Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 19 november 2020, over Handelsbetrekkingen Afrika
34 952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland
Nr. 121
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 4 januari 2021
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft
op 19 november 2020 overleg gevoerd met mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking, over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
3 juli 2020 inzake uitvoering van de motie van het lid Amhaouch c.s. over een Taskforce
voor handelsbevordering en economische ontwikkeling tussen Nederland en Afrika (Kamerstuk
34 952, nr. 69) en van de motie van het lid Kuik c.s. over een publiek-private Afrikacoalitie (Kamerstuk
33 625, nr. 309) (Kamerstuk 34 952, nr. 113);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
29 september 2020 inzake toetsingskader ophoging garantie Afrikaanse Ontwikkelingsbank
(AfDB) (Kamerstuk 29 237, nr. 175);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
27 oktober 2020 inzake geschillenbeslechting inzake importrestricties op Nederlands
pluimveevlees (Kamerstuk 34 952, nr. 119).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De griffier van de commissie, Van Toor
Voorzitter: De Roon
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Bouali, Van den Hul, Van den
Nieuwenhuijzen, De Roon en Weverling,
en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 10.32 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Ik open het algemeen overleg over Handelsbetrekkingen Afrika dat de commissie
voert met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die ik
bij dezen van harte welkom heet. Ik zie op dit moment vijf sprekers van de kant van
de Kamer. Ik stel een spreektijd van vijf minuten voor, en twee interrupties per fractie.
Als eerste geef ik het woord aan de heer Amhaouch, die de aanstichter was van dit
algemeen overleg. Meneer Amhaouch, gaat uw gang.
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Fijn dat dit kan, zeg ik tegen de collega's.
Voorzitter. Op dit moment is er een prachtige serie op NPO2: Ondersteboven van Afrika.
Anderhalve week terug was Waldemar in Zambia. Die aflevering ging over de vraag waar
de rijkdom is. Deze serie laat alles zien wat ik wil adresseren: de grote reserves
en de vele grondstoffen, waar Afrikanen zelf nauwelijks van profiteren, de grote gevolgen
van de klimaatverandering, de enorme Afrikaanse diversiteit aan culturen en geschiedenis,
de Chinese snelwegen en Chinese bruggen die worden aangelegd. Zambia is een land met
een groot potentieel, maar het is straatarm. Het is door de geschiedenis met beide
handen op de rug gebonden.
Voorzitter. Afrika is geen land of focusregio. Het is een continent met 54 verschillende
landen. We moeten deze landen behandelen als gelijken. De lokale bevolking moet profiteren
van de lokale economie. We moeten daarom de invulling van de internationale samenwerking
herzien. Terwijl Nederland en het ministerie nog een traditionele OS-focus hebben,
moeten we meer naar een economisch partnerschap streven. Ik vraag de Minister hoe
ontwikkeling door economische samenwerking meer onderdeel van het Nederlandse optreden
in Afrika kan worden.
Anderhalf jaar geleden vroeg ik de Minister een taskforce Afrika op te richten. Daarmee
deed ik een verzoek om Afrika hoger op de Nederlandse economische en diplomatieke
agenda te zetten. Maar het gaat allemaal een beetje traag. Ons bedrijfsleven is daar
actief en vindt zijn weg naar nieuwe markten, groot risico nemend en met lef, en met
een lang uithoudingsvermogen. Maar het loopt tegen barrières aan. Ondertussen houdt
de overheid veel te veel focus op wat er is, in plaats van op het openen van nieuwe
werelden en het wegnemen van barrières. We moeten nu focussen op Afrika om mede-eigenaar
te worden van een gedeelde toekomst, en om te voorkomen dat we als figurant in een
slechte film acteren. Ja, er is urgentie. Ik vraag de Minister hoe zij deze urgentie
definieert. Voelt en ziet zij deze urgentie?
Ik zie vijf uitdagingen die omgezet kunnen worden in kansen. Ten eerste de economische
ontwikkeling van Afrika. Er is behoefte aan kennis en bedrijven uit het buitenland.
Dat is een kans. We moeten de ontwikkelingen van de verwerkende industrie stimuleren,
zodat een groot deel van de waardeketen in Afrika wordt gerealiseerd. De grote natuurlijke
rijkdommen vragen om het benutten van mogelijkheden voor verwerking in eigen land.
Topsectoren hebben een afdeling internationalisering en Invest International zit eraan
te komen. We moeten Nederlandse bedrijven veel meer stimuleren om Afrikaanse kansen
te pakken. Hoe gaat de Minister bedrijven aansporen om meer kansen te pakken in Afrika?
Dan punt twee: het klimaat. De Afrikanen zijn de grootste slachtoffers van klimaatverandering.
Ook hier kan nieuwe economische activiteit bijdragen aan het voorkomen van verwoesting
van natuur. Dat vraagt om investeringen in technologie, kennis en infrastructuur.
Ik zie vooral de Chinezen in dit gat springen. Ik wil van de Minister weten wat Nederland
doet, en in het verlengde daarvan ook de Europese Unie.
Punt drie: voedsel. Voedsel is een belangrijk thema. Landbouw en zelfvoorzienendheid
zullen door klimaatverandering een grote uitdaging worden. Daar zit voor een deel
OS-beleid achter. Maar wanneer we Nederlandse kennis en technologie inzetten, ontstaat
een win-winsituatie. Een van de beste voorbeelden vind ik de zaadveredelingsbedrijven
die het voor elkaar krijgen om in steeds drogere gebieden toch te oogsten. Graag een
reactie van de Minister.
Dan kom ik op punt vier: het stuk migratie. Dat zal in de komende decennia hoog op
de agenda blijven staan. Onze samenwerking met Afrika moet gebaseerd zijn op een «more
for more, less for less»-principe. Maar het belangrijkste is dat mensen in eigen land
toekomst zien. Daarom moeten Afrikaanse overheden gestimuleerd worden tot economische
planning. Kan de Minister aangeven in hoeverre dat gebeurt en welke rol Nederland
daarin kan spelen?
Voorzitter, ten slotte het laatste punt: de geopolitieke situatie in Afrika. We staan
op de drempel van een nieuwe wereldorde. Doen we mee of blijven we aan de zijlijn
staan? Nu wordt het spel tussen China en andere landen om Afrika gespeeld. Ik heb
nog niet het idee dat we in Nederland de wissels echt aan het omzetten zijn en dat
we Afrika tot topprioriteit maken. Dit vergt een transitie in denken en doen van overheid,
bedrijfsleven en kennisinstellingen, en natuurlijk ook van de ngo's. Ik zie bij onder
andere VNO-NCW, NABC, maar ook ngo's als IDH een verandering in beleid en mentaliteit.
Die willen we graag ook op andere ngo's overbrengen. Dat moeten we volop stimuleren,
faciliteren en in de praktijk brengen. We moeten van concrete casussen leren hoe we
ondernemen en handel makkelijker en vertrouwder kunnen maken. Welk instrumentarium
hoort daarbij, in welke fase? Hoe dragen we bij aan de basisinfrastructuur op het
gebied van inspraak, wet- en regelgeving en het terugdringen van papieren bureaucratie
in landen die mee vooruit willen?
Tot slot, voorzitter. Denk ook aan de Nederlandse bedrijven die dat wel doen. Denk
bijvoorbeeld aan DSM, Rijk Zwaan of FrieslandCampina. Ze creëren ter plekke fatsoenlijke
banen, die we volgens SDG 8 graag willen. Ze betrekken lokale en regionale ondernemers
en boeren bij hun werk. Lerende van deze grote bedrijven moeten we ook de weg vrijmaken
voor ons eigen mkb, om hun een veilige springplank naar Afrika te bieden.
Afsluitend: onze plannen moeten een visie presenteren op een sluitende infrastructuur
tussen Europa en Afrika, van Amsterdam tot Kaapstad, waardoor een continue connectiviteit
tussen Nederland en het Afrikaanse continent ontstaat. Noord-Afrikaanse landen zijn
daarbij de springplank naar de andere landen op het continent. Hierom wil ik jaarlijks
dit AO Afrika. Mijn belangrijkste vraag aan de Minister is wat de Nederlandse strategie
voor Afrika is.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Amhaouch. Er zijn twee interrupties voor u, in de eerste plaats
van de heer Van den Nieuwenhuijzen en daarna nog van mevrouw Van den Hul. Meneer Van
den Nieuwenhuijzen.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Ik had een vraag aan de heer Amhaouch over zijn vijf punten die nodig zijn voor Afrika.
Ik heb daar met veel interesse naar zitten luisteren. Ik mis er eigenlijk één. Ik
wou vragen hoe u dat ziet. Hoe staat u tegenover een goed functionerend maatschappelijk
middenveld, een functionerende rechtsstaat en het versterken van democratie, waardoor
we een stabieler en daarmee veel beter investeringsklimaat hebben in deze mooie, diverse
Afrikaanse landen? Want daar heb je een stevig OS-beleid voor nodig. Dat zou eigenlijk
hand in hand moeten gaan met een gezonde handelsbetrekking. Dat mis ik een beetje
in uw vijfpuntenplan. Of heb ik u verkeerd verstaan?
De heer Amhaouch (CDA):
Ik denk dat u een stuk niet goed verstaan heeft. Het punt dat u aangeeft, is in elk
geval belangrijk. Ik heb dat willen benoemen bij de basisinfrastructuur. Als we het
over de basisinfrastructuur hebben, dan hebben we het over het verlagen van de bureaucratie
en over het verminderen van de corruptie. In de huidige fase van Afrika moeten we
geen ideale plaatjes of wishful thinking hebben, en moeten we niet denken dat we morgen
alle corruptie gaan elimineren. Op dat punt heeft u dus gelijk. Dat bedoelde ik met
de goedwillende landen. Zij zeggen: we willen van het OS-infuus af. Dat wil niet zeggen
dat we niet aan OS moeten doen of geen noodhulp moeten geven, maar wel dat we een
transitie moeten maken. Daar moet het zwaartepunt komen. Landen die daarvoor openstaan,
moeten we meehelpen om de rechtsstaat te versterken, de inspraak te versterken, de
vakbondorganisaties te versterken en de administratieve taken bij de douanes te versterken.
Ik denk dus dat we daarin op dezelfde lijn zitten.
U zegt dat er meer OS moet komen. Ik wil er een lans voor breken om juist anders te
denken: minder OS naar bepaalde landen, en meer economische ontwikkeling. Ik denk
namelijk dat landen in een bepaalde fase veel OS nodig hebben. Maar het kan niet zo
zijn dat een land na tig jaren nog steeds in dezelfde fase zit. We moeten dus proberen
om landen mee te trekken in de economische ontwikkeling en de handelsontwikkeling,
zodat ze naar een hoger plan gaan. Dat is het idee van het CDA in dezen.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Dank u wel voor uw uitgebreide antwoord. Volgens mij vinden we mekaar daar prima in.
OS en handel zouden wat mij betreft hand in hand moeten gaan en mekaar moeten versterken.
Dat pleit niet voor meer van het een of het ander, maar vooral voor meer uitlijning
van die twee. Ik hoor u ook zeggen, en daar ben ik heel blij mee, dat onze ambassades
en posten in Afrika daar een duidelijke rol in hebben, en dat ze een duidelijke rol
hebben in het ondersteunen van het opbouwen van dit soort landen. Ze hebben niet alleen
een rol in handeldrijven en handelsinvesteringen, maar vooral ook in opbouwen en helpen
bij het versterken van een land, zodat het een stabiel land is om handel mee te kunnen
drijven. Dat vind ik heel fijn om te horen, want dat is een heel ander geluid dan
we horen in het verkiezingsprogramma van de VVD. Dus dat is fijn.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
De vraag die zich bij mij opdringt na het beluisteren van het vijfpuntenplan van collega
Amhaouch is: voor wie zijn die kansen precies? Zijn dat kansen voor duurzame, inclusieve
ontwikkeling in Afrika, of praat de heer Amhaouch toch met name over kansen voor de
bv Nederland? Ik heb daar nog een vraag b bij, namelijk: ten koste van wat?
De heer Amhaouch (CDA):
Voor allebei. Ik ben niet van de partij die Nederland omdoopt tot bv Nederland. We
zijn nog altijd een gemeenschap, een samenleving waarin mkb en grootbedrijf samenwerken.
Zij hebben veel kennis. We hebben negen topsectoren waar enorm veel kennis zit op
het gebied van water, op het gebied van agrofood, op het gebied van hightechsystemen.
Die kennis moeten we inzetten. Wij moeten de win-winsituatie niet schromen. Die landen
willen dat. Ik zie dat een bedrijf als DSM in Rwanda kindervoeding maakt, ter plekke.
Het produceert die voeding daar en creëert daar banen. Dat vind ik mooie voorbeelden.
Hetzelfde geldt voor FrieslandCampina of Heineken. Zij helpen lokale boeren. Daar
profiteert de lokale gemeenschap van. Er is niks mis mee dat wij daar als Nederland
geld mee verdienen. We moeten daar juist geld mee verdienen. Ik heb het er dan minder
over dat wij met bulk over de wereld gaan sjouwen. We kunnen kennis en apparatuur
inbrengen om die landen verder te brengen. Ik hoop dat dit een beetje een antwoord
is op de vraag van mevrouw Van den Hul.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dat is zeker een antwoord op de vraag die ik stelde, maar wat mij betreft geen bevredigend
antwoord. Daarmee hoor ik nog niks over de negatieve impact die Nederlandse bedrijven
hebben, ook in Afrika en ook in de waardeketens. Bij de voorbeelden die de heer Amhaouch
hier noemt, ziet de waardeketen er grosso modo nog steeds hetzelfde uit. De productielanden
trekken aan het kortste eind. Ook in de voorbeelden die de heer Amhaouch noemt, wordt
daar nog steeds geen leefbaar loon betaald. Vakbonden staan daar nog steeds buitenspel
en de mensenrechtensituatie staat daar onder druk. Maar dat maakt dan allemaal niet
uit, want zolang Nederlandse bedrijven daar geld kunnen verdienen, is dat prima. En
waar wordt er waarde toegevoegd? Hier. Mijn vraag aan de heer Amhaouch is hoe we die
keten nou echt tot een win-winketen maken, zodat die niet maar voor een paar mensen
winst oplevert, maar voor iedereen.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik ontken de beeldvorming die mevrouw Van den Hul neerzet. We zijn als commissie in
Uganda en in Ethiopië geweest. We zijn dit jaar ook in Marokko geweest. Nederlandse
bedrijven hebben bijvoorbeeld in Tanger mooie textielfabrieken. Daar werken dames
en ook heren in de textiel en die verdienen daar een fatsoenlijke boterham mee. In
Ethiopië heeft Heineken een nieuwe brouwerij neergezet. Ethiopische jongens zijn daar
procesoperators. Boeren vertellen daar zelf het verhaal.
