
(c) wat er gebeurt het gedoneerde bloed,
(d) wat er gebeurt bij een verkoop van PIBe,
(e) en of er rekening wordt gehouden met de lange termijn effecten voor België.
Het in België verzamelde plasma wordt door een commercieel bedrijf (buiten België)
verwerkt tot plasmageneesmiddelen (a). Het Belgische plasma wordt niet door PIBe bewerkt.
De beoogde transactie zal daarmee geen invloed hebben op de Belgische donors (b en
c) of de Belgische plasmageneesmiddelenvoorziening (d en e).
De reactie op de inbreng van de ChristenUnie-fractie
70 De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of ik van mening ben dat de bloedplasmavoorziening
als vitale infrastructuur kan worden betiteld. Zo ja, welke gevolgen dit heeft en
zo nee, waarom niet. Ook vragen de leden of de rol die SPP heeft bij de bestrijding
van COVID-19 hierin meespeelt.
Van een vitale infrastructuur is sprake wanneer het ontbreken ervan leidt tot een
maatschappelijke ontwrichting. De stroomvoorziening is hier een voorbeeld van. In
dit specifieke geval de voorziening van plasmageneesmiddelen, is wel essentieel maar
niet vitaal. Mochten er onverhoopt problemen optreden in de plasmageneesmiddelenvoorziening
dan voorzie ik wel ernstige problemen voor patiënten, maar geen maatschappelijke ontwrichting.
SPP produceert antistoffen uit Nederlands plasma. Dit is natuurlijk belangrijk in
de bestrijding van COVID-19, maar niet op zo’n schaal dat hier sprake kan zijn van
een maatschappelijke ontwrichting. Daarnaast zijn er meerdere aanbieders op de markt
actief van plasmageneesmiddelen.
71 De leden vragen of bij de uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Van den
Berg c.s.17 ook wordt gekeken naar andere kwetsbaarheden dan enkel digitale kwetsbaarheden in
de gezondheidszorg. En welke uitgangspunten, die ten grondslag liggen aan de Wet ongewenste
zeggenschap Telecom, ik meeweeg als het gaat om waakzaam zijn voor overname door ondernemingen
die nauw verwant zijn aan statelijke actoren. Ook in het scenario van een eventuele
doorverkoop van SPP.
Ja, bij de uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Van den Berg c.s. zal ook
naar andere kwetsbaarheden worden gekeken. SPP is een private organisatie en de beoogde
aandeelhouders mogen SPP door verkopen na een periode van een jaar na overdracht van
de aandelen. In de beoogde toestemmingsbeschikking zal in de bijgesloten aanvullende
voorschriften en beperkingen opgenomen worden dat opnieuw toestemming aan de Minister
voor Medische Zorg moet worden aangevraagd voor het uitvoeren van de werkzaamheden
van de wettelijke taak wanneer de beoogde nieuwe eigenaar zijn zeggenschap over SPP
kwijtraakt. De stichting Sanquin kan dan kiezen om opnieuw toestemming aan te vragen
voor verwerking door die nieuwe opvolgende eigenaren of er ervoor kiezen zijn plasma
aan een ander bedrijf aan te bieden om te laten verwerken.
72 De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welk publiek belang met het voorstel
wordt gewaarborgd, of dit enkel de aanwezigheid is van de productiefaciliteit in Nederland.
Ook vragen de leden welke andere belangen hard kunnen worden gewaarborgd en voor welke
termijn deze worden gewaarborgd.
Met de beoogde overeenkomst zal de plasmageneesmiddelenvoorziening in Nederland in
een belangrijke mate onafhankelijk zijn van het aanbod van fabrikanten buiten Nederland.
Nederland heeft met de inzameling van zijn eigen plasma en het hebben van een productiefaciliteit
in belangrijke mate een eigen voorziening, ongeacht wie eigenaar is van de productiefaciliteit.
Er zijn afspraken gemaakt met de beoogde nieuwe mede-eigenaar (het consortium) van
SPP over de uitvoering van de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen. Dit houdt
in dat SPP ook vanaf 1 januari 2021 de plasmageneesmiddelen die zijn bereid uit Nederlands
plasma in eerste instantie op de Nederlandse markt aanbiedt. Vooral bij onvoorziene
omstandigheden (zoals de huidige coronacrisis) heeft het absoluut een meerwaarde om
een eigen productiefaciliteit in Nederland te hebben, ook al heeft het consortium
een zeggenschap over deze faciliteit. De stichting Sanquin is met haar prioriteitsaandeel
leidend wanneer het gaat om het uitvoeren van de wettelijke taak. Dit maakt het mogelijk
dat nieuwe producten (zoals antistoffen tegen COVID-19) uit Nederlands plasma binnen
afzienbare tijd ter beschikking kan worden gesteld aan Nederlandse patiënten. Met
een productiefaciliteit in Nederland blijft het onderzoek naar nieuwe producten intact
zodat Nederlandse patiënten hier ook in de toekomst baat bij hebben. Het consortium
legt zich toe op de ontwikkeling van nieuwe producten door hier in te investeren.
