Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kröger en Renkema over het bericht 'Betalen ziekenhuizen de rekening van het afval van de kerncentrale Borssele?'
Vragen van de leden Kröger en Renkema (beiden GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister voor Medische Zorg over het bericht «Betalen ziekenhuizen de rekening van het afval van de kerncentrale Borssele?» (ingezonden 20 oktober 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-Van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat),
mede namens e Minister voor Medische Zorg (ontvangen 30 november 2020). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 753
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Betalen ziekenhuizen de rekening van het afval van
de kerncentrale Borssele»?1 en «Minder radioactief afval van ziekenhuizen bij langere opslag»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat er lagere tarieven worden gehanteerd voor het radioactief afval van
grote leveranciers zoals Elektriciteits-Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ),
de exploitant van kerncentrale Borssele, dan voor kleine aanbieders van radioactief
afval?
Antwoord 2
Nee. COVRA hanteert voor standaardafval uniforme tarieven voor alle circa 300 leveranciers
van dit radioactief afval3
4. Van deze 300 klanten leveren 5 bedrijven bovendien niet-standaardafval aan waarvoor
langlopende contracten zijn opgesteld. Hierdoor kan COVRA goed inspelen op de verwachte
toekomstige hoeveelheden van niet-standaard radioactief afval en de hierbij behorende
opslagcapaciteit en financiële verplichting.
Vraag 3
Klopt het dat de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) de
Centrale Organisatie Voor radioactief Afval (COVRA) begin vorig jaar een dwangsom
wilde opleggen van € 90.000, omdat kleine aanbieders van radioactief afval, zoals
ziekenhuizen en laboratoria, zouden worden gediscrimineerd?
Antwoord 3
De ANVS heeft een inspectie uitgevoerd die betrekking had op de tarieven die door
COVRA in rekening worden gebracht voor het beheer van radioactief afval. Omdat bij
de ANVS het beeld van de tariefstelling voor contractafval niet volledig was, is begin
2019 aan COVRA een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom toegestuurd.
Dit voornemen zag op het criterium «transparantie» van de tarieven en niet op het
criterium «niet-discriminerend». Een voornemen tot een last onder dwangsom is een
op herstel gerichte interventie. Op basis van aanvullende informatie van COVRA is
destijds door de ANVS geconstateerd dat er geen reden was om handhavend op te treden
en is het voornemen tot een last onder dwangsom ingetrokken. Zie vraag 8 voor het
antwoord op de vraag over de discriminatie van de kleine aanbieders van radioactief
afval.
Vraag 4
Hoeveel, en voor welke hoeveelheden afgevoerd radioactief afval, betaalden Nederlandse
ziekenhuizen gezamenlijk in respectievelijk de jaren 2016 en 2019 aan de COVRA?
Antwoord 4
Voor de antwoorden op deze vraag en de vragen 5, 6 en 7 heeft COVRA op verzoek informatie
aangeleverd. COVRA heeft informatie beschikbaar over twee hoofdcategorieën van leveranciers
van afval: enerzijds de nucleaire sector, waaronder de kerncentrale Borssele, NRG,
URENCO en de Technische Universiteit Delft, en anderzijds de overige leveranciers
van afval, door COVRA geduid als de institutionele producenten, waaronder ziekenhuizen.
COVRA geeft geen informatie over individuele bedrijven die afval aanleveren.
De institutionele producenten produceren zogeheten laag- en middelradioactief afval
(LMRA). Nucleaire organisaties produceren zowel LMRA als ook hoogradioactief afval
(HRA). Voor verschillende soorten LMRA hanteert COVRA standaardtarieven, die gelden
voor alle producenten, ongeacht de (institutionele of nucleaire) herkomst: de LMRA-tarieven
zijn, aldus COVRA, non-discriminatoir.
In de jaren 2016 en 2019 produceerden de institutionele producenten gezamenlijk respectievelijk
49 m3 en 202 m3 aan LMRA en betaalden daarvoor € 1,1 miljoen en € 2,2 miljoen.
De cijfers in dit antwoord en in het antwoord van vraag 6 zijn ook samengevat in de
tabellen 1 en 2.
Vraag 5
Hoeveel van dit ziekenhuisafval zal voor het jaar 2130 vervallen tot onder de vrijgavegrens
voor radioactief afval en niet in een eindberging voor radioactief afval worden geplaatst?