Ik ga niet ontkennen dat we misschien elke week wel iets kunnen lezen dat niet goed
gaat. Dat is juist wat ik zichtbaar wil maken. Wij moeten in deze fase in een continent
als Afrika investeren. Wij kunnen niet aan de zijkant blijven staan wachten, zoals
ik zei, en in een slechte film blijven acteren. Er zijn risico's. Er is corruptie.
Maar we moeten nu instappen.
Ik heb het al eerder gezegd: we gaan een Chinastrategie maken als de kaarten allang
geschud zijn. Ik hoop dus op het vertrouwen van mevrouw Van den Hul in het stimuleren
van bedrijven om daar zaken te doen en in het stimuleren van de overheid om barrières
weg te nemen. Ik ben er voor tweehonderd procent zeker van dat wij als Kamer, maar
ook zeker mevrouw Van den Hul, dingen moeten benoemen die fout gaan. Die dingen moeten
we oppakken en samen oplossen. Dan komen we samen vooruit.
De voorzitter:
Dan is er nog een vraag voor u van de heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Ik moet zeggen dat ik met veel plezier heb geluisterd naar het goede betoog van de
heer Amhaouch. Ook mooi dat hij al aan het begin van deze kabinetsperiode dit onderwerp
zo goed op de agenda heeft gezet en dat die taskforce daaruit is voortgevloeid. Complimenten
dus. Ik probeer het voor mezelf wat concreter te maken. U zegt niet: handel en oogkleppen
op. Volgens mij is dat heel duidelijk. U zegt: laten we kijken hoe we Nederlandse
bedrijven in positie kunnen brengen en hoe we de landen daarmee kunnen helpen en een
betere positie kunnen geven. Waar pleit u nou voor? Dat er vanuit het ministerie meer
aandacht komt voor bepaalde landen, en dat er consortia gevormd worden? Of wilt u
meer geld? Kunt u het nog iets concreter invullen?
De heer Amhaouch (CDA):
Ik ga eerst even op het eerste deel van de vraag in. We moeten ook onze successen
tellen. Dat geldt voor ons als Kamer, voor ons als Nederlanders en Europanen, maar
zeker ook voor het continent zelf. Je ziet dat het onderwijsniveau in die landen omhooggaat.
In Kenia, in Marokko en in andere landen hebben mensen een goede opleiding. Zij moeten
een perspectief op fatsoenlijke banen hebben. Ik pleit ervoor dat we nu gaan leren
van concrete casussen. Dat zei ik hier al. Laten we instappen. Zijn er concrete voorbeelden
of pilots die we samen met het ministerie, met kennisinstellingen, met VNO-NCW of
NABC door kunnen trekken? Laten we kijken hoe we het instrumentarium kunnen verbeteren.
Het zijn de ondernemers die hun nek moeten uitsteken. Ze lopen risico's. Kijk of het
instrumentarium past.
Tegelijkertijd heeft Nederland veel ervaring met de rechtsstaat, zoals mijn buurman
net ook zei. Laten we ervoor zorgen dat er in landen die van goede wil zijn een basisinfrastructuur
is. Ik denk dat we dan vooruitkomen. Ik ben het ermee eens dat we niet te lang moeten
blijven praten. We moeten er op een gegeven moment een paar landen of een paar mooie
projecten uit pikken waar we mee vooruitgaan, of dat nou via consortia, pilots of
iets anders gaat. Dat zou heel mooi zijn.
De heer Weverling (VVD):
Dank. Dan liggen de concrete voorstellen van VNO en NABC met die consortia en die
vijftien focuslanden toch eigenlijk op een presenteerblaadje? De bal ligt voor het
doel. Ga met die vijftien focuslanden en consortia aan de gang.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik ken de vijftien keer vijftien concrete voorbeelden. We moeten daarnaar kijken.
Ik laat het even aan de Minister over hoe we samen tot een gedragen voorstel kunnen
komen. Ik weet dat NABC hier actief mee bezig is. Vorig jaar, toen we de begroting
van Buitenlandse Zaken behandelden, presenteerde VNO-NCW aan de Minister-President
het actieplan voor Afrika en Nigeria. Er komt dus beweging in. Laten we samen optrekken
daar waar we er vertrouwen in hebben. Het zijn toch de ondernemers en de organisaties
in het veld die het dadelijk moeten doen. We vragen aan de overheid en het kabinet
om mee te kijken en mee te leren, zodat we barrières kunnen weghalen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Amhaouch, CDA. Dan is het woord nu aan de heer Weverling van de
VVD.
De heer Weverling (VVD):
Dank u, voorzitter. Het gaat in deze commissie vaak over Afrika. We spreken dan vaak
over de problemen die dit continent kent, over de uitdagingen op het gebied van ontwikkeling
en mensenrechten en over het migratievraagstuk. Het is dan ook een welkome afwisseling
om vandaag te spreken over Afrika als een continent met heel veel potentie. De vraag
van vandaag is hoe we die potentie kunnen benutten.
Afrika is een enorme groeimarkt. Naar verwachting zal de bevolking van dit continent
in 2050 verdubbeld zijn. Die bevolking trekt in hoog tempo naar de grote steden, is
steeds beter opgeleid en krijgt steeds meer te besteden. Een land dat in dat gat is
gesprongen, is China. Er is bijna geen groot bouwproject in Afrika meer te vinden
dat niet door een Chinees bedrijf wordt uitgevoerd. Door de ruim 10.000 Chinese bedrijven
die in Afrika actief zijn, worden miljarden gepompt in de aanleg van nieuwe infrastructuur.
Europa is de grootste ontwikkelingspartner van Afrika, maar het mist de boot door
zich voornamelijk te richten op heel veel kleine projectjes op allerlei terreinen,
behalve op economische ontwikkeling. Daarom is het tijd voor een mentaliteitsverandering.
In plaats van Afrika te zien als een continent met problemen moeten we Afrika benaderen
als een continent met kansen. Dat heeft ons bedrijfsleven ook gesignaleerd. Met de
vorig jaar gelanceerde Afrikastrategie heeft men de ambitie uitgesproken om de Nederlandse
handel en investeringen in Afrika voor 2030 te verdubbelen. Dat doel kunnen we bereiken
als we door middel van een sterke publiek-private samenwerking beter gaan inspelen
op de kansen die Afrika biedt.
Een eerste invulling van zo'n samenwerking zijn de vijftien consortia die de NABC,
de Netherlands-African Business Council, heeft uitgewerkt: vijftien consortia van
bedrijven in sectoren als landbouw, water en energie. Er is niet veel nodig om dat
tot een succes te maken, maar het is nog niet van de grond gekomen. Is de Minister
het met de VVD eens dat deze vijftien consortia een ideale testcase zijn om te kijken
hoe wij met betere publiek-private samenwerking de ambitie van de Afrikastrategie
kunnen bereiken? En zo ja, is zij bereid om samen met de NABC aan de slag te gaan
en zich in te zetten om van deze vijftien consortia een succes te maken?
Deze vijftien consortia zijn een goede eerste stap, maar het is onvoldoende om onze
investering in Afrika te kunnen verdubbelen. Een van de grootste knelpunten hierbij
is het feit dat de financieringsvormen die wij aan Nederlandse bedrijven bieden, bijvoorbeeld
in de vorm van DRIVE, vaak niet aantrekkelijk genoeg zijn voor Afrikaanse partners.
Naast het beschikbaar stellen van concurrerende financiering is ook een gelijk speelveld
van belang als het aankomt op handelsbevordering. Wij stellen vaak veel strengere
eisen dan vergelijkbare landen om ons heen. Veel beschikbare ondersteuning is voorbehouden
aan bedrijvigheid die in het teken staat van het bereiken van ontwikkelingsdoelen.
Zo is het belangrijkste uitgangspunt van de handelsagenda het realiseren van de SDG's,
en richten financieringsprogramma's als DRIVE en D2B zich steeds meer exclusief op
duurzame ontwikkeling. Als dat kan, is dat alleen maar wenselijk. Maar we moeten het
onszelf niet onnodig moeilijk maken. Kan de Minister aangeven of er ruimte komt om
de projectomvang te vergroten, nu besloten is dat het aantal landen waarvoor DRIVE-financiering
beschikbaar is wordt verkleind? Zo nee, waarom niet? En is de Minister het met de
VVD eens dat handelsbevordering voor sectoren die niet direct een ontwikkelings- of
duurzaamheidsdoel dienen, maar wel economische welvaart met zich meebrengen, ook van
groot belang is voor zowel Afrika als Nederland? En zo ja, is zij dan ook bereid om
niet onnodig bedrijven uit te sluiten? Wil zij bij het stellen van duurzaamheids-
of imvo-eisen aan exportfinanciering of handelsbevordering aansluiting blijven zoeken
bij internationale of Europese normen, in plaats van eigen strengere normen te hanteren?
De voorzitter:
Er is een vraag voor u van mevrouw Van den Hul.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dit roept bij mij een vraag op. Hoor ik de VVD nu zeggen dat we onder het mom van
handelsbevordering onze standaard maar moeten verlagen? Dat we de lat maar lager moeten
leggen, vanuit de wens tot een gelijk speelveld?
De heer Weverling (VVD):
Het gaat er natuurlijk om dat we de OESO-richtlijnen en de SDG's naleven en dat we
daar zo veel mogelijk aan voldoen. Het gaat erom dat we niet naïef zijn of ons de
kaas van het brood laten eten. Dat is slecht voor de Afrikaanse landen en uiteindelijk
ook slecht voor onze eigen Nederlandse economie.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Daarmee is mijn vraag nog niet beantwoord. Ik hoorde de heer Weverling net toch echt
zeggen dat hij vindt dat de Minister te strikt is in het hanteren van de richtlijnen,
door de SDG's en de OESO-richtlijnen te hanteren als maatstaf voor handelsbevordering.
Ik hoorde de heer Weverling toch echt zeggen dat we daarin – laat ik hem parafraseren
– niet het braafste jongetje van de klas moeten zijn. Ik heb behoefte aan wat nadere
duiding van de heer Weverling. Bedoelt hij dat het oké is om, onder het mom van een
internationaal gelijk speelveld, onze normen maar te laten zakken? Hoe ziet hij dat
in de praktijk?
De heer Weverling (VVD):
In de praktijk zie ik het als volgt. Als Nederlands land, als staat, moeten we op
Europees niveau samenwerken. We moeten dus Europese normen hanteren en onszelf als
Nederland niet buitenspel zetten omdat wij het beste jongetje van de klas willen zijn.
Samenwerking op Europees vlak is dan goed, de OESO-richtlijnen zijn goed en de SDG's
zijn goed. Dat is dus het uitgangspunt.
De voorzitter:
Meneer Weverling, u kunt uw betoog voortzetten.
De heer Weverling (VVD):
Dank u. Ik kom tot een conclusie, voorzitter. Afrika is meer dan een continent vol
problemen. Afrika is ook een continent dat volop in ontwikkeling is. Daar moeten we
veel ambitieuzer en slimmer op inspelen. Als we dat niet doen, missen we niet alleen
de boot in Afrika, maar mist Afrika ook onze expertise. Dat is zonde. Dat moet voor
een Minister die in haar portefeuille hulp en handel combineert een schot voor open
doel zijn.
De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Weverling. Dan gaan we nu luisteren naar de inbreng van de heer
Van den Nieuwenhuijzen namens GroenLinks. Nee, ik zie dat er toch nog een vraag is,
namelijk van de heer Amhaouch. Gaat uw gang, meneer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Dat was een mooi betoog van de heer Weverling om de kansen te zien. We bekijken Afrika
vaak door één bril. Dat is natuurlijk de OS-bril. We moeten continu aandacht houden
voor de minst bedeelden en de armen, zeker in de grote uitdaging die we nu hebben,
maar ook gezien de sprong of de transitie die we moeten maken op het gebied van handel.
Waar zou de heer Weverling willen staan op de korte termijn? Welke resultaten zou
u graag willen zien als u een paar piketpaaltjes in de grond zou slaan? Wat zou u
bijvoorbeeld in de komende twee, drie jaar bereikt willen zien?
De heer Weverling (VVD):
Ik noem het in mijn tekst een mentaliteitsverandering. U noemde het volgens mij iets
soortgelijks, of een transitie. Als we het heel concreet maken, zou ik eigenlijk willen
dat we de visie van de NABC uitvoeren, met de vijftien focuslanden die allemaal genoemd
zijn, en dan vijftien consortia samenstellen. Die bal ligt eigenlijk voor het inkoppen.
Ik meen dat daar 1 tot 1,5 miljoen euro voor nodig is. Als ik zie wat wij allemaal
op de begroting hebben staan en uitgeven, denk ik dat dit geld ergens te vinden moet
zijn. Dan bouwen we dus consortia en helpen we Afrika. Daarmee stimuleren we ook onze
economie. Dat zou ik heel concreet willen.
De voorzitter:
Meneer Amhaouch nog? Nee? De heer Weverling was klaar. We gaan dan nu inderdaad luisteren
naar de heer Van den Nieuwenhuijzen van GroenLinks. Gaat uw gang.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het zou verkeerd voelen om vandaag alleen over de handel met
Afrika te praten, terwijl één Afrikaans land te kampen heeft met oplaaiend etnisch
geweld. Na een korte periode van relatieve stabiliteit in Ethiopië lijkt een burgeroorlog
nu bijna onvermijdelijk. Ik zou de Minister dan ook willen vragen wat zij samen met
de rest van de internationale gemeenschap met diplomatieke middelen kan doen om het
tij nog te keren. Welke stappen kunnen we zetten om te voorkomen dat het oplaaiende
geweld uitmondt in een genocide?
Voorzitter. Dan terug naar de agenda van de dag. We bespreken de handelsrelatie met
het Afrikaanse continent op een moment in de geschiedenis dat cruciaal zal zijn voor
de economische ontwikkeling van Afrika. Hoewel de landen op het Afrikaanse continent
ondanks wat recente stijgingen relatief weinig last hebben van COVID-19 in medische
zin, is de economische impact dramatisch. Een groot deel van de werkgelegenheid is
weggevaagd en tientallen miljoenen mensen zijn weggezet in diepe, diepe armoede.
Juist nu moeten we Afrika helpen doorpakken naar economische groei. Daar hoort ook
een harde boodschap aan onze eigen bedrijven bij. De tijd van het wegkapen van productverbeteringen
die ook in en door Afrikaanse landen zelf kunnen worden uitgevoerd, moet voorbij zijn.
We moeten afschalen in onze eigen economische activiteiten die duurzame groei voor
Afrika in de weg staan, ook als dat euro's winst minder betekent. Deelt de Minister
die invalshoek?
Zij noemt in haar brief ook dat het bevorderen van waardeketens in Afrika een speerpunt
wordt voor de Afrikataskforce. Maar hoe belangrijk zijn die echt? Blijft het alleen
bij mooie woorden, of gaat de taskforce ook echt kiezen voor duurzame Afrikaanse waardeketens
boven Nederlandse exportkansen? Zal de tijd straks echt voorbij zijn waarin we grondstoffen
uit Afrikaanse landen voor een prikkie importeren, daarvan hier iets maken en dat
vervolgens voor hoge prijzen weer in Afrika gaan verkopen? Gaan we Afrika stimuleren
om zelf mooie producten te maken met slimme en sociale investeringen?
Voorzitter. Als de ontwikkeling van Afrika ons echt menens is, dan moet het anders.
De vraag is of we dat aandurven. Het vergt nogal wat om te zeggen: wij hebben genoeg
rijkdom en het is tijd om iets te delen. Bedrijven zullen daar niet op zitten te wachten.
Handelen in strijd met het eigen perspectief op winst is voor veel bedrijven immers
ondenkbaar. Is de Minister bereid om in haar brede handelsbeleid voor Afrika in te
zetten op duurzame economische ontwikkeling, ook waar dat ten koste zou gaan van exportkansen
voor het eigen Nederlandse bedrijfsleven? Is zij bereid duurzame investeringen in
Afrikaanse waardeketens te bevorderen, in plaats van de afzet van Nederlandse producten?
Is zij dus bereid om te investeren in bijvoorbeeld duurzame chocoladefabrieken in
cacaolanden als Ivoorkust en Ghana, in plaats van het dumpen van zwaar gesubsidieerd
Nederlands pluimvee op de Zuid-Afrikaanse markt?
Voorzitter. Het bevorderen van de dumping van Nederlands pluimvee is helaas niet het
enige voorbeeld van de manier waarop Nederland duurzame groei in Afrika juist tegenwerkt.
Zo zijn vanuit Nederland diverse aasgierfondsen actief. Dit zijn fondsen van doorgaans
al veel te rijke mensen die speculeren met schulden van ontwikkelingslanden die in
financiële problemen zitten, om een zo hoog mogelijke extra rente binnen te harken.
Ik stelde hier al eerder schriftelijke vragen over. De Minister geeft in de antwoorden
aan niet te kunnen zeggen hoeveel van dat soort fondsen vanuit Nederland actief zijn,
omdat er geen eenduidige definitie is en er daarom geen onderscheid gemaakt kan worden
met bonafide obligatiebeleggers. Wat in deze context een bonafide belegger is, weet
ik zo net nog niet. Misschien kan de Minister in ieder geval aangeven hoeveel fondsen
er over de gehele linie vanuit Nederland actief zijn in het opkopen van afgeprijsde
staatsobligaties van Afrikaanse landen. Hoeveel van deze fondsen handelen op basis
van contracten zonder de collective action class? Hebben we in ieder geval een beeld
van de omvang van het probleem?
De Minister noemt de optie voor anti-aasgierfondswetgeving, analoog aan die van België,
interessant. Is zij dan ook bereid om met een wetsvoorstel naar de Kamer te komen?
En zo ja, wanneer mogen we dat verwachten?
Ten slotte wijs ik nog graag op het belang van een coherente aanpak via onze diplomatieke
posten. Als we via onze diplomatieke posten alleen maar inzetten op het vergroten
van de Nederlandse export, en niet op het vergroten van de export van Afrikaanse landen
naar Nederland, op imvo en op ontwikkelingssamenwerking, schieten we ons eigen beleid
in de voet. Kan de Minister in dat licht reageren op het nieuwe programma van de VVD,
waar we het net al over hadden, om posten alleen maar te vergroten als ze de Nederlandse
export willen stimuleren, en ze anders af te schaffen? Is het niet gewoon zo dat een
goed functionerend maatschappelijk middenveld, een functionerende rechtsstaat en het
versterken van de democratie leiden tot een stabieler en daarmee beter investeringsklimaat?
Daar heb je toch ook echt een goed en stevig OS-beleid voor nodig.
Voorzitter. Gezonde handelsbetrekkingen en OS-beleid gaan hand in hand en dienen elkaar
te versterken. Daarmee werken we toe naar het behalen van de SDG's en het versterken
van onze eigen handelsbetrekkingen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Van den Nieuwenhuijzen. Dan is het woord aan mevrouw Van den Hul van
de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. «Handel is een middel en geen doel op zich.» Dat zijn niet mijn
woorden, maar wijze woorden van oud-Minister Jan Pronk onlangs bij de presentatie
van het boekje Handel Anders, een oproep voor eerlijke en duurzame handel. Ik was
daar samen met collega Alkaya bij aanwezig. Het is precies mijn zorg als ik een deel
van de inbrengen van vandaag hoor, en ook als ik de brief lees die vandaag op de agenda
staat. Wat is hier precies het doel? Is dat duurzame, inclusieve ontwikkeling in Afrika?
Of is dat het handelsbelang van bv Nederland? Mijn zorg is dat de balans door lijkt
te slaan naar dat laatste.
Handelsbevordering kent niet alleen maar winnaars. Daar moeten we eerlijk over zijn.
Het is niet altijd win-win. Helaas zien we daarvan te veel voorbeelden. Kansen voor
Afrika betekenen in de praktijk vaak kansen voor Nederlandse bedrijven. De ene kant
van de keten draagt de lasten en de andere kant van de keten krijgt de lasten. We
hebben de productie daar en de waardetoevoeging hier. Om ervoor te zorgen dat handel
daadwerkelijk bijdraagt aan duurzame, inclusieve ontwikkeling, moet eerst aan een
aantal randvoorwaarden worden voldaan.
Allereerst moet er een stevige rechtsstaat en een krachtig maatschappelijk middenveld
zijn. Op beide fronten zijn er grote zorgen. Er zijn vakbonden die hun werk niet kunnen
doen, er is corruptie. Mensenrechtenorganisaties wordt de mond gesnoerd, zoals deze
week nog volop aan de hand was in Egypte. Activisten wordt het werk onmogelijk gemaakt;
ze worden soms zelfs vastgezet, of erger. ILO-conventies worden niet geratificeerd,
laat staan nageleefd, zoals bijvoorbeeld ILO-conventie 190 over geweld en intimidatie
op de werkvloer.
Voorzitter. Ik hoor graag hoe de stem van ngo's – en dan bedoel ik uitdrukkelijk ook
lokale organisaties – betrokken wordt bij de taskforce, bij handelsmissies en bij
onze diplomatieke inzet op handelsbevordering in Afrika. Juist lokale organisaties
vertegenwoordigen de stem van de meest gemarginaliseerde groepen.
Aandacht voor arbeidsvoorwaarden, OESO-richtlijnen en een leefbaar loon is mijn tweede
voorwaarde. Helaas zien we te vaak dat handel een negatieve impact heeft op mens en
milieu, juist in productielanden. Er zijn ernstige misstanden in de oliesector, in
de mijnbouw, in de chocoladeketen. Werkneemsters in Nederlandse bloemenbedrijven verdienen
geen leefbaar loon voor rozen waar Europese consumenten het veelvoudige voor betalen.
Onlangs zagen we nog de misstanden in de palmoliesector naar aanleiding van onderzoek
van ActionAid. Te vaak trekken vrouwen daarbij aan het kortste eind. Daarom is mijn
vraag aan de Minister hoe zij ook vrouwenrechten borgt binnen de doelstellingen van
de taskforce handelsbevordering, en in de gehele strategie van de handelsbevordering
tussen Nederland en Afrika. Hoe worden de effecten op SDG 5 gemonitord, zowel positief
als negatief? En hoe geeft de Minister juist ook hierin beleidscoherentie een plek?
Dat brengt mij bij mijn laatste punt, voorzitter. Dat is de informele sector. Die
mis ik als we het vandaag hebben over Afrika. Juist in die informele sector zijn heel
veel vrouwen werkzaam. Vaak zijn ze extra kwetsbaar voor crises zoals covid. Hoe zorgt
de Minister ervoor dat ook zij beter worden van handelsbevordering met Nederland?
Hoe borgt de Minister dat er niet alleen kansen worden benut voor het Nederlandse
mkb, maar dat ook in Afrika duurzaam wordt bijgedragen aan een economie waar iedereen
beter van wordt?
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bouali voor
een interruptie. Gaat uw gang.
De heer Bouali (D66):
Mijn collega van de Partij van de Arbeid houdt een betoog over eerlijke handel. Ze
noemt daarin de win-winsituaties. Ik zou graag aan haar willen vragen welke kant de
Partij van de Arbeid uiteindelijk gaat kiezen als het op handelsverdragen aankomt.
Je kunt natuurlijk zeggen: we willen vanuit Nederland bevorderen dat in Afrika of
in Latijns-Amerika de werkgelegenheid en het mkb groeien, dat de vakbonden versterkt
worden en dat corruptie wordt tegengegaan. Maar hoe doe je dat nou? Doe je dat door
te zeggen: we willen eigenlijk alleen maar handelsakkoorden die precies in het malletje
passen van hoe wij dat in Nederland en binnen de Europese Unie doen? Of zeg je: we
willen met die landen engageren, kijken hoe we de ILO-standaarden voor elkaar krijgen
en hoe we de vakbonden versterken?
De Europese Unie heeft recent een handelsverdrag met Mexico ondertekend waarin bijvoorbeeld
mensenrechten en anticorruptieclausules zijn opgenomen. Of zegt u: nee, dan willen
we geen handelsverdragen. Wilt u dat we het lijstje vanuit Nederland zo scherp maken
dat het die landen niet eens lukt om daaraan te voldoen? Dan sluiten we dus geen handelsverdragen.
Dan sluiten we eigenlijk onze grenzen. De blik van Nederland gaat dan terug naar binnen.
Zegt u: we willen dat handel precies en voor honderd procent gedreven wordt volgens
de optiek van de Partij van de Arbeid? Of zegt u: nee, we willen dat ene kleine stapje
toch gaan maken en we willen engageren met Afrikaanse landen en bepaalde clausules
opnemen. Dat is dan misschien niet ideaal, maar daarmee doen we wel een stapje naar
voren.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik kan daar heel kort over zijn. Handel is geen doel op zich. Handel moet bijdragen
aan duurzame en inclusieve groei. Dat is de meetlat waarlangs wij verdragen beoordelen.
Wij zijn voor een verdrag dat bijdraagt aan duurzame inclusieve groei en aan inclusieve
ontwikkeling, waarvan iedereen beter wordt, waarin het maatschappelijk middenveld
geborgd is en zijn stem kan laten horen, waarin vrouwenrechten geborgd zijn en waarin
er voldoende aandacht is voor arbeidsvoorwaarden voor mens en milieu. Maar wij zijn
niet voor het verlagen van die lat omwille van handel. Want nogmaals, handel is geen
doel, maar een middel.
De heer Bouali (D66):
Ik ben blij te horen dat de Partij van de Arbeid deze beweging maakt. U zegt nu: de
Partij van de Arbeid zal in de toekomst handelsverdragen steunen waarin we de hoge
Europese standaarden handhaven. Daarin maken we met landen afspraken, waardoor er
verbetering optreedt op het gebied van ILO, corruptie en mensenrechten. Daarover worden
in ieder geval paragrafen opgenomen. Zegt u nu dat de Partij van de Arbeid die handelsverdragen
wel weer gaat steunen?
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
De heer Bouali maakt er nu een beetje een karikaturale schets van. Hij doet net alsof
de Partij van de Arbeid tegen handelsverdragen is. Dat zijn we niet. Dat zijn we ook
nooit geweest. We zijn voor handelsverdragen die bijdragen aan inclusieve en duurzame
groei. Dat is en blijft de meetlat waarlangs wij handelsverdragen beoordelen. Als
de verdragen waar de heer Bouali op doelt aan die criteria voldoen, vinden wij elkaar
daarin als bondgenoot. Als dat niet zo is, blijven wij kritisch. Die aandacht voor
mens, milieu, activisten en arbeidsrechten komt niet vanzelf. Daar zien we helaas
dagelijks de verdrietige voorbeelden van. Ik had het in mijn spreektekst net bijvoorbeeld
over de palmoliesector in Latijns-Amerika, een continent waarvan ik weet dat het de
heer Bouali aan het hart gaat.
De voorzitter:
Mevrouw Van den Hul, kunt u het kort houden?
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Het is niet alleen maar win-win. Dat wil ik ermee zeggen. Dat onderstreept het belang
van arbeidsvoorwaarden en van aandacht voor mens en milieu. Dat moet stevig geborgd
zijn, minstens zo stevig als de belangen van multinationals.
De voorzitter:
Dank u wel. Inmiddels zijn er ook nog vragen van de heer Amhaouch en de heer Weverling.
Meneer Amhaouch, u eerst alstublieft.
De heer Amhaouch (CDA):
Dat mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid allerlei voorwaarden stelt, is
begrijpelijk. Volgens mij is dat standaard. Natuurlijk willen wij goede voorwaarden
hebben voor de vrouwen en voor het milieu en alles. Maar vandaag is de vraag of de
PvdA volmondig en zonder twijfel kan uitspreken dat we méér moeten doen richting Afrika,
niet alleen op het gebied van handel, maar ook op het gebied van economische ontwikkeling.
