Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 2 november 2020, over begroting OCW, onderdeel Emancipatie
35 570 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021
Nr. 124 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
            
Vastgesteld 25 november 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 2 november 2020
                  overleg gevoerd met mevrouw Van Engelshoven, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
                  over:
               
– het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs,
                           Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021 (Kamerstuk 35 570 VIII);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 5 oktober 2020
                           inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake vaststelling van
                           de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII)
                           voor het jaar 2021 (Kamerstuk 35 570 VIII) (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 20);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 3 juli 2020 inzake
                           voortgangsrapportage Emancipatie 2020 (Kamerstuk 30 420, nr. 337);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 10 juli 2020 inzake
                           voortgang implementatie SER-advies «Diversiteit in de top. Tijd voor versnelling»
                           (Kamerstuk 29 544, nr. 1020);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 19 mei 2020 inzake
                           beantwoording vragen commissie over de kabinetsreactie op het SER-advies «Diversiteit
                           in de top. Tijd voor versnelling» (Kamerstuk 29 544, nr. 1009);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 7 februari 2020
                           inzake kabinetsreactie op het SER-advies «Diversiteit in de top. Tijd voor versnelling»
                           (Kamerstuk 29 544, nr. 999);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 3 juli 2020 inzake
                           voortgangsbrief aanpak onnodige sekseregistratie (Kamerstuk 27 859, nr. 145);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 3 juli 2020 inzake
                           reactie Global Gender Gap Report WEF (Kamerstuk 30 420, nr. 336);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 29 oktober 2020
                           inzake uitvoering van de motie van het lid Özütok c.s. over toepassing van de kwaliteitseis
                           «gender» in het integraal afwegingskader (Kamerstuk 30 420, nr. 352).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De griffier van de commissie, De Kler
Voorzitter: Peters
Griffier: De Kler
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Beertema, Van den Berge, Bergkamp, Jasper
                  van Dijk, El Yassini, Geluk-Poortvliet, Van den Hul en Peters,
               
en mevrouw Van Engelshoven, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Aanvang 11.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen, allemaal. Welkom bij de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
                     Welkom bij dit wetgevingsoverleg over het onderdeel Emancipatie van de OCW-begroting.
                     Van de zijde van de Kamer zijn aanwezig mevrouw Bergkamp, mevrouw Geluk, de heer Beertema,
                     de heer El Yassini, de heer Jasper Van Dijk en de heer Van den Berge. Namens de regering
                     is excellentie Van Engelshoven aanwezig. Ik stel voor dat we een beetje ons best doen
                     om niet al te veel te interrumperen, maar ik hoop dat ik van tevoren niet hoef te
                     zeggen hoeveel interrupties het er precies moeten zijn. Ik denk aan twee, drie zo
                     ongeveer. We houden het een beetje in de gaten en als het te gek wordt, zal ik dat
                     heus wel zeggen. Jullie weten precies hoeveel minuten jullie hebben als spreektijd.
                     Ik geef nu het woord aan mevrouw Vera Bergkamp namens D66.
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dit is waarschijnlijk het laatste wetgevingsoverleg Emancipatie
                     onder dit kabinet. Het is ook een goeie gelegenheid om aan deze Minister te vragen
                     wat de stand van zaken is op het gebied van heel veel onderwerpen.
                  
Mijn eerste vragen. Hoe ziet zij de emancipatie op dit moment in Nederland? Hoe is
                     de positie van vrouwen en lhbti's onder haar bewind verbeterd? Is het Regenboogakkoord
                     uitgevoerd? Hoe kijkt zij naar MeToo? Het lijkt wat stiller te zijn met betrekking
                     tot MeToo, maar het is helaas nog steeds urgent, ook in de sectoren waar deze Minister
                     voor verantwoordelijk is. Waar ziet de Minister kansen?
                  
Voorzitter. Ik kom op de impact van de coronacrisis. De coronacrisis heeft impact
                     op de emancipatie. Dat zien we. Heeft de Minister zicht op de impact van corona op
                     de economische en financiële zelfstandigheid van vrouwen? In Amerika blijkt uit onderzoek
                     dat vrouwen vier keer zo vaak hun baan verliezen ten opzichte van mannen. Hoe is de
                     situatie in Nederland? Er zijn ook veel signalen dat het geweld achter de voordeur
                     is toegenomen.
                  
Voorzitter. Dan kom ik op veiligheid. Dat is een van de belangrijkste onderwerpen
                     van mijn betoog. Nog steeds worden lhbti's bedreigd, bespuugd, belaagd op straat en
                     zelfs in elkaar geslagen. Het is vreselijk dat mensen niet zichtbaar zichzelf kunnen
                     zijn op straat. Ik heb een amendement ingediend om de huidige aanpak van de regenbooggemeenten
                     te intensiveren. Graag een reactie daarop. Ik krijg te veel signalen dat mensen niet
                     meer naar de politie gaan, omdat ze denken: het heeft toch geen zin. Dan staat ook
                     nog een keer Roze in Blauw onder druk. Graag een wat uitgebreide reactie van de Minister
                     op deze onderwerpen.
                  
Ik maak mij ook zorgen over de veiligheid van lhbti-asielzoekers. We hebben laatst
                     nog een vreselijk incident gehad waarbij een vrouw werd overgoten met kokend water.
                     We kunnen heel dogmatisch kijken naar dit vraagstuk, maar volgens mij moet veiligheid
                     altijd op nummer één staan. Hoe kunnen we beter de veiligheid realiseren van deze
                     mensen, die vaak zijn gevlucht uit vreselijke omstandigheden?
                  
Voorzitter. Dan kom ik op internationale zelfbeschikking. Een aantal conservatie lidstaten
                     van de EU, Hongarije en Polen, vormen binnenlands en op Europees niveau een bedreiging
                     voor de zelfbeschikking van vrouwen en lhbti's. Onlangs hebben wij ook nog moeten
                     vernemen dat Polen de facto abortus heeft verboden. Hoe kan de Minister de positie
                     van vrouwen en lhbti's in het buitenland verstevigen? Het voelt als een verantwoordelijkheid
                     van Nederland om in de bres te springen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Bergkamp, u heeft een interruptie van de heer Beertema van de PVV.
De heer Beertema (PVV):
Net als D66 zijn wij ook enorm geschrokken van die incidenten in dat azc. Het is echt
                     verschrikkelijk wat daar gebeurd is met die vrouw die overgoten is met kokend water.
                     Maar voor ons was ook de afloop van dat hele dossier heel verschrikkelijk, zoals ik
                     het maar even heel nuchter noem. Volgens mij is er vervolgens een poging gedaan om
                     lhbti's apart te zetten van de rest van de azc-bevolking en is er met de daders eigenlijk
                     maar heel weinig gebeurd. Ik weet niet of er vervolgd is. Volgens mij niet. Maar ze
                     zijn zeker niet uitgezet. Heeft D66 daar nou ook een oordeel over?
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Het is misschien goed om daar in algemene zin op te reflecteren. Natuurlijk is het
                     belangrijk dat daders worden aangepakt. Misschien kan de Minister reflecteren op wat
                     er uiteindelijk is gebeurd in deze specifieke situatie, die volgens mij ons allemaal
                     heeft doen schrikken. Het is een vreselijke situatie. In de vorige periode is er een
                     motie van D66 aangenomen. Daarin zeiden wij: als de veiligheid een vraagstuk is en
                     dus niet gegarandeerd kan worden, dan staat bij ons veiligheid op nummer één. Ik kan
                     mij die discussie in de Kamer nog herinneren. Wat ons betreft kom je niet binnen in
                     Nederland en kan je vervolgens linksaf voor de hetero-opvang en rechtsaf voor de lhbti-opvang.
                     Dat zouden wij ook niet willen. Maar wij vinden wel dat als iemand zich niet veilig
                     voelt, wij moeten zoeken naar een oplossing. Zo hebben wij in Nederland gelukkig de
                     vrouwenopvang. Als vrouwen zich niet veilig voelen, dan kunnen zij daar terecht. Bij
                     ons staat veiligheid dus op nummer één.
                  
De heer Beertema (PVV):
Dat ben ik natuurlijk helemaal eens met mevrouw Bergkamp, maar vindt zij dan ook dat
                     veiligheid niet kan zonder handhaving? Juist in het begin van een asielzoekproces,
                     zou het toch voor de handhaving, de uitstraling en dus ook voor de veiligheid enorm
                     voordelig zijn als dit soort daders onmiddellijk worden uitgewezen?
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
We hebben hier natuurlijk wet- en regelgeving voor hoe daarmee om te gaan. Maar ik
                     ben een groot voorstander van handhaving. Ik ben een voorstander van het garanderen
                     van veiligheid. Mensen moeten zich veilig voelen. Zij zijn vaak gevlucht uit landen
                     waar zij niet zichtbaar zichzelf konden zijn. Dan komen ze hier en worden ze vervolgens
                     belaagd en bespuugd. Zij kunnen zich niet veilig voelen. Veiligheid staat op nummer
                     één. Als dat betekent dat er een andere opvang moet zijn, dan vind ik dat wij daarnaar
                     moeten kijken. Dat is ook de achtergrond geweest van de motie die wij eerder hebben
                     ingezet. Moeten we daders aanpakken? Absoluut. Daders moeten weten dat wij in Nederland
                     de rechten van lhbti's respecteren.
                  
De voorzitter:
Vervolgt u alstublieft uw betoog, mevrouw Bergkamp.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Zeker. Dank u wel, voorzitter.
Ik ga over naar een heel ander onderwerp: de rapporten van het Sociaal en Cultureel
                     Planbureau. Die zijn belangrijk. Het SCP doet onderzoek naar sociale acceptatie en
                     vrouwenemancipatie. Ik begreep dat het SCP daarmee wil stoppen. Juist cijfers, feiten
                     en objectieve monitoring zijn van groot belang. Oordelen zijn er in overvloed. Daarvoor
                     hoef je alleen maar even te kijken op social media. Het gaat juist om objectivering.
                     Ik denk ook dat de Minister dat wil voor haar beleid. Wat kan de Minister zeggen over
                     het voortzetten van deze onderzoeken?
                  
Voorzitter. Dan over de operatie van interseksekinderen. Ik heb daar vorig jaar samen
                     met collega Van den Hul een motie over ingediend, over een onderzoek naar medische
                     niet-noodzakelijke operaties bij interseksekinderen. Wat is de stand van zaken van
                     dit onderzoek? Ik kreeg informatie dat de belangenorganisatie, NNID, niet betrokken
                     is daarbij. Dat lijkt me een omissie. Ik hoop dat de Minister ons kan geruststellen.
                  
Voorzitter. Dan over transgenderzorg. Ik realiseer me dat de Minister een coördinerende
                     rol heeft en dat het onderwerp vooral de zorg betreft, maar er zit ook een emancipatieaspect
                     in. Daarom wil ik dit ook heel graag in dit debat aan de orde stellen. In de DSM-5-classificatie
                     worden transgenderpersonen nog steeds beschouwd als personen met een mentale conditie.
                     In de nieuwe internationaal erkende classificatie is dit niet langer het geval. Daarom
                     verzoek ik de Minister om met een effectieve aanpak te komen als het gaat over depathologisering.
                     Als dat wordt toegepast, scheelt dat ook voor de wachttijden.
                  
Voorzitter. Dan een ander onderwerp, waarvan ik weet dat mijn collega's daar ook zeer
                     betrokken bij zijn: de zogenaamde homogenezing, conversietherapie. De Kamer verwacht
                     het tweede deel van het onderzoek naar homogenezing en conversietherapie. Er zou eind
                     juni al een rapport komen, deel twee, naar aanleiding van de motie van Van den Hul,
                     Özütok en Bergkamp, maar we wachten helaas nog steeds op de uitvoering van deel twee
                     van deze motie. Kan de Minister daar iets over zeggen? En belangrijker nog: wanneer
                     komt het kabinet met een reactie? We weten nu immers dat deze vreselijke praktijken
                     ook in Nederland voorkomen en we weten dat ze zeer beschadigend zijn en in strijd
                     zijn met de mensenrechten.
                  
Voorzitter. Ik heb nog een aantal overige vragen voor de Minister. Wat is de stand
                     van zaken met betrekking tot de uitvoering van het verbeterplan voor lhbti-dak- en
                     thuislozen, met name jongeren? Ik heb gelezen wat het kabinet ermee gedaan heeft en
                     ik vind dat eerlijk gezegd nogal teleurstellend. Ik hoop dat we echt meer kunnen betekenen
                     voor deze jongeren.
                  
Kan de Minister ook aangeven wat er gebeurd is met mijn motie naar aanleiding van
                     het onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van transgenderpersonen, met name als het
                     gaat over transitieverlof? Kan de Minister de mogelijkheden onderzoeken van ondersteuning
                     door Zonder Stempel? Dat is een project van Vilans, LFB en COC voor lhbti's met een
                     verstandelijke beperking.
                  
Voorzitter. Dan een ander belangrijk onderwerp voor mijn partij. Kan de stap eindelijk
                     gezet worden dat ook lhbti's veilig bloed en plasma kunnen doneren? Wat houdt dat
                     nu op dit moment tegen? We zien internationaal allerlei voorbeelden waarbij barrières
                     beslecht worden.
                  
Voorzitter. Tot slot mijn laatste onderwerp. Aankomend jaar treedt de quotumwet topvrouwen
                     in werking. Ik wil de Minister graag feliciteren met dit mooie resultaat. Kan de Minister
                     aangeven wat nu de planning is als het gaat over dit wetsvoorstel? Want we hopen natuurlijk
                     dat we dit met elkaar in deze kabinetsperiode kunnen afronden in de Tweede Kamer.
                     Hoe gaat de Minister het quotum handhaven? Kan zij samen met de Minister van Binnenlandse
                     Zaken ook een belangrijke stap zetten als het gaat over het binnenlands bestuur? En
                     hoe staat het met de overige aanbevelingen van de SER? Want die zijn natuurlijk ook
                     allemaal geaccordeerd door de Tweede Kamer.
                  
Voorzitter, ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bergkamp. U heeft nog een interruptie van de heer Jasper van Dijk
                     van de SP.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Op dat laatste punt kijk ik natuurlijk ook met belangstelling naar de Minister, maar
                     ik heb een vraag over iets anders, namelijk over seksuele diversiteit op scholen.
                     Ik heb daar vanaf het begin van deze kabinetsperiode aandacht voor gevraagd, maar
                     we zien helaas dat tot op de dag van vandaag ongeveer 15% van de scholen daar helemaal
                     niets mee doet. Sterker nog, er zijn scholen die homoseksualiteit openlijk afwijzen.
                     Zij zeggen: je moet een heterohuwelijk sluiten. Mevrouw Bergkamp weet precies waar
                     het over gaat. Hoe kunnen we de Minister helpen om die scholen ertoe aan te zetten
                     dat ze het goede gaan doen, dat ze les gaan geven in seksuele diversiteit? Want die
                     sancties zijn er ook niet gekomen. Ik heb gezegd: je zou ze bijvoorbeeld op een zwarte
                     lijst kunnen zetten. Dan weten we in elk geval waar die scholen zitten. Is mevrouw
                     Bergkamp het met mij eens dat we vandaag maatregelen moeten nemen?
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank voor deze vraag. Dan kan ik ook wat vertellen over een onderwerp dat voor ons
                     ook heel belangrijk is, want je moet uiteindelijk een aantal keuzes maken. Ik was
                     ook teleurgesteld dat inderdaad 15% van de scholen er geen aandacht aan besteedde.
                     Ik heb daar schriftelijke vragen over gesteld, Rutgers heeft onderzoek gedaan. Het
                     bleek toch het geval te zijn als het gaat over dat percentage van 15%. Ik vind dat
                     onacceptabel omdat wij ervoor gestreden hebben dat het in de kerndoelen van het onderwijs
                     staat. Ik ben het met u eens dat de Minister in gesprek moet gaan met de scholen en
                     moet sturen, maar misschien ook de inspectie er misschien nog een keer op af moet
                     sturen, want het is gewoon een afspraak die we met elkaar maken. Wij hebben vrijheid
                     van het onderwijs als het gaat om het hoe, maar dat scholen er aandacht aan moeten
                     besteden, is zeker. En voor de rest is mijn partij niet zo'n voorstander van zwarte
                     lijsten, maar ik vind het wel belangrijk dat erop gestuurd wordt en wij hebben daarvoor
                     ook een inspectie.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het kan dat mevrouw Bergkamp daar geen voorstander van is, maar het sturen van de
                     inspectie naar die scholen is eerlijk gezegd ook een beetje een dooddoener, wat dat
                     werd namelijk vier jaar geleden ook beloofd. Dat is ook gedaan, het is onderzocht
                     en wij hebben nu een percentage. Er gebeurt alleen niets. Er zijn gewoon scholen die
                     zeggen: wij opereren in lijn met de grondslag van onze school en zo doen wij dit.
                     De orthodox-christelijke scholen, u kent ze wel. Dus volgens mij moeten we vandaag
                     een stap extra zetten, bijvoorbeeld door te zeggen dat wij als Tweede Kamer niet pikken
                     dat een school openlijk discrimineert in zijn statuten en dat we dat gaan sanctioneren.
                     Bent u het met mij eens dat wij dat vandaag moeten regelen?
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Een heel belangrijke voorwaarde is sociale veiligheid voor leerlingen. Als scholen
                     daar niet aan voldoen, vind ik zeker dat de inspectie een rol heeft om te handhaven
                     en dat de Minister een rol heeft vanuit haar verantwoordelijkheid om aan de inspectie
                     te vragen om zich echt te richten op die 15% scholen. Ik ben het dus met u eens. Ik
                     vind dat er vandaag ook een stap gezet moet worden. Ik vind het onacceptabel dat 15%
                     van de scholen er geen aandacht aan besteed. Maar het is zelfs nog een stuk erger
                     als echt blijkt dat leerlingen zichtbaar niet zichzelf kunnen zijn, dat aan die sociale
                     veiligheid niet tegemoet wordt gekomen. Ik ben dus ook heel benieuwd naar de overtreffende
                     trap wat de Minister verder nog kan doen, want er is al veel gebeurd. Maar ik ben
                     het wel met u eens, ik denk dat we een stap verder moeten zetten. Ik wil zeker ook
                     samen met u nadenken wat wij daarin misschien vandaag samen kunnen doen.
                  
