Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ouwehand over de razendsnelle verspreiding van het vogelgriepvirus over Nederland
Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de razendsnelle verspreiding van het vogelgriepvirus over Nederland (ingezonden 20 november 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister voor Medische Zorg (ontvangen 2 december 2020)
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat op dit moment drie verschillende, zeer besmettelijke (hoogpathogene)
vogelgriepvarianten zich razendsnel verspreiden door Europa, waarvan er in ieder geval
twee in Nederland rondgaan: H5N8 en H5N1?
Antwoord 1
Ja. In Nederland is op pluimveebedrijven tot nu toe het serotype H5N8 gevonden en
bij wilde vogels naast deze variant ook het hoogpathogene vogelgriepvirus H5N1 en
H5N5.
Vraag 2
Heeft u gelezen dat hoogleraar Thijs Kuiken waarschuwt dat de voortekenen wijzen op
een grote uitbraak van het H5N8-virus, dat het onheilspellend is dat het virus al
zo vroeg tijdens de najaarstrek opduikt en nu al tot vrij hoge sterfte leidt onder
wilde watervogels?1
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat hoogpathogene (zeer besmettelijke en dodelijke) vogelgriepvirussen
door een genetische mutatie ontstaan uit laagpathogene (minder gevaarlijke) vogelgriepvirussen,
en dat dit vrijwel uitsluitend gebeurt via de intensieve pluimveehouderij?2
Antwoord 3
Ja. Hoogpathogene vogelgriepvirussen ontstaan (door een mutatie van een laagpathogeen
vogelgriepvirus) in de pluimveehouderij.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat de groep vogelgriepvirussen waar de huidige variant H5N8 onder
valt, in de jaren «90 is ontstaan in de pluimveehouderij in China en zich daarna door
Azië heeft verspreid door de handel in kip?
Antwoord 4
Ja. Deze is verspreid met handel en heeft zich waarschijnlijk daarnaast door Azië
kunnen verspreiden via wilde vogels.
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat wilde vogels van oorsprong alleen laagpathogene vogelgriepvirussen
bij zich droegen?
Antwoord 5
Dat is hoogstwaarschijnlijk het geval.
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat wilde vogels vanaf 2005 opeens besmet raakten met hoogpathogene
vogelgriepvirussen uit de pluimveehouderij?
Antwoord 6
Vanuit besmette pluimveebedrijven in Azië is het hoogpathogene vogelgriepvirus «overgesprongen»
naar wilde vogels. Of dat precies vanaf 2005 en plotseling gebeurde is mij niet bekend.
Vraag 7
Erkent u dat zowel het ontstaan als het wijd verspreiden van de zeer gevaarlijke vogelgriepvarianten
niet los gezien kan worden van het fokken en doden van kippen, eenden, ganzen en kalkoenen
door de pluimvee-industrie?
Antwoord 7
Zoals al aangegeven in het antwoord op vraag 3 spelen pluimveebedrijven bij het ontstaan
van hoogpathogene vogelgriep (door een mutatie van een laagpathogeen vogelgriepvirus)
een belangrijke rol. Bij de wereldwijde verspreiding van deze virussen spelen vooral
wilde vogels een rol. Door het naleven van internationale afspraken van de Wereldorganisatie
voor Diergezondheid kan verspreiding door de pluimvee-industrie worden voorkomen.
Deze afspraken zijn onder meer overgenomen in Europese regelgeving over importen,
exporten en handelsverkeer binnen de Europese Unie.
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat er vanwege vogelgriepuitbraken bij Nederlandse pluimveebedrijven
in drie weken tijd al 318.700 kippen en eenden zijn vergast? Zo nee, om hoeveel dieren
gaat het dan?
Antwoord 8
Er zijn inmiddels 508.700 vogels gedood.
Vraag 9
Kunt u beschrijven hoe het vergassen van stallen vol dieren in zijn werk gaat?
Antwoord 9
De stal wordt hermetisch afgesloten en met CO2-gas gevuld. De vogels verliezen daardoor snel het bewustzijn en sterven. Deze methode
is ook door de Wereldorganisatie voor Diergezondheid (OIE) beschreven als een internationaal
geaccepteerde methode om pluimvee in het kader van dierziektebestrijdingsprogramma’s
te doden.