Deze productontwikkeling zal verdwijnen wanneer Nederland besluit zijn plasma door
een bedrijf elders te laten verwerken. Dan zal het aanbod van producten voor Nederland
afhankelijk zijn van de productportfolio van dat bedrijf.
De stichting Sanquin gaat een meerjarige juridisch bindende overeenkomst aan met SPP
voor het leveren van de grondstof plasma. Op basis van deze overeenkomst levert de
stichting de komende 10 jaar Nederlands plasma aan SPP. SPP is op zijn beurt gehouden
om de producten die mede zijn bereid uit Nederlands plasma in eerste instantie op
de Nederlandse markt aan te bieden door middel van deelname aan tenders van ziekenhuizen
met concurrerende prijzen. De huidige situatie wordt daarmee gecontinueerd. De beschikbaarheid
van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma op de Nederlandse markt kan hiermee
voor ten minste 10 jaar gegarandeerd worden. Deze overeenkomst is onderdeel van de
transactiedocumentatie tussen de stichting Sanquin en de beoogde nieuwe mede-eigenaar
van SPP. De nieuwe mede-eigenaar committeert zich eveneens aan een investering in
SPP waarmee de continuïteit van SPP zeker wordt gesteld. Wanneer SPP onvoldoende deelneemt
aan de tenders van de ziekenhuizen en zich onvoldoende in redelijkheid inspant om
deze te winnen, dan voldoet (de beoogde nieuwe mede-eigenaar van) SPP niet aan de
overeenkomst en pleegt daarmee contractbreuk. In geval van contractbreuk kan de stichting
Sanquin de overeenkomst met SPP beëindigen. De toestemming van de Minister voor Medische
Zorg kan in zo’n geval ook ingetrokken worden.
73 De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat verstaan mag worden onder leveringszekerheid
en welke voorwaarden ik kan stellen om deze leveringszekerheid te garanderen. (niet
zijnde alleen zekerheid van aanbod)
In een juridische bindende overeenkomst zijn afspraken vastgelegd tussen de stichting
Sanquin en (de beoogde nieuwe mede-eigenaar van) SPP waarbij SPP, conform de Wibv,
plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma in eerste instantie ter beschikking stelt
aan de Nederlandse markt. En dat SPP ook daadwerkelijk meedoet met tenders van ziekenhuizen.
Ik ben van mening dat hiermee sprake is van een leveringszekerheid. SPP heeft namelijk
op basis van de afgesloten overeenkomst met de stichting een inspanningsverplichting.
74 De leden van de ChristenUnie-fractie hebben sterke twijfels of overdracht aan een
internationaal consortium de beste vervolgstap is. De leden vragen welke risico’s
dit met zich meebrengt, mede in het licht van de bestrijding van een pandemie.
De leden vragen welke risico’s de transactie met zich meebrengt. Een risico zou kunnen
zijn dat (de beoogde nieuwe mede-eigenaar van) SPP de overeenkomst met de stichting
Sanquin niet naleeft. In de overeenkomst zijn boeteclausules opgenomen wanneer een
van de partijen de afspraken niet nakomt. Mede in het licht van de bestrijding van
een pandemie is het behoud van een productiefaciliteit in Nederland meer dan wenselijk.
De stichting Sanquin heeft overigens (via de Holding) ook een prioriteitsaandeel over
SPP. De stichting heeft hiermee het recht om een niet-uitvoerend bestuurder en waarnemer
in het bestuur van SPP te benoemen. Verder kunnen besluiten van het (beoogde nieuwe)
bestuur van SPP uitsluitend met goedkeuring van de prioriteitsaandeelhouder genomen
worden wanneer deze van invloed zijn op de uitvoering van de wettelijke taak rond
plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma. Bijvoorbeeld het opzeggen van de overeenkomst
tussen de stichting Sanquin en (de beoogde nieuwe mede-eigenaar van) SPP waarin de
wederzijdse verplichtingen zijn vastgelegd voor een adequate uitvoering van de wettelijke
taak, anders dan de in overeenkomst opgenomen voorwaarden. Dit is eveneens van toepassing
voor een handeling, het nalaten van een handeling dan wel een nalatigheid die leidt
tot een situatie waarvan het redelijkerwijs voorzienbaar is dat (de beoogde nieuwe
mede-eigenaar van) SPP niet langer in staat zal zijn zijn verplichtingen onder de
genoemde overeenkomst na te komen.