De heer Beertema (PVV):
Als aanvulling hierop. Ik hoor de heer Van Dijk van de SP heel exclusief praten over
                     christelijke en reformatorische scholen. Ik vraag mij altijd af waar die obsessie
                     vandaan komt, die hekel aan dat christendom van de SP. Maar ik hoor ook D66, mevrouw
                     Bergkamp, dat niet uitbreiden naar dat veel grotere probleem, ook getalsmatig, van
                     het islamitisch onderwijs. Ik mag toch hopen dat al deze verontwaardiging van de SP
                     en van D66 zich ook uitstrekt naar het islamitisch onderwijs.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Mag ik dan heel even een persoonlijk feit maken? Ik ben het helemaal eens met de heer
                     Beertema. Volledig eens. Als er op islamitische scholen homoseksuelen worden gediscrimineerd,
                     verwerp ik dat net zo hard als op christelijke scholen of op joodse scholen of op
                     hindoescholen of op welke scholen dan ook. Het wordt tijd dat we eens naar ons onderwijssysteem
                     gaan kijken, meneer Beertema, met al die rare scholen met al die grondslagen.
                  
De voorzitter:
Ja, ja, meneer van Dijk. Mevrouw Bergkamp nog een keer.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik denk dat de heer Van Dijk de interruptie uitermate goed heeft beantwoord. Ik sluit
                     me daar helemaal bij aan. Vandaar dat ik in mijn reactie erop het niet heb gehad over
                     een specifiek type scholen. Als het gaat over sociale acceptatie en sociale veiligheid
                     en over het voldoen aan de kerndoelen geldt dat voor alle scholen.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik heb op dit punt nog een vraag aan collega Bergkamp. Ik ben het erg eens met wat
                     ze zegt over sociale veiligheid en vrijheid van onderwijs en de vrijheid binnen het
                     onderwijs om jezelf te zijn. Nu ligt er ook een voorstel bij ons over de burgerschapsopdracht.
                     In de nota naar aanleiding van het verslag daarbij heeft Minister Slob voor primair
                     onderwijs gezegd dat het in het kader van de vrijheid van onderwijs mogelijk zou kunnen
                     zijn dat docenten toch iets zeggen over bijvoorbeeld seksuele geaardheid, dat zij
                     zeggen dat het in Nederland wel is toegestaan maar dat ze daar vanuit hun geloof toch
                     anders over denken. Hoe kijkt D66 daartegen aan? Kunnen we in ieder geval afspreken
                     dat dit een stap terug is en dat we dus niet op die manier een wet gaan aannemen?
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik weet dat mijn collega Paul van Meenen altijd bovenop dit soort onderwerpen zit.
                     Het is belangrijk dat scholen voldoen aan die sociale veiligheid. Dat is soms echt
                     een grijs gebied dat we misschien met elkaar moeten inkleuren. Ik wil dus ook aan
                     de Minister vragen waar voor haar de grens is waar je overheen gaat om te zeggen dat
                     niet meer wordt voldaan aan die sociale veiligheid. Ik heb zelf ook weleens lesmateriaal
                     van scholen gezien waarvan ik echt denk dat het niet voldoet aan de sociale veiligheid.
                     Als er tegen een jong iemand die bezig is met de ontwikkeling van zijn of haar eigen
                     identiteit wordt gezegd «als u daaraan overgeeft, komt u in de hel terecht en wordt
                     u ongelukkig» en noem het maar op, dan vind ik dat in strijd met sociale veiligheid.
                     Daar zit dus net het verschil tussen vrijheid van onderwijs en over een grens heen
                     gaan. Ik vind dat wij het debat daarover moeten hebben. Ik ben ook heel benieuwd wat
                     de Minister daarvan vindt en waar voor haar de grens ligt.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik ben het eens met collega Bergkamp. Mag ik dan concluderen dat we D66 aan onze zijde
                     zullen vinden wanneer we dat debat over de burgerschapsopdracht hebben en GroenLinks
                     Minister Slob vraagt om hierop terug te komen en te zeggen dat het niet kan, omdat
                     de boodschap van een docent te allen tijde moet zijn dat je er in Nederland ongeacht
                     je seksuele geaardheid en je genderidentiteit bij hoort?
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik herhaal: als het niet voldoet aan de sociale veiligheid, dan vindt u mij zeker
                     aan uw zijde en dat geldt ook voor mijn collega Paul van Meenen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bergkamp. Tot mijn grote vreugde is mevrouw Van den Hul van de
                     Partij van de Arbeid bij ons aangeschoven.
                  
Het woord is aan mevrouw Geluk van het CDA.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Voorzitter. Emancipatie is een zaak van de samenleving en de instrumenten van de overheid
                     zijn eigenlijk altijd beperkt. Met financiële middelen en wet- en regelgeving kan
                     de overheid belemmeringen voor emancipatie wegnemen. De Minister kan agenderen, coördineren,
                     aanjagen, kennis en expertise ontsluiten, maar emanciperen zal de samenleving zelf
                     moeten doen. De samenleving zelf zal voortdurend en steeds opnieuw moeten leren omgaan
                     met verschillen.
                  
In juli heeft de Minister de voortgangsrapportage Emancipatie 2020 naar de Kamer gestuurd
                     of beter, een link naar de website van de voortgangsrapportage Emancipatie 2020. Even
                     een praktische vraag: kan de Minister toelichten hoe de bijlage bij de brief en de
                     website zich precies tot elkaar verhouden?
                  
In de voortgangsrapportage spreekt de Minister terecht over de coronapandemie, waarvan
                     we de gevolgen nog niet kunnen overzien. De Minister noemt mogelijke gevolgen voor
                     de arbeidsparticipatie van vrouwen en het risico van een toename van geweld achter
                     de voordeur. Dit vraagt om extra alertheid, schrijft zij. Kan de Minister aangeven
                     op welke wijze zij deze extra alertheid heeft vormgegeven?
                  
Voorzitter. In de voortgangsrapportage zegt de Minister dat ze met veel interesse
                     bijvoorbeeld de ontwikkelingen rondom kunstmatige intelligentie volgt en zich inzet
                     om genderbias – dat is kansenongelijkheid – te voorkomen. De CDA-fractie is het met
                     de Minister eens dat digitalisering van de samenleving en van de overheid ingrijpende
                     gevolgen heeft en dat door digitalisering de menselijke verantwoordelijkheid voor
                     ontwikkelingen buiten beeld raakt. Technische hulpmiddelen bij werving en selectie
                     blijken niet altijd objectief te zijn en technologische ontwikkelingen zijn voor een
                     gewone sterveling niet meer te bevatten, laat staan te beïnvloeden. Op welke manier
                     probeert de Minister vat te krijgen op de ontwikkelingen die het emancipatiebeleid
                     raken? Doet zij onderzoek naar de effecten van nieuwe technologieën en dan met name
                     naar algoritmen en de gelijke behandeling van mannen en vrouwen? Zo nee, is zij dan
                     misschien bereid om aan te sluiten bij een breder onderzoek van BZK naar algoritmes,
                     zodat de effecten op emancipatie daarin kunnen worden meegenomen?
                  
Voorzitter. Een jaar geleden heeft de Kamer de Minister bij motie gevraagd de maatregelen
                     uit het SER-advies «Diversiteit in de top, tijd voor versnelling» integraal over te
                     nemen. Zo moet het aantal vrouwen in de top van het bedrijfsleven vergroot worden.
                     Begin juli gaf de Minister de stand van zaken. Er komt een wettelijke regeling voor
                     meer vrouwen in de top van het bedrijfsleven en in mei is de internetconsultatie van
                     het conceptwetsvoorstel afgesloten. Wij lezen dat het wetsvoorstel tot doel heeft
                     het nv-recht te moderniseren en aan te passen aan de behoeften van de gebruikers,
                     maar wij dachten dat het de bedoeling was om de verhouding tussen het aantal mannen
                     en vrouwen in de top van grote bedrijven evenwichtiger te maken. Kan de Minister uitleggen
                     waarom dat in het wetsvoorstel over het vennootschapsrecht moet? Verwacht de Minister
                     het wetsvoorstel nog voor de verkiezingen bij de Kamer te kunnen indienen? Het SER-advies
                     ligt er nu al ruim een jaar en de Minister zei eerder: het quotum is een historische
                     stap voorwaarts. Kan de Minister toezeggen dat zij het SER-advies gewoon omzet in
                     een wetsvoorstel, niets meer en niets minder?
                  
Voorzitter. De Minister ondersteunt de regenbooggemeenten Dordrecht en Zwolle in de
                     Biblebelt bij een regionale aanpak om lhbti in, zoals zij het noemt, levensbeschouwelijke
                     kringen bespreekbaar te maken.
                  
De heer Beertema (PVV):
Het is mij niet helemaal duidelijk hoe het CDA hierin zit. Als ik mevrouw Geluk goed
                     begrijp, vraagt het CDA de Minister om zo snel mogelijk met een wet te komen om dat
                     vrouwenquotum te regelen. Daaruit maak ik op dat het CDA een hartstochtelijk voorstander
                     is van het vrouwenquotum. Gaat het CDA ook zover dat het voorbeeld van de TU Eindhoven,
                     waar er een mannenstop is opgelegd, zijn goedkeuring kan wegdragen? Ik bedoel eigenlijk
                     te zeggen: vermeende discriminatie bestrijden met keiharde omgekeerde discriminatie.
                     Is dat wat het CDA wil?
                  
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Het verhaal van Eindhoven is, denk ik, inmiddels achterhaald, want daar is een uitspraak
                     over gedaan. Wat wij echt hartstochtelijk besproken hebben en met sommige mensen in
                     deze Kamer geagendeerd willen hebben, is dat er een ongelijkheid opgeheven wordt tussen
                     mannen en vrouwen. In de top van het bedrijfsleven zie je dat het er nog steeds niet
                     vanzelf komt. Wij hebben geprobeerd om het bedrijfsleven het zelf te laten oppakken,
                     maar dat is niet gelukt. Daarom vinden we dat we dat bij wet moeten regelen. Als je
                     meer ongelijkheid wilt opheffen, dan moet je mannen en vrouwen samen aan het werk
                     hebben. Zolang die verhoudingen veel te scheef zijn, gebeurt dat gewoon niet. Dat
                     is wat wij zien en wij willen heel graag doen wat er in het SER-rapport staat. Daarom
                     heb ik ook gevraagd of dat rapport integraal overgenomen kan worden, te beginnen bij
                     beursgenoteerde bedrijven. Ik hoop met mijn partij dat het dan vanzelf naar onderen
                     toe doorgaat. Het is een soort piramide en je hoopt dat als er aan de bovenkant van
                     die bedrijven het besef is dat er een eerlijkere verdeling tussen mannen en vrouwen
                     moet komen, er ook op gelet wordt dat er vrouwen aangesteld worden in alle regionen
                     van dat bedrijf. Daar ben ik dus nog steeds een groot voorstander van.
                  
De heer Beertema (PVV):
Waarom is die verhouding dan niet in balans? Is er inderdaad sprake van systematische,
                     structurele, geïnstitutionaliseerde genderdiscriminatie in de bedrijven en de universiteiten
                     of ligt het misschien ergens anders aan?
                  
De voorzitter:
Afsluitend, mevrouw Geluk.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Ik denk, en daar zijn ook bewijzen voor, dat er heel lang een masculiene maatschappij
                     geweest is. Meneer Beertema sputtert wat, maar dat is gewoon een feit. Dat hebben
                     we nu achter ons gelaten en we willen gewoon dat er een betere verdeling tussen mannen
                     en vrouwen komt, want het is ook bewezen – zie het SER-rapport – dat de wereld beter
                     werkt als je een gelijkere verhouding hebt.
                  
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, mevrouw Geluk.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Voorzitter, ik begin nog even opnieuw met mijn laatste blokje.
De Minister ondersteunt de regenbooggemeenten Dordrecht en Zwolle in de Biblebelt
                     met een regionale aanpak om lhbti in, zoals zij het noemt, levensbeschouwelijke kringen
                     bespreekbaar te maken. De CDA-fractie steunt die inzet en waardeert ook de initiatieven
                     binnen die levensbeschouwelijke kringen zelf. Een platform als Wijdekerk brengt persoonlijke
                     verhalen bij elkaar om op die manier een open en respectvol gesprek op gang te brengen.
                     In ons land heb je de vrijheid om te houden van wie je wilt en om zichtbaar jezelf
                     te kunnen zijn. Zo vanzelfsprekend is dat echter niet overal, zelfs niet in Europa.
                     De voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, heeft in haar state
                     of the union van 16 september scherp geoordeeld over de zogenaamde lhbti-vrije zones.
                     Verschillende Poolse gemeenten hebben zich de afgelopen tijd lhbti-vrij genoemd.
                  
De voorzitter:
Dat lokt een interruptie uit van de heer El Yassini van de VVD.
De heer El Yassini (VVD):
Excuses dat ik wat laat reageer met mijn interruptie, maar ik wil nog even ingaan
                     op het vrouwenquotum. Ik heb dat even laten bezinken. Vorig jaar hebben we dit debat
                     ook al gehad. Het CDA wil heel graag zo'n vrouwenquotum in de top van het bedrijfsleven.
                     De VVD is daar absoluut op tegen. Maar mijn vraag aan mevrouw Geluk-Poortvliet is
                     de volgende. Zij begint haar betoog met het feit dat emancipatie een onderdeel is
                     van de samenleving zelf, dat emancipatie uit de samenleving moet komen. Prachtig liberaal
                     betoog, waar ik mij echt bij kan aansluiten. Maar hoe rijmt mevrouw Geluk-Poortvliet
                     van het CDA dit met het verplichten van vrouwen op bepaalde posities middels een quotum?
                  
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Ik heb gesteld dat de emancipatie een zaak van de samenleving is. En die samenleving
                     zal dat zelf moeten doen. Maar je kunt ook sturen als je denkt dat er dingen fout
                     gaan. Ik denk dat het heel goed is dat je dat als politiek doet, want politiek is
                     gewoon het ordenen van de samenleving. Daar waar het fout gaat, kun je bijsturen.
                  
De heer El Yassini (VVD):
Dat is dus een tegenstrijdigheid met het verhaal van mevrouw Geluk-Poortvliet. Sterker
                     nog, dat is ook een tegenstrijdigheid met de traditie van het CDA, dat het maatschappelijk
                     middenveld zo'n warm hart toedraagt omdat daardoor de samenleving sterker wordt om
                     problemen zelf op te lossen. Dus ik ben nog steeds zoekende naar het ook in mijn ogen
                     prachtige liberale verhaal dat in de samenleving de kracht zit, ook in het bedrijfsleven.
                     Als de top van het bedrijfsleven, die zitting heeft in de Sociaal-Economische Raad,
                     zelf aangeeft dat er verbetering moet komen, hoe rijmt het CDA dit dan vervolgens,
                     in tegenstelling tot al die tradities die het CDA al decennialang kent, met het plotseling
                     loslaten van het geloof in de kracht van de samenleving en toch over te gaan tot een
                     verplicht vrouwenquotum dat met name het beursgenoteerde deel van het bedrijfsleven
                     verplicht om zetels op basis van geslacht te selecteren, in plaats van op basis van
                     kennis en kunde? U gaat het ene onrecht dus bestrijden met het andere onrecht. Hoe
                     rijmt u dat? Ik wil namelijk weten waarom u het maatschappelijk middenveld eigenlijk
                     in de steek heeft gelaten.
                  
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Wij hebben het maatschappelijk middenveld geenszins in de steek gelaten, want dit
                     rapport is er in samenspraak met VNO-NCW gekomen. Die hebben juist gezegd: het bedrijfsleven
                     heeft het zelf niet opgepakt. Er wordt gezegd dat de vrouwen er niet zijn, maar die
                     zijn er wel. Ze zijn te vinden, maar je moet het op een gegeven moment wel een beetje
                     verplichten, anders lukt het niet. Tot 2020, nu bijna afgelopen, was het niet direct
                     een verplichting, maar een advies. Dat is niet gelukt, dus ik vind dat wij het middenveld
                     helemaal niet in de steek gelaten hebben. Wij hebben juist naar het middenveld geluisterd
                     en dat heeft onze hulp gevraagd, want het wil dit ook. Het leidt tot betere resultaten
                     als mannen en vrouwen gelijke verantwoordelijkheid kunnen nemen.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Om jezelf te kunnen zijn, moet je eerst ontdekken wie jezelf bent. Daarvoor heb je
                     andere mensen nodig. Dat is nog niet zo eenvoudig. Dat laat Splinter Chabot zien in
                     zijn ontroerende boek Confettiregen. Om jezelf te kunnen zijn, heb je andere mensen
                     nodig. Emancipatiebeleid draait dan ook niet om het individu, maar om de samenleving.
                     Emancipatie draait niet om het individu dat denkt geen mens nodig te hebben, maar
                     een samenleving die ieder mens nodig heeft. Deelt de Minister dat uitgangspunt?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Geluk. Dan geef ik het woord aan de heer Beertema van de PVV.
De heer Beertema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Bij de Onderwijsbegroting heb ik de balans opgemaakt van vier
                     jaar onderwijsbeleid van deze Minister. Ze moet er nog steeds om lachen, zie ik. Dat
                     was geen mooi verhaal. Vier jaar heeft de zelfbenoemde onderwijspartij D66 aan de
                     knoppen gezeten en de conclusie van de PVV was deze: het onderwijs bevindt zich in
                     een vrije val, 24% van de 15-jarigen is semi-alfabeet, het onderwijs is zo'n slechte
                     werkgever dat sprake is van een gierend lerarentekort en deze Minister heeft het hoger
                     onderwijs opgezadeld met een identiteitspolitiek die de academies verscheurt in tegenstellingen
                     man/vrouw, gekleurd/blank en die bovendien de vrijheid van meningsuiting en de vrije
                     wetenschapsbeoefening onder druk zet. Deze Minister, zo heb ik steeds betoogd, is
                     geen dienaar van de Kroon, maar een diversiteitsactivist – ze is daar zelf trots op,
                     heeft ze weleens gezegd – die slechts een niche vertegenwoordigt, een niche van social
                     justice warriors, een minieme minderheid die er alles aan gelegen is om een minderheidsstandpunt
                     met wettelijke dwang op te leggen aan meerderheid.
                  