Elke partij kan daarbij zelf accenten leggen. Ik hoor mevrouw Van den Hul zeggen dat
handel een middel is. Natuurlijk is handel een middel. Dat is net als in Nederland.
Voor welvaart en welzijn en voor de verzorgingsstaat is economische ontwikkeling een
middel. Maar durft de Partij van de Arbeid hier vandaag volmondig en zonder twijfel
te zeggen dat we inderdaad meer richting Afrika moeten gaan doen op het gebied van
economische ontwikkeling, voor de mensen daar, maar ook zodat wij hier naar de toekomst
toe nog steeds een boterham kunnen verdienen? Daar is toch niks mis mee? Daar is de
Partij van de Arbeid, met een hoofdletter A, toch ook voor?
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik heb volgens mij in mijn betoog heel duidelijk aangegeven dat wij niet tegen economische
ontwikkeling in Afrika zijn. Die moet dan wel tot een ontwikkeling leiden die duurzaam
en inclusief is. Op dit moment heb ik daarover ernstige zorgen. Dus ja, als die handel
en economische ontwikkeling bijdragen aan een samenleving waarin een eerlijk loon
wordt betaald, waarin vrouwen hun eigen boterham kunnen verdienen, waarin ook de informele
sector wordt betrokken, waarin niet de winst van Nederlandse multinationals bovenaan
de verlanglijst staat, maar waarin in Afrika zelf waarde wordt toegevoegd op een verantwoorde,
duurzame en inclusieve manier, dan zeg ik: ja, dat moeten we vooral doen. Maar dan
moet er dus wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Juist op het punt van die
voorwaarden maak ik mij ernstige zorgen.
De heer Amhaouch (CDA):
Dat is geen volmondig ja op mijn eerste vraag. Ik ga de vraag anders stellen. Wil
mevrouw Van den Hul dat mensen en jongeren in Afrika op termijn perspectief krijgen?
Die jongeren hebben geïnvesteerd. Voor hen hebben ouders geld in een studie gestopt.
Ze hebben een middelbare of universitaire opleiding gevolgd. Wil ze dat zij perspectief
hebben op een fatsoenlijke baan? Ziet zij dat die banen alleen maar te creëren zijn
als wij als Europa samen met Afrika investeren in meer economische ontwikkeling? Ik
heb het niet over uitknijpen, maar over samen met Afrika. Ik hoor dat niet. Ik proef
bij de Partij van de Arbeid een beetje dat ze daar heel veel vraagtekens bij zet en
misschien wel een stap terug wil zetten. Is dat een juiste conclusie?
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Nee, dat is zeker geen juiste conclusie. Ik wil stappen voorwaarts zetten. Op dit
moment worden er stappen terug gezet. Op dit moment is er nog steeds sprake van een
situatie waarin grondstoffen aan Afrika worden onttrokken en waarbij de winst op ons
continent wordt gemaakt. Die situatie wil ik echt andersom hebben. Ik wil dat waarde
wordt toegevoegd op het Afrikaanse continent. En dan niet alleen voor de happy few,
maar ook echt voor iedereen: voor gemarginaliseerde groepen en ook voor de jongeren
die de heer Amhaouch nu noemt. Ik wil dan dat er leefbaar loon wordt betaald en dat
de keten eerlijk en duurzaam is. Als dat de inzet is, dan vindt de heer Amhaouch ons
aan zijn zijde.
Helaas moeten we er eerlijk over zijn dat op dit moment heel veel handel juist een
negatieve impact of voetafdruk achterlaat. Dat geldt op het gebied van milieu, op
het gebied van mensenrechten en op het gebied van vakbondsvrijheid. Ik kan een hele
lijst noemen. Bij die voorbeelden zijn helaas ook Nederlandse bedrijven betrokken.
Dat mag nooit het effect of de collateral damage zijn van handelspolitiek.
De heer Weverling (VVD):
Ik heb eigenlijk geen vraag meer. Het is heel goed verwoord door de heer Amhaouch.
Nederland voegt waarde toe. Volgens mij doen we het goed als we ons aan de standaarden
houden. We doen Afrika tekort. Dat is eigenlijk wat ik mevrouw Van den Hul wil meegeven.
Ik heb dus geen interruptie, voorzitter.
De voorzitter:
Ik hoor geen vraag, dus geef ik het woord aan de heer Bouali van de fractie van D66.
Meneer Bouali, het woord is aan u.
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, voorzitter. In deze commissie spreken we heel vaak over Afrika. Meestal
gaat het dan inderdaad over ontwikkelingssamenwerking. Het is goed dat we vandaag
wat langer blijven stilstaan bij de economische samenwerking.
Afrika is een enorm groot continent dat we niet over één kam kunnen en moeten scheren.
Het gaat van Egypte, Gambia en Mali naar Ethiopië. Die landen zijn niet allemaal met
elkaar te vergelijken. D66 ziet een groot potentieel voor Afrikaanse landen om, naast
de ontwikkelingssamenwerking – want dat blijft voor ons een belangrijke inzet voor
Nederland – een volwaardige handelspartner te worden van de Europese Unie. Dat is
goed voor ons en goed voor hen. We zien nu al veel Nederlandse ondernemers in Afrika.
We bezochten vorig jaar als commissie bijvoorbeeld de bloemenindustrie in Ethiopië.
Daarvoor biedt Afrika belangrijke markten.
Voordat we de transitie naar volwaardige handelspartners hebben gemaakt, zijn er nog
een aantal beren op de weg. Tegen mijn collega van de Partij van de Arbeid wil ik
zeggen dat het belang van de Europese Unie niet onderschat moet worden. We lazen gisteren
bij de NOS dat China inmiddels de handelsverdragen in Azië heeft ondertekend en daar
nu de grootste handelspartner is. We kunnen ervoor kiezen om het aan de Chinezen of
aan andere landen over te laten om normen en standaarden te stellen – waar we minder
bij gebaat zijn – of om als Europa in te stappen en er dan voor te zorgen dat continenten
of landen zich aan onze normen houden.
Binnen Afrika is handel een belangrijke economische aanjager. Als handel binnen Afrika
soepel verloopt, maakt dat handel ook voor Nederlandse bedrijven makkelijker. De EU
zelf is er het schoolvoorbeeld van dat economische integratie zorgt voor veiligheid
en welvaart. De Europese Unie steunt dan ook de ontwikkeling van de Afrikaanse continentale
handelszone, waar inmiddels al bijna 30 Afrikaanse landen aan deelnemen.
Tegelijkertijd zet de Europese Unie in op strenge grenzen binnen Afrika. Dit bemoeilijkt
juist het vrije verkeer van personen en goederen en beknot economische activiteit
in Afrika. Hoe kijkt de Minister tegen deze tegenstelling aan?
Binnen de Europese Unie hebben we afgerekend met protectionisme, maar voor landen
buiten de Europese Unie is toegang tot de grootste markt ter wereld niet vanzelfsprekend.
Het is voor Afrikaanse bedrijven soms heel lastig om te exporteren naar de Europese
Unie, zelfs als aan alle Europese standaarden wordt voldaan. Als we minder tarieven
en drempels opwerpen, stimuleren we economische activiteit in Afrika en creëren we
ook een toekomstige vruchtbare afzetmarkt voor Nederland. Hoe kunnen we de toegang
voor Afrikaanse exporteurs tot de Europese Uniemarkt verbeteren? Welke obstakels ziet
deze Minister? Kan Nederland hiervoor pleiten binnen de Europese Unie?
Voorzitter. Als we over Afrika spreken, noemt men heel vaak de invloed van China.
Maar laten we niet vergeten dat de Europese Unie nog steeds de grootste investeerder
in Afrika is. Tegen mijn collega's zeg ik dat ik hoop dat dat zo blijft. Het is namelijk
belangrijk dat we deze nauwe banden behouden, want het Afrikaanse continent heeft
enorm veel potentieel door de jonge bevolking die steeds hoger opgeleid en digitaal
vaardig is.
Tijdens de begrotingsbehandeling noemde ik al de warme banden die uitwisselingsstudenten
tussen landen kunnen scheppen. Ziet de Minister ruimte voor meer universitaire samenwerking
tussen Nederland en Afrikaanse landen? Wat D66 betreft brengen zulke uitwisselingen
waardevolle kennis voor Afrikaanse en Nederlandse studenten, kennis die vervolgens
ook weer voor Nederlandse bedrijven in Afrika heel nuttig is om mee te kunnen doen
op de Afrikaanse markt. Ik hoor graag een reactie van de Minister hierop.
Voorzitter. Tot slot het onderwerp belastingen. Bij een gelijkwaardige handelsrelatie
horen ook eerlijke belastingafspraken. Dat betekent opbouw van belastingstelsels daar
en afbouw van doorsluisconstructies hier, en eerlijke belastingverdragen. Welke concrete
maatregelen kan Nederland nemen om de opbouw van belastingstelsels in lage-inkomenslanden
in Afrika te ondersteunen? Er zou dit jaar een evaluatie worden afgerond van de samenwerking
met ontwikkelingslanden op belastinggebied. Kan de Minister toelichten hoe het met
dat onderzoek staat?
Dit kabinet nam al verschillende maatregelen om doorsluisconstructies tegen te gaan.
Deze aanpak werkt alleen maar als er internationale coördinatie is en we als één groot
blok optreden. Is de Minister daarom bereid om hier samen met haar collega, Staatssecretaris
Vijlbrief, binnen de Europese Unie en de OESO een voortrekkersrol in te spelen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, meneer Bouali. Dan pauzeren we nu tot 11.30 uur. Daarna gaan we luisteren naar
de Minister.
De vergadering wordt van 11.17 uur tot 11.31 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan weer verder met ons overleg. We hebben nog een uur de tijd. Dat betekent dat
de eerste termijn van de Minister daarbinnen moet plaatsvinden. Als u een tweede termijn
wilt, moet die ook in dat uur. Mijn voorstel is om u per fractie maximaal twee interrupties
toe te staan. Als er dan nog een veegrondje nodig is, kunnen we dat altijd nog aan
het einde doen. Ik geef het woord aan de Minister.
Minister Kaag:
Dank, meneer de voorzitter. Veel dank ook aan de leden van deze commissie voor de
interesse en de gestelde vragen. Natuurlijk ook veel dank en waardering voor de koepelorganisaties
van het bedrijfsleven voor de kansen, uitdagingen en de samenwerking wat betreft de
mogelijkheid om de economische betrekkingen in, met en voor Afrika te versterken,
met natuurlijk ook baten voor Nederlandse kennis, kunde en het bedrijfsleven.
Ik ga gebruikmaken van mijn redeneerlijn in eerste instantie. Ik vind dat de discussie
over het continent Afrika breed moet zijn. Het heeft een rijke schakering aan landen
in crisis: een Ethiopië dat de Hoorn van Afrika in een veel breder conflict dreigt
te gooien, een Somalië dat maar nooit opkrabbelt, een Mali dat een paar maanden geleden
weer een coup d'état heeft meegemaakt, en-en-en. Zoals het fameuze boek zegt: «Africa
is not a country.»
Als we spreken over Afrika is het belangrijk dat we kijken naar wat het continent
heeft doorgemaakt, en naar wat al tijden de internationale en met name EU-inzet is
geweest. Ook moeten we rechtdoen aan de brede handelsagenda van dit kabinet. De internationale
samenwerking is er door middel van ontwikkelingssamenwerkingsgelden. Die zijn altijd
heel precieus, maar uiteindelijk heel beperkt en heel bescheiden.
Ik wil graag ook wijzen op de schijntegenstellingen die ik in deze discussie heb ervaren,
namelijk dat het of-of is, en dat duurzaamheid iets is wat je erbij doet, in plaats
van die centraal te stellen. Of dat de SDG's geen centrale basis zijn, die wordt onderschreven
door zowel alle landen, waaronder Nederland, als alle zichzelf respecterende bedrijven,
zoals FrieslandCampina en Rijk Zwaan. Alle bedrijven die het goede doen, werken vanuit
de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. Ze kijken ook naar de klimaatagenda
van Parijs. Ik denk dat we met z'n allen wel hebben geleerd, ook door deze covidcrisis:
als we willen herstellen, zal dat inclusief en groen moeten zijn. Er liggen rondom
duurzaamheid enorme kansen, maar ook verwachtingen. Dat is dus geen add-on, maar een
centraal, belangrijk en meetbaar thema. De Europese Investeringsbank, de nationale
bank en iedereen koersen daarop. Dat is eigenlijk de routekaart.
Dit gezegd hebbende wil ik ook bekijken wat er met het continent is gebeurd door de
lens van COVID-19. De economieën maken een terugval mee, met een krimp van sowieso
1,7%. Er was in januari nog een groeiscenario van bijna 4%. De terugval voor het inkomen
per hoofd van de bevolking volgens het Internationaal Monetair Fonds in sub-Sahara
Afrika alleen zal teruggaan naar het niveau van 2010. Dat is natuurlijk enorm. Dat
betekent ook dat de armen weer veel armer zullen worden en dat de kleine 1% die voldoende
middelen heeft misschien rijker zal zijn geworden, ondanks de groeiende middenklasse.
De armsten zijn het merendeel van de bevolking. Zij zijn natuurlijk het hardst getroffen.
Ik heb al geschetst dat dit een aantal risico's en kansen biedt. De diversiteit van
het continent moeten we niet uit het oog verliezen. Daarom is er geen plek voor een
alleingang. Ik wil graag schetsen waar we internationaal mee bezig zijn om de economie
te stimuleren op het grote niveau, vanuit de EU en de internationale financiële instellingen.
Dan kom ik op de handelsagenda, de ontwikkelingssamenwerkingsagenda voor aid and trade,
zoals dat wordt genoemd, en natuurlijk onze actieve bijdrage, deelname en samenwerking
aan de taskforce handelsbevordering Nederland-Afrika. Daarna ga ik verder door op
de vragen.
We zijn vanuit de EU natuurlijk al een hele tijd bezig met het bevorderen van handel
en investeringen. We willen met z'n allen duurzame banen in Afrika bieden, gekoppeld
aan kansen voor Nederlandse en Europese ondernemers. Ik denk dat dit tot eenheid leidt
in deze Kamer. Het gaat om de win-win en om gelijkwaardigheid in de relatie.
De Europese Commissie onder leiding van president Von der Leyen maakt enorm veel werk
van de relatie met het continent. Haar eerste bezoek was, heel bewust gekozen, aan
de hoofdstad Addis Abeba. Daar zetelt natuurlijk de Afrikaanse Unie. Dit jaar heeft
de Commissie met heel grote Nederlandse bijdragen dan ook ingezet «towards a comprehensive
strategy with Africa», naar een veelomvattende strategie mét Afrika, waarbij duurzame
groei en banen een van de vijf grote thema's zijn voor versterkte samenwerking. Daar
gaat dus heel veel geld en politieke aandacht naartoe.
Verder wordt er gekeken naar de versterking van handel en duurzame investeringen,
en verbeteringen van het investeringsklimaat. Je moet dan ook denken aan bestrijding
van corruptie, belastingafdrachten en betere bewaking van de grenzen op een humane
manier. De EU koerst op een brede ease of doing business, met Nederlandse steun, en
op het bevorderen van regionale en continentale integratie. Dat is ontzettend belangrijk,
omdat er binnen het continent zelf heel veel kansen zijn tussen de landen, ook gelet
op de kwaliteitsstappen die bij veel van de producten die geleverd worden nog moeten
worden bereikt.
Om elkaars impact te verhogen, werken we vanuit een Team Europe-benadering zoals die
is aangenomen door de Commissie en door alle Ministers van Handel bij de recente Raden.
We kijken daarbij heel scherp naar het belang van internationaal maatschappelijk verantwoord
ondernemen conform de OESO, conform de VN en conform de inzet van dit kabinet. Ik
verwijs naar de recente brief en de opties die we met u hebben gedeeld voor wat betreft
het scenario aan maatregelen, ook op Europees niveau.
Wat de EU doet, gebeurt met name door het Europees fonds voor duurzame ontwikkeling,
het EFSD. Verder zijn er veel programma's vanuit de ontwikkelingsbanken ter financiering
van juist het midden- en kleinbedrijf, ter bevordering van het investeringsklimaat.
U moet ook denken aan onze eigen FMO en het NASIRA-programma, dat mkb'ers vanuit Nederland
financieel weerbaar maakt, en nieuwe kansen biedt om te gaan exporteren en nieuwe
contracten binnen te halen. Verder komt er vanuit de EU nog veel politieke, technische
en financiële steun aan de Afrikaanse continentale vrijhandelszone, de AfCFTA. Over
verwachtingen en de inzet van Nederland hoort u straks meer.
Verder zijn wij een actieve aandeelhouder bij veel van de internationale financieringsinstellingen.
Zij hebben slagkracht, ze hebben grootkapitaal en ze kunnen door hun investeringen
de economische basis bevorderen en laten groeien. Daarom zijn wij ook bij de Afrikaanse
Ontwikkelingsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling een actief
aandeelhouder, los van de Wereldbank en het IMF.
Bij de Afrikaanse Ontwikkelingsbank is belangrijk dat wij de kapitaalverhoging hebben
gesteund. We steunen heel veel programma's via deze bank, voor wat betreft werk, de
jeugdagenda en economische groei. Dat doen we op een manier die duurzaam is, zoals
ik al eerder zei, en die uitgaat van sterk Afrikaans eigenaarschap. Het beeld dat
een beetje werd geschetst was dat Nederland nog heel ouderwets achter de feiten aanloopt.
Dat is absoluut niet het geval. Dat is al jaren geleden. Al die ouderwetse stellingen,
namelijk dat OS de grote sleutel is tot alle veranderingen, zijn al jaren geleden
verlaten. Hiervoor moet ik ook mijn voorgangster mevrouw Ploumen complimenteren.
Bij de eerste opzet van de combinatie tussen hulp en handel is altijd gekeken naar
investering, een sterke economische groeiagenda en de kansen voor het bedrijfsleven.
Wij hebben dat versneld en verhoogd met onze proactieve handelsagenda. Dit is al een
tijdlang gaande. Helaas wordt in het publieke debat vaak nog gedaan alsof de beperkte
en, zoals ik zei, kostbare OS-middelen de sleutel zijn voor het Afrikaanse continent.
Daar verwacht niemand wat van. Geen enkele regering in die landen zit daarop te wachten.
Wij doen het voor mensen. We doen het voor de meest kwetsbaren. We doen het via het
maatschappelijk middenveld. Ik heb het hier over andere vormen van investeren, in
andere fondsen.
In onze eigen handelsagenda voor het continent zijn veel van de kansen op het continent
verankerd in de prioriteitstelling. Ik kijk even heel sec naar de handelsagenda zoals
u die kent. 4 van de 25 wereldwijde prioriteitsmarkten in de handelsagenda liggen
in Afrika. Ze zijn u wel bekend: Marokko, Egypte, Nigeria en Zuid-Afrika. We bouwen
daar aan publieke en private partners via meerjarige landenstrategieën. We doen investeringen
in zogenaamde government-to-government, business-to-business, van kamer tot koophandel
en van koophandel tot kamer. Op alle manieren zoeken we dus kansen, vanuit de ambassades,
met RVO, met de Netherlands Foreign Investment Agency en met alle takken die wij hebben
om dat te versterken. Dat is een praktische manier van werken vanuit de landen en
met de landen. Dat is niet abstract, maar bouwt voort op een aantal strategieën. Gelet
op de additionaliteit van de financiën sluiten we waar mogelijk aan bij een EU-inzet
in het land en de regio.
Er zijn veel marktstudies en economische missies verricht. Ik heb er veel zelf van
mogen leiden, of ze werden geleid door collega's. We zoeken daarbij naar de schakels.
In 2019 zijn er vijftien missies geweest, waarvan er vier geleid werden door leden
van het kabinet. In 2020 zetten we dit door corona voort met virtuele missies. Begin
2021 gaat er bijvoorbeeld een virtuele watermissie naar Marokko. In vijf andere beloftevolle
markten, namelijk Kenia, Ethiopië, Ghana, Ivoorkust en Senegal, werken we voort aan
de inzet op handel en investeringen. Ze doen nauwelijks onder voor de vier grotere
markten die ik eerder heb genoemd. Het blijft altijd een slimme combinatie van het
benutten van de ODA-instrumenten die we hebben, zoals het Dutch Good Growth Fund of
DRIVE, en impactclusters. Dat komt altijd ook ten goede aan het Nederlandse bedrijfsleven
in Afrika. Velen zijn daar vaak al lang. Ik ben er heel erg in geïnteresseerd om start-ups
en scale-ups die met nieuwe technologie werken en die vaak op duurzaamheid gericht
zijn, en het midden- en kleinbedrijf dat wil internationaliseren, mee te nemen en
te ondersteunen in hun zoektocht naar nieuwe markten.
We proberen ook te diversificeren in handels- en investeringsstromen, zoals ik zei.
Veel van onze mkb'ers komen echt met innovatieve oplossingen voor de grote maatschappelijke
uitdagingen. Ik denk aan klimaatslimme landbouw en off-grid zonne-energiesystemen,
zoals dat heet. Er zijn tal van voorbeelden. U kunt dat ook terugzien in de rapportage
over de vele handelsmissies.
Net zoals in de private Afrikastrategie, lees dus VNO-NCW, richten we onze ambitie
met realisme op de mogelijke kansen op het Afrikaanse continent. Dat vergt vaak een
beetje een langere adem en meer flexibiliteit, omdat veel landen een politieke of
economische terugval hebben. Net zoals wij in Nederland was niemand daar voorbereid
op de impact van een pandemie. Het lid van GroenLinks heeft terecht verwezen naar
de relatief bekende, of vastgestelde gezondheidsimpact van het coronavirus. Maar er
is ook enorme economische ravage door de schuldensituatie waar veel landen zich al
in bevonden. Ik verwijs daarbij ook naar de heer Weverling. Dat maakt deze landen
natuurlijk nog veel kwetsbaarder.
Die kwetsbaarheid is er niet alleen door opkoop of een agressieve strategie van China,
die natuurlijk al jarenlang aan de gang is, of door heel makkelijke leningen, met
resultaten en gevolgen achteraf. Europa en de Europese Unie hebben daar tien jaar
geleden, toen dit in opkomst was, te traag in gehandeld. Ten dele kwam dat door onze
eigen conditionaliteiten, ook opgelegd door dit parlement, ten dele door de afspraken
over financiering. Voor maar weinig Afrikaanse autocraten komen wij met een concurrerend
bod. Dat is geen kritiek, maar dat is de realiteit. Zo zijn slechte wegen en slechte
infrastructuur aangelegd, terwijl veel Europese landen – ook wij, en onze bedrijven
– komen met hoge kwaliteit, een hogere prijs en ook met verwachtingen over een goed
bestuur, de juiste investering en geen corruptie. Want zo willen wij dat natuurlijk
zien: het gaat om onze belastinggelden.
In deze zoektocht zijn in de strategie van de Europese Unie en die van ons veel aanpassingen
doorgevoerd. Wij zijn natuurlijk ook effectiever. Het goede is dat veel Afrikaanse
landen zelf ook zeggen: Europa, kom alsjeblieft over de brug, want we willen jullie
zien. Ze willen een juiste mate van investering en willen sneller door op het Europese
vlak. Dat willen ze vanwege de kwaliteit en natuurlijk ook vanwege het hoge democratische
gehalte van de samenwerking met de Europese Unie en Europese landen, waaronder Nederland.
Wij kunnen bedrijven geen gouden bergen beloven, gelet op het investeringsklimaat
en het handelsklimaat in twee landen.
We zetten ook in op het versterken van regionale handels- en waardeketens om economische
kwetsbaarheden te verminderen. Dat is ook de prioriteit binnen de «building back better»-agenda
van het kabinet. Dat is geloof ik nooit vertaald, zelfs niet hier. Die inzet sluit
aan bij de private Afrikacoalitie. Als de Afrikaanse continentale vrijhandelszone,
de AfCFTA, begin 2021 start, biedt dat kansen om aan te sluiten bij de regionale handels-
en waardeketens. Veel van onze middelgrote bedrijven doen dit al. Zij zijn goed gepositioneerd.
Wij kijken actief met hen hoe we de aansluiting nog verder kunnen ondersteunen. We
geven daardoor veel technische assistentie aan het secretariaat van deze Afrikaanse
vrijhandelszone. Dat is ook een manier om politiek voor te sorteren voor introducties
van Nederlandse bedrijven. Dat is het diplomatieke handwerk dat vaak door onze handelsattachés
verricht wordt. Zoals u weet, zijn we nog in onderhandeling over het post-Cotonou-verdrag.
Daarbij gaan we kijken wat de mogelijkheden zijn.
Over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen hoef ik denk ik in deze
fase niet veel uit te wijden. Dit blijft een onderdeel van onze strategie, bij alles
wat we doen. Dat geldt ook voor de versterking en de banden die we zoeken ter bevordering
van handel in het Nederlandse bedrijfsleven met Afrikaanse landen en bedrijven.
Wat is de ontwikkelingssamenwerkingsagenda voor wat betreft de economische ontwikkeling?
We kijken naar markt, innovatie en investeringskracht die we kunnen bieden vanuit
onze bedrijven. We kijken ook naar kennis en kunde om te helpen bij het creëren van
banen, daar en in Nederland. De heer Amhaouch verwees daar ook naar. We zetten in
op de partnerschappen met het bedrijfsleven om hen samen oplossingen te laten bieden
voor de maatschappelijke uitdagingen die veel Afrikaanse landen echt hebben. U heeft
daarnaar verwezen.
Ik heb in dit forum niemand horen spreken over de dramatische bevolkingsgroei. Ik
hoor alleen spreken over kansen, maar de aanpak van de bevolkingsgroei – seksuele
rechten, gezondheidsrechten en het recht op gezondheidszorg – is een enorm belangrijk
onderdeel van de volgende stap naar economische groei. Geen enkel land kan op tegen
de enorme bevolkingsexplosie die in veel landen nog steeds plaatsvindt. Onze programma's
zijn leuk, maar er moet veel meer gebeuren qua onderwijs en gezondheidszorg en de
toegang daartoe. De ontwikkelingsgelden dienen er ook voor om een gezonde, goedopgeleide
bevolking te krijgen die economisch kan floreren en mondig is.
Nu kijken we naar de financiering. Voor Nederlandse bedrijven die zaken willen doen
op het Afrikaanse continent, is het verkrijgen van voldoende financiering inderdaad
regelmatig een knelpunt. Ik verwacht – dat is ook de bedoeling – dat Invest International
een grote bijdrage zal kunnen leveren aan het oplossen daarvan door middel van export-
en investeringsleningen aan Nederlandse bedrijven die willen exporteren of investeren
in combinatie met projectontwikkeling. Dan moet je denken aan waterinstallaties en
infrastructuur waar we goed in zijn, maar ook aan het bredere terrein van logistiek,
watermanagement et cetera.
De financiering van plannen voor het Nederlandse bedrijfsleven op het Afrikaanse continent
zal zich richten via de entiteit Invest International op bedrijven en markten, van
het mkb tot het grootbedrijf en van ontwikkelde markten tot ontwikkelingsmarkten.
Het is altijd vraaggericht, en het zal additioneel aan de markt opereren. Vanuit Invest
International is er in principe geen geografische focus, maar het ligt in de lijn
der rede dat veel projecten zich juist op het Afrikaanse continent zullen aanbieden.
Die zullen dan ook een groot onderdeel vormen van de portefeuille van Invest International.
Bij de regelingen die overgaan van het RVO naar Invest International, zoals DGGF spoor
1, DTIF, DRIVE, ORIO en D2B – als u het nog kunt volgen – geldt zo waar een geografische
focus en/of sectorfocus. Deze bestaande regelingen zullen veelal bedrijven die zaken
willen doen in en met het Afrikaanse continent ondersteunen.