Vraag 10
Bent u bereid om voortaan te spreken van het massaal vergassen of doden van dieren
in plaats van een verhullende term als «ruimen» te gebruiken? Zo nee, waarom wilt
u niet gewoon spreken in termen die duidelijk maken wat er met de dieren gebeurt?
Antwoord 10
Ruimen is een gewoon begrip en geen verhullende term. De term betekent dat de dieren
gedood worden en de kadavers daarna vernietigd. Vogels en pluimvee worden zoals u
al aangeeft meestal vergast als doden noodzakelijk is in het kader van dierziektebestrijding.
Vraag 11
Bent u op de hoogte van het feit dat er, verspreid over Nederland, al duizenden dode
vogels zijn gevonden en dat Wageningen Bioveterinary Research tot nu toe al 2450 dode
vogels heeft ontvangen voor onderzoek?3
Antwoord 11
Ja.
Vraag 12
Erkent u dat het aantal aan vogelgriep overleden vogels waarschijnlijk (veel) hoger
is, omdat niet alle dode vogels worden getest op vogelgriep, of niet worden gemeld?
Antwoord 12
Ik neem aan dat u doelt op wilde vogels. Ja.
Vraag 13
Kunt u bevestigen dat naast deze duizenden vogels die al zijn overleden aan vogelgriep,
er waarschijnlijk ook nog zeer veel vogels zijn met vogelgriep die hier (nog) niet
aan zijn overleden?
Antwoord 13
Ik neem aan dat u doelt op wilde vogels. Ja.
Vraag 14
Heeft u enig idee hoeveel vogelgriepgevallen er op dit moment in Nederland zijn? Zo
ja, waar baseert u dat op?
Antwoord 14
Ik neem aan dat u weer doelt op wilde vogels. Dat aantal is hoogstwaarschijnlijk een
veelvoud van het aantal gevonden en op hoogpathogene vogelgriep positief geteste wilde
vogels.
Vraag 15
Sinds wanneer bent u bekend met het onderzoek van het Erasmus MC waaruit bleek dat
vogelgriep via vijf mutaties kan uitgroeien tot een zeer besmettelijke variant, die
via de lucht van mens op mens overdraagbaar is?4
Antwoord 15
Dat onderzoek gaat over een specifieke variant van vogelgriep (het zoönotische hoogpathogene
H5N1 vogelgriepvirus), een andere variant dan die nu in west Europa en in Nederland
circuleren. De Minister van VWS heeft u over dit onderzoek bericht op 7 maart 2012
door middel van de brief «Stand van zaken onderzoek Erasmus Medisch Centrum naar H5N1»
(Kamerstuk 2012D09530).
Vraag 16
Hoe houdt u zicht op mutaties van de verschillende virusvarianten, gelet op het feit
dat vogelgriepvirussen een hoge mutatiesnelheid hebben?
Antwoord 16
Van alle vogelgriepvirussen die bij gehouden vogels worden gevonden, wordt de RNA-sequentie
volledig in beeld gebracht. Van de meeste virussen die bij wilde vogels worden gevonden
ook. Dit gebeurt in de ons omringende landen ook. Op deze manier worden de virusvarianten
intensief gevolgd.
Vraag 17
Kunt u bevestigen dat alle uitbraken van hoogpathogene vogelgriep in de Nederlandse
pluimveehouderij tussen 2014 en 2018 plaatsvonden op bedrijven zonder vrije uitloop?5
Antwoord 17
Sinds 2014 is steeds voordat er uitbraken in Nederland gezien werden een landelijke
ophokplicht ingesteld. Alle pluimvee werd daarom binnen gehuisvest tijdens de risicoperiodes
voor hoogpathogene vogelgriep. Twee van de bedrijven, die met hoogpathogene vogelgriep
besmet zijn sinds 2014, waren bedrijven met een uitloop.