Op het thema emancipatie zien we hetzelfde beeld. Van een Minister van Emancipatie
                     zou je verwachten dat ze zou staan op de schouders van reuzinnen zoals Wilhelmina
                     Drucker en Aletta Jacobs, de vrouwen van de eerste golf, van het vrouwenkiesrecht
                     en het recht op arbeid, of op de schouders van de vrouwen van de tweede golf, van
                     de Aktiegroep Man Vrouw Maatschappij en Dolle Mina, zoals Joke Smit. De tweede golf
                     richtte zich op de vrouwelijke seksualiteit, op mishandeling en seksueel geweld tegen
                     vrouwen. Die thema's waren van belang en hebben onze samenleving daadwerkelijk geëmancipeerd.
                  
Deze Minister is een typische representant van de derde golf. De eerste en de tweede
                     golf hebben gezorgd voor de wettelijke kaders tegen discriminatie. Vrouwen en lhbti
                     kunnen daardoor in alle vrijheid hun leven vormgeven en hun dromen verwezenlijken.
                     Dat gaat nog vaak genoeg fout en daar moeten we aan werken, althans als het niet gaat
                     om de positie van vrouwen en lhbti in de islamitische gemeenschappen. Want daar vindt
                     het echte grote leed plaats, het leed van de verborgen vrouwen en van de eerwraak
                     en het leed van de 41.000 vrouwen in Nederland die genitaal verminkt zijn. Daar is
                     sprake van leed dat onze moeders en zelfs onze grootmoeders nooit hebben meegemaakt.
                     Het hypocriete is dat deze Minister daar nauwelijks oog voor heeft. Ze kijkt ervan
                     weg en focust in plaats daarvan op het nieuwe evangelie van diversiteit en inclusie.
                  
Dat vertaalt zich in maatregelen zoals het aanstellen van diversiteitscommissarissen
                     op de universiteiten en vrouwenquota in het bedrijfsleven en op de universiteiten,
                     maar niet in vrouwenquota onder stratenmakers, sleuvengravers, metselaars of huisschilders.
                     Nee, het zijn quota om hoogopgeleide, meestal blanke vrouwen zonder de inspanningen
                     en opofferingen die mannen zich wél moeten getroosten om de absolute top van politiek,
                     bedrijfsleven of wetenschap te behalen, een free ride te geven op basis van hun geslacht
                     of kleur. Ik zie verder geen reactie van het CDA. Dat is geen emancipatie. Dit is
                     cliëntelisme. De zogenaamde sisterhood is verworden tot een belangenclub van gelijkgestemde,
                     hoogopgeleide zusters, een travestie van emancipatie en plat nepotisme gevoed door
                     rancune.
                  
Het beleid van deze Minister dat daaruit voortvloeit, brengt gevaren met zich mee.
                     Laat me dat uitleggen. Een groot punt van zorg is het gebrek aan ruimte dat de linkse
                     identiteitspolitiek biedt aan het tegengeluid dat tegenwicht biedt aan het heersende
                     verhaal. Want dat tegengeluid is er wel degelijk. Feministische iconen zoals Fay Weldon
                     zijn uiterst kritisch over het huidige feminisme, de heersende identiteitspolitiek
                     en de gevolgen daarvan voor de positie van vrouwen. Maar daar is weinig aandacht voor
                     in de media en in het discours.
                  
Erger nog, als het gaat om linkse identiteitspolitiek, dan is het discours verworden
                     tot een agressieve en onverdraagzame afreken- en cancelcultuur. Via alle media wordt
                     volop gecensureerd, de mond gesnoerd en kaltgestellt, zowel bij gewone burgers als
                     bij wereldberoemde mensen. Hier en daar werden zelfs boeken verbrand van de schrijfster
                     J.K. Rowling omdat zij zich kritisch uitliet over de semantiek rond transgenders.
                     Een boekverbranding in het Westen, voorzitter! Dat riekt naar de duisterste periode
                     van de twintigste eeuw. De linkse identiteitspolitiek met zijn diepe wortels in het
                     cultuurmarxisme riekt naar totalitair denken, naar ideologisch fanatisme zoals tijdens
                     de culturele revolutie in China. Daar oefende een rode garde van jongeren, aangemoedigd
                     door haar politieke leiders, een jarenlange terreur uit in haar streven om oude denkbeelden
                     uit te wissen en te vervangen door een zuivere gelijkheidsleer. Deelt de Minister
                     de zorg over die agressieve onverdraagzaamheid en de dominantie van slechts één stroming
                     in de media, de politiek en het bestuur? Vindt ze dat haar keus om het ministerschap
                     zo activistisch in te vullen daar ook weinig goeds aan heeft gedaan? Ziet ze in de
                     laatste maanden van deze kabinetsperiode een rol voor zichzelf om daar ten minste
                     enige balans in aan te brengen? Kan de Minister daar uitgebreid op reflecteren, alstublieft?
                  
Deze Minister onderhoudt warme banden met de gesubsidieerde lhbti-industrie, nagenoeg
                     allemaal aanhangers van het unisono links-progressieve verhaal. Ik maak me ernstig
                     zorgen over de diversiteit en de opvattingen die de Minister bereiken. Zo is er bijvoorbeeld
                     een conservatieve club van zogenaamde Gayservatives, de Roze Leeuw, heet die. Dat
                     is een ongesubsidieerde stichting die een heel ander geluid uitdraagt met als belangrijkste
                     speerpunten fysieke veiligheid en zelfwaardering – geen slachtofferschap in ieder
                     geval. Zij ondervinden veel tegenstand, uitsluiting en zelfs agressie vanuit de linkse
                     lhbti-groeperingen zoals het COC. Dat is zwaar gesubsidieerd en vertegenwoordigt allang
                     niet meer de gewone homoman en homovrouw, maar uitsluitend zichzelf. Is de Minister
                     op de hoogte van het bestaan van de Roze Leeuw? Heeft ze al eens contact gezocht?
                     Zo nee, is zij bereid deze organisatie uit te nodigen voor een gesprek en kennis te
                     nemen van haar ideeën voor de verbetering van de positie van lhbti's en om deze organisatie
                     wellicht een handje te helpen een ingang te vinden in de bestaande structuren?
                  
Lhbti's, zeker in de grote steden, voelen zich niet alleen onveilig op straat, maar
                     hebben ook te maken met daadwerkelijk verbaal en fysiek geweld. Sommigen worden jarenlang
                     geterroriseerd in hun eigen woning. Meestal betekent dat verhuizen. Dat is vreselijk.
                     Het homofobe tuig laten ze dan triomfantelijk juichend achter want er zijn er weer
                     een paar weg. Het zou allang overbodig moeten zijn, echt overbodig, dat Marokkaanse
                     jongeren, de vierde generatie intussen, hierbij oververtegenwoordigd is. Wat heeft
                     de Minister de afgelopen periode gedaan om die oververtegenwoordiging van Marokkaanse
                     daders tegen te gaan? Wat heeft zij de afgelopen periode ondernomen tegen homohaat
                     vanuit de islam? Dat is homohaat die zich niet alleen naar buiten richt, maar ook
                     voor heel veel ellende zorgt voor lhbti binnen de islamitische gemeenschap zelf. We
                     hebben daar mooie interviews over kunnen lezen.
                  
Voorzitter, ik ga afronden. We hebben ons in het vorige debat meermaals uitgesproken
                     tegen de vrouwenquota, tegen de cliëntelistische agenda van deze activistische Minister,
                     tegen het onzalige plan om via discriminatie en ongelijke behandeling vrouwen naar
                     de top te leiden. De VVD doet dat nu ook, althans de jongerenafdeling van de VVD:
                     de JOVD. Die heeft dat duidelijk uitgesproken. Dus ook positieve discriminatie is
                     gewoon keiharde discriminatie. Dat wordt daar onderkend. We zullen ons dan ook blijven
                     verzetten tegen deze doorgeslagen agenda. De derde feministische golf en deze Minister
                     moeten wat ons betreft hun prioriteiten op orde stellen.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Beertema. Er is een interruptie of een opmerking van de heer Van
                     den Berge voor u. Het telt als een interruptie.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ja, het is wel een interruptie, voorzitter, dus u mag die ook als zodanig tellen.
                     Kijk, de heer Beertema en ik hebben dit debat al vaker gehad, dus ik zal het nu een
                     over een andere boeg proberen te gooien. Het is op een heleboel punten het bekende
                     riedeltje. Toch een vraag. Net als bij de Onderwijsbegroting probeert de heer Beertema
                     eigenlijk de hele diversiteitsagenda van deze Minister bij het grofvuil te zetten,
                     specifiek de diversiteitsagenda bij universiteiten. Nou gaat die diversiteitsagenda
                     ook over mensen met een beperking, over validisme. Daar deed de heer Beertema een
                     beetje lacherig over bij de begroting, maar ik zou hem toch willen vragen wat hij
                     dan vindt van dat onderdeel van de diversiteitsagenda. Ik zie hem enigszins verward kijken. Hij krijgt de kans om het recht te zetten.
                     Hij zet volgens mij net de hele diversiteitsagenda bij het grofvuil als cliëntelisme
                     en activisme, maar wat vindt hij daar dan van?
                  
De heer Beertema (PVV):
Ja, voordat ik antwoord kan geven, wil ik toch wat meer duidelijkheid. Waarom is mijn
                     betoog een riedeltje? Ik heb daar hartstikke mijn best op gedaan. Dat kan je toch
                     niet afdoen als een riedeltje? Het is gewoon een heel mooi, consistent verhaal. Ik
                     vind het een denigrerende opmerking dat ik vorige keer stond te oreren en dat ik nu
                     weer een riedeltje heb. Licht u dat nou eerst eens toe. Dit is toch geen riedeltje?
                     Geef nu eens een beetje een leuke recensie.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Laat ik het dan ... Dit doet de heer Beertema vaker. Wat ik een beetje jammer vind,
                     is dat hij dan mijn woorden gaat recenseren in plaats van dat hij ingaat op mijn vraag.
                     Maar goed, laat ik deze kou meteen uit de lucht nemen, want het is inderdaad een consistent
                     betoog, dat mij bekend voorkomt. Ik wil de heer Beertema een vraag stellen over zijn
                     consistente betoog. Mijn vraag is: wat vindt hij van de bestrijding van validisme,
                     onder andere op universiteiten, wat ook nadrukkelijk onderdeel is van de diversiteitsagenda
                     van deze Emancipatieminister?
                  
De heer Beertema (PVV):
Dan nog wat: ik deed daar helemaal niet lacherig over de vorige keer. Dat is ook weer
                     zo'n vreemde observatie. Wat mankeert die GroenLinksers toch? Jullie kijken anders
                     de wereld in dan andere mensen. Ik heb daar niet lacherig over gedaan. Mensen met
                     een beperking gun ik natuurlijk alle mogelijkheden. Als we hen daarbij kunnen helpen,
                     dan moeten we dat zeker doen. Absoluut. Is dat genoeg antwoord?
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dat is dan toch een klein stapje vooruit. Validisme wil ook de heer Beertema behouden.
                     Het toegankelijker maken van onderwijsinstellingen en zorginstellingen voor lhbti-mensen
                     ook? Volgens mij wil hij toch een deel van die diversiteitsagenda best gaan omarmen
                     vandaag. Dat zou winst zijn.
                  
De heer Beertema (PVV):
We zijn het helemaal eens, absoluut.
De voorzitter:
Waarvan akte. Dan is er nog een interruptie van mevrouw Bergkamp namens D66.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Er is iets wat ik niet begrijp in het consistente betoog dat heel erg over gender
                     gaat. Ik merk dat de heer Beertema niet echt fan is van dat vraagstuk. Laatst hebben
                     we een initiatiefwet behandeld over het aanpassen van de Algemene wet gelijke behandeling
                     ter bestrijding van discriminatie van transgenderpersonen en interseksepersonen. De
                     PVV heeft daartegen gestemd. Wat ik niet begrijp in die hele discussie is het volgende.
                     De heer Beertema weet ook dat er transgenderpersonen en interseksepersonen zijn. Ontkent
                     hij daarmee het bestaan van transgender- en interseksepersonen? Want daar gaat het
                     om genderidentiteit en genderexpressie. Ik probeer de heer Beertema daarin echt te
                     volgen.
                  
De heer Beertema (PVV):
Ik ontken dat zeker niet. Waar het ons om te doen is, is de enorme overfocus op deze
                     problematiek. We praten hier over een niche van een niche van een niche. De manier
                     waarop vooral D66 maar eigenlijk alle linkse partijen zich daarop storten, dat vaart
                     geven en dat ook via de media uitvergroten, stuit ons heel erg tegen de borst. Dat
                     is niet omdat we het die transgenders niet gunnen maar om die overfocus te bestrijden.
                     Ik neem het niet alleen deze Minister maar alle derdegolffeministen kwalijk dat zij
                     zo self-obsessed zijn dat ze vanuit hun eigen situatie naar de hele feministische
                     issues kijken, maar ondertussen het allergrootste probleem, die grote olifant in de
                     kamer van het feminisme, niet zien staan, namelijk de islam. Daar gebeuren de meest
                     verschrikkelijke dingen en daar mogen we niet over praten. Dat wordt doodgezwegen,
                     ook door D66. Ja, af en toe kunnen we niet anders, als er zich weer een eerwraakdrama
                     of weet ik wat voordoet. Ik gun de transgenders hun ontwikkeling en hun emancipatie,
                     maar ik zou willen dat we ons niet laten afleiden door een relatief klein probleem
                     ten opzichte van dat gigantische probleem, die olifant in de kamer, waar het echt
                     grote leed zich afspeelt.
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik ben in ieder geval blij dat de heer Beertema niet het bestaan van intersekse- en
                     transgenderpersonen ontkent. Maar ik vind zijn betoog toch eigenlijk wel heel kwetsend.
                     In de wereld worden duizenden transseksuelen vermoord. Ieder jaar staan we stil bij
                     de duizenden transseksuelen die worden vermoord. Daar vragen we aandacht voor. We
                     vragen aandacht voor genderidentiteit en genderexpressie. U kunt toch niet zeggen
                     «we gunnen hun hun emancipatie» als er jaarlijks duizenden transseksuelen worden vermoord?
                     Dat gebeurt met name in Zuid-Amerika, maar ook in Europa. Ook in Nederland is er sprake
                     van heel veel geweld. Dat begrijp ik dus gewoon niet. We hebben het hier over mensenrechten.
                     Al hebben we het misschien over weinig mensen, het gaat wel over mensenrechten. Internationaal
                     bekeken hebben we het over heel veel leed. De heer Beertema zegt ook dat we obsessed
                     zijn met dit onderwerp. Toch valt het me op dat de heer Beertema het in ieder betoog
                     hierover heeft. Dus ik vraag me soms wel af waar de obsessie nou precies zit.
                  
De heer Beertema (PVV):
Ik hoor het woord «kwetsend» weer en dan moet je in dit tijdsgewricht altijd ontzettend
                     uitkijken. Want mensen zijn natuurlijk heel snel gekwetst. Het is verschrikkelijk,
                     de verhalen die D66 hier vertelt, maar ik ben als parlementariër niet verantwoordelijk
                     voor de verschrikkingen in Latijns-Amerika. Ik ben verantwoordelijk voor het emancipatiebeleid
                     hier in Nederland. Ik ben nog steeds buitengewoon trots op wat er gebeurd is op het
                     gebied van emancipatie in die eerste en die tweede feministische golf. Ik vind dat
                     die derdegolffeministen zich verkijken op de problematiek, zoals ik net al heb betoogd.
                     En nogmaals, ik vind dat er een overdreven aandacht is voor niches. Als het over transgenders
                     en homoseksuelen of weet ik wat gaat, is zelfexpressie mogelijk. Kijk naar al die
                     seksuele identiteiten die omarmd worden. Leef je leven in Nederland! Er zijn geen
                     hele grote problemen. Er zijn wel problemen met geweld tegen transgenders en lhbti's,
                     dat veelal ook uit die islamitische hoek komt. Maar dat wordt verzwegen, daar gaan
                     we het liefst maar snel aan voorbij. En dan gaat de belangstelling weer naar zaken
                     als de Gay Pride en zo, wat eigenlijk een soort carnaval is en overdreven belicht
                     wordt. Heel veel homo's, mannen en vrouwen, zoals ik die meemaak, aan onze kant van
                     het politieke spectrum, voelen zich niet vertegenwoordigd door al die mannen en vrouwen
                     op die boten en al dat razende gebeuren daar in Amsterdam. Ze gaan er niet heen, ze
                     durven er niet heen. Het is voor veel homoseksuele jongeren zelfs een extra drempel
                     om uit de kast te komen. Ze willen daarmee niet vereenzelvigd worden, want het zijn
                     doodgewone hardwerkende jongens en meisjes die vooral niet geafficheerd willen worden
                     als geëxalteerde, gekke drags en zo die daar op die boten in dat vreselijke Amsterdam
                     tekeergaan. Het staat emancipatie ook in de weg. Maar dat soort dingen trekt zo verschrikkelijk
                     veel aandacht weg, onder regie van D66 en van andere linkse partijen, van mevrouw
                     Halsema, en noem ze allemaal maar op. Dat is zo jammer, want er zijn ook andere geluiden.
                     Ik zou mevrouw Bergkamp van D66 willen oproepen om ook eens een luisterend oor te
                     hebben voor bijvoorbeeld de Roze Leeuw, die gruwt van dragqueens die voorleesuurtjes
                     geven op scholen aan 4-, 5-, 6-jarige kinderen.
                  