75 De leden vragen wat de gevolgen op lange termijn zijn (na de 10 jaar) voor de bloedplasmavoorziening.
De overeenkomst tussen de stichting Sanquin en (de beoogde nieuwe mede-eigenaar van)
SPP bevat de mogelijkheid van een verlenging van vijf jaar. Een andere optie is dat
de stichting Sanquin het Nederlandse plasma dan door een andere partij laat verwerken.
76 De leden vragen waarom niet gekozen is voor het in publieke handen brengen van
de productiefaciliteit. Of hier een serieuze haalbaarheidsstudie naar is gedaan en
als dit niet het geval is of ik alsnog wil laten doen. De leden vragen waarom dit
geen effectieve investering zou zijn omdat het hier volgens de leden gaat om een belangrijke,
zo niet vitale, infrastructuur.
Er is op basis van verschillende scenario’s gekeken naar de haalbaarheid van het in
publieke handen brengen van SPP, zonder samenwerking met een strategische partner.
De publieke investeringen zouden hiervoor immers een alternatief moeten zijn. Hieruit
bleek dat enkel het in stand houden van de fabriek al 150 miljoen euro zou kosten,
vanwege operationele verliezen en reorganisatiekosten, en ook dat op de langere termijn
de cash flow licht negatief zou zijn. Er is dan nog geen euro geïnvesteerd. De hoogte
van de benodigde investeringen zijn verder niet gedetailleerd onderzocht. Daarbij
komt, dat het risico aanzienlijk is dat de investeringen geen resultaat zouden opleveren.
Investeringen als zodanig leiden namelijk nog niet tot de schaalgrootte die nodig
is om te overleven op de internationale plasmageneesmiddelenmarkt.
In een publiek scenario wordt slechts een deel van de capaciteit van de fabriek benut
voor het bewerken van Nederlands plasma (nog geen 25% van de totale capaciteit). Het
verwerken van plasma van anderen blijft dus noodzakelijk en dat houdt de kwetsbaarheid
in stand. Een overheidsinvestering in SPP lijkt derhalve alleen zinvol wanneer het
gepaard gaat met een Europese samenwerking. Deze samenwerking is op moment niet aanwezig.
De meeste landen hebben geen eigen fabriek en laten hun plasma door een commercieel
fabrikant verwerken. Het vergt tijd om te komen tot Europese samenwerking, zonder
garantie van succes. Nu publiek investeren in SPP creëert dus alleen mogelijke toekomstige
strategische opties, met een aanzienlijke kans op falen.
77 De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat ik voornemens ben om te doen wanneer
er geen definitief akkoord komt met het consortium.
De stichting Sanquin is aangewezen als Bloedvoorzieningsorganisatie op grond van de
Wet inzake bloedvoorziening en daarmee eindverantwoordelijk voor de uitvoering van
de wettelijke taken. Wanneer er geen definitief akkoord komt met het consortium dan
verwacht ik dat de stichting Sanquin opnieuw in gesprek gaat met VWS over hoe men
denkt uitvoering te geven aan de wettelijke taak. Naar alle waarschijnlijkheid zal
de stichting op zoek moeten gaan naar een buitenlandse fabrikant die het Nederlands
plasma wil bewerken. Hiervoor zal waarschijnlijk een aanbestedingsprocedure worden
gestart die zo’n 2 jaar zal duren alvorens dat is afgerond. In dat tijdbestek zal
SPP moeten blijven produceren zodat er op de Nederlandse markt geen acute tekorten
aan plasmageneesmiddelen ontstaat. In deze afbouwfase zal SPP verlieslatend zijn omdat
nog minder dan 25% van de capaciteit van de fabriek benut wordt voor de Nederlandse
markt.
78 Tot slot vragen de leden van de ChristenUnie-fractie wat de gevolgen zijn voor
de medewerkers van SPP bij het in zee gaan met het consortium. De leden vragen hoe
zij betrokken worden bij de besluitvorming, of (en hoeveel) banen er mogelijk verdwijnen
en of er een sociaal plan komt.
De beoogde transactie heeft (vrijwel) geen directe organisatorische wijzigingen tot
gevolg of consequenties voor de medewerkers van SPP. SPP geeft aan dat de betrokken
medewerkers conform geldende wetgeving betrokken zijn bij de transactie. SPP en het
consortium blijven ook na de transactie de wetgeving op dit punt in acht nemen en
de geldende (collectieve én individuele) afspraken met werknemers, zoals het huidige
sociale plan, eerbiedigen. SPP heeft op regelmatige basis contact met de vakbonden
en het consortium is voornemens om dit door te zetten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier