Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de derde kwartaalrapportage CBS stikstof- en fosfaatexcretie (Kamerstuk 35334-125)
2020D49995 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over de derde kwartaalrapportage CBS-stikstof- en fosfaatexcretie
(Kamerstuk 35 334, nr. 125).
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Verhoev
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
4
II
Antwoord/Reactie van de Minister
4
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de derde kwartaalrapportage en
hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden zien een positieve ontwikkeling
van de fosfaatexcretie. De derde kwartaalrapportage laat zien dat de fosfaatproductie
verder gedaald is en daarmee kunnen de aanvullende maatregelen die de regering getroffen
heeft om onder het fosfaatplafond uit te komen vervallen.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de Minister bedoelt met de opmerking dat de
«melkveehouderij wat betreft de stikstofexcretie scherp aan de wind zeilt». Deze leden
lezen dat de stijging van de stikstofexcretie in vergelijking met vorig jaar wordt
veroorzaakt doordat er meer jongvee wordt gehouden. Zij spreken de verwachting uit
dat melkveehouders meer jongvee houden vanwege de huidige coronacrisis en het wegvallen
van een deel van de markt (horeca). Kan de Minister daarop reflecteren en hoe wordt
hiermee rekening gehouden? Welke andere (markt)factoren spelen een rol bij het langer
aanhouden van het jongvee?
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om een reactie op het artikel «CBb:
RVO beslist te veel volgens de letter van de wet».1 Wat betekent deze recente uitspraak voor andere nog lopende zaken bij het College
van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb)? Deze leden weten dat er op 28 oktober 2020
nog 750 beroepsprocedures bij de CBb liepen (Kamerstuk 31 490, nr. 287), hoeveel beroepsprocedures lopen er op dit moment nog? Zij vragen tevens hoeveel
bezwaren er nog niet zijn afgehandeld. Waarom zijn deze bezwaren nog niet afgehandeld
en wanneer verwacht de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) de bezwaren wel
volledig te hebben afgehandeld? Kan de Minister uitgebreid reflecteren op de afwikkeling
van de bezwaar- en beroepsprocedures? Deelt de Minister de mening van deze leden dat
de afhandeling traag gaat en dit tot veel onduidelijkheid, onzekerheid en ongenoegen
in de sector leidt? Kan de Minister een datum noemen waarop deze zaak afgehandeld
zou moeten zijn? Wat is ervoor nodig om deze deadline te halen? Deelt de Minister
de mening dat extra inzet op afhandeling noodzakelijk is omdat de opening van de fosfaatbank
gekoppeld is aan de afwikkeling van de bezwaren door RVO?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de stand van zaken rond de fosfaatbank. Hoe
verloopt het proces (van voorbereiding) tot openstelling fosfaatbank nu RVO bijna
alle bezwaren heeft afgehandeld en de fosfaatproductie onder het plafond zit? Deze
leden verwijzen op dit punt naar de motie van de leden Geurts en Lodders (Kamerstuk
33 037, nr. 315) die de regering verzoekt de fosfaatbank niet eerder open te stellen dan na afwikkeling
van alle bezwaren door RVO zodat alle melkveehouders, inclusief de knelgevallen, mee
kunnen dingen naar een ontheffing vanuit de fosfaatbank.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de derde kwartaalrapportage van
het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over de stikstof- en fosfaatexcretie
door de Nederlandse veestapel en hebben hierover geen vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de derde CBS-kwartaalrapportage
over de stikstof- en fosfaatexcretie door de Nederlandse veestapel en hebben hier
nog enkele vragen over.
De leden van de D66-fractie lezen dat de melkveehouderij het sectorale stikstofplafond
heeft overschreden en dat de excretie ten opzichte van 2019 fors is gestegen. Wat
is de reden van deze stijging? Heeft het overschrijden van het sectorale plafond gevolgen
voor de derogatie? Welke maatregelen treft de melkveehouderij om de stikstofexcretie
zo snel mogelijk onder het sectorale plafond te krijgen? Het sectorplafond voor de
categorie overig is zowel voor fosfaat en stikstof niet overschreden.
Tevens hebben de leden van de D66-fractie begrepen dat de geitensector nog steeds
groeit, ondanks de geitenstop in alle provincies. Is deze groei terug te zien in de
stikstof- en fosfaatexcretie ten opzichte van voorgaande jaren? Kan de Minister toelichten
hoe het mogelijk is dat de geitensector nog steeds groeit ondanks de geitenstop?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden het uiterst onverantwoord
dat de melkveesector in het eerste tot en met het derde kwartaal van 2020 het stikstofplafond
overschrijdt. En alsof Nederland niet in een diepe stikstofcrisis verkeert, onderneemt
de Minister nog geen actie. Voor deze leden is die afwachtende houding niet uit te
leggen.