De voorzitter:
Meneer Beertema, breit u er een einde aan?
De heer Beertema (PVV):
Die cultuur willen wij bestrijden; daar willen wij van af.
De voorzitter:
Helder. Mevrouw Van den Hul.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Mag ik afronden?
De voorzitter:
O, nou, oké, mevrouw Bergkamp.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Het is wel lastig. Want de heer Beertema heeft het over heel veel dingen. Hij heeft
                     het over het vreselijke Amsterdam. Dat deel ik helemaal niet: ik hou van Amsterdam.
                     Maar even wat anders. U zegt dat het niches zijn. Het gaat over mensen, het gaat over
                     mensenrechten. De heer Beertema zegt: leef je leven. Daar ben ik het helemaal mee
                     eens. Ik vind het belangrijk dat mensen zichtbaar zichzelf kunnen zijn. Alleen, het
                     verschil tussen PVV en D66 is dat wij ons ook verantwoordelijk voelen voor mensen
                     buiten Nederland. We hebben ook internationaal een verantwoordelijkheid. Dat zou ook
                     de vraag van mij aan de Minister zijn: wil zij kijken hoe de rechten van vrouwen en
                     lhbti's internationaal versterkt kunnen worden?
                  
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dit is echt vintage Beertema wat we hier vandaag weer horen. Ik wil er één punt uithalen,
                     al zijn er tig punten waar wij ons niet in herkennen. De heer Beertema zegt: we moeten
                     ons teweerstellen tegen het geweld tegen lhbti-personen; die zijn niet veilig. Daarin
                     vinden we mekaar. Maar waar ik me dan toch zeer over verbaas, is de veelheid aan moties
                     waar de PVV tegen heeft gestemd. Ik heb ze er even bij gezocht, het is zomaar een
                     greep uit die moties. Als de PVV de veiligheid van lhbti-personen echt belangrijk
                     vindt, waarom stemt de PVV dan tegen mijn motie om de politie beter te equiperen om
                     met lhbti-geweld om te gaan? Waarom stemt de PVV tegen een motie over het versterken
                     van het netwerk van Roze in Blauw? Waarom stemt de PVV tegen een motie over gespecialiseerde
                     rechercheurs? Waarom stemt de PVV tegen het strafbaar stellen van homogenezing? En
                     zo kan ik nog wel even doorgaan. Een lange lijst met moties, die allemaal gaan over
                     de veiligheid van lhbti-personen, en de PVV, die hier grote woorden gebruikt in de
                     zin van «o, dat vinden we zo erg», stemt tegen. Hoe valt dat met elkaar te rijmen?
                  
De heer Beertema (PVV):
Die moties staan me niet helemaal voor de geest. Ik denk toch dat het erop neerkomt
                     dat Roze in Blauw in functie is, z'n werk doet en het nog meer versterken daarvan
                     weinig effect zal hebben op daadwerkelijke handhaving en het daadwerkelijk voorkomen
                     van geweld tegen lhbti's. Iets anders: zou u met mij meestemmen als ik bijvoorbeeld
                     een motie zou indienen om pepperspray legaal te maken? Dat lost daadwerkelijk iets
                     op bij het tegengaan van slachtoffers op straat. Al die lhbti'ers kunnen dan gewoon
                     pepperspray kopen en die gebruiken op het moment dat het nodig is. Dát helpt; praatgroepen
                     van Roze in Blauw van de politie met allerlei GroenLinkswethouders en weet ik wat
                     helpen niet.
                  
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Die laatste kwalificatie laat ik geheel aan de heer Beertema. Hij haalt er nu van
                     alles bij, pepperspray zelfs. Daar heb ik het nu niet over. Ik heb het over concrete
                     voorstellen. Ik heb er nu maar vier uit gepakt, vier heel concrete voorstellen die
                     gaan over de positie, de veiligheid, van lhbti-personen, in het openbaar dan wel privé.
                     Vier heel concrete voorstellen die voortkomen uit een diepe wens van de lhbti-gemeenschap
                     zelf. De PVV stemt tegen. En waar komt de heer Beertema mee? Met het verhaal dat dit
                     niet de oplossing zou zijn, dat Roze in Blauw gewoon zijn werk doet. Even voor alle
                     duidelijkheid: de agenten van Roze in Blauw doen dit boven op hun gewone werk en staan
                     daardoor heel erg onder druk. In heel veel gemeenten komt het daardoor niet eens meer
                     voldoende van de grond. Deze moties gaan dus wel degelijk ergens over. We worden in
                     het nieuws bijna wekelijks geconfronteerd met vreselijke voorvallen. De PVV roept
                     elke keer maar weer «o, de islam; o, de islam», maar ik zou heel graag van de PVV
                     een echte oplossing horen. En die hoor ik niet.
                  
De voorzitter:
Wacht even, meneer Beertema, want het wordt nu een tweedebat. Ik zou het prachtig
                     vinden om daarnaar te luisteren als ik een neutrale toeschouwer was, maar in verband
                     met de tijd moeten we dat maar niet doen. U mag kort reageren en dan ga ik naar de
                     heer El Yassini.
                  
De heer Beertema (PVV):
Kort reageren op een interruptie die nogal lang is, is ook niet helemaal eerlijk,
                     natuurlijk.
                  
De voorzitter:
Nou, u heeft net ook behoorlijk lang gereageerd.
De heer Beertema (PVV):
Wij zijn bang dat al die moties die mevrouw Van den Hul noemt, alleen maar ontaarden
                     in nog meer beleidsmedewerkers, nog meer beleidsrapporten die in stoffige laden verdwijnen.
                     Het zet geen zoden aan de dijk. Ik noem niet voor niks die pepperspray. Dat zou een
                     oplossing zijn. Het helpt niet heel veel, maar wel wat. Het gaat om handhaving op
                     straat en het gaat niet om praatgroepen van het COC en al die andere linkse, politiek
                     correcte groepen, die zwaar gesubsidieerd worden en dan meepraten. Wij zien daar niet
                     zo veel heil in.
                  
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer El Yassini.
De heer El Yassini (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Als VVD geloven wij in een samenleving die gelijke kansen
                     biedt, zodat iedereen zijn of haar eigen succes kan bepalen en bereiken. Wij geloven
                     in een land waarin je, ongeacht je afkomst, gender of geaardheid, de vrijheid hebt
                     om te streven naar je geluk. Wij geloven in een land waarin eenieder die onze waarden
                     onderschrijft, onze wetten respecteert en de regels van onze samenleving naleeft,
                     een volwaardige plek heeft in onze maatschappij. Helaas zijn er nog steeds mensen
                     in religieuze en culturele kringen die anderen op basis van hun gender, geaardheid
                     of afkomst geen volwaardige plek in onze samenleving gunnen. Dit onrecht, dat ontstaat
                     en bestaat, moeten we blijven benoemen en bestrijden.
                  
Vorig jaar al vroeg de VVD de Minister van Emancipatie hoe zij optrekt met de Minister
                     voor Basis- en Voortgezet Onderwijs om bijvoorbeeld meisjes te helpen om na het voortgezet
                     onderwijs een goede vervolgopleiding te kiezen, bijvoorbeeld in de technieksector.
                     Er werden heel veel actieplannen genoemd, maar het resultaat blijft voor de VVD onduidelijk.
                     Een vraag aan de Minister is dan ook wat de resultaten van de inzet van het afgelopen
                     jaar zijn. Hebben we een flink aantal stappen genomen als het gaat om het arbeidsmarktperspectief
                     van meisjes? Denk bijvoorbeeld aan een vervolgopleiding in de technieksector.
                  
Ook hebben we aandacht gevraagd voor vrouwen die thuis opgesloten worden door hun
                     familie, waarbij geweld en bedreiging gebruikt worden om vrouwen te onderdrukken.
                     Vorig jaar hebben we daar behoorlijk bij stilgestaan. In de steden Amsterdam en Rotterdam
                     wonen naar schatting nog steeds, per stad, zo tussen de 200 à 300 verborgen vrouwen.
                     Er zijn indicaties dat in de stad Rotterdam zelfs 20% van de huwelijksmigranten in
                     een gedwongen isolement leeft. Ik wil graag van de Minister weten wat zij het afgelopen
                     jaar heeft gedaan voor deze groep. Hoeveel vrouwen leven er nu vrijer, hebben zich
                     ontworsteld aan onvrijheid en onderdrukking en hebben hun plek als volwaardig lid
                     van onze samenleving kunnen opeisen dankzij de Minister? Heeft de Minister aandacht
                     voor deze groep vrouwen, of zijn zij niet alleen verborgen, maar ook onzichtbaar voor
                     de Minister?
                  
De eerste stap die volgens de VVD moet worden genomen, is het identificeren van deze
                     groep verborgen vrouwen. Dat lukt beter in samenwerking met scholen. Denk bijvoorbeeld
                     aan moeders die thuis zitten opgesloten en geen contact hebben met het basisonderwijs
                     of voortgezet onderwijs. Denk bijvoorbeeld aan zorgaanbieders, aan de huisarts die
                     een vrouw ontmoet, samen met haar man, en ziet dat zij niet mag praten. Denk bijvoorbeeld
                     aan wijkteams. Is de Minister bereid om samen met de wethouders van in ieder geval
                     de grote steden met een plan te komen om deze vrouwen in kaart brengen en hun een
                     uitweg uit huwelijkse dwang en een uitzichtloos leven te bieden?
                  
Laatst kwam ik in een situatie terecht – dat wil ik wel even delen – waarbij ik bij
                     iemand thuis, in de buurt, moest aanbellen omdat ik iets wilde vragen. Ik heb het
                     vaker meegemaakt, maar het was afgelopen week weer raak. Ik belde aan. De deur had
                     geen raam en er was ook geen intercom aanwezig. Er zat alleen een brievenbusklepje.
                     Toen ik aanbelde, werd er niet opengedaan, maar ik zag dat de klep openging. Er communiceerde
                     een vrouw met een specifiek accent, dat voor mij als Marokkaanse Nederlander erg herkenbaar
                     was. Zij deed niet open, maar vroeg wat ik wilde hebben. Toen ik haar zei dat ik iets
                     in de wijk moest hebben of iets zocht, zei ze in gebrekkig Nederlands dat ze me niet
                     kon helpen en ging het klepje dicht. Dat was het moment waarop ik dacht: wat gaat
                     er mis in Nederland, wat is hier aan de hand en hebben wij in Nederland deze vrouwen
                     überhaupt in kaart? Ik wil de Minister dus nogmaals vragen: is zij bereid om dit samen
                     met in ieder geval de wethouders van de grote steden aan te pakken? Volgens mij zijn
                     we in de afgelopen twaalf maanden nog geen stap verder gekomen om deze vrouwen goed
                     in kaart te krijgen.
                  
Voorzitter. Wij willen leven in een land waarin iedereen zichtbaar zichzelf kan zijn,
                     waarin je elkaar kunt zoenen of hand in hand over straat kunt lopen zonder je onveilig
                     of onvrij te voelen. In ons land heb je het recht om te zijn wie je wilt zijn en om
                     te houden van wie je wilt houden. Dat geldt in het algemeen, maar ook voor de groepen
                     waarvoor het vroeger moeilijker lag. Nederlanders denken nu positiever over lhbti'ers.
                     Dat is goed nieuws, maar we zullen aandacht blijven vragen voor het feit dat we er
                     nog lang niet zijn.
                  
Zo moet het kabinet echt flinke stappen zetten voor dakloze lhbti-jongeren die door
                     hun ouders op straat zijn gezet vanwege hun seksuele oriëntatie of genderidentiteit.
                     In januari van dit jaar heeft de VVD een motie ingediend – dat heb ik gedaan samen
                     met mijn collega Regterschot, van de VVD-fractie – om over te gaan tot betere opvang
                     voor dakloze lhbti-jongeren. Deze motie is aangenomen en dat is heel fijn. In die
                     motie riepen wij de regering op tot een specifieke uitwerking van een verbeterplan
                     voor betere opvang van dakloze lhbti-jongeren. In de begroting van VWS wordt duidelijk
                     dat deze motie is verzand in onderzoeken. Specifiek wordt de Tweede Kamer hierover
                     voor het kerstreces 2020 geïnformeerd door Staatssecretaris Blokhuis in de Voortgangsrapportage
                     beschermd wonen en maatschappelijke opvang.
                  
In zijn voortgangsrapportage van de zomer van 2020 over dit onderwerp stelt Staatssecretaris
                     Blokhuis het volgende. Er is onderzoek verricht door Movisie – dat was een uitwerking
                     van de motie-Bergkamp/Diertens (35 300 XVI, nr. 121), die toentertijd is aangenomen – om inzicht te krijgen in het aantal dak- en thuisloze
                     jongeren met een lhbti-achtergrond. Hieruit zijn de volgende aanbevelingen gekomen.
                  
Bied voldoende opvang voor lhbti-jongeren met een passend individueel begeleidingstraject;
investeer in training en voorlichting voor professionals voor specifieke lhbti-cases;
versterk voor lhbti-jongeren de mogelijkheden van lotgenotencontact.
«De resultaten van het onderzoek geven handvatten waarmee ik samen met deze jongeren,
                     de gemeenten, aanbieders en overige betrokken partijen dit najaar de eerste concrete
                     stappen voor deze kwetsbare groep ga zetten.» Aldus Staatssecretaris Blokhuis.
                  
Even een recap. We zijn nu al een jaar verder en VWS is niet verder gekomen dan het
                     doen van onderzoek en het presenteren van de onderzoeksuitkomsten, die eigenlijk wel
                     heel erg voor de hand liggen. Op welke manier is de Minister hierbij aangesloten?
                     Ziet zij hierin een verantwoordelijkheid voor zichzelf en zo ja, welke? Hoe gaan we
                     ervoor zorgen dat lhbti-jongeren niet nog een kerst op straat moeten slapen, omdat
                     VWS en OCW blijkbaar niet verder komen dan tussenrapportages? Met andere woorden:
                     wat merken de dakloze lhbti-jongeren ervan, die extra kwetsbaar zijn en ten prooi
                     kunnen vallen aan smeerlappen en viezeriken – denk vooral aan mensenhandel en prostitutie –
                     in onze samenleving? Want ze zijn heel kwetsbaar. Wat gebeurt er met de inspanningen
                     uit de ambtenarenkamers? Gebeurt daar wat? Ik wil graag niet alleen een reactie van
                     de Minister, maar ook actie van de Minister, want deze jongeren hebben het heel zwaar
                     en zijn echt een kwetsbare groep die gevaar loopt.
                  
Daarnaast heb ik een aantal vragen aan de Minister over de aankomende lhbti-strategie
                     van de EU. De VVD maakt zich, samen met andere partijen in de Tweede Kamer en de liberale
                     fractie in het Europees Parlement, ernstig zorgen over een aantal ontwikkelingen in
                     Europese landen omtrent de positie van vrouwen en lhbti'ers. Onze Minister-President
                     maakt zich namens Nederland in de Raad sterk om op te komen voor de conditionaliteit
                     van de Europese waarden in het nieuwe Meerjarig Financieel Kader. Ik wil graag weten
                     welke acties deze Minister nu concreet heeft genomen, want we zien binnen Europa dat
                     het aantal landen keihard achteruit snelt als het gaat om respect voor gedeelde waarden,
                     met name de positie van vrouwen en de vrijheden van lhbti'ers. We moeten in Nederland
                     uiteraard blijven knokken voor gelijkwaardige behandeling van eenieder, ongeacht huidskleur,
                     geaardheid of gender, en voor de positie van vrouwen en lhbti'ers als volwaardig lid
                     van onze samenleving. Dat gaat wel goed in Nederland – we moeten uiteraard nog heel
                     veel dingen doen – maar we zien ook gevaarlijke ontwikkelingen in Europese landen,
                     zoals lhbti-vrije zones in Polen en een verbod op wettelijke erkenning van transgenders
                     en interseksemensen in Hongarije. Deze landen claimen dat ze beschermd moeten worden
                     tegen lhbti'ers, maar de werkelijkheid is dat lhbti'ers beschermd moeten worden tegen
                     deze landen.
                  
Wat doet de Minister met haar bilaterale contacten? Heeft zij bilaterale contacten
                     met bijvoorbeeld de Poolse of de Hongaarse collega om te praten over gelijkwaardigheid
                     en haar zorgen te uiten? Of werkt zij samen met andere collega's van Europese landen
                     die aan onze kant staan? Vindt zij ook dat dit dus niet alleen de taak is van de Minister
                     van Buitenlandse Zaken Stef Blok of de Minister-President, maar ook van de Minister
                     van Emancipatie? Welke acties gaat of wil de Minister concreet ondernemen om niet
                     alleen binnen Nederland te zorgen voor gelijkwaardige behandeling, maar ook om dit
                     in Europa verder te brengen? We weten dat er een nieuwe strategie van de Europese
                     Commissie aankomt als het gaat om lhbti-rechten. Dat is een mooi aanknopingspunt om
                     dit onderwerp niet los te laten. Welke taak ziet de Minister hier voor zichzelf, behalve
                     dan uitspreken «we steunen dit» en «we onderstrepen dat»? Kan zij concrete acties
                     formuleren die zij voor zichzelf voornemens is te ondernemen om die gelijkwaardige
                     behandeling van mensen met een lhbti-achtergrond binnen de Europese Unie vooruit te
                     brengen? Ik ben benieuwd naar de antwoorden en de reacties van de Minister.
                  
Tot slot, voorzitter. Ik vraag mij af waarom het kabinet nog op zich laat wachten
                     met betrekking tot de afronding van fase 2 van het onderzoek naar blootstelling aan
                     homogenezingstherapieën. Mijn collega Bergkamp heeft het al gezegd: in de brief van
                     10 juni jongstleden meldt de Minister van VWS dat de afronding van fase 2 gepland
                     staat voor eind juni 2020, waarin aanbevelingen en maatregelen geformuleerd zouden
                     worden. Let wel, dit stond oorspronkelijk in maart gepland, hè. Het is ondertussen
                     2 november, dus wanneer kunnen we iets verwachten? Ik wil ook graag weten waarom het
                     zo lang duurt. We moeten die stappen nemen. De VVD is zelf ook bezig om verdere stappen
                     te ondernemen, maar we hebben ook dat tweede deel van het onderzoek nodig om die stappen
                     daadwerkelijk volledig rond te krijgen. Graag een antwoord en een reactie hierop.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer El Yassini. U heeft een interruptie van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Waarom duurt het zo lang? Die zin sprak mij wel aan, ook als het gaat om het naleven
                     van de doelen rond seksuele diversiteit op scholen en de aanpak van discriminatie
                     van lhbti's op scholen. Deelt de heer El Yassini ofwel de VVD de mening dat openlijke
                     discriminatie van homoseksuelen door scholen die bijvoorbeeld zeggen dat ze het homohuwelijk
                     niet accepteren – ongeacht of dat een christelijke school of een islamitische school
                     is – verwerpelijk is? Verwerpt de heer El Yassini dat met mij en zullen wij dan ook
                     maatregelen nemen tegen die scholen?
                  
