Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 611 Wijziging van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en diverse andere wetten in verband met het opnemen van invoeringsrecht in en het overbrengen van overgangsrecht naar de Wet voortgezet onderwijs 2020 en wegens aanpassing van verwijzingen in andere wetten (Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020)
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 30 november 2020
Inhoudsopgave
blz.
I.
ALGEMEEN
1
1.
Invoeringsrecht
1
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van
het voorgestelde wetsvoorstel, de leden van de SP-fractie hebben eveneens kennisgenomen
van het wetsvoorstel. Graag wil ik de leden van de vaste commissie voor Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap, bedanken voor de vragen die zij hebben gesteld en de opmerkingen
die ze hebben gemaakt in het verslag over bovengenoemd wetsvoorstel.
1. Invoeringsrecht
De leden van de VVD-fractie lezen in het onderhavige wetsvoorstel dat er sprake is
van een positieve afname van de ervaren regeldruk en juichen dit toe. Kan de regering
aangeven op welke manier er sprake is van een afname van de ervaren regeldruk? Tevens
vragen zij of het klopt dat het wetsvoorstel vooral als doel heeft om de wetgeving
met betrekking tot het overgangsrecht overzichtelijker te maken.
Op dit moment is het overgangsrecht met betrekking tot het voortgezet onderwijs nog
opgenomen in een groot aantal verschillende wetten. Niet alleen in de Wet op het voortgezet
onderwijs (WVO) zelf, maar ook in tal van wetten waarmee de WVO in de loop der jaren
is gewijzigd. Een aanzienlijk deel van het formeel nog geldende overgangsrecht is
inmiddels materieel uitgewerkt. Hoewel deze bepalingen feitelijk geen betekenis meer
hebben, staan ze nog wel in de wettenbank. De overgang van de WVO naar de WVO 2020
wordt aangegrepen om dit aan te passen. Het onderhavige wetsvoorstel neemt al het
nog geldende overgangsrecht op in hoofdstuk 12 van de Wet voortgezet onderwijs 2020
(WVO 2020). Uitgewerkt overgangsrecht met betrekking tot het voortgezet onderwijs
wordt ingetrokken. Doordat al het geldende overgangsrecht met betrekking tot het voortgezet
onderwijs met dit wetsvoorstel overzichtelijk bij elkaar in één wet komt te staan,
verwacht de regering dat de ervaren regeldruk afneemt. De gebruikers van de wet hoeven
zich dan niet meer door de wijzigingswetten in vele tientallen Staatsbladen te worstelen
om zich af te vragen of het daarin opgenomen overgangsrecht al dan niet nog steeds
van toepassing is.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of het klopt dat het voorgestelde wetsvoorstel
ook tot doel heeft om het invoeringsrecht te vervangen, zonder dat er sprake is van
een inhoudelijke vernieuwing.
Het invoerings- en overgangsrecht dat met dit wetsvoorstel in hoofdstuk 12 van de
WVO 2020 wordt opgenomen leidt niet tot inhoudelijke wijzigingen. Het zorgt er slechts
voor dat de wettelijke bepalingen correct worden overgezet van de huidige WVO en WVO
BES naar de nieuwe WVO 2020. Op het moment dat de WVO 2020 in werking treedt, komen
de WVO en de WVO BES immers te vervallen.
Wat invoeringsrecht betreft valt bijvoorbeeld te denken aan situaties waarin moet
worden overgegaan tot het opleggen van een (bekostigings)sanctie. Hiervoor is een wettelijke basis nodig. Op dit moment berusten dergelijke
sancties op artikel 104 WVO of artikel 184 WVO BES. Die wettelijke basis zou echter
wegvallen op het moment dat de WVO en WVO BES worden ingetrokken, omdat de WVO 2020
daarvoor in de plaats komt. Daarom wordt in artikel 12.19 expliciet, op het niveau
van de wet, geregeld dat sancties die voorheen berustten op artikel 104 WVO of artikel 184
WVO BES, vanaf het moment dat de WVO 2020 in werking treedt, berusten op het artikel
dat daarvoor in de plaats treedt (artikel 10.1). Dat maakt de inhoud echter niet anders.
De leden van de SP-fractie vragen of het klopt dat met dit wetsvoorstel enkel technische
wijzigingen worden gedaan en er inhoudelijk niks aan de Wet voortgezet onderwijs wordt
veranderd. Zo niet, kan de regering een lijst aanleveren met inhoudelijke wijzigingen
die met dit wetsvoorstel zouden worden doorgevoerd, zo vragen de voornoemde leden.
Op de vraag van de leden van de SP-fractie kan bevestigend geantwoord worden. Inhoudelijk
wijzigt dit wetsvoorstel niets aan de wettelijke bepalingen die nu nog in de WVO en
de WVO BES zijn opgenomen. Het overgangsrecht wordt met dit wetsvoorstel zo veel mogelijk
ongewijzigd opgenomen in hoofdstuk 12 van de WVO 2020. Daarbij zijn slechts tekstuele
wijzigingen doorgevoerd, die verband houden met de overheveling naar de WVO 2020.
Zo zijn verwijzingen naar artikelnummers aangepast, zodat naar het juiste artikel
in de nieuwe wet wordt verwezen. En in een aantal artikelen kon nu een concrete datum
worden genoemd, in plaats van een lastiger leesbare formulering waarin werd verwezen
naar hoe een bepaald artikel voor of na de inwerkingtreding van een bepaalde eerdere
wetswijziging luidde of is komen te luiden. Door het verloop van tijd zijn enkele
overgangsbepalingen inmiddels uitgewerkt. Door deze niet over te hevelen naar de WVO
2020 komen ze te vervallen zodra het onderhavige wetsvoorstel en de WVO 2020 in werking
treden. Waar dit aan de orde is, is dat expliciet inzichtelijk gemaakt in de transponeringstabel.
Inhoudelijk hebben alle hierboven genoemde aanpassingen geen consequenties.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media