Vraag 18
Kunt u bevestigen dat ook de uitbraken van de afgelopen weken allemaal plaatsvonden
in stallen met dieren die hun hele leven nooit buiten komen?6 7
Antwoord 18
Zoals aangegeven in het antwoord van vraag 17 hadden twee van de sinds 2014 met hoogpathogene
vogelgriep besmette bedrijven een uitloop. Eén van deze twee bedrijven is dit jaar
besmet gevonden. In dit bedrijf werd de besmetting in een ander deel van het bedrijf
aangetoond dan de stal met de uitloop. Dat wil niet perse zeggen dat in het uitloopdeel
geen kippen besmet waren. Daarnaast zijn ook verschillende locaties met hobbypluimvee
besmet in deze periode. Hobbypluimvee wordt in vrijwel alle gevallen ook deels buiten
gehuisvest. Op dit moment geldt een afschermplicht voor hobbymatig gehouden risicovogels.
Vraag 19
Heeft u gezien dat de pluimveesector zeer verbaasd en bezorgd reageerde op de uitbraak
van vogelgriep bij het pluimveebedrijf in Altforst, omdat bij dat bedrijf hoge hygiënestandaarden
zouden gelden?8
Antwoord 19
Het is bekend dat goede bioveiligheidsmaatregelen insleep van vogelgriep beperken.
Dat een bedrijf met een hoge hygiënestandaard wordt besmet is wat dat betreft opmerkelijk,
maar is eerder voorgekomen.
Vraag 20
Erkent u dat deze uitbraak in Altforst wederom laat zien dat een ophokplicht en biosecurity
maatregelen – uw beleid om vogelgriepuitbraken te voorkomen – onvoldoende werken om
vogelgriepuitbraken daadwerkelijk te voorkomen en als kansloze symptoombestrijding
moeten worden afgedaan?
Antwoord 20
Zoals geantwoord op vraag 19, is het bekend dat goede bioveiligheidsmaatregelen, inclusief
de ophok- en afschermplicht, de insleep en verspreiding van vogelgriep beperken. Biosecurity
geeft echter geen 100% garantie om vogelgriep te voorkomen.
Vraag 21
Kunt u bevestigen dat u bij iedere vogelgriepuitbraak bij pluimveebedrijven slechts
een plaatselijk jachtverbod instelt omdat de jacht kan leiden tot verdere verspreiding
van vogelgriep door verstoring van wilde vogels?
Antwoord 21
Dat is correct.
Vraag 22
Kunt u bevestigen dat er op dit moment volop wordt gejaagd, waaronder op ganzen en
smienten, terwijl ook veel ganzen en smienten worden aangetroffen die zijn overleden
aan vogelgriep?
Antwoord 22
Jacht in ons land is toegestaan op de 5 soorten (fazant, houtduif, wilde eend, haas,
konijn) gedurende de periode dat de jacht is geopend. Voor wilde eend is dat van 15 augustus
t/m 31 januari. Daarnaast kan in het kader van schadebestrijding afschot plaatsvinden
van smienten en ganzen, mits hiervoor door de provincie ontheffing is gegeven. In
de ontheffing staan de perioden aangegeven waarin dit afschot mag plaatshebben.
Vraag 23
Kunt u bevestigen dat de jacht op wilde zwijnen is geïntensiveerd vanwege de dreiging
van Afrikaanse varkenspest vanuit Duitsland?
Antwoord 23
Nee. Er is een afspraak gemaakt met de provincies om het aantal wilde zwijnen in de
provincies, buiten de aangewezen leefgebieden (Veluwe, Meinweg, Meerlebroek) actief
te reduceren. Deze afspraak is gemaakt in oktober 2018. De besmettingen in Duitsland
hebben dit niet veranderd.
Vraag 24
Erkent u dat het slechts instellen van een jachtverbod in een gebied van 10 kilometer
rond de vier plekken in Nederland waar vogelgriep is aangetroffen bij pluimveebedrijven,
zinloos is als vogelgriep inmiddels in een zeer groot deel van Nederland rondgaat?