De heer El Yassini (VVD):
Het is bijna mijn missie de afgelopen drieënhalf jaar in de Tweede Kamer om constant
                     op te komen voor gelijkwaardige kansen, om op te treden tegen discriminatie en racisme
                     en tegen uitsluiting. Ik voeg daar graag aan toe dat het ook in dit geval echt niet
                     kan dat de sociale veiligheid op school zwaar onder druk staat. Mevrouw Bergkamp zei
                     dat fantastisch. Dat is inderdaad een balans, een dans, tussen de vrijheid van religie
                     en de vrijheid om jezelf te kunnen zijn. Maar de VVD vindt ook dat in een liberale
                     samenleving jouw vrijheid ophoudt op het moment dat de vrijheid van een ander in het
                     geding komt. Als ik in de klas zou zitten als homoseksueel, lesbienne of transgender
                     en ik hoor van mijn docent dat ik ga branden in de hel omdat ik dat ben, dan spreken
                     we echt van vrijheid die in het geding komt. Dat kan niet en dat mogen wij niet accepteren
                     in dit land. We moeten dat keihard aanpakken, ongeacht of het een christelijke school
                     is, een islamitische school, een hindoeschool of een jehovaschool – als die überhaupt
                     al bestaat. Ik ben ook heel benieuwd waar de heer Van Dijk mee komt. Als daar de mogelijkheid
                     in zit om samen te werken, doe ik dat graag met onder anderen mevrouw Bergkamp en
                     hopelijk ook meneer Beertema, die dan op een gegeven moment kan laten zien dat hij
                     iets wél wil in plaats van vooral vertellen wat hij niet wil. Dat zou een mooie afsluiting
                     zijn van dit debat.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat klinkt mij als muziek in de oren. We weten dus uit onderzoek van de inspectie
                     dat het gaat om ongeveer 15% van de scholen. Dan is het toch aan ons om nu de volgende
                     stap te zetten en inderdaad, zodra we zo'n school detecteren – ik kan wel noemen waar
                     ze ongeveer zitten – de Minister/de inspectie vragen daarnaartoe te gaan en hun op
                     te dragen ervoor te zorgen dat dit voor het eind van het jaar is afgelopen; we willen
                     gewoon een verklaring van het bestuur dat het stopt met het openlijk discrimineren
                     van homoseksualiteit en het afwijzen van het homohuwelijk in de statuten. Dat kunnen
                     ze gewoon schrappen. We kunnen heel concreet zeggen: dat moet voor het eind van het
                     jaar afgelopen zijn en anders volgt er een financiële sanctie. Doet u met mij mee?
                  
De heer El Yassini (VVD):
Nogmaals, dan zit ik weer op het punt waarover mevrouw Bergkamp het ook had, namelijk
                     sociale veiligheid voor leerlingen. Als daar op een gegeven moment regels worden ontdoken
                     en over grenzen heen wordt gegaan, dan hebben wij als ik het goed heb – maar dan kijk
                     ik ook even naar de Minister – de instrumenten om in te grijpen. We zouden dus niet
                     eens hoeven te wachten tot het eind van het jaar om het te regelen. Ik vind eigenlijk
                     dat, als de inspectie nu al concludeert dat de sociale veiligheid van deze jongeren
                     in het geding is, de inspectie de verantwoordelijkheid heeft om te kijken welke sancties
                     er nu al mogelijk zijn. Waarom zouden we dan wachten of iets nieuws bedenken? We hebben
                     namelijk al behoorlijk wat instrumenten om de sociale veiligheid van jongeren in ons
                     land, vooral de jongeren die didactisch-pedagogisch nog in ontwikkeling zijn, te beschermen.
                     Ik denk dat we elkaar daar wel in kunnen vinden. Maar ik wil ervoor waken niets nieuws
                     te gaan bedenken terwijl we misschien al iets hebben. Ik ben dus heel benieuwd naar
                     de beantwoording door de Minister van de vragen van de heer Van Dijk.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Maar, heel kort, dit weten we al drie jaar lang. Ik vraag de Minister al drie jaar
                     lang om nou eindelijk eens in te grijpen, maar ze doet niks.
                  
De voorzitter:
Meneer Van Dijk, gaat u daar alstublieft in uw eigen betoog op door. Anders wordt
                     het een tweegesprek, en dat gingen we niet meer doen. Ik geef het woord aan de heer
                     Van Dijk voor zijn eerste termijn.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Waarbij ik aanmerk dat de heer El Yassini dan best mag antwoorden in een interruptie
                     op mijn betoog. Maar dat is aan hem.
                  
Voorzitter. Hoewel corona heel veel leed veroorzaakt, kan het ook een kans bieden
                     voor emancipatie, was mijn gedachte toen ik dit debat voorbereidde, bijvoorbeeld als
                     het gaat om de verdeling van taken tussen mannen en vrouwen thuis. We zien immers
                     dat de arbeidsmarkt volledig op zijn kop staat. Thuiswerken wordt steeds normaler,
                     ouders zijn druk bezig met de herverdeling van arbeid en zorg. Een overheid die voor
                     emancipatie staat, moet daarop inspelen door eerlijke lonen, betere verlofregelingen,
                     goede kinderopvang. Deelt u de mening dat u als emancipatieminister een plicht heeft
                     om hierop in te spelen?
                  
Anders wordt corona een multiplier van de ongelijkheid en zal de kloof tussen arm
                     en rijk toenemen. Daar zit maar al te vaak een parallel met vrouwen en mannen. Kijk
                     bijvoorbeeld naar de stelling in een artikel van de FNV, in het Algemeen Dagblad van
                     vorige week: hoe meer vrouwen in een beroep, hoe lager de status en het loon. Bijvoorbeeld
                     in de zorg, noemen zij dat. Erkent de Minister dit? Zo ja, vindt ze dit dan met mij
                     onaanvaardbaar? Zullen we daar keihard mee afrekenen door middel van een loonoffensief,
                     door een fikse verhoging van het minimumloon naar € 14? Dat werkt automatisch goed
                     voor de emancipatie. Ik heb daar een wetsvoorstel voor klaarliggen. Ook zouden we
                     de salarissen in de zorg moeten verhogen. Wat vindt de Minister van de beschamende
                     stemmingen in de Tweede Kamer, waarbij de coalitie dit elke keer tegenhoudt? Het wordt
                     ook tijd om de loonkloof aan te pakken. Vrouwen verdienen circa 15% minder dan mannen.
                     Vandaar ook op 11 november Equal Pay Day 2020: aandacht voor gelijke beloning voor
                     gelijk werk. Ons wetsvoorstel met de Partij van de Arbeid, GroenLinks en 50PLUS ligt
                     klaar. Het wordt tijd dat we deze achterhaalde praktijk achter ons laten. Maar het
                     geldt ook voor andere terreinen, zoals bijvoorbeeld de kinderopvang.
                  
Er was al de uitbreiding van het geboorteverlof van twee dagen naar zes weken in 2018.
                     Een goede stap. Maar, zoals kenniscentrum Rutgers ook zegt: het geboorteverlof moet
                     geen speeltje voor rijke vaders worden. Het moet werkelijk bijdragen aan de emancipatie,
                     en dat kan alleen als het volledig betaald wordt. Nu dekt het verlof vijf weken lang
                     slechts 70% van het salaris. Dat is geen probleem als je een goed salaris hebt, maar
                     niet als je op het minimumloon zit. Dan wordt het een elitemaatregel die de emancipatie
                     niet verder brengt. Daarom mijn pleidooi: regel zes weken volledig betaald geboorteverlof.
                     Graag een reactie.
                  
Voorzitter. Er zijn verschrikkelijke aanslagen in Frankrijk geweest.
Daar komt een interruptie.
De voorzitter:
Ja, ik zie het. Van de heer El Yassini.
De heer El Yassini (VVD):
Ik hoor de heer Van Dijk net spreken over het vaderschapsverlof en over zijn voorstel.
                     Ik heb een korte vraag. Waar is de dekking? En dan bedoel ik de financiële dekking.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat is een terechte vraag. Als je zes weken van 70% naar 100% wilt vergoeden, als
                     je volledig wilt vergoeden, kost het ongeveer 200 miljoen euro. Ik stel voor om dat
                     uit de algemene middelen te halen, net zo goed als dat al die steunpakketten van deze
                     regering, die miljarden betreffen, uit de algemene middelen worden gefinancierd. En
                     ik wijs collega's er ook op dat op het moment dat je dat doet, de vraag naar kinderopvang
                     natuurlijk kleiner wordt. Want die vaders kunnen thuisblijven. Hoe mooi is dat! Dus
                     dat heft elkaar op. Ik zou zeggen: waar een wil is, is een weg.
                  
De heer El Yassini (VVD):
Excuses voor de interruptie, want ik had het kunnen raden. Als je SP vraagt hoe ze
                     voorstellen dekken, beginnen ze altijd bij de algemene middelen. Dus dank. Ik weet
                     even genoeg.
                  
De voorzitter:
Meneer Van Dijk, vervolgt u uw betoog.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De SP begint net als de regering met de algemene middelen. Kijk eens naar die steunpakketten
                     die terecht worden uitgetrokken om mensen aan het werk te houden, om mensen hun inkomen
                     te laten behouden. Er gebeuren begrotingstechnisch op dit moment ongekende dingen.
                     En ik heb het over 200 miljoen euro. Dat is een schijntje op die miljarden die Minister
                     Koolmees op dit moment uittrekt om mensen aan de slag houden. Terecht overigens. We
                     zitten hier in de commissie die zich bezighoudt met emancipatie. Ik hoop op veel goodwill.
                  
De voorzitter:
De heer El Yassini gaat het weer een keer proberen.
De heer El Yassini (VVD):
Ik zal de heer Van Dijk straks even de exacte cijfers geven, want er worden nu allerlei
                     cijfers geroepen en er wordt met cijfers gegoocheld die totaal niet kloppen, want
                     het is veel meer dan dat. De SP heeft helemaal gelijk dat in de tijden van coronacrisis
                     dit kabinet uitzonderlijke maatregelen neemt, omdat het uitzonderlijke tijden zijn.
                     Maar we hebben het hier over vaderschapsverlof, dat niet incidenteel is maar echt
                     structureel, als het goed is tot het einde der tijden. De SP kennen wij ook als een
                     partij die, als ze met plannen komt, al tien keer de algemene middelen heeft uitgegeven
                     voor elk ministerie en elke portefeuille. Dus laten we ook een beetje realistisch
                     zijn en kijken wat wel kan. Dus mijn complimenten aan het kabinet voor de wijze waarop
                     het dat tot nu heeft opgepakt.
                  
De voorzitter:
Waarvan akte. Meneer Van Dijk, gaat u verder.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb zelden zo'n reeks platitudes achter elkaar gehoord. Ik ben tegen elitemaatregelen,
                     ik ben tegen een speeltje voor rijke vaders. Het is hartstikke mooi dat het geboorteverlof
                     is uitgebreid naar zes weken. Maar laten we het dan goed doen, en niet 70% maar 100%
                     vergoeden.
                  
Voorzitter. Ik was toe aan de aanslagen in Frankrijk.
De voorzitter:
Excuus, nog een interruptie van mevrouw Geluk.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Ik vind het punt dat de heer Van Dijk opbrengt over het ouderschapsverlof een mooi
                     punt. Ik zou eigenlijk aan hem willen vragen of hij ervoor zou zijn om dat uit te
                     breiden. Je mag nu ouderschapsverlof opnemen voor een kind tot 6 jaar. Maar je zou
                     er misschien aan kunnen denken om dat tot 16 jaar uit te breiden. Niet langer. Maar
                     dan kun je kiezen wanneer een kind jou het meest nodig heeft. Je ziet nu dat kinderen
                     naar een crèche gaan of dat ze in de basisschoolleeftijd vaak veel langer onder pannen
                     zijn, maar juist op die leeftijd van 12 tot 16 jaar zouden ze die ouders soms nodig
                     hebben. Voelt u daarvoor?
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik vind dit een enorm interessant voorstel van mevrouw Geluk. Ik wil haar uitnodigen
                     om dit voorstel op papier te zetten. Misschien krijg ik dan wel de eer om daar ook
                     mijn handtekening onder te zetten.
                  
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Dank voor uw antwoord.
De voorzitter:
En vervolgt u uw betoog.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De aanslagen op de leraar Samuel Paty en ook op anderen: verschrikkelijk! De daders
                     moeten natuurlijk keihard aangepakt worden. Laat dat duidelijk zijn. Daarnaast moeten
                     we ook aan de slag in ons onderwijs. Burgerschapsdoelen moeten veel duidelijker worden
                     vastgelegd.
                  
En dan – ik zei het al in de interrupties – over seksuele diversiteit. Nog altijd
                     15% van de scholen is een zogenaamde weigerschool. Dat is een school die weigert hier
                     aandacht aan te geven. Dat is gewoon evident in strijd met de regels. Net als scholen
                     die homoseksualiteit afwijzen. Dat kan niet. Het druist in tegen de regels. Deze scholen
                     moeten worden aangepakt, maar de inspectie doet vooralsnog niets. Vandaar mijn voorstel
                     om daar vandaag stappen in te zetten.
                  
Voorzitter. Tot slot de aanpak van genitale verminking. Collega El Yassini zei er
                     ook al wat over, want zijn collega, mevrouw Becker, heeft daar een mooie initiatiefnota
                     over geschreven, waarin ik ook met haar mocht samenwerken. Die ging over huwelijksdwang
                     en verborgen vrouwen. We hebben op dat gebied helaas nog een wereld te winnen. Wil
                     de Minister onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om huwelijkse uitbuiting aan te
                     pakken? Ik moet u zeggen dat ik daartoe al een motie heb ingediend als spreker bij
                     dat debat, samen met de heer Van Wijngaarden van de VVD. Toen is toegezegd dat Justitie
                     – want dit valt onder Justitie – gaat kijken of je huwelijkse uitbuiting kan laten
                     vallen onder mensenhandel. Wellicht kan de Minister van Emancipatie hier ook nog een
                     steentje aan bijdragen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van den Berge namens GroenLinks.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. GroenLinks staat voor een open en vrije samenleving, waarin
                     iedereen baas is over zijn of haar eigen identiteit. Baas in eigen hart, buik en hoofd.
                     De gruwelijke aanslagen in Frankrijk, de fatale mishandeling van een man vorige week
                     in Arnhem, geweld en intimidatie tegen lhbti-mensen en de stijgende femicide in Nederland
                     laten zien dat dit niet vanzelfsprekend is, ook vandaag de dag niet, verre van. Dus
                     we moeten daarvoor blijven strijden. Laten we helder zijn: in onze diverse samenleving
                     kies je zelf van wie je houdt, of je in een god gelooft, hoe je je kinderen noemt
                     en wat je genderidentiteit is. Hier hoef je jezelf niet te laten beperken door wat
                     je niet of nog niet kan, maar zijn je talenten leidend. Tenminste, zo zou het moeten
                     zijn.
                  
Het uitgangspunt van GroenLinks daarbij is een intersectionele blik. Mijn excuses
                     voor het moeilijke woord. Jezelf zijn is nooit eendimensionaal. Maatschappelijke ongelijkheid
                     voltrekt zich nooit langs één as, maar langs verschillende assen die elkaar kruisen.
                     Daarom kijkt GroenLinks ook naar de emancipatie van vrouwen met een migratieachtergrond,
                     naar lhbti-personen met een beperking en naar alleenstaande moeders die rond moeten
                     zien te komen van een minimumloon. Ik zou de Minister willen vragen om hierop in haar
                     beantwoording te reflecteren. Welke mogelijkheden ziet zij om de intersectionele blik
                     in het emancipatiebeleid te versterken?
                  
Daarbij heb ik meteen twee concrete vragen. Eén. Welke rol ziet deze emancipatieminister
                     voor zichzelf weggelegd in het tegengaan van geweld tegen lhbti-vluchtelingen in azc's?
                     Ik geef meteen toe dat dat in overleg met de Staatssecretaris van JenV zal moeten,
                     maar ik stel deze vraag toch ook aan deze emancipatieminister.
                  
Dan vraag twee. Ons is ter ore gekomen dat de financiering van Zonder Stempel dreigt
                     te stoppen. Zonder Stempel is een initiatief van onder andere het COC, waarin samen
                     met lhbti-mensen met een beperking wordt gewerkt aan het toegankelijker maken en het
                     lhbti-vriendelijker maken van zorginstellingen. Ik zou de Minister willen vragen of
                     deze berichten kloppen. Zo ja, welke mogelijkheden ziet zij om in overleg met het
                     COC het goede werk van Zonder Stempel te behouden?
                  
Voorzitter. Dan naar Polen. Daar gaan vrouwen al weken de straat op voor hun recht
                     om baas in eigen buik te zijn. Vorige week was er in Den Haag een solidariteitsdemonstratie.
                     Mijn partijgenoten Nevin Özütok en Kim van Sparrentak waren daarbij om hun steun te
                     betuigen aan de emancipatiestrijd van Poolse vrouwen. Vrouwen uit Polen en andere
                     landen waar een veilige abortus niet of moeilijk toegankelijk is, reizen vaak naar
                     Nederland af om hier een veilige ingreep te ondergaan. Wij vinden het belangrijk dat
                     dat zo blijft, dus kan de Minister toezeggen dat vrouwen uit landen waar abortus niet
                     is toegestaan, ook in de toekomst naar Nederland kunnen blijven komen om hier een
                     veilige behandeling te ondergaan? Zo ja, welke maatregelen kan zij hier concreet voor
                     nemen?
                  