De leden van de Partij voor de Dierenfractie zijn van mening dat de stikstofexcretieplafonds,
zoals vastgelegd voor de verschillende sectoren, nu al veel te hoog liggen. Zelfs
wanneer de veehouderijsectoren qua uitstoot onder deze excretieplafonds blijven, is
de stikstofdepositie die daaruit voortvloeit voor de meeste natuurgebieden veel te
hoog. Deze leden pleiten er dan ook voor om de plafonds per sector stapsgewijs te
verlagen, zodat de uitstoot onze beschermde natuurgebieden uiteindelijk niet langer
zal overbelasten.
Maar ondanks dat deze stikstofplafonds zo hoog liggen, wordt het plafond voor de melkveehouderij
alsnog overschreden. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister
hoe dat mogelijk is: is de melkveehouderij aan het einde van 2019 en in 2020 uitgebreid
en zo ja, hoe werd dat mogelijk gemaakt? Of wordt de overschrijding verklaard doordat
met eenzelfde aantal koeien meer melk geproduceerd wordt?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren herinneren de Minister eraan
dat het wettelijk vastleggen van de sectorplafonds een voorwaarde was om derogatie
op de Nitraatrichtlijn te krijgen. Kan de Minister vertellen wat de consequenties
vanuit het Europese Nitraatcomité zijn wanneer uit de definitieve cijfers over 2020
blijkt dat de melkveesector het stikstofplafond heeft overschreden? Wat zal de consequentie
zijn voor de derogatie in 2021 en de jaren daarna? Welke actie onderneemt de Minister
nu om die consequenties te voorkomen?
Kan de Minister bevestigen dat, wanneer Nederland niet langer op deze uitzonderingspositie
kan rekenen om meer mest uit te mogen rijden, dit kan betekenen dat er op korte termijn
dieren (vervroegd) afgevoerd moeten worden naar de slacht? Kan de Minister bevestigen
dat dat zou kunnen gaan om wel 20% van het aantal melkkoeien, omdat er voor hun mest
geen ruimte meer is om deze uit te rijden? En deelt de Minister het inzicht dat een
dergelijk groot drama voorkomen kan worden door zo snel mogelijk fokbeperkingen voor
melkvee in te stellen?
Tijdens het algemeen overleg Mestbeleid op 4 november 2020 antwoordde de Minister
op vragen van de Partij voor de Dieren-fractie dat zij de melkveesector waarschuwt
dat deze aan het einde van dit jaar onder het stikstofplafond terecht moet komen.
Op basis waarvan denkt de Minister dat de sector zelf actie gaat ondernemen en welke
actie is dat? Deze leden brengen bij de Minister in herinnering dat ook bij het loslaten
van het melkquotum de sector zichzelf niet in de hand had en snel de fosfaatnormen
overschreed. Zij vinden het volstrekt onverantwoord dat de Minister de verantwoordelijkheid
opnieuw bij de sector legt.
Tot slot benadrukken de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren dat het
in het belang van dierenwelzijn, het klimaat, de stikstofcrisis en het verkleinen
van het risico op zoönosen noodzakelijk is om snel veel minder dieren te fokken, te
gebruiken en te doden in de veehouderij. Met een forse reductie van het aantal dieren
in de veehouderij verkleinen we het mestoverschot en zal het niet langer nodig zijn
om bij het Nitraatcomité te bedelen om de uitzonderingspositie die derogatie heet.
De Minister moet hiervoor nu haar verantwoordelijkheid nemen en niet wachten tot de
sector in actie komt of op repercussies uit Brussel. Het is noodzakelijk dat de Minister
nu fokbeperkingen instelt voor melkvee. Graag horen deze leden van de Minister of
en hoe zij hier vorm aan gaat geven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie horen graag of het afromingspercentage van fosfaatrechten
bij transacties op korte termijn teruggezet wordt van 20 naar 10%.
De leden van de SGP-fractie horen graag of het wetsvoorstel waarmee het mogelijk wordt
gemaakt om per jaar een beperkte hoeveelheid fosfaatrechten te leasen voor de korte
termijn zonder dat hierover afroming plaatsvindt op korte termijn naar de Kamer wordt
gestuurd.
II Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
M. Verhoev, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.