Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Kooten-Arissen over ‘het bericht dat de minister-president onderzoek naar de Nederlandse steun aan Syrische rebellen probeert tegen te houden’
Vragen van het lid Van Kooten-Arissen (Van Kooten-Arissen) aan de Minister-President over het bericht dat hij het onderzoek naar de Nederlandse steun aan Syrische rebellen probeert tegen te houden (ingezonden 2 december 2020).
Antwoord van Minister Rutte (Algemene Zaken), mede namens de Minister van Buitenlandse
Zaken (ontvangen 2 december 2020).
Vraag 1
Kent u het bericht «Rutte probeert onderzoek steun Syrische rebellen tegen te houden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kent u het bericht «Rutte: steun aan Syrische jihadisten «goed uitzoeken»»?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Herinnert u zich dat u op 11 september 2018 aan de Kamer beloofde dat het kabinet
heel goed zou gaan uitzoeken hoe het kon gebeuren dat Nederland jihadistische rebellen
in Syrië heeft gesteund?3
Antwoord 3
Ik heb op 11 september 2018, nadat Nieuwsuur en Trouw voor het eerst berichtten over
het Non Lethal Assistance programma in Syrië, aangegeven geen voorbarige conclusies
te willen trekken en eerst zaken goed te willen uitzoeken.
Daarna is e.e.a. uitgebreid uitgezocht door het Ministerie van Buitenlandse Zaken
waarbij geen aanwijzingen zijn gevonden dat er andere dan gematigde oppositie is gesteund
(Kamerstuk 32 623, nr. 229).
Vraag 4
Heeft u gezien dat het onderzoek naar het niet-letale steun (NLA)-programma in Syrië
zoals verzocht in de motie-Omtzigt c.s.4 nog niet is uitgevoerd?
Antwoord 4
De motie Omtzigt cs. verzocht het kabinet onder andere onderzoek te doen naar het
NLA-programma in Syrië en de feiten en bevindingen van dit onderzoek te betrekken
bij het toetsingskader. Het verzoek voor dit onafhankelijke onderzoek werd bij de
Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV) en de Adviesraad
Internationale Vraagstukken (AIV) belegd. Zoals ik op 1 december tijdens de behandeling
van de mondelinge vraag over dit onderwerp reeds zei: «de motie is uitgevoerd, in
die zin dat de twee commissies waaraan de kamer gevraagd heeft het uit zoeken, namelijk
de CAAV en de AIV, zeggen we willen zelf geen gebruik maken van die vertrouwelijke
stukken, maar we kunnen wel het verzoek van de Kamer uitvoeren om zo’n toetsingskader
te ontwerpen». Het was de Tweede Kamer bekend dat het onderzoek van CAVV/AIV geen
terugkijkend feitenonderzoek naar het NLA programma zou behelzen.
Zo gaf de CAVV/AIV te kennen dat een terugkijkend feitenonderzoek niet binnen het
advies-mandaat van beide lichamen viel. De voorzitters van de AIV en CAVV hebben dit
voorafgaand aan de adviesaanvraag met de Vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken
besproken (kabinetsreactie CAVV/AIV, Kamerstuk 32 623, nr. 299). Wel heeft de CAVV/AIV toegang gekregen tot alle relevante informatie en heeft het
feit dat er geen terugkijkend feitenonderzoek is uitgevoerd niet verhinderd dat er
bruikbare conclusies zijn getrokken en aanbevelingen zijn gedaan die het kabinet zal
gebruiken bij het verder uitwerken van het toetsingskader.
Vraag 5
Vindt u het nog steeds een goed idee om onderzoek te doen naar hoe het heeft kunnen
gebeuren dat in het kader van het NLA-programma Nederland steun heeft gegeven aan
Syrische jihadisten?
Antwoord 5
Nee. Alle relevante informatie is via Kamerdebatten, WOB-verzoeken, de beantwoording
van honderden Kamervragen, en de inzage in vertrouwelijke stukken, met de Tweede Kamer
gedeeld. Onderzoek doen in Syrië is bovendien onmogelijk door de conflictsituatie
in het land en omdat de honderden strijdgroepen die daar actief zijn geregeld van
samenstelling en naam veranderen. Het NLA programma werd meer dan twee jaar geleden
beëindigd. Groepen die deze steun ontvingen zijn dan ook zeer beperkt traceerbaar.
Het openbaar maken van de namen van de indertijd gesteunde groepen kan nog steeds
personen, toen betrokken bij de groepen, in gevaar brengen. Ze blijven een doelwit
van het regime van Assad. Dat is ook een belangrijke reden waarom andere landen tot
op heden geen informatie naar buiten hebben gebracht over soortgelijke NLA-programma’s.