Voorzitter. De coronacrisis heeft ook laten zien dat het met de emancipatie in Nederland
                     nog lang niet goed zit. Collega Van Dijk bracht het mooi en optimistisch. Hij zei
                     dat de coronacrisis kansen biedt. Dat zie ik ook, maar tegelijkertijd zien we ook
                     dat de situatie nu heel schrijnend is. Uit een onderzoek van Motivaction blijkt namelijk
                     dat de toegenomen zorgtaken voor bijvoorbeeld ouderen en kinderen die thuis waren
                     toen de scholen gesloten waren, vaak op de schouders van vrouwen terechtkomen. Hoewel
                     er kansen zijn, is de praktijk toch wat weerbarstiger. We zien ook dat vrouwen oververtegenwoordigd
                     zijn in vitale beroepen, maar dat daar vaak nog te weinig inspraak tegenover staat.
                     Wat doet de Minister om de discrepantie in de werk-zorgverdeling tussen mannen en
                     vrouwen te verhelpen? En hoe kan de Minister verzekeren dat er meer aandacht komt
                     voor gendersensitief coronabeleid en meer inspraak voor vrouwen daarbij?
                  
De coronacrisis – ik zei het in het begin al even – heeft ook de situatie van alleenstaande
                     ouders bemoeilijkt. We hebben nauw contact met Single SuperMom, een toporganisatie
                     die zich inzet voor de belangen van alleenstaande ouders. Qua koopkracht gaan alleenstaande
                     moeders er flink op achteruit, vooral degenen die het minimumloon verdienen. Dat is
                     onacceptabel. Deze groep is al heel kwetsbaar, want 77% van de eenoudergezinnen in
                     Nederland leeft op of onder de armoedegrens. Door corona is dat alleen maar erger
                     geworden. De positie van alleenstaande ouders moet verbeterd worden en daarvoor is
                     een integrale aanpak nodig. GroenLinks stelt daarbij onder andere gratis kinderopvang
                     en een hoger minimumloon voor. Wat doet de Minister om alleenstaande ouders te ondersteunen?
                     Is zij bereid om een online-eenouderpunt op te richten om alleenstaande ouders te
                     adviseren en ondersteunen op psychologisch, pedagogisch, financieel en sociaal vlak,
                     uiteraard in nauwe samenspraak met organisaties zoals Single SuperMom? We hoeven het
                     wiel niet opnieuw uit te vinden, maar we kunnen het misschien wel sterker maken of
                     sneller laten rollen.
                  
Dan de gendertoets, voorzitter. Ook bij het invoeren van nieuwe wetgeving liggen ongewenste
                     en onbedoelde effecten voor vrouwen op de loer. Daarom is de kwaliteitseis «gender»
                     in het Integraal Afwegingskader essentieel om onbedoelde gendereffecten van wetgeving
                     en van ander beleid in beeld te brengen. Het is daarom jammer dat blijkt dat de gendertoets,
                     naar aanleiding van de motie-Özütok c.s., in de praktijk niet of nauwelijks wordt
                     toegepast. In haar brief over de uitvoering van de motie-Özütok c.s. geeft de Minister
                     aan dat de gendertoets vaak niet wordt toegepast omdat deze niet verplicht is. De
                     kwaliteitseis «gender» zou daarom expliciet opgenomen kunnen worden en misschien wel
                     opgenomen moeten worden in het Integraal Afwegingskader. Is de Minister bereid om
                     zich hiervoor in te spannen?
                  
Voorzitter. De coronacrisis heeft niet alleen invloed op de werk-zorgverdeling. Lockdowns
                     kunnen letterlijk gevaarlijk zijn voor vrouwen. Eerder waarschuwde de directeur van
                     het VN-vrouwenfonds voor een groeiende schaduwepidemie van geweld tegen vrouwen en
                     meisjes. Ook in Nederland zien we een stijging in femicide. Elke tien dagen overlijdt
                     in Nederland een vrouw als gevolg van zwaar geweld door een partner of ex-partner.
                     Wat doet de Minister om de stijging van het aantal femicidegevallen in Nederland tegen
                     te gaan? Hoe duidt zij deze trend?
                  
Voorzitter. Ik heb nog een aantal korte punten ter afsluiting. Het is altijd fijn
                     als je collega's hebt met een heel sterke inbreng, want dan kun je je daarbij aansluiten.
                     Ik sluit mij aan bij veel van de punten die collega Bergkamp heeft genoemd. Ik heb
                     me natuurlijk al aangesloten bij de opmerkingen van collega Van Dijk over het verhogen
                     van het minimumloon en volgens mij zijn wij het ook eens over gratis kinderopvang.
                     Ik sluit mij aan bij de vragen van collega Bergkamp over homogenezingstherapie, uiteraard
                     een eufemistische term voor een verschrikkelijke praktijk. Maar bij die vragen sluit
                     ik me aan en ik sluit me aan bij haar vragen over onderzoek naar niet medisch noodzakelijke
                     operaties bij interseksekinderen en transitieverlof.
                  
Ten slotte, voorzitter, wil ik me ook graag aansluiten bij het compliment van collega
                     Bergkamp aan de Minister voor het goede werk dat zij heeft gedaan om meer vrouwen
                     aan de top te krijgen. Wij waarderen dat werk. Wij waarderen dat ze daarbij geen middelen
                     heeft geschuwd en op een bepaald moment zelfs naming-and-shaming heeft ingezet. Ik
                     wens haar in haar laatste missionaire maanden nog meer van dit soort successen toe.
                     Ik hoop dat we van deze Minister nog meer gaan zien.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
U lokt het enigszins uit. Uw laatste interruptie, meneer Beertema.
De heer Beertema (PVV):
Ik hoorde meneer Van den Berge in de inleiding van zijn betoog toch even de onthoofding
                     van de leraar aanstippen, net als het vreselijke voorval in het azc. Wat mij steeds
                     weer verbaast, is dat het alleen maar wordt aangestipt. Het wordt even genoemd. Het
                     kernwoord wordt maar niet benoemd door GroenLinks. Daarom vraag ik meneer Van den
                     Berge nu wat nou de intrinsieke motivatie is van deze mensen in het azc, van deze
                     mensen die een leraar van het leven willen beroven, die een priester op het altaar
                     willen onthoofden, die in een kerk in Nice gelovigen hebben onthoofd en twee anderen
                     hebben vermoord. Waar komt dat toch vandaan? Want dat hoor ik nooit. Als het gaat
                     om Polen en Hongarije, dan weet hij altijd precies de vinger op de zere plek te leggen.
                     Deze gruwelijke aanslagen, deze aanval op onze vrijheid, op onze manier van leven,
                     worden eventjes terloops genoemd, maar door GroenLinks wordt nooit ingegaan op die
                     intrinsieke motivatie. Meneer Van den Berge, waarom doen die mensen dat? En wat gaat
                     u daaraan doen?
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ten eerste vraag ik mij af hoe ik dit heb uitgelokt. Maar goed, daar moeten we het
                     misschien buiten deze vergadering over hebben. Volgens mij had ik toch een heel inhoudelijk
                     verhaal; maar dat maakt niet uit, dat trek ik me ook niet aan. Eerlijk gezegd herken
                     ik de vraag van de heer Beertema niet. Aan het begin van mijn betoog heb ik een brede
                     opsomming gegeven van gruwelijke dingen die er aan de hand zijn: toenemend femicide,
                     toenemend geweld tegen lhbti-mensen. Dat wordt gepleegd door mensen met een migratieachtergrond,
                     door mensen die de islam aanhouden, maar dat wordt ook gepleegd door christenen, door
                     witte atheïsten in Nederland. Ik heb inderdaad ook de gruwelijke aanslagen in Frankrijk
                     genoemd. Ik heb dus een brede schets van het probleem proberen te geven. Dan op de
                     vraag van de heer Beertema: wat bezielt die mensen? Ik kan niet in hun hoofd kijken.
                     Eerlijk gezegd ben ik daar ook wel een klein beetje blij mee. Er zijn andere mensen
                     die dat, hopelijk, wel kunnen, om deze mensen een behandeling te geven als dat mogelijk
                     is. Ik kan dat in ieder geval niet. Wat deze mensen, denk ik, in ieder geval bezielt,
                     zijn extremistische en uitsluitende gedachten. Dat is volgens mij bij alle voorbeelden
                     die ik heb genoemd het geval. Daar moeten we dus ook iets aan doen.
                  
De voorzitter:
Meneer Beertema, tot slot.
De heer Beertema (PVV):
Meneer Van den Berge relativeert het toch weer op een hele slimme manier: er zijn
                     ook aanslagen van witte atheïsten. U bedoelt blanke atheïsten, denk ik? Ik kan me
                     die voorvallen niet zo herinneren, maar misschien zijn er wel een paar geweest. U
                     stelt dat dus op een gelijk niveau met de gruwelijke aanslagen van de islam? Want
                     het is de islam, meneer Van den Berge. Probeer het een keer te zeggen. Zeg het gewoon
                     een keer! Daar zit het grote probleem en dat wil ik u meegeven. Er is te veel islam
                     hier, ook in Europa, en dat hebben we aan u te danken, aan uw partij en aan het hele
                     linkse gedachtegoed van de open grenzen. Daar bent u verantwoordelijk voor en daarom
                     kan ik me voorstellen dat u ervoor terugdeinst om dit probleem al te duidelijk te
                     benoemen. Het zij zo.
                  
De voorzitter:
Kort, meneer Van den Berge.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dit is weer een consistente interruptie van de heer Beertema; laat ik dat vooraf zeggen.
                     Ik laat het me niet aanleunen dat ik niet naar problemen kijk binnen extremistische
                     stromingen van de islam. Ik heb nota bene tot en met februari bijna een jaar lang
                     in een parlementaire ondervragingscommissie gezeten die naar deze problematiek heeft
                     gekeken en die mogelijke maatregelen in kaart heeft gebracht, waar het parlement nog
                     naar gaat kijken en nog over gaat debatteren. Ik laat me dat dus niet aanleunen. Wat
                     ik wel heb willen doen – en dat herhaal ik hier – is het probleem breder trekken,
                     maar daarmee bagatelliseer ik het niet. We moeten er gewoon heel eerlijk over zijn.
                     Het valt mij op dat wanneer een witte man, bijvoorbeeld de heer Breivik, een gruwelijke
                     aanslag pleegt, we daar niet alle witte mensen in Nederland of Europa op aankijken.
                     Maar op het moment dat extremisten binnen de islam een gruwelijke aanslag plegen ...
                     Ik kom woorden tekort om te beschrijven hoe gruwelijk dat is. Dat dat uit extremistisch
                     gedachtegoed binnen een deel van de islam voortkomt, wil ik hier best benoemen, maar
                     ik wil ervoor waken dat we hier alle moslims op gaan aankijken. Een goede vriend van
                     mij, die ook ooit voor GroenLinks in het parlement heeft gezeten, Tofik Dibi, heeft
                     het in 2008 mooi gezegd. Hij zei: op 9/11 werden er niet alleen vliegtuigen gekaapt,
                     maar werd ook mijn religie gekaapt. Daar wil ik voor waken en daarom wil ik mijn woorden
                     heel zorgvuldig kiezen. Dat is niet bagatelliseren, maar gewoon een realistische analyse
                     geven van de situatie. Ik vraag het kabinet om met voorstellen voor maatregelen te
                     komen en soms doen we dat zelf ook, bijvoorbeeld als lid van een parlementaire ondervragingscommissie.
                     Dat is wat ik doe. Dat is mijn taak en dat zal ik blijven doen.
                  
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Van den Hul namens de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Het is een bijzondere dag om hier in deze zaal het woord te mogen
                     voeren tijdens dit WGO, op de plek waar Suze Groeneweg bijna op de dag af, op 7 november
                     1918, als eerste vrouwelijke Kamerlid het woord tot de Kamer mocht richten. Er is
                     sindsdien een boel bereikt, maar er is ook nog een wereld te winnen.
                  
Voorzitter. Het zijn barre tijden als het om emancipatie gaat, want de gevolgen van
                     de covidcrisis hebben de bestaande ongelijkheden nog eens vergroot. Momenteel zetten
                     autoritaire conservatieve leiders wereldwijd de klok terug als het om verworven rechten
                     gaat. Het recht op een veilige abortus dreigt vrouwen te worden afgenomen in onder
                     meer de VS en Polen, waartegen in Warschau – het werd al even genoemd – en elders
                     ter wereld in de afgelopen week honderdduizenden mensen de straat op gingen. In de
                     Geneefse consensusverklaring spreken 33 landen, inclusief Polen en Hongarije, zich
                     uit tegen het recht op abortus. Het blijft bijzonder: 33 door mannen geleide landen
                     bemoeien zich met wat vrouwen wel en vooral niet met hun eigen lichaam mogen doen.
                     Ik noem ook de zogenaamde lhbt-vrije zones in Polen, het terugtrekken van Turkije
                     en Polen uit het Istanbulverdrag, het Europese verdrag tegen gender-based violence,
                     het lhbt-geweld, waar we helaas bijna wekelijks over lezen, hate speech en een VN-vergadering
                     waar al lang niet meer over vooruitgang wordt onderhandeld maar over het behoud van
                     de agreed language, de status quo. Het lijkt soms alsof we weer terug zijn geslingerd
                     in de jaren vijftig. Deelt de Minister mijn afschuw over al deze ontwikkelingen? Ik
                     hoor heel graag van de Minister wat de inzet van dit kabinet is en blijft om ons in
                     Europees en internationaal verband keihard uit te blijven spreken voor mensenrechten
                     en gelijkwaardigheid, en tegen uitsluiting en geweld.
                  
En dan heb ik het nog niet eens over de impact van covid op vrouwen en de lhbti-gemeenschap.
                     Zoals ook het recente rapport van rapporteur Petra Stienen liet zien bij de PACE,
                     de Council of Europe, worden vrouwen extra hard geraakt tijdens deze crisis, bijvoorbeeld
                     doordat juist sectoren waarin veel vrouwen werkzaam zijn hard worden geraakt. Bovendien
                     heeft het «one size fits all»-beleid in de praktijk vaak een ongelijk effect, waardoor
                     vrouwen aan het kortste eind trekken. Staat die genderdimensie bij de Nederlandse
                     kabinetsaanpak voldoende op het netvlies, zo vraag ik de Minister. En wat betekent
                     dit alles voor het halen van SDG 5?
                  
Voorzitter. Ook de lockdown kwam voor veel vrouwen harder aan, want je zult maar 24
                     uur per dag in huis zitten met je gewelddadige partner. Gelukkig zijn er inmiddels
                     stappen gezet om laagdrempeliger melden mogelijk te maken, bijvoorbeeld bij de apotheek,
                     en hebben veel hulporganisaties inmiddels ook een chatfunctie. Melden makkelijker
                     maken was ook een van de aanbevelingen van het rapport van GREVIO, net als gendersensitief
                     beleid als het gaat om de aanpak van partnergeweld. Kan de Minister aangeven wanneer
                     wij de kabinetsreactie op dat rapport tegemoet kunnen zien?
                  
Voorzitter. Ik weet uit eigen ervaring hoe moeilijk het is om een gewelddadige relatie
                     te ontvluchten. Schaamte, angst en afhankelijkheid zorgen voor een heel hoge drempel.
                     We weten ook dat een groot deel van de slachtoffers überhaupt nooit melding maakt
                     en dat er gemiddeld 33 incidenten aan voorafgaan voor iemand aan de bel durft te trekken.
                     We weten ook dat genderbased violence een groot probleem is, soms zelfs met dodelijke
                     afloop.
                  
Even de keiharde cijfers: elke tien dagen sterft er in Nederland een vrouw als gevolg
                     van huiselijk geweld. Elke tien dagen. In de afgelopen tien dagen stierven er zelfs
                     twee vrouwen in Den Haag, waarbij in beide gevallen partner of ex als verdachte is
                     aangemerkt. Op mijn verzoek maakte de Minister van VWS eerder inzichtelijk wat de
                     maatschappelijke kosten zijn van «huiselijk geweld». Die kosten variëren per casus
                     tussen de € 40.000 en € 80.000. Op zo'n ongelooflijk moeilijk moment in je leven komt
                     er van alles op je af. Als je al besluit te vluchten, moet je zoveel regelen: een
                     veilige plek, aangifte, misschien zelfs een huisverbod, een nieuwe school voor de
                     kinderen, je bankzaken, om nog maar te zwijgen over het emotionele proces waar je
                     doorheen moet. Op zo'n moment moeten we wat mij betreft pal achter de slachtoffers
                     gaan staan, zodat zij zich niet ziek hoeven te melden of bang hoeven te zijn dat hun
                     baan op de tocht staat, maar zodat ze in alle rust en veiligheid de draad weer kunnen
                     opnemen. Daarom pleit ik vandaag voor een betaald persoonlijk veiligheidsverlof van
                     tien dagen. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister.
                  
Voorzitter. Ook als het gaat om de veiligheid van lhbti-personen is er nog een wereld
                     te winnen. Op straat, op school of in een azc: nog steeds kun je ook in Nederland
                     lang niet overal veilig en zichtbaar jezelf zijn. Samen met de collega's Bergkamp
                     en Özütok dienden we de afgelopen periode een aantal moties in over de veiligheid
                     van lhbti-personen, over roze in blauw, over aandacht in de politieopleiding, over
                     gespecialiseerde recherche, en ook op de punten conversietherapie, transitieverlof,
                     de niet-vrijwillige operatie van interseksepersonen en meer ouderschap is er nog werk
                     aan de winkel. Mevrouw Bergkamp heeft dat net toegelicht. Wanneer kunnen we hier stappen
                     tegemoetzien? Mijn grote zorg is dat we moeten voorkomen dat we moeten wachten tot
                     na de formatie van een nieuw kabinet en zo kostbare tijd verloren zien gaan.
                  
Voorzitter. Als onderwijswoordvoerder maak ik mij ook zorgen over de uitkomsten van
                     het onderzoek van Rutgers en het meest recente rapport van de inspectie over burgerschap.
                     Er zijn nog steeds scholen waar de kerndoelen over seksuele diversiteit onvoldoende
                     uit de verf komen. Er zijn nog steeds scholen die ouders vragen in een zogenoemde
                     identiteitsverklaring afstand te nemen van bijvoorbeeld het huwelijk tussen paren
                     van gelijk geslacht. Deelt de Minister onze zorg hierover en zit de inspectie hier
                     wat haar betreft voldoende bovenop? De PvdA heeft altijd gezegd: waar geen wil is,
                     is een wet. Daarom zullen wij ook bij de Wet burgerschap volgende week voorstellen
                     doen om juist ook deze punten steviger te verankeren.
                  
