Schriftelijke vragen : Het onderzoek naar de Nederlandse steun aan Syrische rebellen
Vragen van het lid Van Helvert (CDA) aan de Minister-President over het onderzoek naar de Nederlandse steun aan Syrische rebellen (ingezonden 4 december 2020).
Vraag 1
            
Herinnert u zich de persconferentie die u na de ministerraad gaf afgelopen vrijdag
               27 november in Nieuwspoort1, waarbij u vragen kreeg over het onderzoek naar de Nederlandse niet-letale steun
               (NLA) aan Syrische rebellen? En herinnert u zich het korte debat tijdens het vragenuurtje
               van dinsdag 1 december jongstleden naar aanleiding van de mondelinge vragen van het
               Lid Karabulut?
            
Vraag 2
            
Klopt het dat u heeft geprobeerd om steun tegen te houden aan mijn motie om een externe,
               onafhankelijke commissie in te stellen die onderzoek gaat doen naar het NLA-programma,
               een onderzoek waar de Kamer eind 2018 nog in ruime meerderheid voorstander van was?
               En zo ja, waarom bent u tegen een onafhankelijk onderzoek naar het NLA-programma?
            
Vraag 3
            
Waarom neemt u nu kennelijk een regierol als premier om zo’n onderzoek tegen te houden?
               In hoeverre heeft u een regierol gehad bij de totstandkoming en de uitbreiding van
               het NLA-programma, waarbij ruim 300 pickup trucks geleverd zijn aan Syrische rebellen,
               bedoeld ter ondersteuning van de gewapende strijd?
            
Vraag 4
            
In hoeverre deelt u de waarneming dat, wanneer de Adviesraad Internationale Vraagstukken
               (AIV) en de Commissie van Advies voor Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV) aangeven
               geen onderzoek te kunnen doen op basis van feiten en bevindingen naar het NLA-programma
               en slechts adviseren over een toetsingskader, het deel van de motie Omzigt c.s. (32 623, nr. 231) dat vraagt om een onderzoek op basis van feiten en bevindingen, niet is uitgevoerd?
            
Vraag 5
            
Erkent u dat het NLA-programma grotendeels buiten het door de CAVV en AIV geformuleerde
               Toetsingskader viel en daarmee zeer waarschijnlijk in strijd was met het internationaal
               recht? Erkent u dat er nu dus nog meer reden is tot een onafhankelijk onderzoek dan
               na de reeks van verontrustende onthullingen over het NLA-programma in 2018?
            
Vraag 6
            
Waarom had in september 2018 het kabinet noch een bondgenoot bezwaar tegen een vertrouwelijk
               onderzoek op basis van feiten en bevindingen?
            
Vraag 7
            
Welke bondgenoten hebben aangegeven dat zij bezwaar maken tegen een onafhankelijk
               onderzoek naar het NLA-programma?
            
Vraag 8
            
Herinnert u zich dat Nederland het NLA-programma in het noorden van Syrië zelfstandig
               uitvoerde, alleen de «vetting» van rebellengroeperingen door de VS liet meewegen bij
               de selectie van ontvangers, en er verder geen enkele donorcoördinatie over het type
               en de hoeveelheid steun plaatsvond, alsmede geen enkele informatie-uitwisseling met
               bondgenoten2? Hoe kan een onderzoek naar het NLA-programma dan leiden tot spanningen met bondgenoten,
               in elk geval wat betreft het noorden, waar de meeste controverse over bestaat en de
               meeste steun naartoe is gegaan?
            
Vraag 9
            
Waarom gebruikt u als argument dat openbaar «duizenden pagina's aan Wob-stukken» zijn
               gedeeld? Bent u bekend met het besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken3 om het aantal openbaar te maken WOB-documenten aanzienlijk terug te brengen, na knullige
               onthullingen van staatsgeheime en vertrouwelijke informatie door het ministerie?
            
Vraag 10
            
Zijn er na de knullige onthullingen door het Ministerie van Buitenlandse Zaken mensen
               of rebellengroeperingen in Syrië in gevaar gekomen?
            
Vraag 11
            
Heeft de staatsgeheime en vertrouwelijke informatie die door Buitenlandse Zaken zelf
               openbaar is gemaakt, tot spanningen met bondgenoten geleid? Zo nee, waarom gebruikt
               u dan «risico’s voor spanningen, ook met bondgenoten» als argument tegen een onafhankelijk
               onderzoek, dat vertrouwelijke en staatsgeheime informatie niet openbaar zal maken?
            
Vraag 12
            
Waarom bracht een onderzoek op basis van feiten en bevindingen in 2018 volgens het
               kabinet geen Syrische rebellen in gevaar, maar maakt het kabinet in 2020 wél bezwaar
               tegen een onderzoek omdat het Syrische rebellen in gevaar zou brengen?
            