Met betrekking tot het bevorderen van de wederzijdse voordelen kijken we met onze
handelspartners ook echt naar het belang van handel en economische groei. We hebben
dus een aid for trade-agenda. Dat is ook de vraag van heel veel landen. Zoals u weet,
kijken we naar handelsfacilitering. We kijken naar het bevorderen van de regionale
handel en ketens, zoals ik al zei. Maar we kijken nooit weg van het belang van armoedebestrijding
en het bereiken van de duurzame ontwikkelingsdoelen, omdat dat integraal verbonden
is aan de mogelijkheid om economische groei te bevorderen. Daarom kijken we heel erg
naar de samenwerking met IDH en Solidaridad. We onderstrepen het belang van de vakbonden
en veel maatschappelijke organisaties, zoals Agriterra en het CBI, die allemaal op
hun manier ontzettend belangrijk werk doen, complementair aan het creëren van economische
groei.
Ik heb nog een laatste punt, en dan ga ik snel door naar de vragen. Dat is de taskforce.
U heeft er allemaal naar verwezen. Wij kijken heel positief naar de taskforce handelsbevordering
Nederland-Afrika. Wij kijken natuurlijk naar de Nederlandse en de lokale interesses.
Er zijn vijf recente economische missies naar Afrikaanse landen geweest. De impact
van de covidcrisis hoef ik hier niet te herhalen. We doen nu veel digitaal, ook met
het Nederlands-Afrikaanse zakenforum, de Netherlands-African Business Council. We
organiseren digitale Afrika-zakendagen, ook in december weer, in nauwe samenwerking
met het BZ-netwerk en RVO. We zien de taskforce als een waardevol netwerk, ook voor
de aanpak van handels- en investeringsbelemmeringen, waarin we continu spreken en
aan oplossingen werken met de bedrijven, de overheidsorganisaties en de kennisinstellingen.
Er zijn vijf nieuwekanstrajecten opgestart voor ons mkb in de gezondheidszorg, agrofood,
afval en circulaire oplossingen, duurzame energie en wateren, in negen voor de voor
hen meest beloftevolle markten. Ik heb hier niet de landenvoorbeelden bij, maar dat
zijn er alweer negen. Er is altijd een keten van activiteiten, marktstudies en clustervormingsmissies.
Zo wordt het aangepakt vanuit de taskforce zelf. De bedrijven geven aan wat ze willen
doen en hoe ze het willen doen. Daar hebben we natuurlijk als overheid ook een rol
bij. We kijken naar heel veel pilotstudies om te zien waar de instrumenten de meeste
toegevoegde waarde kunnen hebben, maar uiteindelijk gaat het erom wat we kunnen bieden
en waar er vraag is.
Ik zal nu verdergaan met de speciale vragen die gesteld zijn, meneer de voorzitter.
Ik zal even kijken wat ik nog niet heb gemeld.
De eerste vraag van de heer Amhaouch was of we ook economische planning stimuleren.
Ik weet niet of u bedoelde dat Nederland in veel landen tot een soort nationaal planbureau
moet overgaan, maar ik geloof niet dat dat de stelling was. Wij gebruiken de internationale
financiële instellingen en we bevorderen de samenwerking tussen landen onderling.
Maar uiteindelijk moeten de landen zelf hun verantwoordelijkheid nemen richting hun
eigen burgers met betrekking tot het aanpakken van corruptie en belastingheffing.
Ze moeten belastingontduiking en de transfer van gelden het land uit niet faciliteren,
zoals dat op de Kaaimaneilanden of zo gebeurt – ik weet niet meer waar dat tegenwoordig
gebeurt – zodat het geld in ieder geval in het eigen land blijft en wordt geherinvesteerd
ten behoeve van economische groei en ten behoeve van de eigen bevolking.
De heer Amhaouch vroeg naar de EU-Afrikastrategie. Ik denk dat ik die net eigenlijk
al heb benoemd. Als kabinet willen wij u nog steeds blijven informeren op welke doelstellingen
er voortgang is geboekt. Dat kan jaarlijks. Er is heel veel gaande, zoals u net aan
mijn uitgebreide inleiding heeft gemerkt. Het gebeurt op Europees niveau, op internationaal
niveau en natuurlijk ook op nationaal niveau. Wij willen heel graag verder met de
aanpak via de Afrikataskforce, waarin we een actief deelnemer zijn. Verder moet u
ook bedenken dat in veel Afrikaanse landen waar een economisch attaché is, de handelsagenda
al actief uitgerold wordt vanuit een duurzaamheidbril bekeken. Er gebeurt al heel
veel werk in stilte en dat bereikt niet altijd Den Haag. Er is dus heel veel gaande
en ik deel dat graag.
Meneer Amhaouch vroeg naar het instrumentarium. Een aantal instrumenten heb ik, denk
ik, al genoemd. Er zijn genoeg instrumenten. En zoals ik net al zei, denk ik dat de
opstart van Invest International een groot verschil kan maken. Verder is er nog de
samenwerking met het FMO, om juist de mkb'ers met de innovatieve technologieën kansen
te bieden, juist in dat soort landen. Nu is het zo dat veel bedrijven veelal naar
bijvoorbeeld Azië kijken en andere grote markten. Het is aan de bedrijven zelf waar
zij hun groeipotentieel zien. Dat kunnen we ze natuurlijk niet opleggen.
De heer Amhaouch vroeg hoe de ontwikkeling door economische samenwerking meer onderdeel
kan zijn van de Nederlandse inzet in Afrika. Ik hoop dat ik heb benoemd hoe dit sowieso
al het geval is. Ik zie dit als ondersteunend beleid. Wij bevorderen ook de beleidsdialoog,
want als Nederland willen we overal aan tafel zitten om onze kennis en kunde te delen
en aan de politieke markt te brengen. Zo bevorderen we ook de publiek-private samenwerking
in bijvoorbeeld de tuinbouw in Oost-Afrika. Dat doen we via IDH, en die brengen dan
weer bedrijven met zich mee.
De heer Amhaouch vroeg wat we doen ten behoeve van investeringen in technologie, kennis
en infrastructuur. Ik heb net al de instrumenten genoemd die daar bilateraal op worden
ingezet. Dat zijn DRIVE, Develop2Build, FMO natuurlijk, onze grote nationale ontwikkelingsbank
en DGGF wat overgaat naar Invest International. Publiek-privaat zijn dat PharmAccess,
waarmee u bekend bent – vervolgens staat er iets wat ik niet kan lezen – en het SDG-partnerschap
wat we deze kabinetsperiode hebben opgericht. Multilateraal heb ik net al genoemd,
en dan is er natuurlijk nog het EU-Team Europe.
De heer Amhaouch vroeg hoe we bedrijven kunnen aansporen om kansen te pakken op het
Afrikaanse continent. Ik denk dat ik net uiteen heb gezet hoe bedrijven worden ondersteund
met financiering, marktinformatie en het netwerk. De taskforce zal ons, denk ik, helpen
om dit allemaal nog op een hoger niveau te brengen door nieuwekanstrajecten uit te
werken, die actief te ondersteunen en met consortia van Nederlandse bedrijven van
a tot z in de uitrol te helpen. Het enige is – wat ik net al zei – dat bedrijven wel
moeten willen. We hebben noch de intentie ze daartoe te dwingen noch de intentie een
kunstmatig aanbod aan de markt te brengen, als ze zelf geen kansen zien. We proberen
ze zo veel mogelijk te informeren, maar het is aan de bedrijven zelf. We willen ze
faciliteren en ondersteunen, maar het gaat om de SDG's en ook om het Akkoord van Parijs.
Dat staat echt in de hele agenda van dit kabinet.
Zijn er pilots, was nog een vraag van de heer Amhaouch. Die zijn er zeker. Daar zijn
we mee bezig. Die worden samengevat in de Public-Private Partnerschap. Wij zijn nu
hard bezig – de ambtenaren dan – in het team met VNO-NCW en andere deelnemers om dit
allemaal uit te werken.
De voorzitter:
Voor u verdergaat, er is een vraag van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
De Minister heeft een hoog tempo, maar ook een bepaalde gedrevenheid. Dat zie ik graag.
Belangrijk is het instrumentarium. Ik weet natuurlijk dat er heel veel aan instrumentarium
is. De vraag is of we aan de hand van pilots en aan de hand van concrete casussen
het instrumentarium tussentijds kunnen evalueren, zodat je kunt bijsturen. Ik bedoel
dat je bijvoorbeeld het brede mkb een toegang geeft en dat je kijkt of er instrumenten
zijn die nu veel te duur zijn of instrumentarium dat eigenlijk niet geschikt is voor
mkb-bedrijven maar wel voor de grote bedrijven. Die vraag willen we meegeven aan de
taskforce, of aan alle anderen die daarmee bezig zijn. Als overheid stimuleren en
faciliteren we. We gaan er niemand met de haren bijtrekken, maar we laten wel kansen
zien, en we laten zien dat het instrumentarium meer aansluit bij de ontwikkelingen
die we willen maken. In de eerste ronde hadden we het er al over dat we graag in twee
tot drie jaar de eerste resultaten zouden zien. Het is natuurlijk een kwestie van
een lange adem, maar het bijsturen van het instrumentarium aan de hand van casussen
is, denk ik, een heel belangrijke.
Minister Kaag:
Op zich kan ik me daarin vinden. Ik moet wel even kijken, want we gaan niet midden
in de route bijsturen. We hebben een correct evaluatieproces. We hebben de IOB. We
kijken vaak aan de hand van een aantal ervaringen wat werkt en wat niet werkt. Daar
hebben we ook de correcte processen voor. Vaak hebben deelnemers een mening, maar
die is dan soms anekdotisch of het betreft één ervaring. Maar je moet wel heel erg
zorgvuldig kijken hoe je instrumenten weegt in het grotere kader. Vaak gaat het ook
om een bedrijf dat uiteindelijk zijn investering niet heeft kunnen doorzetten of obstakels
heeft ondervonden. Dat zegt niet alles. Ik begrijp de heer Amhaouch goed. We moeten
pragmatisch blijven kijken of we nog de geschikte instrumenten hebben voor de bestaande
agenda. Die agenda is heel toekomstgericht en die is proactief, maar horen die instrumenten
er nog helemaal bij? Dat zijn een aantal lessen die we gaandeweg kunnen leren. Ik
kom er graag op terug hoe we een en ander op een zorgvuldige wijze kunnen doen, want
dat is wel heel belangrijk. Anders schieten we mis op basis van een of twee slechte
ervaringen, terwijl die misschien niet zaligmakend zijn.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Amhaouch nog wil reageren.
De heer Amhaouch (CDA):
Ja, ik heb toch een reactie, voorzitter. Dank aan de Minister. Natuurlijk moeten we
dit niet doen op basis van een of twee casussen. Dat begrijp ik. Wat we vragen is
het volgende. Ik ben ook woordvoerder economische zaken. Bij economische zaken heb
ik gezien dat wij in een coronacrisis ook wendbaar kunnen zijn. We vragen ook een
wendbare overheid om adequaat te kunnen reageren, maar wel vanuit een bepaald kader.
Minister Kaag:
Ja. Dank.
De heer Weverling vroeg terecht naar het belang van een gelijk speelveld. Daar hechten
wij allen aan. Wij zetten daar ook altijd op in, op Europees niveau, in de OESO, en
op alle terreinen. Dat weet u ook. Wij doen dat binnen de EU en de OESO. Hoe doen
we dat het meest? We proberen de regels te flexibiliseren en te moderniseren. U vraagt
naar de exportkredietverzekering, de ekv. Mijn collega Vijlbrief is nu net in het
midden van een AO. U heeft op dit moment misschien meer informatie dan ik over de
vragen en conclusies, maar ik kan nog altijd terugkomen op dit punt bij de eerste
termijn van het kabinet bij de begrotingsbehandeling, als er nog specifieke nieuwe
aandachtspunten zijn.
Ik deel zijn mening wat betreft de appreciatie van China en het belang om het herstel
van de coronacrisis op een andere manier te kunnen bevorderen. Ik deel ook de mening
dat het gelijke speelveld niet alleen kwantitatief is, maar ook kwalitatief. Dan kom
ik weer terug op normen en waarden, de Klimaatagenda en natuurlijk andere dingen,
zoals staatssubsidies et cetera, et cetera. We hebben het daar vaker over.
De heer Weverling vroeg of we het aantal landen dat financiering krijgt via DRIVE
gaan verminderen en de projectomvang gaan vergroten, oftewel «meer naar minder landen».
Zo begrijp ik het. We gaan een grotere landenfocus toepassen. Het aantal landen wordt
nog bepaald, maar de projectomvang wordt niet per se groter. We springen hiermee namelijk
in de niche van middelgrote projecten die vaak veel kansen bieden voor een type bedrijf
dat daarna in de volgende ronde kan meedoen. Ik heb op dit moment niet meer detailinformatie
hierover. Ik kan er in tweede termijn nog op terugkomen, als dat nuttig is.
De heer Weverling vroeg of we van de 15/15-strategie van de NABC, de Netherlands-African
Business Council, een testcase kunnen maken om de ambitie van de Afrikastrategie te
realiseren. Ik denk dat ik al bij mijn openingswoorden heb gezegd dat we het beschikbare
financieringsinstrumentarium gebruiken voor clustervorming en partnerschappen op het
Afrikaanse continent, zoals het SDG-partnerschap of Partners in Business, zoals het
heet. De NABC kan gebruikt worden voor de uitvoering, want zij doen aanvragen bij
die loketten. Verder vindt er nauw overleg plaats met de NABC. We weten elkaar echt
goed te vinden binnen de taskforce. De NABC is ook penvoerder van een aantal door
RVO ondersteunde partnerschappen, de zogeheten impactclusters. Er is dus een heel
kader in voorbereiding of in uitvoering, maar niet alles zal worden toegekend via
de NABC, zoals u zult begrijpen.
Dan kom ik bij de vragen van de heer Van den Nieuwenhuijzen van GroenLinks. Durft
u ten koste van de Nederlandse export in te zetten op duurzamewaardenketens? Ik zie
dat niet als «ten koste van». Zoals u weet wil een groeiend aantal bedrijven maatschappelijk
verantwoord ondernemen en wij hebben natuurlijk de inzet van het kabinet hierop. Ik
zie hierbij een optie van win-win. Bedrijven die zich niet aan de regels houden zoals
wij verwachten, gaan niet mee op een handelsmissie. Ze worden aangesproken; ik bel
ze zelf op of we schrijven ze een brief. Op alle terreinen geven wij gevolg aan situaties
die niet onze goedkeuring hebben. Verder hebben we recent de DISCO-overeenkomst van
bedrijven en de overheid. DISCO staat voor Nederlands Initiatief voor Duurzame Cacao.