Waar geen wil is, is een wet. Dat geldt ook voor de representatie van vrouwen aan
                     de top. We zijn heel blij dat de Minister dit nu naar een volgend plan brengt. Ik
                     sluit me aan bij de complimenten die hierover al door voorgaande sprekers zijn gegeven.
                     In dit verband hoor ik ook heel graag van de Minister hoe het staat met het lopende
                     onderzoek naar hoe de maatregelen voor doorstroom van vrouwen naar de top vertaald
                     kunnen worden naar de semipublieke sector. Wanneer zal de Kamer hierover worden geïnformeerd?
                  
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dan heeft u een interruptie van mevrouw Bergkamp.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Als het erover gaat dat we naast de slachtoffers van huiselijk geweld moeten staan,
                     ben ik dat helemaal eens met mevrouw Van den Hul. Ik waardeer haar inzet op dit dossier
                     en haar openheid. Zij heeft het over een vorm van verlof. De eerste reactie die dat
                     bij mij oproept is: zijn er dan knelpunten? We hebben natuurlijk heel veel verlofregelingen,
                     ook in crisissituaties, en je zou toch denken dat werkgevers, als je dat meldt of
                     als je gebruik maakt van een van de bestaande verlofregelingen, toch heel slechte
                     werkgevers zijn als ze niet pal naast het slachtoffer staan. Zijn er op dit moment
                     bij mevrouw Van den Hul knelpunten bekend?
                  
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank voor deze vraag. Die knelpunten zijn er op verschillende manieren, allereerst
                     binnen de bestaande wet- en regelgeving. Waar het gaat om bijzonder verlof heb je
                     iets als calamiteitenverlof, maar dat is niet bedoeld voor een periode zo lang als
                     ik hier nu beschrijf, namelijk tien dagen. Dat is toch aanzienlijk langer dan wat
                     er wordt bedoeld met het calamiteitenverlof, en het is er ook niet expliciet voor
                     bedoeld. Ja, er zijn inderdaad werkgevers die daar heel coulant en met alle begrip
                     mee omgaan. Dat zijn vaak de situaties waarin het slachtoffer daar al eerder openlijk
                     over heeft durven spreken. Mijn zorg heeft betrekking op de slachtoffers die niet
                     eerder de veiligheid hebben gevoeld om daar met hun werkgever over te spreken. Juist
                     voor hen zal er van zo'n maatregel een duidelijke signaalfunctie uitgaan. Want je
                     laat hiermee als samenleving zien dat dit iets is wat ook onze verantwoordelijkheid
                     is: we staan achter jou en je hoeft je hier niet voor te schamen of ziek voor te melden,
                     want jij bent hier niet zelf het probleem, dus wij staan achter jou en nemen jouw
                     zorgen op ons. Daar zal dit een belangrijke stap in zijn. We weten dat dit in Nieuw-Zeeland
                     al een aantal jaren geleden is ingevoerd en daar heeft het wel degelijk tot positieve
                     effecten geleid.
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Als het gaat over leiderschap is Nieuw-Zeeland sowieso een vooruitstrevend land geworden.
                     Ik heb toch nog even een vraag daarover. Mevrouw Van den Hul zegt dat het vaak lastig
                     is om naar je werkgever toe te gaan. Ik denk dat er nog een taboe op rust. Dat kan
                     ik me ook goed voorstellen. Als een medewerker nou een beroep doet op een specifieke
                     regeling die daarover gaat, is dat dan niet even lastig? Want dan moet je ook een
                     hobbel over. Misschien zijn daar ervaringen mee in Nieuw-Zeeland. Volgens mij is het
                     daar net ingevoerd. Is er sprake van meer voorbeelden? Ik wil hier graag iets meer
                     gevoel bij krijgen, want ik vind dit heel sympathiek en ik snap het ook, maar ik denk
                     ook wel: je zou zoiets toch wel bespreekbaar moeten maken met je eigen werkgever of
                     je zou misschien een beroep moeten kunnen doen op de bestaande verlofregelingen.
                  
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Naar onze inschatting zijn bestaande verlofregelingen zoals gezegd niet voldoende
                     geëquipeerd om dat mogelijk te maken. Ik zou mij heel goed kunnen voorstellen dat
                     we vragen om een verkenning, bijvoorbeeld door de SER, zodat dit juist breder kan
                     worden verkend. Ik overweeg daartoe ook een motie in te dienen in de tweede termijn.
                     Het is natuurlijk iets wat alle sociale partners aangaat. Wat ik hier nu vraag, is
                     om te kijken of de vorm en de manier waarop realistisch haalbaar zijn. Ik vraag dus
                     niet aan de Minister om dat morgen te gaan regelen. Ik snap heel goed dat dit niet
                     iets is wat we vandaag of morgen zomaar uit onze mouw kunnen schudden, maar ik denk
                     wel dat het heel belangrijk is om de eerste stap te zetten, juist om het thema op
                     de werkvloer bespreekbaar te maken.
                  
Ik verwees eerder al even naar de beantwoording van mijn vraag over de maatschappelijke
                     kosten door Minister De Jonge. Een heel groot deel van de maatschappelijke kosten
                     ligt nu bij de werkgevers, juist door verzuim. Dat is eigenlijk heel erg jammer. Want
                     er zijn nu vrouwen die zich ziekmelden, maar die met zo'n verlofregeling eigenlijk
                     juist de eerste slag kunnen slaan bij het op eigen benen staan. Zij moeten al de dingen
                     regelen die ik net aangaf. Door zo'n regeling kun je later in het traject problemen
                     voorkomen. De aard en de omvang van het probleem zijn juist de reden waarom wij denken
                     dat het goed is om het iets uit te breiden, bovenop de maatregelen en regelingen die
                     al beschikbaar zijn. Mevrouw Bergkamp weet hoeveel mensen hier helaas jaarlijks in
                     Nederland mee te maken hebben. We moeten ervoor zorgen dat we die problemen vroeg
                     in het proces kunnen aanpakken, zodat de slachtoffers om wie het gaat – of, zoals
                     ze het liever noemen, de survivors, de overlevenden – hun leven zo snel mogelijk weer
                     op de rails kunnen zetten zonder bang te zijn dat ze hun baan kwijtraken.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan schors ik de vergadering tot 13.20 uur, ook voor de lunch. Daarna
                     komen we terug voor de eerste termijn van de Minister.
                  
De vergadering wordt van 12.41 uur tot 13.24 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag, allemaal. Ik hoop dat jullie goed gegeten hebben. Ik heropen de vergadering
                     voor de eerste termijn van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw
                     Van Engelshoven.
                  
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter, dank u wel. Ik dank ook de leden voor hun bijdrage in eerste termijn.
                     Misschien even voor de administratie: ik was van plan om te beginnen met een algemene
                     inleiding, waarin ik al wel op een aantal door u genoemde punten zal ingaan. Vervolgens
                     komt er een blokje arbeid, een blokje lhbti, een blokje onderwijs, een blokje internationaal
                     en een blokje overig. Meneer Beertema zegt buiten de microfoon om dat hij dan wel
                     weer alleen in dat laatste blokje zal zitten, maar hij komt ook in de andere blokken
                     voor!
                  
Voorzitter. Het is goed dat wij vandaag over emancipatie kunnen spreken. Ik geloof
                     dat het een initiatief van uw Kamer was om dat voortaan niet één keer maar twee keer
                     per jaar te doen. Er is op dit moment ook alle reden om dat te doen, niet alleen omdat
                     het voor mij waarschijnlijk de laatste keer is dat ik als missionaire Minister uitvoerig
                     met u over het emancipatiebeleid kan spreken, maar ook omdat er natuurlijk heel veel
                     speelt. U noemde allemaal terecht de gevolgen van de coronacrisis op de verschillende
                     terreinen van emancipatie. Het is goed om daarbij stil te staan, maar het is ook goed
                     dat een aantal van u inging op de internationale ontwikkelingen. Ook die baren zorgen
                     en zijn zeker aanleiding om met u te spreken.
                  
Voorzitter. Ondanks al die ontwikkelingen is het belangrijk om niet uit het oog te
                     verliezen dat iedereen in Nederland zichtbaar moet kunnen zijn wie die wil zijn. Of
                     het nou gaat om vrouwen of lhbti-personen of mannen, het maakt niet uit, want iedereen
                     in dit land moet overal zichtbaar kunnen zijn wie ze willen zijn. Ik leg de klemtoon
                     op zichtbaar, omdat zijn wie je wilt zijn, maar ten dele vrijheid geeft als je dat
                     niet zichtbaar kunt doen. Dat is, denk ik, waar ik met u allen een gemeenschappelijk
                     doel zie. Natuurlijk zijn er verschillen van mening over hoe we dat willen bereiken,
                     maar laten we dat voorop laten staan: in dit land moet iedereen zichtbaar kunnen zijn
                     wie die wil zijn, ook in een coronacrisis. Daarom vind ik het ook onze taak om in
                     deze tijd onverminderd door te werken aan deze doelstelling.
                  
Voorzitter. Terugkijkend op deze kabinetsperiode doet het mij deugd om te kunnen zeggen
                     dat er in deze kabinetsperiode een aantal betekenisvolle stappen zijn gezet. Zo is
                     er een voor Nederland heel fundamentele stap gezet naar een nieuwe machtsverdeling
                     tussen mannen en vrouwen. Zeer binnenkort, echt in de komende dagen, zult u van collega
                     Dekker en mij het wetsvoorstel ontvangen over meer vrouwen aan de top. Ik hoop inderdaad
                     nog in deze kabinetsperiode de behandeling daarvan in de Tweede Kamer te kunnen afronden.
                     Daarnaast wordt op dit moment door de adviesgroep Vinkenburg onderzocht op welke wijze
                     de voorstellen van de SER vertaald kunnen worden naar maatregelen in de semipublieke
                     sector, en ook dat is natuurlijk van betekenis. Het wetsvoorstel gaat over een deel
                     van het bedrijfsleven, in ieder geval gaat het quotum over een deel van het bedrijfsleven,
                     want de doelstellingen gaan over veel meer. De voorstellen voor de semipublieke sector
                     kunt u aanstaand voorjaar verwachten. Daar wordt met volle kracht aan gewerkt.
                  
Voorzitter. Het kabinet is nog steeds druk bezig op het gebied van arbeid en zorg,
                     bijvoorbeeld naar aanleiding van de conclusies van het IBO Deeltijdwerk. Ik ben overigens
                     heel gelukkig met de uitkomsten van dat IBO-onderzoek. In dat kader wordt nu gekeken
                     naar een integraal systeem van kindvoorzieningen. Met de uitbreiding van het betaald
                     geboorteverlof voor partners is een belangrijke eerste stap daarin gezet, maar er
                     worden bijvoorbeeld ook stappen gezet door de vrouwen van Het Potentieel Pakken, die
                     zowel in de zorg als in het onderwijs – sectoren waarin aan de ene kant de tekorten
                     groot zijn en waar aan de andere kant nog heel veel in kleine deeltijdbanen wordt
                     gewerkt, wat kwetsbaar kan zijn, zoals corona ons ook leert – in gesprek gaan met
                     organisaties over de vraag: hoe kunnen we vrouwen er nu toe verleiden om meer uren
                     te gaan werken? Dat kan bijvoorbeeld door daar rekening mee te houden in de wijze
                     waarop het werk is georganiseerd. We hopen ook daarin stappen te zetten.
                  
Ook ben ik trots op de start en de uitbreiding van het programma Veilige Steden, een
                     programma dat is gericht tegen geweld tegen vrouwen in de publieke ruimte. Daarbij
                     is de samenwerking tussen het Rijk en de gemeenten essentieel. Ik heb daarom onlangs
                     nog met verschillende bestuurders van de deelnemende gemeenten gesproken over de wijze
                     waarop zij ervoor zorgen dat vrouwen zich veiliger kunnen voelen in de publieke ruimte.
                     We hebben ook afgesproken om straks een gezamenlijke impuls te geven aan Orange the
                     World. Daarin vragen we al die steden heel concreet om ook aandacht te hebben voor
                     de veiligheid van vrouwen in de openbare ruimte, waarmee we mooi aansluiten bij een
                     internationale campagne.
                  
Op het gebied van lhbti-emancipatie hebben we in deze kabinetsperiode ook een flink
                     aantal stappen gezet. Dat was ook nodig, want daarover hebben we ook gewoon een afspraak
                     gemaakt en een belofte gedaan, namelijk in het Regenboogakkoord. Ik vind het toch
                     goed om die verschillende punten hier nog even met u langs te lopen. Mevrouw Bergkamp
                     vroeg mij: hoe staat het daar nou mee? Het is goed om even al die punten langs te
                     lopen, want doordat het steeds in aparte debatten en wetsvoorstellen wordt behandeld,
                     dreigen we soms te vergeten dat dat in samenhang toch substantiële stappen zijn.
                  
Om te beginnen is artikel 1 van de Grondwet gewijzigd. Daarmee zijn lhbti-rechten
                     nu ook in de Grondwet verankerd en zijn seksuele gerichtheid en handicap toegevoegd
                     aan de lijst met verboden discriminatiegronden. Ik vind dat toch ook een hele betekenisvolle
                     stap.
                  
Daarnaast wordt in het kader van een herijking van het ouderschap momenteel hard gewerkt
                     aan het wetsvoorstel over deelgezag en het wetsvoorstel over draagmoederschap. Het
                     wetsvoorstel over draagmoederschap zal naar verwachting voor het eind van het jaar
                     voor advies naar de Raad van State worden gestuurd. Voor het wetsvoorstel over deelgezag
                     wordt dit waarschijnlijk net na de jaarwisseling. Ook daar worden dus concrete stappen
                     in wetgeving gezet.
                  
In het kader van de aanpassing van het Wetboek van Strafrecht is de Wet herwaardering
                     strafbaarstelling actuele delictsvormen in werking getreden. Door een aanvulling van
                     de Algemene wet gelijke behandeling is er een wettelijk verbod gekomen op discriminatie
                     van trans- en interseksepersonen. Ik kan mij nog goed herinneren dat ik daarna sprak
                     met een aantal trans- en interseksepersonen. Zij gaven aan hoe ontzettend betekenisvol
                     die stap, en de erkenning die daaruit spreekt, voor hen is geweest. Ik dank dus ook
                     alle leden van uw Kamer die daar een actieve bijdrage aan hebben geleverd voor die
                     inspanning.
                  
Om onnodige geslachtsregistratie te beperken zijn inmiddels een afwegingskader onnodige
                     seksediscriminatie en een toolbox ontwikkeld. Daarnaast is mijn collega van BZK voornemens
                     het weglaten van het geslacht op de identiteitskaart mee te nemen in de eerstvolgende
                     wijziging van het productieproces in 2024.
                  
Maar ook in het onderwijs hebben we mooie stappen gezet in het kader van het Regenboogakkoord.
                     Zo zijn seksuele diversiteit en genderdiversiteit expliciet geborgd in de wettelijke
                     bekwaamheidseisen van de lerarenopleiding en de kennisbasis van de pabo. Daar begint
                     het. Om te beginnen moet je ervoor zorgen dat docenten en leerkrachten ook in positie
                     zijn en goed opgeleid zijn om dat onderwijs goed te verzorgen. Daarnaast zijn voor
                     het mbo de kwalificatie-eisen burgerschap gewijzigd, zodanig dat het voor iedereen
                     duidelijk is dat aandacht moet worden besteed aan seksuele en genderdiversiteit. Op
                     basis van de gewijzigde regelgeving kan niemand daar meer twijfel over hebben. Ten
                     slotte ondersteun ik met mijn collega van VWS het voorkomen van depressie en zelfdoding,
                     waarbij er speciale aandacht is voor lhbti-jongeren.
                  
Voorzitter. Dat even over het Regenboogstembusakkoord. Ik kom dadelijk nog even specifiek
                     te spreken over de issues die bijvoorbeeld de heer Van Dijk ook nog noemde rondom
                     onderwijs. Ik snap ook zijn zorg en ongeduld op dat punt.
                  
Voorzitter. Dan ga ik in deze algemene inleiding ook even in op de internationale
                     ontwikkelingen. Ik zeg u eerlijk dat ik daar grote zorgen over heb. Met name in EU-verband
                     zien wij conservatieve krachten die pogen de verworven rechten van zowel vrouwen als
                     lhbti-personen teniet te doen. Dat is zeer zorgelijk. Om maar een paar voorbeelden
                     te noemen. Honderden Poolse gemeenten die zich uitroepen tot lhbti-vrije gemeente,
                     Hongarije dat transgenderpersonen het recht op wettelijke erkenning van hun gender
                     heeft ontnomen en het Roemeens parlement dat een wet aanneemt om onderwijsinstellingen
                     te verbieden les te geven in genderstudies. We zien natuurlijk allemaal de beelden
                     van de demonstraties in Polen waar recente uitspraken leiden tot eigenlijk de facto
                     een verbod op abortus. Dat is voor heel veel vrouwen een enorme stap terug in de tijd.
                     Het is ook een enorme bedreigende stap.
                  
Deze bewegingen vertalen zich ook in de positie die deze landen innemen in de internationale
                     onderhandelingen, bijvoorbeeld op heel veel terreinen bij Europese Raadsconclusies
                     en in de gremia van de Verenigde Naties, zoals we zien bij bijvoorbeeld het terugtrekken
                     van landen uit de Istanbul Conventie. Ik heb het vorig jaar bij de VN-vergadering
                     over de Commission on the Status of Women heel direct ervaren toen we als Nederland
                     probeerden om in de slotverklaring een afspraak op te nemen dat vrouwen die slachtoffer
                     zijn van seksueel geweld recht hebben op hulp. En we hebben het niet gehaald. Je zou
                     zeggen: dat is toch bijna ondenkbaar. Maar dat we in dit soort gremia tegenwoordig
                     blij moeten zijn als het ons lukt om agreed language van de afgelopen 25 jaar te behouden,
                     daarover maak ik mij grote zorgen. Ik ben dan ook heel blij dat er in het kabinet
                     grote bereidheid is om ons hiertegen uit te spreken.
                  
