Schriftelijke vragen : De onderzoeken naar de werking van mondmaskers
Vragen van de leden Marijnissen en Hijink (beiden SP) aan de Minister voor Medische Zorg over de onderzoeken naar de werking van mondmaskers (ingezonden 30 november 2020).
Vraag 1
Wat is de wetenschappelijke onderbouwing van het argument dat schijnveiligheid zou
optreden bij het gebruik van mondneusmaskers door zorgverleners in de ouderenzorg
in de maanden maart tot en met mei, zoals is gesteld door zowel het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) («het kan ook een schijnveiligheid geven») als door de toenmalige Minister voor Medische Zorg («het risico bestaat dat mondneusmaskers niet goed worden gebruikt en dan neemt het
risico misschien wel toe. Bieden soms schijnbescherming»)?1&2
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat het RIVM kenbaar heeft gemaakt dat er geen wetenschappelijke
verwijzing is naar een stuk waaruit de schijnveiligheid van mondkapjes blijkt?
Vraag 3
Vindt u dat RIVM-richtlijnen een wetenschappelijke basis moeten hebben? Kunt u dit
toelichten?
Vraag 4
Erkent u dat de RIVM-richtlijnen voor het gebruik van medische mondkapjes hebben geleid
tot een terughoudendheid van het gebruik van medische mondkapjes in de zorg buiten
de ziekenhuizen? Kunt u dit toelichten?
Vraag 5
Wat is volgens u het effect geweest van de boodschap van het RIVM dat het gebruik
van medische mondkapjes in de zorg in bepaalde situaties risico’s zou kunnen opleveren
in de vorm van schijnveiligheid? Kunt u dit toelichten?
Vraag 6
Erkent u dat juist de terughoudendheid in het gebruik van medische mondkapjes heeft
kunnen leiden tot risicovolle situaties waarbij zorgaanbieders hun personeel geen
gebruik hebben laten maken van medische mondkapjes? Kunt u dit toelichten?
Vraag 7
Kunt u deze vragen separaat beantwoorden, voorafgaand aan het eerstvolgende plenaire
debat over het coronavirus?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.M.C. Marijnissen, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
H.P.M. Hijink, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.