De afkorting is wel een ding, zeg. Maar dat is een mooi voorbeeld. Er zijn dus veel
meer bedrijven die kijken naar wat verduurzaamd moet worden en waar de kansen daarvoor
liggen. Soms betekent dat een omslag. Dat moedigen wij alleen maar aan, want dit is
de nieuwe manier van werken en investeren. De investeerders en de aandeelhouders verwachten
dat gelukkig ook in toenemende mate.
Wat doet de Nederlandse regering om het tij te keren in Ethiopië? Dat is een hele
grote vraag. Ik kan u zeggen dat een aantal leden van het kabinet, waaronder ikzelf,
op alle fronten contact zoeken met de Ethiopische regering en op Europees niveau onze
zorgen uitspreken. Wij doen dit ook via de VN-kanalen en via gesprekken met de Afrikaanse
Unie. Onze ambassade volgt het natuurlijk actief. Ethiopië is voor ons een heel belangrijk
partnerland. Wij hebben daar al decennialang in geïnvesteerd, in goede en slechte
tijden. Veel Nederlandse bedrijven die daar zitten, willen ook goed werk verrichten.
We kijken er dus nauwkeurig naar, maar het is natuurlijk niet alleen aan Nederland.
We moeten dit op Europees niveau doen om zo effectief mogelijk te zijn, politiek met
aandacht voor de mensenrechtensituatie. En ja, wat er nu allemaal gebeurt, dreigt
de Hoorn van Afrika enorm te destabiliseren. Het is dus zeer zorgwekkend vanuit menselijk
perspectief en ook vanuit een geopolitiek perspectief. Ik zal er graag op terugkomen
als er meer informatie beschikbaar is. Ik kan dat doen bij de eerste termijn van het
kabinet bij de begrotingsbehandeling.
Dan had u de vraag, meneer Van den Nieuwenhuijzen, of het continent actief zal zijn
om zelf mooie producten te maken. Ja, en daar ben ik het helemaal mee eens, want daar
gaat het uiteindelijk om. Afrika is niet alleen een afzetmarkt. Om banen te creëren
zullen we juist bedrijven daar aan de slag moeten helpen. We doen dat vaak in partnerschappen
met Nederlandse bedrijven die daarbij kunnen helpen qua innovatie, kennis, kunde en
natuurlijk verhoging van de kwaliteit. Het probleem met veel van de producten uit
die landen is dat ze niet voldoen aan de Europese kwaliteitseisen en -normen. Wat
mij betreft is het dus een en-ensituatie. Je merkt steeds meer dat veel Nederlandse
bedrijven het ook echt willen, want daar zit ook voor hen het goede potentieel.
De heer Van den Nieuwenhuijzen vroeg nog naar de aasgierfondsen. We hebben al uw schriftelijke
vragen beantwoord. Zoals u weet is de obligatiehandel wereldwijd en ik heb me laten
vertellen dat het bijna altijd onder common law valt, dat wil zeggen onder het VK-recht
of de Amerikaanse jurisdictie. We hebben nog steeds geen zicht op het aantal Nederlandse
handelaren dat actief zou zijn in Afrikaobligaties. Het is wel zo dat kennelijk de
procesvoering met aasgierfondsen sterk is afgenomen, ten dele omdat er veel betere
juridische capaciteit lijkt te zijn binnen het Afrikaanse continent zelf. Er zijn
minder rechtszaken, maar verder heb ik niet veel meer informatie hierover. Ik kom
er graag op een ander moment op terug, maar ik vrees dat ik nu niet meer te bieden
heb dan dit.
U vroeg ook naar Nederlandse wetgeving. De eerste inschatting van het kabinet is dat
het op Europees niveau zou moeten gebeuren via verschillende kanalen. De mogelijke
optie van wetgeving moet ik echt verder bespreken met mijn collega van Justitie. Dat
valt helemaal buiten het ressort van Buitenlandse Zaken. Ik moet hierop terugkomen,
want in deze fase heb ik niet genoeg informatie, meneer Van den Nieuwenhuijzen.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Ik zou het erg waarderen als u erop wilt terugkomen. Ik denk dat België ook een goed
voorbeeld is. En goede voorbeelden binnen Europa kunnen leiden tot goede Europese
samenwerking en goede zaken. Dus, als u daarop kunt terugkomen en mij daarop ook een
schriftelijke reactie kunt toezeggen, dan ben ik daar erg blij mee.
Minister Kaag:
Dan ga ik door naar de vraag van mevrouw Van den Hul: hoe lokale ngo's te betrekken
bij de taskforce? Ik weet niet of u de Nederlandse maatschappelijke middenveldorganisaties
bedoelt. Ik dacht dat u de organisaties aldaar bedoelde. De taskforce is Den Haag
gecentreerd naar mijn begrip, dus dat wordt misschien lastig. Ik begrijp het belang
van de vertegenwoordiging van de stem van het maatschappelijk middenveld of vakbonden
om er breed naar te kijken.
Om een taskforce efficiënt te laten werken, denk ik niet dat we per se een Verenigde
Naties van de taskforce moeten willen maken. De taskforce bestaat uit leden die hier
in Nederland zijn. Maar bijvoorbeeld het Initiatief Duurzame Handel zit ook in de
taskforce en zij gebruiken heel uitdrukkelijk hun netwerken van lokale partners. Ik
zal nog een keer in gesprek met de taskforce gaan via de ambtenaren, om te kijken
of inderdaad een vertegenwoordiging van de lokale stem van het globale Zuiden niet
directer betrokken kan worden en of ze daar een manier voor kunnen vinden. Dat lijkt
me effectief, want dan kunnen we de hele duurzaamheidsagenda, mensenrechten, arbeidsvoorwaarden
et cetera, een eerlijk leefbaar loon en dat soort kwesties meenemen en de verantwoordelijkheid
daarvoor ook bij de bedrijven blijven uitdragen. Ik zie het dus als een positief punt.
Ik weet nog niet precies hoe we een en ander kunnen vormgeven, maar we gaan ermee
aan de slag om te kijken of het mogelijk is.
Is er ook aandacht voor gender in de taskforce? Ja, die is er absoluut. U weet ook
van de agenda van dit kabinet, en zeker van mijn agenda, dat alles door de genderlens
bekeken moet worden. We hebben een actieve agenda met betrekking tot kansen voor vrouwen
om bedrijven op te starten en te investeren, vrouwelijk ondernemerschap aldaar en
natuurlijk hier. We kunnen dit niet doen zonder een genderlens te gebruiken, en SDG
5. Zo willen we bijvoorbeeld ook inzetten op de PPP's, met name op gelijke deelname
van mannen en vrouwen. We kijken naar de arbeidsomstandigheden. Zoals u weet, is dit
helaas ook een proces van de lange adem, maar niet aflatend. Dat is zeker de inzet.
Dan was er nog een vraag van mevrouw Van den Hul. Hoe hebben we aandacht voor de informele
sector en het lokale mkb? Dat is een hele lastige, zoals u weet. Aan de ene kant zijn
die sectoren heel ongrijpbaar. Het zijn de dagloners, het zijn de mensen die het meest
uitgebuit worden en letterlijk en figuurlijk op straat staan, ook nu in deze coronacrisis.
Ik kijk heel erg naar hoe we de coronarespons nog kunnen voortbouwen door in te zetten
op cash transfers. U weet dat ook uit eerdere gesprekken.
Er was ook een vraag van GroenLinks hoe we op dit punt nog meer kunnen doen. We doen
daar een studie naar via The Grand Bargain met betrekking tot noodhulp. Voor humanitaire
hulp zetten we al in op cash transfers. Het is efficiënt, het is duidelijk en het
zet de klant – om hen zo maar te noemen – in zijn eigen waarde en geeft de klant autonomie
in de keuze van de besteding. Verder werken we aan het versterken van lokale waardenketens
met Nederlandse maatschappelijke organisaties en bedrijven, om te kijken hoe de informele
sector verbeterd kan worden, ook door middel van het lokale mkb. Ik kom in de tweede
termijn terug met één of misschien twee voorbeelden, want die heb ik hier niet voor
me liggen.
Dan kom ik bij de laatste vragen. De heer Bouali van D66 vroeg hoe we kennisuitwisseling
stimuleren. Dat doen we al decennia via de verschillende beurzenprogramma's en speciale
afdelingen. We hebben natuurlijk alumninetwerken van universiteiten als Wageningen
en Delft, zoals de heer Bouali weet. Er zijn veel beurzen op korte en langere termijn.
Ik zie ook dat veel universiteiten veel meer programma's aldaar willen opzetten. Dat
is natuurlijk belangrijk, want dan kunnen veel meer studenten een cursus doen. Je
blijft continu het vak bijhouden. We hebben de universiteiten van Wageningen en Delft
ook als deelnemers aan de Afrikataskforce. Dat is ontzettend belangrijk.
Verder kijken we ook naar de business-to-businesskennisuitwisseling. Bijvoorbeeld
de zaadveredelaars doen dat met hun partners. De heer Weverling vermeldde dat al.
Zo blijft de samenwerking groeien en letterlijk en figuurlijk bloeien.
Ik weet niet of u de kans heeft gehad om mee te kijken naar de jongerenconferentie
die twee weken geleden is gehouden, met deelname vanuit met name het Afrikaanse continent.
Er liggen heel veel kansen op het terrein van werk en jongeren, zeker vanuit Afrikaanse
landen. Wij kijken naar het type werk dat jongeren daar zouden kunnen verrichten en
wat voor scholing daarbij hoort, of het nu een technische training is of anderszins,
zodat zo veel mogelijk mensen aan de slag kunnen. Daarmee bevorder je niet alleen
de zelfredzaamheid, maar ook de kans om het besteedbaar inkomen omhoog te krijgen
waardoor ook de economie weer verbetert.
De heer Bouali had nog een vraag over het Addis Abeba-belastinginitiatief. Hoe zit het met de evaluatie daarvan? Wij zijn een van de initiatiefnemers,
zoals u weet. Het doel was een verdubbeling van de uitgaven. Dat doel is ruimschoots
behaald door extra belastingopbrengsten. Dat doen we ook via de belastinginspecteurs
zonder grenzen oftewel Tax Inspectors Without Borders. We doen heel veel aan ondersteuning
van de technische capaciteit en de versterking van de capaciteit van de belastingautoriteiten
in die landen. Dat gaat natuurlijk allemaal samen met een effectieve aanpak van corruptie.
Je kunt het beste belastingsysteem hebben, maar als corruptie wordt getolereerd, dan
zijn er altijd uitwegen. We gaan hier dus mee door. De evaluatie laat nog op zich
wachten. Die komt begin volgend jaar.
De heer Bouali vroeg hoe we de toegang voor Afrikaanse exporteurs tot de EU-markt
kunnen verbeteren. Hij vroeg welke obstakels ik hierbij zie en of ik voor een betere
toegang kan pleiten binnen de EU. De Europese Unie zet in op economische partnerschapsakkoorden
met Afrikaanse landen. Dat zijn asymmetrische akkoorden, zoals u weet. De EU geeft
volledige markttoegang. Zo houden we rekening met het ontwikkelingsniveau van de landen
zelf, maar we doen niet af aan de voedselveiligheidseisen en andere kwaliteitseisen
die we stellen met het oog op bescherming van de eigen consument. Daarom geven we
veel technische assistentie aan de landen om hun niveau op te hogen, zoals ik al eerder
meldde.
De laatste vraag – en dat is ook de laatste vraag van mijn inbreng, meneer de voorzitter
– was hoe ik de tegenstelling rijm tussen steun aan het AfCFTA en de EU-inzet op strengere
grenzen binnen het Afrikaanse continent. De vrijhandelszone beschouwen wij als veelbelovend.
Die biedt enorm veel kansen voor de landen zelf en voor een wederzijdse ophoging van
de handelsuitwisseling. Tussen de handelsliberalisering en de verbetering in grensbewaking
of -management zijn op zich geen tegenstellingen. Ik heb het hier natuurlijk over
smokkel en al dat soort zaken. Het kan dus goed uitpakken, maar het hangt er maar
net van af. Aan het eind vroeg u ook of er geen tegenstelling met grensmanagement
was. Grensmanagement hoort natuurlijk ook bij de aanpak van irreguliere migratie,
mensensmokkel en uitbuiting van mensen of illegale handel. Dat kan zijn in producten
of anderszins, of in exotische dieren et cetera.
Dat was het, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor deze beantwoording in eerste termijn. Ik kijk even naar de leden of zij
nog behoefte hebben aan een tweede termijn. Dat is het geval. Daar hebben we een kwartier
voor. Dat betekent dat ik u per spreker anderhalve minuut toesta en niet meer. Helaas,
meer kan echt niet, want we moeten ook de Minister nog kunnen laten reageren. Meneer
Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Er zijn een paar
zaken voorbijgekomen waarvan gezegd werd dat het iets voor de lange adem was. Maar
juist daarom moeten we er op tijd bij zijn. Ik stel nogmaals de vraag aan de Minister
of zij erkent dat dit een bepaalde prioriteit heeft. Het zijn inderdaad geen kortetermijnzaken,
maar de strategie heeft wel degelijk prioriteit.
Een ander punt is het volgende. U noemde de bevolkingsgroei. Ik denk dat de economische
ontwikkelingssamenwerking juist vanwege de bevolkingsgroei heel belangrijk is. We
weten dat door economische ontwikkeling het welzijn en de welvaart stijgen, wat vaak
ook de bevolkingsgroei beïnvloedt.
We vinden het belangrijk dat we jaarlijks op dit onderwerp terugkomen. De Minister
noemde zelf dat ze de voortgang op bepaalde doelstellingen wil aanreiken aan de Kamer,
als ik het goed begrepen heb. Ik vraag haar nogmaals om te kijken of we de toezegging
kunnen krijgen dat we dit beleid jaarlijks samen met de Kamer kunnen toetsen en dit
gesprek kunnen hebben. Ik vraag haar of ze kan toezeggen dat we een jaarrapportage
krijgen op de concrete doelstellingen, zodat we dit gesprek jaarlijks kunnen laten
terugkomen.