Antwoord 5
Het kortlevende afval van ziekenhuizen mag ter plaatse worden bewaard tot het vervallen
is. Alleen langer levend afval wordt afgevoerd naar COVRA. De wettelijke vrijgavegrenzen
voor radionucliden worden, als daar aanleiding toe is, door middel van nieuwe regelgeving
bijgesteld. Er kan daardoor nu niet met zekerheid worden vastgesteld welk deel van
het radioactief afval in 2130 als vervallen beschouwd wordt. COVRA gaat er voorzichtigheidshalve
vanuit dat al het ontvangen afval in de eindberging geplaatst moet worden.
Vraag 6
Hoeveel, en voor welke hoeveelheden afgevoerd radioactief afval, betaalden kerncentrale
Borssele, NRG, URENCO en de Technische Universiteit Delft (TU Delft) in respectievelijk
de jaren 2016 en in 2019 aan de COVRA?
Antwoord 6
COVRA geeft geen informatie over individuele bedrijven die afval aanleveren. Wel heeft
COVRA een cumulatief overzicht gegeven van de genoemde nucleaire organisaties: kerncentrale
Borssele, NRG, URENCO en de Technische Universiteit Delft. Deze nucleaire organisaties
produceerden gezamenlijk in respectievelijk de jaren 2016 en 2019 157 m3 en 411 m3 aan laag- en middelradioactief afval (LMRA). Ook produceerden zij 0,6 m3(2016) en 0,6 m3(2019) aan hoogradioactief afval (HRA), en 0 m3(2016) en 336 m3 (2019) aan Natuurlijk radioactief Materiaal (NORM-afval). Voor het LMRA betaalden
zij € 6,0 miljoen (2016) en € 7,6 miljoen (2019), voor het HRA € 2,4 miljoen (2016)
en € 2,8 miljoen (2019) en voor NORM € 0,0 (2016) en € 3,7 miljoen (2019). Dit is
exclusief investeringen in installaties en gebouwen bij COVRA (meer dan € 140 miljoen),
waarvoor de genoemde nucleaire organisaties separaat zijn doorbelast.
Tabel 1. Totaal aan betalingen voor radioactief afval per soort, per sector, 2016
en 2019
2016
2019
Nucleair
Institutioneel
Nucleair
Institutioneel
LMRA
€ 6,0 mln.
€ 1,1 mln.
€ 7,6 mln.
€ 2,2 mln.
HRA
€ 2,4 mln.
–
€ 2,8 mln.
–
NORM
€ 13,0 mln.1
–
€ 3,7 mln.
–
X Noot
1
Ter verklaring van dit bedrag, terwijl uit tabel 2 blijkt dat het volume in het jaar
2016 0 m3 was: dit bedrag betreft de jaarlijkse exploitatielast van een specifiek gebouw voor
NORM-afval, plus een vooruitbetaling van de vaste lasten van dat gebouw.
Tabel 2. Totaal aan volumina voor radioactief afval per soort, per sector, 2016 en
2019
2016
2019
Nucleair
Institutioneel
Nucleair
Institutioneel
LMRA
157 m3
49 m3
411 m3
202 m3
HRA
0,6 m3
–
0,6 m3
–
NORM
0,0 m3
–
336 m3
–
Vraag 7
Hoeveel van dit industrieafval zal voor het jaar 2130 vervallen tot onder de vrijgavegrens
voor radioactief afval en niet in een eindberging voor radioactief afval worden geplaatst?
Antwoord 7
Voor het LMRA van de nucleaire sector geldt hetzelfde als voor het LMRA van de overige
leveranciers van afval.
De wettelijke vrijgavegrenzen voor radionucliden worden, als daar aanleiding toe is,
door middel van nieuwe regelgeving bijgesteld. Er kan daardoor nu niet met zekerheid
worden vastgesteld welk deel van het LMRA van de nucleaire sector in 2130 als vervallen
beschouwd wordt. COVRA gaat er voorzichtigheidshalve vanuit dat al het ontvangen afval
in de eindberging geplaatst moet worden.
Vraag 8
Voldoet de COVRA aan haar wettelijke verplichting uit het Besluit basisveiligheidsnormen
stralingsbescherming, artikel 10.10, om de in rekening te brengen kosten voor het
beheer van radioactief afval en de ontwikkeling van een eindberging op een transparante,
objectieve en niet-discriminerende wijze vast te stellen? Zo ja, waar blijkt dit uit?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
De ANVS heeft door middel van haar inspectie nader inzicht gekregen in de wijze waarop
door COVRA de tarieven (met name voor standaardafval) worden vastgesteld (transparantie).
Echter, de ANVS heeft geen conclusies kunnen trekken over de transparantie, de objectiviteit
en de niet-discriminerende wijze waarop de COVRA de kosten bij de aanbieders van afval
in rekening brengt.
