Schriftelijke vragen : De wettelijk verankering van de Code zaakstoedeling
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de wettelijk verankering van de Code zaakstoedeling (ingezonden 1 december 2020).
Vraag 1
Herinnert u zich nog uw eerdere antwoorden op Kamervragen over de Code zaakstoedeling?1
Vraag 2
Waarom heeft u er niet voor gekozen om de zaakstoedeling per wet te regelen?
Vraag 3
Kunt u toelichten waarom de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van Mens
(EHRM) aangaande Miracle Europe KFT tegen Hongarije, van 12 januari 2012, nr. 5774/13
toch niet heeft geleid tot een wettelijke verankering van de zaakstoedeling?
Vraag 4
Eisen het EU-recht en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens
en de fundamentele vrijheden (EVRM) niet dat alle zaken aselect worden toebedeeld?
Vraag 5
Deelt u de mening dat punt 4 van de Code zaakstoedeling (en de toelichting daarop)
ruimte laat aan het gerechtsbestuur om in een onbepaald aantal zaken op grond van
vage en subjectieve criteria een zaak aan een rechter toe te delen en dat dit derhalve
niet leidt tot een voorafbepaalde, transparante en objectieve zaakstoedeling aan rechters?2
Vraag 6
Bent u bereid om de zaakstoedeling alsnog wettelijk te verankeren met een aselecte
toedeling? Zo nee, waarom niet?
Vraag 7
Indien het antwoord op vraag 6 nee is, bent u dan wel bereid om minimaal het uitgangspunt
van aselecte toedeling van alle zaken in de wet vast te leggen?
Vraag 8
Deelt u de mening dat een transparante, objectieve wijze van zaakstoedeling extra
van belang is nu rechters geen invloed hebben op de keuze van de gerechtsbesturen
en er door de Raad van State recentelijk een gebrek aan voldoende vertrouwen is geconstateerd
tussen de besturen en de werkvloer?3
Indieners
-
Gericht aan
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Indiener
Michiel van Nispen, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.