Antwoord 24
Er is een toegevoegde waarde van een jachtverbod in de 10 kilometer gebieden rond
de besmette bedrijven om de insleep van vogelgriep op pluimveebedrijven te voorkomen,
maar deze is beperkt.
Vraag 25
Bent u bereid een landelijk jachtverbod in te stellen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 25
Verspreiding van het vogelgriepvirus door wilde watervogels wordt o.a. beïnvloed door
de natuurlijke (inter)nationale trekbewegingen van vogels. Deze trekbewegingen zijn
afhankelijk voor vele factoren, zoals seizoensveranderingen, omgevingsfactoren en
voedselaanbod. Er bestaat niet alleen de seizoensmigratie van vogels, maar er zijn
ook de dagelijkse trekbewegingen. Het instellen van een jachtverbod heeft volgens
deskundigen (zie ook verslag deskundigengroep dierziekten, als bijlage van kenmerk
2020D42015) maar een zeer beperkt effect als het gaat om het voorkomen van hoogpathogene vogelgriep
op pluimveebedrijven, zeker als ook andere verstorende activiteiten in ogenschouw
worden genomen (agrarische veldactiviteiten, verkeer, recreatie e.d.).
Experts geven desondanks aan dat het belangrijk is om het verstoren van watervogels
in natuurgebieden in deze tijd zo veel mogelijk te voorkomen. Dat geldt voor alle
verstorende activiteiten. Daar wil ik iedereen toe oproepen.
Vraag 26
Bent u bereid de waarschuwingen van wetenschappers als professor Ron Fouchier en Thijs
Kuiken over de risico’s op het ontstaan van zoönosen in de Nederlandse veehouderij
serieus te nemen en het aantal dieren in de veehouderij drastisch te verminderen?
Antwoord 26
Zoals ik in mijn brief van 21 november jl. heb aangegeven (kenmerk 2020D47578) wil het kabinet gelet op de ontwikkelingen en de impact van zoönosen op mens, dier
en maatschappij vooruitblikken en breder bezien wat nodig is om zoönosen in de toekomst
zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij staat de volksgezondheid altijd voorop. Het
kabinet zal daartoe samen met een expertgroep die ingesteld zal worden in beeld brengen
wat nodig is in de breedte van volksgezondheid, diergezondheid en milieu om het risico
op het ontstaan van zoönosen zoveel mogelijk te verkleinen. Dit zal worden bezien
in zowel de nationale als internationale context.
Vraag 27
Kunnen we u politiek verantwoordelijk houden als er een nieuwe voor de mens gevaarlijke
infectieziekte (zoönose) ontstaat in de Nederlandse veehouderij? Zo nee, welke bewindspersoon
dan wel?
Antwoord 27
Het wettelijke kader voor de infectieziektebestrijding ter bescherming van de volksgezondheid,
is vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Wpg). Hiervoor is de Minister van VWS
beleidsverantwoordelijk. Dit is uitgewerkt in een structuur voor het bestrijden van
humane infectieziekten bij het Ministerie van VWS. Maatregelen ten aanzien van besmettelijke
dierziekten, inclusief zoönosen, zijn mogelijk op grond van de Gezondheids- en welzijnswet
voor dieren (Gwwd). Hiervoor is de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV) beleidsverantwoordelijk. Het Ministerie van LNV heeft een structuur voor het
bestrijden van besmettelijke dierziekten. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag
5, volgen we het zoönotische risico intensief. Zodra er enige indicatie is dat de
circulerende virussen zoönotische eigenschappen hebben, treedt de zoönosestructuur
in werking. Dan is het Ministerie van VWS leidend. Volksgezondheid staat altijd voorop
waar het gaat om bestrijding van zoönosen. Het kabinet zet zich in om zoönosen zoveel
mogelijk te voorkomen. Het kabinet wil, gelet op de ontwikkelingen en de impact van
zoönosen op mens, dier en maatschappij, vooruitblikken en breder bezien wat nodig
is om zoönosen in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen (Kamerstuk 28286–1138).
Vraag 28
Kunt u deze vragen één voor één en voorafgaand aan de behandeling van de begroting
van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor 2021 beantwoorden?
Antwoord 28
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.