Het kabinet concludeerde reeds dat het NLA programma binnen de grenzen van het internationaal
recht is gebleven. Het onderzoek van CAVV/AIV gaf geen aanleiding deze conclusie te
herzien (Advies 114: Het leveren en financieren van «niet letale steun» aan niet-statelijk,
gewapende groepen in het buitenland, d.d. 25 juni 2020).
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld heeft het kabinet geen indicaties dat er andere dan
gematigde oppositie groepen zijn gesteund (Kamerstuk 32 623, nr. 229).
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in overleg met de Tweede Kamer besloten tot
het ontwikkelen van een Toetsingskader voor eventuele toekomstige Non Lethal Assistance
aan gewapende, gematigde groepen in het buitenland (Algemeen Overleg 2 november jl.).
Het toetsingskader zal een belangrijk middel zijn om in de toekomst een goede afweging
te maken ten aanzien van het wel of niet geven van niet-letale steun, inclusief de
voorwaarden hiervoor. Naast de aanbevelingen die zijn gedaan door de CAVV/AIV, zal
waar relevant de beschikbare informatie over het NLA-programma in Syrië worden meegenomen
bij de verdere totstandkoming van het toetsingskader. Daar is geen nieuw onderzoek
voor nodig. Het Toetsingskader zal in het voorjaar van 2021 met de Tweede Kamer worden
gedeeld.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het een recht van de Kamer is om onderzoek te (laten) doen naar
het handelen van de regering?
Antwoord 6
Ja.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het niet aan de regering is om Kamerleden onder druk te zetten
om af te zien van onderzoek naar het handelen van de regering?
Antwoord 7
Ja, dit is ook niet gebeurd.
Vraag 8
Welke partijen en/of individuele Kamerleden zijn door u of namens u aangesproken om
tegen de motie-Van Helvert c.s.5 te stemmen?
Antwoord 8
Ik heb de motie besproken binnen het kabinet.
Vraag 9
Welke partijen en/of individuele Kamerleden zijn door welke andere Minister(s), door
hen of namens hen, benaderd om tegen de motie-Van Helvert c.s. te stemmen?
Antwoord 9
Graag wijs ik erop dat contact tussen de leden van het kabinet en Kamerleden – over
de volle breedte van het overheidsbeleid – een gebruikelijke praktijk is, waarbij
dat contact niet zelden ook door Kamerleden zelf wordt geïnitieerd om argumenten te
delen of toelichting te vragen. Het kabinet hecht aan die wederzijdse benaderbaarheid
als onderdeel van de Nederlandse parlementaire democratie.
Ik hecht belang aan de vertrouwelijkheid van deze gesprekken. In dit geval ga ik alleen
in op de betrokkenheid van mijzelf en de Minister van Buitenlandse Zaken die dit onderwerp
in zijn portefeuille heeft. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in die hoedanigheid
met verschillende Kamerleden gesproken over de motie en de bezwaren ertegen.
Vraag 10
Is aan partijen en/of individuele Kamerleden iets in het vooruitzicht gesteld om tegen
de motie-Van Helvert c.s. te stemmen, zo ja, aan wie is wat beloofd?
Antwoord 10
Daar is geen sprake van geweest. Er zijn alleen argumenten gedeeld.
Vraag 11
Hebben Nederlandse bondgenoten bezwaren geuit tegen een Nederlands onderzoek naar
de NLA-kwestie? Zo ja, van wie en wat waren de bezwaren?
Antwoord 11
In een eerder stadium – toen het vrijgeven van informatie onder de Wet Openbaarheid
Bestuur (WOB) besproken werd – hebben andere landen bezwaar gemaakt tegen het vrijgeven
van bepaalde informatie over het NLA programma. Het delen van bepaalde informatie
kon namelijk de veiligheid van personen van de indertijd gesteunde groepen in gevaar
brengen. Dat gold toen, en dat geldt nu nog steeds. Informatie over de gesteunde groepen
is derhalve op vertrouwelijke wijze met de Tweede Kamer gedeeld. Een extern onderzoek
naar het NLA programma zal de relatie met bondgenoten opnieuw onder druk zetten. Het
kabinet acht dit onwenselijk.
Vraag 12
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden voor donderdag 3 december aanstaande,
in verband met de aangehouden motie Van Helvert c.s. (Kamerstuk 32 623, nr. 307) die binnenkort in stemming gebracht kan worden?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. (Mark) Rutte, minister van Algemene Zaken -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.