Daarom heeft de ANVS een (uitvoerings)signaal aan mij gegeven. Hierbij signaleert
de ANVS dat de kaderstelling voor het systeem voor de financiering van beheer van
radioactief afval verder dient te worden uitgewerkt (zie ook het antwoord op vraag
11).
Vraag 9
Op welke wijze is het beginsel «de vervuiler betaalt' gewaarborgd voor het radioactief
afval dat door COVRA onder «finale kwijting» in eigendom is overgenomen?
Antwoord 9
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld5 is één van de uitgangspunten van het beleid voor het beheer van radioactief afval
dat de vervuiler betaalt. COVRA wordt geacht op bedrijfsmatige manier en kostendekkend
te opereren. De aanbieders van radioactief afval betalen aan COVRA de kosten van verwerking,
opslag en eindberging van het afval. Zoals in het antwoord op vraag 2 is gesteld,
hanteert COVRA voor standaardafval uniforme tarieven voor alle leveranciers van dit
radioactief afval. Daarnaast maakt COVRA voor niet-standaard afval niet-publieke,
bilaterale afspraken op commerciële basis. In het algemeen worden grote investeringen
voor de realisatie van nieuwe gebouwen voor opslag van specifieke afvalstromen direct
door de grote aanbieders van radioactief afval – zoals EPZ (Borssele) en URENCO –
gefinancierd.
Zoals eerder met uw Kamer is gedeeld, zijn er bepaalde risico’s waaraan COVRA is blootgesteld6. COVRA neemt het eigendom van het afval immers over van de producenten van het afval.
Toekomstige ontwikkelingen op het gebied van aangroei van de middelen die COVRA beheert
en kostenramingen voor voornamelijk eindberging zijn onzeker en vormen een financieel
risico. Dit financiële risico is inherent aan het lange termijn karakter van de activiteiten.
Aan de andere kant is er zekerheid over de verantwoordelijkheid nadat het afval is
overgedragen (die ligt namelijk bij COVRA), waarbij de betaling voor de verwerking
en het beheer bij de overdracht van het radioactief afval wordt voldaan door de leveranciers.
Er blijven op deze wijze geen (eeuwigdurende) vorderingen bestaan op ondernemingen,
waarvan het voortbestaan op de lange termijn onzeker is.
Vraag 10
Overweegt u om ziekenhuizen toe te staan radioactief afval langer dan twee jaar ten
behoeve van vervalopslag te bergen? Welke financiële consequentie heeft het verlengen
van vervalopslag bij ziekenhuizen voor ziekenhuizen, voor de bekostiging van de ontwikkeling
van een eindberging, en voor de nucleaire industrie?
Antwoord 10
De ANVS heeft het RIVM gevraagd een aantal consequenties te onderzoeken van het verlengen
van de termijn voor vervalopslag van radioactief afval bij ziekenhuizen. De eerste
verkennende berekeningen laten zien dat het verlengen van deze termijn kan leiden
tot een vermindering van de hoeveelheid afval die naar de COVRA moet worden afgevoerd
en dat ook in de nieuwe situatie de stralingsbelasting voor ziekenhuismedewerkers
ruimschoots binnen de norm zal blijven2. Deze resultaten geven argumenten om verruiming van de termijn voor vervalopslag
van radioactief afval bij ziekenhuizen te overwegen, maar alvorens dit te kunnen toestaan
is nader onderzoek nodig. De financiële consequenties van een eventuele verruiming
van die termijn voor vervalopslag zijn nog niet bekend.
De financiële consequenties zullen in kaart worden gebracht als onderdeel van het
vervolgonderzoek dat in 2021 van start zal gaan.
Vraag 11
Klopt het dat u door de ANVS bent geadviseerd dat «een regelgevend kader voor de financiering
van de eindberging voor radioactief afval ontbreekt en ontwikkeld moet worden»? Bent
u voornemens om dat regelgevend kader te ontwikkelen om dergelijke discriminerende
praktijken te voorkomen in de toekomst? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Zoals in het antwoord op vraag 8 is gesteld, heeft de ANVS mij laten weten dat het
van belang is dat de kaderstelling voor het systeem voor de financiering van beheer
van radioactief afval verder wordt uitgewerkt, zodat de kosten voor het beheer van
radioactief afval op een transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze vastgesteld
kunnen worden. Op dit moment ontbreekt de uitwerking om toe te kunnen zien of dit
in voldoende mate plaatsvindt. Vanuit mijn departement wordt het overleg over deze
uitwerking opgestart met in eerste instantie het Ministerie van Financiën en de ANVS.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.