Dat was het even voor deze termijn. We overwegen een VAO, maar dat laat ik nog even
afhangen van het antwoord.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Amhaouch. De heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Dank, voorzitter. Dank voor de duidelijke beantwoording. Handel met Afrika lijkt me
heel goed. Daar hebben we het vandaag over. Afrika is een continent met kansen. Het
gaat om het zien van marktkansen, en het gaat erom die ook te pakken, uitgaande van
win-win, van gelijkwaardigheid en met de OESO-richtlijnen en de SDG's als basis.
Ik heb nog één vraag aan de Minister. De taskforce is mooi, maar niet alleen maar
zaligmakend. Is zij bereid om heel concreet zelf met die clubs afspraken te maken
over die vijftien landen en die vijftien consortia?
De voorzitter:
Dank, meneer Weverling. Meneer Van den Nieuwenhuijzen.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor haar uitgebreide beantwoording en
de grote inleiding die zij gaf. Dank ook voor de toezegging naar aanleiding van mijn
vragen over de aasgierfondsen. We zien die informatie graag tegemoet.
Voorzitter. De Minister had het over een soort en-enversterking waar het ging over
export, investeringen en het zelf maken van producten op het continent zelf. Ik heb
de Minister niet gehoord over de vraag die ik in mijn eerste termijn heb gesteld over
hoe we ervoor kunnen zorgen dat Afrikaanse landen hun producten ook kunnen afzetten
op de Europese markt. Ik heb ook gevraagd hoe dat, en in het bijzonder dumping – ik
heb een voorbeeld gegeven van pluimvee in Zuid-Afrika – onze export en de duurzame
groei van Afrika kan frustreren. Daar krijg ik graag nog een reactie op van de Minister.
Ik heb bijzondere steun voor het voorstel van mijn collega Amhaouch om jaarlijks te
praten over Afrika en onze handelsbetrekkingen met Afrika. We moeten niet alleen praten
over Afrika als een hulpcontinent, maar vooral als een volwassen continent waarmee
we samen willen optrekken.
Ik wil alvast mijn termijn gebruiken om een VAO aan te vragen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Nieuwenhuijzen. Dan is het woord aan mevrouw Van den Hul.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Ook ik dank de Minister voor haar uitgebreide beantwoording in de
eerste termijn. Fijn dat de Minister heeft toegezegd om te kijken hoe de stem van
lokale organisaties geborgd kan worden. Ik gaf net in mijn eerste termijn het voorbeeld
van Egypte, waar bijvoorbeeld mensenrechtenorganisaties nu heel erg zwaar onder druk
staan. Het is ontzettend belangrijk, juist als dat in de lokale context lastig is,
om die stem ook aan tafel te hebben, op wat voor manier dan ook. Dus dank voor de
toezegging.
Ook dank voor de toezegging om gender hierbij centraal te stellen en te kijken hoe
de informele sector bijvoorbeeld middels cash transfers mee kan profiteren van de
groei.
Ik zou de Minister hierbij heel specifiek willen vragen om ook de monitoring goed
mee te nemen. We weten, ook uit Nederland, dat vrouwen om verschillende redenen soms
minder makkelijk toegang tot financieringsmechanismes hebben. Die drempels zijn soms
hoger. Mijn uitdrukkelijke vraag aan de Minister is dus om echt te monitoren of die
genderbalance goed komt en, zo nee, later te beschouwen of daarop extra inzet nodig
blijft, al dan niet in samenwerking met lokale organisaties.
Tot slot houd ik nogmaals een pleidooi voor beleidscoherentie in den brede, maar daarover
komen we nog uitgebreid te spreken bij onze voortzetting van de begrotingsbehandeling.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Van den Hul. Meneer Bouali.
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ook mijn dank aan de Minister voor de beantwoording van alle
vragen die we hebben gesteld. Het is inderdaad belangrijk dat wij als Europese Unie
onze globale rol pakken. Het is belangrijk dat we overal in de wereld, of dat nu in
Azië, Afrika of Latijns-Amerika is, onze positie pakken en oppassen dat we niet weggedrukt
worden door andere grote blokken, die er vervolgens voor zorgen dat de standaarden
echt aanzienlijk minder worden. Dan staan we aan de zijlijn en praten we niet meer
mee. Dan zijn we veel erger af.
Het is daarom goed te horen dat de Minister haar volle steun geeft aan de studenten,
de studentenuitwisselingen en de beursprogramma's. Ik denk dat dat goed is voor Afrika,
maar ook goed voor ons hier in Nederland.
Ik ben blij te horen dat er gewerkt wordt aan de evaluatie van de samenwerking van
de belasting met de ontwikkelingssamenwerkingslanden, want uiteindelijk is dat ook
een belangrijk level playing field. Als we ervoor zorgen dat de belastingen daar goed
werken, is dat goed voor Nederlandse bedrijven, maar ook voor de bedrijven in Afrika.
Ik steun ook het voorstel van mijn collega van het CDA om het onderwerp van dit overleg
regulier te behandelen. Misschien kunnen we de collega's nog verleiden om ook eens
in de zoveel tijd naar andere continenten te kijken, die ook voor ons van belang zijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Bouali. De Minister heeft drie minuten de tijd nodig om nog even de puntjes
op de i te kunnen zetten, zoals u dat ook graag ziet. We pauzeren dus even drie minuten.
De vergadering wordt van 12.20 uur tot 12.23 uur geschorst.
De voorzitter:
Dan gaan we verder met het overleg. Het woord is aan de Minister voor haar tweede
termijn.
Minister Kaag:
Dank voor de constructieve uitwisseling. Inderdaad nog even een paar dingen. De heer
Van den Nieuwenhuijzen vroeg naar dumping en pluimvee.
De voorzitter:
Minister, misschien is het goed als u daarmee nog even wacht en eerst verdergaat met
de andere vragen.
Minister Kaag:
Inderdaad. Er was nog additionele info over DRIVE voor de heer Weverling. DRIVE omvat
150 miljoen euro per jaar. In de nieuwe DRIVE gaan we het makkelijker maken dat bedrijven
zich door middel van DRIVE-financiering kunnen aansluiten bij andere grotere vervolgprojecten.
Het is dus vaak ook een opstap.
Dan mevrouw Van den Hul. We gaan echt kijken naar het cashtransferprogramma, zoals
ik zei. U vroeg ook naar betere monitoring. Dat kan ik ook toezeggen. Monitoring is
altijd belangrijk. We kunnen een doelstelling hebben, maar zonder monitoring weten
we niet of we die echt bereiken. Dat hoort er dus bij. Zoals u weet, is ontwikkelingssamenwerking
een van de best gemonitorde programma's, maar ook vaak de meest moeilijke om uit te
voeren. We doen het immers niet in Nederland; we doen onder heel moeilijke omstandigheden.
Er zijn nu goede voorbeelden van het werken hiermee, bijvoorbeeld in Sudan. Ik heb
dat ook al eerder gemeld, meen ik.
De heer Amhaouch vroeg naar een soort jaarlijkse discussie over dit onderwerp. Dat
doen we graag. Op basis van het debat zullen we alles wat we voor u in kaart hebben
gebracht van wat er allemaal al gebeurt nog eens in een soort coherent geheel samenbrengen.
Op basis daarvan kunnen we nog toetsen met de Afrikataskforce, als een van de stakeholders
hierin, welke doelstellingen hierbij belangrijk zijn. Dit gebeurt niet voor de Afrikataskforce.
We hebben een strategie die gaat over mensenrechten, investeringen, bestrijding van
mensensmokkel, opbouw, duurzame groei, de rechtsstaat et cetera et cetera, in een
heel groot aantal landen. Daarbinnen is economische groei natuurlijk een belangrijk
element, ook voor de bevordering van welzijn en welvaart. Dus wij komen daar graag
regulier jaarlijks op terug. Ik moet nog even kijken welke vorm dit aanneemt. Ik zie
een discussie.
De voorzitter:
Kan het in één vraag, meneer Amhaouch?
De heer Amhaouch (CDA):
We hebben het hier vandaag over handelsbevordering Afrika. Daar zouden we een voortgangsrapportage
over willen hebben. Natuurlijk kunnen andere punten worden meegenomen, maar het moet
niet iets heel groots worden waar handelsbevordering een onderdeeltje van is. Ik wil
het dus omdraaien.
Minister Kaag:
Dat kan. Ze geven wel aan dat er heel veel aanpalend of centraal beleid is dat handelsbevordering
mogelijk maakt, en dat daaraan dus niet ondergeschikt is. Daar wil ik wel helder over
zijn. Dat is een heel simpele toezegging. Die doen we graag.
De heer Weverling vroeg naar de NABC en of we kunnen toezeggen dat we een project
kunnen doen. Die vijftien projecten worden uiteindelijk beoordeeld. We werken heel
nauw samen. Elk van de vijftien projecten wordt afzonderlijk op kwaliteit beoordeeld.
Misschien zal niet alles geheel worden uitgevoerd, omdat het soms niet voldoet aan
de kwaliteitsnormen die we als overheid hebben. We doen dit in nauwe samenspraak en
in overleg.
Ik had nog een vraag van de heer Van den Nieuwenhuijzen, maar ik heb mijn papieren
door elkaar gegooid. De vraag ging over pluimveedumping in Zuid-Afrika. Zoals u weet,
heeft Zuid-Afrika al een tijd geleden vrijwaringsmaatregelen genomen onder de EPA,
ook om de eigen industrie te beschermen. Vanuit Nederland exporteren we in ieder geval
geen pluimvee meer naar Zuid-Afrika, omdat de markt is afgeschermd. Zuid-Afrika heeft
antidumpingmaatregelen tegen Nederlands pluimvee genomen.
Overigens is inzetten op dubbele maatregelen niet in lijn met de WTO-afspraken. Wij
blijven in gesprek met de Zuid-Afrikaanse regering. Op dit moment vindt er gelukkig
geen dumping meer plaats.
De voorzitter:
Meneer Van den Nieuwenhuijzen, kort alstublieft.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Mijn voorbeeld was natuurlijk bedoeld om te illustreren hoe dumping vanuit Europa
de duurzame economische ontwikkeling van Afrika kan frustreren. Wat doen wij dadelijk,
ook in onze Afrikastrategie, om te stimuleren dat die duurzame ontwikkeling ten goede
komt aan Afrika en ervoor zorgt dat Afrika goed kan exporteren naar de Europese markt?
Het is ook illustratief voor de manier waarop de economische verhoudingen frustrerend
kunnen zijn voor een goede, duurzame economische ontwikkeling van het Afrikaanse continent.
Wellicht kunt u daar nog iets over zeggen. Ik ben nog een beetje zoekende hoe we ervoor
zorgen dat de balans goed blijft in de manier waarop we samen met Afrika gaan werken
aan een goede economische ontwikkeling.
Minister Kaag:
Ik begrijp het punt. Dat is eigenlijk de centrale vraag: hoe kunnen we de economische
groei op het Afrikaanse continent bevorderen? Hoe kunnen we dat doen in samenwerking?
Hoe kunnen we de kwaliteit van de producten verhogen? Hoe kunnen we ervoor zorgen
dat Afrikaanse bedrijven met kwalitatief acceptabele producten toegang hebben tot
de Europese markt? Dat zijn allemaal stappen in dit proces. Dan moet je hopen dat
gaandeweg de ruimte voor dumping niet meer bestaat. Het mag het groeiproces niet frustreren.
Ik neem in de jaarlijkse rapportage mee of we dat specifieker kunnen maken.
De voorzitter:
Dan de heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Een korte opmerking. Ik ben eigenlijk niet zo tevreden over het antwoord. Ik krijg
toch het signaal dat NABC en VNO-NCW geen goed overleg hebben over die vijftien landen
en die vijftien consortia. Ik doe toch nog eens een oproep aan de Minister om dat
vlot te trekken.
Minister Kaag:
Dat is niet onze ervaring. Overleg is misschien niet altijd goed als je niet krijgt
wat je wilt. Maar het overleg hierover is goed. We hebben als kabinet een eigenstandige
kwaliteitsweging van de kwaliteit van de projecten. Dat wil niet zeggen dat alles
goed is, maar er is heel goed overleg. Ik check dat nog even bij de directeur private
sectorontwikkeling. Dit vindt echt gaandeweg plaats, maar niet alles kan misschien
geaccordeerd worden. Tja, dat hoort erbij. Dat weet u ook. U bent ook voor concurrerende
marktwerking.
De voorzitter:
Goed. Dan ga ik nu de toezeggingen voorlezen die genoteerd zijn.
– De Minister komt terug op hoe het instrumentarium voor handelsbevordering zorgvuldig
geëvalueerd en eventueel aangepast wordt. Akkoord van alle kanten.
– De Minister komt in de eerste termijn van het kabinet bij de begrotingsbehandeling
terug op eventueel relevante ontwikkelingen op het gebied van exportkredietverzekeringen,
als die er zijn.
– De Minister komt in de eerste termijn van de begrotingsbehandeling terug op de laatste
ontwikkelingen in Ethiopië, voor zover dat mogelijk is.
– De Minister komt terug op verdere informatie over de zogenaamde aasgierfondsen zodra
die informatie bekend is.
– De Minister stuurt jaarlijks een voortgangsrapportage handelsbevordering Afrika.
Akkoord van alle kanten? Dan zijn dat de vijf genoteerde toezeggingen. Het verslag
van dit algemeen overleg wordt aangemeld voor behandeling op de plenaire agenda, met
als eerste spreker de heer Van den Nieuwenhuijzen.
Tot slot wil ik de leden vragen om, als zij straks bij de procedurevergadering aanwezig
willen zijn, op dezelfde plaatsen te gaan zitten. Dat scheelt weer voor het schoonmaken
van de werkplekken. Als u niet komt straks, kunt u uw bordje even omkeren. Dan weten
we dat die plaats vrij is.
Ik dank iedereen voor de inbreng en de Minister voor de beantwoording.
Sluiting 12.31 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.