Vraag 13
            
Kunt u zich herinneren dat diverse Syrische rebellengroeperingen zélf publiekelijk
               hebben aangegeven Nederlandse steun te hebben gekregen? Zijn deze rebellen, die transparanter
               zijn dan de Nederlandse regering, als gevolg daarvan in gevaar gekomen?
            
Vraag 14
            
Deelt u de mening dat een – waar nodig vertrouwelijk – onderzoek naar het Nederlandse
               ambtelijke en politieke besluitvormingsproces, onder meer binnen de ministeries van
               Algemene Zaken en Buitenlandse Zaken, alsmede naar de juridische risico’s, de mate
               waarin de door de regering aan de steun gestelde voorwaarden zijn nagekomen en de
               informatievoorziening aan de Kamer, Syrische rebellen niet in gevaar hoeft te brengen?
            
Vraag 15
            
Waarom was het Ministerie van Buitenlandse Zaken «graag» bereid de commissies AIV
               en CAVV toegang te geven tot het NLA-programma, inclusief de vertrouwelijke informatie
               (Kamerstuk 32 623, nr. 271, blz. 7? Waarom zou dat nu ineens een probleem zijn bij een andere, externe onderzoekscommissie?
            
Vraag 16
            
Waarom steunt u wel onderzoek naar de luchtaanval op Hawija, waarbij ook sprake is
               van vertrouwelijke, geclassificeerde informatie, en relaties met bondgenoten en de
               anti-ISIS coalitie, en bent u nu tegen onderzoek naar het NLA-programma, omdat dit
               tot «risico’s voor spanningen, ook met bondgenoten» zou leiden?
            
Vraag 17
            
Welke vertrouwelijke en/of staatsgeheime informatie heeft destijds de commissie Davids
               openbaar gemaakt, die niet openbaar had mogen worden?
            
Vraag 18
            
Deelt u de mening dat als Kamerleden vertrouwelijke stukken hebben ingezien, zij er
               niet meer over kunnen spreken? En dat er dan geen debat kan worden gehouden of onderzoek
               naar kan worden gedaan?
            
Vraag 19
            
Deelt u de mening dat niet alle interne volkenrechtelijke adviezen aangaande het NLA-programma
               (openbaar) gedeeld zijn met de Kamer?
            
Vraag 20
            
Herinnert u zich het rapport van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en
               Veiligheidsdiensten (CTIVD) inzake de rol van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
               (MIVD) en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdient (AIVD) bij een evacuatiemissie
               in Libië (Kamerstuk 32 709, nr. 8, waarin zeer uitgebreid ingegaan is op de rol van
               inlichtingendiensten bij het helikopterdrama in Libië? Waarom kon er toen wél openheid
               van zaken worden gegeven, nota bene over de mislukte uitvoering van een speciale operatie,
               en bent u nu tegen een onafhankelijk onderzoek naar het NLA-programma omdat er inlichtingendiensten
               bij betrokken waren?
            
Vraag 21
            
Waarom gebruikt u als argument dat «het doen van onderzoek in Syrië door de conflictsituatie
               eigenlijk onmogelijk» is? Begrijpt u dat niemand vraagt om een onderzoek ter plekke
               in Syrië?
            
Vraag 22
            
Waarom zat de mailwisseling van de jihadistische rebellengroep Nour al-din al Zenki,
               waarin werd gerapporteerd over de moord op een jongen van 12 jaar op de laadklep van
               een Toyota pickup, bij de stukken die het kabinet publiceerde over de NLA, maar daarna
               weer verwijderde?
            
Vraag 23
            
Kunt u garanderen dat Nour al-din al Zenki steun heeft gekregen noch geprofiteerd
               heeft van de Nederlandse steun via het NLA-programma?
            
Vraag 24
            
Kunt u bevestigen dat het feit dat Nour al-din al Zenki via de mailwisseling werd
               gepubliceerd op de website van de regering in het kader van het NLA-programma, niets
               te maken heeft met het feit dat u probeert steun voor mijn motie voor een onafhankelijk
               onderzoek naar het NLA-programma, weg te nemen?
            
Vraag 25
            
Deelt u de mening dat het schadelijk kan zijn voor de positie van Nederland in de
               wereld -zeker waar het gaat om de Nederlandse strijd voor mensenrechten wereldwijd-,
               wanneer we feiten en bevindingen over steun aan Syrische rebellen niet willen onderzoeken?
            
Vraag 26
            
Kunt u deze vragen één voor één uiterlijk binnen één week beantwoorden, zodat de aangehouden
               motie-Van Helvert c.s. (32 623, nr. 307) nog dit jaar in stemming kan worden gebracht?
            
Indieners
- 
              
                  Gericht aan
 M. (Mark) Rutte, minister-president
- 
              
                  Indiener
 M.J.F. van Helvert, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