De heer El Yassini zei terecht: de Minister-President en ook de Minister van Buitenlandse
                     Zaken hebben bijvoorbeeld in de afspraken rondom het MFF en het steunpakket daar heel
                     concreet inspanningen voor geleverd. Maar op dit moment bekijken wij ook gezamenlijk
                     in het kabinet waar in al die Europese vergaderingen punten zitten waartegen wij als
                     Nederland echt de rode vlag moeten gaan opsteken. Het betreft niet alleen het terrein
                     van emancipatie. We zien in heel veel Raadsconclusies dat gepoogd wordt iedere keer
                     het woord «gender» uit een conclusie trekken, zelfs uit bijlagen van conclusies. Wij
                     zijn ons er nu op aan het voorbereiden om dan iedere keer te kunnen zeggen: hier trekken
                     wij als Nederland een streep en zijn wij bereid om zaken ook te gaan blokkeren, want
                     dit gaat ons echt te ver. Op dit moment zijn we dat ook interdepartementaal aan het
                     voorbereiden, zodat we straks als kabinet in al die gremia gelijkgestemd kunnen optreden.
                     Want het komt op al die terreinen voor. Uiteraard zet ik mij daar in alle overleggen
                     die ik heb uitvoerig voor in. Maar het komt voor in heel veel Raden, niet alleen in
                     die op het gebied van onderwijs en wetenschap, waar ik vooral zelf in de Europese
                     Raad zit. Emancipatie zit bijvoorbeeld vaak in de EPSCO, waar collega Koolmees in
                     actief is. Je moet het echt consequent overal doen.
                  
Voorzitter. Al deze bewegingen laten zien dat ook de verworvenheden op het gebied
                     van emancipatie in internationale verdragen op dit moment helaas geen gegeven meer
                     zijn. Dat vraagt om alertheid en activisme van Nederlandse kant, samen met gelijkgestemde
                     lidstaten. We kunnen het niet laten gebeuren dat verworvenheden zoals vastgelegd in
                     Istanbul en het Beijing Platform for Action ter discussie worden gesteld. Wij willen
                     stappen vooruit zetten en geen stappen terug in de geschiedenis. Daarom kijken we,
                     zoals ik al zei, naar aanscherping in die samenwerking. Op 19 en 20 november aanstaande
                     spreek ik tijdens een digitale bijeenkomst onder het Duitse EU-voorzitterschap met
                     mijn Europese collega-ministers van gendergelijkheid en zal ik het belang van die
                     samenwerking benadrukken. Ik hoop dat wij met een brede coalitie collega's uit een
                     aantal landen die ik noemde ook kunnen aanspreken op hun positie daarin. Ik hoop van
                     harte dat we daar als Nederland niet te zeer alleen in zullen staan, maar dat ook
                     andere landen zich zullen uitspreken. Nogmaals, we zijn zeer bereid om hier als land
                     actief op te zijn.
                  
Voorzitter. Dan de uitdagingen wat betreft corona. Ik ben heel blij dat de heer Van
                     Dijk zei: laten we ook kijken waar corona ook een kans kan zijn. Want dat kan zeker
                     zo zijn; daar kom ik straks nog op terug.
                  
De voorzitter:
Excellentie, u heeft twee interrupties. Ik begin met de heer El Yassini namens de
                     VVD.
                  
De heer El Yassini (VVD):
Ik wilde even wachten tot het blokje met betrekking tot internationaal en EU-verband
                     volledig door de Minister behandeld was, en volgens mij is dat nu het geval. Ik hoor
                     de Minister zeggen: houden wat we hebben. Ik maak me daar best wel zorgen over. Als
                     dat namelijk de strategie is, dan hebben we echt een heel groot probleem. Ik snap
                     dat de Minister zegt dat ze samen met het kabinet kijkt waar die red flags zitten
                     en of ze tegengas kunnen geven. Maar mijn vraag is echt welke actieve acties, dus
                     niet reacties maar actieve acties, deze Minister kan of wil ondernemen richting deze
                     landen, die eigenlijk een loopje nemen met de gelijkwaardige positie van lhbti'ers,
                     maar ook de positie van vrouwen. Wat kan ze daarbij doen, en hoe kan ze bondgenoten
                     verzamelen, niet alleen onder vakministers, maar onder hele regeringen in Europa?
                     Hoe kunnen deze landen ook een blok vormen richting de landen waar we het over hebben
                     die de positie van vrouwen en lhbti'ers bedreigen? Mijn vraag aan de Minister is dus
                     de volgende. Ik wil van haar weten wat ze zelf voor extra stappen gaat nemen om ervoor
                     te zorgen dat lhbti'ers in bijvoorbeeld Polen, Roemenië of Hongarije minder bedreigd
                     worden, minder gevaar lopen en meer vrijheid kunnen genieten, door druk van de good
                     guys in Europa, waar de Minister, dit kabinet, er als het goed is een van is. Graag
                     een reactie van de Minister daarop.
                  
Minister Van Engelshoven:
Het is goed dat de heer El Yassini deze vraag stelt, want kennelijk heeft hij mij
                     verkeerd begrepen, althans als hij begrepen heeft dat wij dit alleen defensief zouden
                     doen. We proberen natuurlijk om juist ook in Europa stappen vooruit te zetten. Dat
                     betekent ook dat wij heel actief zullen zijn. Als dadelijk bijvoorbeeld de EU-lhbti-strategie
                     wordt gepubliceerd – wij als kabinet zullen u ook via een BNC-fiche laten weten wat
                     onze inzet daarbij is – is dat, denk ik, een heel mooi moment om daar echt actief
                     mee aan de slag te gaan. Want dat is hoe ik het wil doen. Ik wil inderdaad een coalitie
                     vormen van like-minded landen, zoals we dat noemen. Ik probeer dat ook steeds bij
                     de verschillende Raden te doen; dat is hoe het werkt in Europa. Daarmee wil ik samen
                     zo ver mogelijk komen in het zetten van stappen vooruit richting een betere positie
                     van lhbti-personen in Europa. Maar ondertussen moeten we er ook gezamenlijk alert
                     op zijn dat we in al die potentiële Raadsconclusies, in al die Europese stukken die
                     we bediscussiëren in de verschillende Europese Raden, geen stappen terug zetten. Dat
                     zijn we binnen het kabinet aan het coördineren. Dus ja, we willen wat we hebben heel
                     goed verdedigen, maar vooral ook proberen stappen vooruit te zetten. Daar is contact
                     over. Ik begreep dat de bijeenkomst die u zou hebben met de Eurocommissaris technisch
                     niet helemaal goed verliep, maar wij zullen proberen om met de Commissaris, die ook
                     zeer gemotiveerd is om hier stappen in te zetten, samen op te trekken en kijken hoe
                     we dat met gelijkgestemde landen verder kunnen brengen.
                  
De heer El Yassini (VVD):
Ik heb het gevoel dat de Minister een bondgenoot is in dit verhaal. Dat is fijn. Daar
                     kunnen we elkaar echt in vinden. Wat ik wel mis – daar moet ik heel eerlijk in zijn –
                     is de concretisering van de inzet van de Minister. Ik hoor heel veel over plannen,
                     samenwerking en bondgenootschappen. Dat is hartstikke mooi, maar ik wil graag concrete
                     stappen van de Minister. Ik kan haar helpen met een suggestie. Zij kan bijvoorbeeld
                     letterlijk het gezicht worden van de lhbti-gemeenschap en gaan lobbyen voor één voorwaarde
                     aan de EU-subsidies die naar verschillende gemeentes en initiatieven gaan: zij kan
                     zeggen dat het geld van die EU-subsidies niet meer mag gaan naar gemeentes die lhbti-vrije
                     zones hebben, bijvoorbeeld in Polen. Daarvoor zou de Minister kunnen lobbyen bij de
                     Eurocommissaris die bijvoorbeeld over landbouwsubsidies, innovatiesubsidies of andere
                     zaken gaat. Dat is een duidelijk verhaal, maar ook een duidelijk statement richting
                     deze landen. Daarbij zeggen we dan: wij proberen als Europa een unie te vormen waarin
                     we elkaar helpen, maar als je de waarden van de westerse samenleving, waaronder de
                     vrijheid van lhbti'ers en de gelijkwaardige positie van vrouwen, niet onderschrijft
                     en vervolgens wel EU-subsidies aanvraagt voor gemeenten die nota bene lhbti-vrije
                     zones hebben, dan krijg je geen cent van de Europese Unie. Kan de Minister daarop
                     reageren? Dit is nogal concreet, dus het lijkt mij dat ze daar makkelijk op kan reageren.
                  
Minister Van Engelshoven:
De heer El Yassini weet best dat er in het kader van het MFF, de meerjarige Europese
                     begroting, heel veel discussie is gevoerd over de conditionaliteit van de middelen.
                     Daar heeft Nederland zich stevig voor ingezet, onze Minister-President voorop. Maar
                     we weten inmiddels ook dat de afspraak is dat de conditionaliteit op een aantal terreinen
                     ligt, zoals rechtsstatelijkheid, media en onafhankelijke rechtspraak, en helaas niet
                     op het terrein van lhbti-gelijkheid. Voor de inzet van de verschillende fondsen lijkt
                     het mij niet dienstig, zeg ik maar, dat ik mij ga mengen in een landbouwdebat. Dat
                     doet de landbouwminister. Maar wij trekken hier als kabinet gezamenlijk in op. De
                     inzet bij de verschillende Europese voorstellen bespreken wij gezamenlijk in het kabinet,
                     zoals de Kamer die bespreekt bij de BNC-fiches. Zo doen we dat. Die punten houden
                     we bij alle Europese voorstellen heel concreet in de gaten. Daar spreken we ook een
                     strategie over af. Om die reden bekijken we in al die Europese voorstellen stap voor
                     stap waar en wanneer actie gewenst is. Dat doen we niet alleen om een rode lijn te
                     trekken, dus een lijn waar we niet overheen gaan, bij dingen die we niet accepteren,
                     maar ook om te kijken waar we een stap vooruit kunnen zetten.
                  
Ik denk dat de heer El Yassini heel goed begrijpt dat, als in de Europese Raad op
                     regeringsleidersniveau afspraken zijn gemaakt over hoe om te gaan met conditionaliteit,
                     het niet meer lukt om die als vakminister opgerekt te krijgen. Dat snapt hij heel
                     goed. Hij weet ook hoe ingewikkeld die gesprekken over de conditionaliteit geweest
                     zijn. Ik denk overigens dat onze premier daarin een geweldige inzet heeft gepleegd
                     en andere landen erin heeft meegenomen om daar scherp op te zijn. Daar moeten we ook
                     scherp op blijven. Maar hier nu zeggen dat we vinden dat die conditionaliteit verder
                     moet gaan en meer terreinen moet beslaan, gaat niet. We kunnen niet hier, in dit debat,
                     zeggen: het akkoord over het Meerjarig Financieel Kader moet hiervoor opengebroken
                     worden. Dat snapt de heer El Yassini ook heel goed.
                  
De heer El Yassini (VVD):
Heel kort, voorzitter.
De voorzitter:
We doen interrupties eigenlijk in tweeën.
De heer El Yassini (VVD):
Ja, maar het is heel kort. Ik stel een vraag aan de Minister en geef haar een voorbeeld
                     van een concrete maatregel, want daar ben ik naar op zoek. Het is goed dat de Minister
                     antwoord geeft op mijn vraag, maar als ik haar vervolgens hoor vertellen – zij gaat
                     over haar eigen woorden – waarom iets wat ik voorstel niet kan, is de vraag nog steeds
                     welke concrete stappen er de komende maanden dan wél genomen kunnen worden. Daar ben
                     ik nog steeds naar op zoek en die kan ik nog steeds niet vinden.
                  
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Bergkamp voor haar eerste interruptie, in tweeën.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik snap dat de Minister afhankelijk is van de zogenaamde coalition of the willing,
                     en afhankelijk van de inzet van de premier. Maar ik ben blij dat de Minister zo krachtig
                     opkomt voor de zelfbeschikking en de emancipatie van lhbti's en vrouwen, want dat
                     is wel een heel lastige. Ik vraag aan de Minister wat voor verklaring zij ervoor heeft
                     dat de conservatieve krachten zo oprukken. Komt het omdat we er in de vorige periode
                     misschien wat minder adequaat of snel op gereageerd hebben? Wat is de verklaring daaromtrent?
                     Aansluitend bij de vraag van de heer El Yassini: als het bijvoorbeeld gaat om de lhbti's
                     in Polen, hoe kunnen we die dan ondersteunen? Het is natuurlijk vreselijk, die lhbti-vrije
                     zones. Dat gaat in tegen alle mensenrechten. Hoe kunnen we de mensen daar ondersteunen?
                     Dat geldt trouwens ook voor andere landen waar vrouwen- en lhbti-rechten onder druk
                     staan. We moeten de mensen en hun belangenorganisaties daar ondersteunen, want we
                     kunnen het allemaal niet vanuit Nederland regelen.
                  
Minister Van Engelshoven:
Daar heeft u helemaal gelijk in. De vraag of ik een verklaring heb voor de wereldwijde
                     opkomst van conservatieve bewegingen, gaat iets te ver voor een debat op deze manier,
                     hoewel er mooie promotieonderzoeken naar kunnen worden gedaan. Hoe kunnen wij organisaties
                     in andere landen steunen? Dat doen wij heel concreet. We hebben bijvoorbeeld een Europese
                     ngo voor lhbti-rechten. Tot vorig jaar was Nederland het enige land dat die organisatie
                     structureel ondersteunde. Dat vond ik echt een te dunne basis. Ik heb eerst mijn Portugese
                     collega daar als bondgenoot gevonden. Vervolgens hebben wij gezamenlijk alle Europese
                     landen aangeschreven om ons te helpen dat geluid in Europa sterker te maken. Dat betekent
                     ook dat ze niet alleen in de Europese Unie actief kunnen zijn, maar ook kunnen helpen
                     bewegingen te ondersteunen in landen waar ngo's het moeilijk hebben, waar lhbti-groepen
                     het moeilijk hebben. We zien nu dat dat heeft geleid tot veel bredere steun. Inmiddels
                     heeft een aantal landen die steun ook toegezegd.
                  
De heer El Yassini vroeg me concreet te worden. Wat ik vertel, is gewoon heel concreet.
                     Tegenwoordig zien we elkaar iets minder, maar ik heb in het verleden de collega's
                     aan het jasje of aan de tas getrokken om hen om hulp te vragen bij het breder maken
                     van deze beweging. Om die reden steunen wij natuurlijk ook de internationale activiteiten
                     van het COC. Verder zijn onze posten in het buitenland alert op signalen en bekijken
                     ze hoe we vanuit Nederland die organisaties kunnen steunen. Samen met Buitenlandse
                     Zaken is mede op ons initiatief de Equal Rights Coalition opgericht, waar we er in
                     breder internationaal verband voor zorgen dat er stappen vooruit worden gezet in die
                     rechten. Bij de laatste bijeenkomst van de Equal Rights Coalition in Vancouver heb
                     ik ook heel bewust lhbti-organisaties, niet alleen uit Polen en Hongarije, maar ook
                     uit een aantal Afrikaanse landen, mogen verwelkomen. In Afrikaanse landen worden mensen
                     met de dood bedreigd als ze actief zijn in zo'n organisatie. Op mijn verzoek zijn
                     ze naar Vancouver gekomen, zodat we hen konden steunen, hun een internationaal netwerk
                     konden geven en konden laten zien dat er landen zijn die dit punt in de gaten houden.
                     Zo proberen we lhbti-organisaties in die landen te steunen. We zijn daar dus op vele
                     fronten actief.
                  
De voorzitter:
Tot slot op dit punt, mevrouw Bergkamp.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank voor deze concrete duiding. Nog twee vragen daarover. De Minister zegt dat het
                     te ver gaat om te reflecteren op die conservatieve stroming. Dat snap ik wel, maar
                     het is misschien toch interessant om daar op een ander moment eens op te reflecteren.
                     Je ziet het ook in Nederland: wie had verwacht dat, als je als vrouw naar een abortuskliniek
                     gaat, een stel – ik zal het maar niet hardop zeggen – staat te demonstreren, terwijl
                     jij op dat moment in een voor jou heel moeilijke situatie verkeert? Wie had tien jaar
                     geleden verwacht dat we het daar nu over zouden hebben in een debat? Ik maak me daar
                     zorgen over, niet alleen Europees, maar ook in Nederland. Ik heb nog wel een andere
                     concrete vraag. Een jaar geleden heb ik gevraagd of de Minister een internationale
                     conferentie wil organiseren over transgenders en met name het feit dat er jaarlijks
                     internationaal gezien duizenden transgenders worden vermoord. Ik kan me voorstellen
                     dat dat door corona nu wat anders is, maar misschien kan de Minister ons even bijpraten
                     over hoe nu verder met die internationale conferentie, die ook een voorbeeld was van
                     hoe we andere landen kunnen helpen met onze kennis en de kennis bij andere landen.
                     Graag een reactie daarop.
                  
Minister Van Engelshoven:
Heel concreet over die conferentie: volgens mij is die verzet naar het voorjaar, in
                     de hoop dat we haar dan kunnen organiseren. Als het moet, zullen we die dan digitaal
                     houden. Heel concreet op de vraag van de heer El Yassini: op 19 en 20 november spreken
                     de Europese collega's elkaar over gendergelijkheid. Ik zal zorgen dat u naar aanleiding
                     daarvan mijn inzet krijgt op dat punt. Want hierbij is het inderdaad heel belangrijk
                     dat we concreet gaan werken aan een brede coalitie.
                  
De voorzitter:
U hebt nog een interruptie van de heer Van den Berge van GroenLinks.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ja, op hetzelfde punt. Vooropgesteld: ook ik waardeer de passie en de strijdbaarheid
                     van de Minister op dit punt. Ik zie eigenlijk nog een maatregel die we zouden kunnen
                     nemen, en ik wil de Minister vragen zich daarvoor in te zetten. Zij heeft het over
                     het versterken en ondersteunen van burgerbewegingen, over het een voor een aan het
                     jasje trekken van collega's. Allemaal heel goed, maar het zijn stappen op een escalatieladder.
                     De rule of law erodeert steeds verder, grondrechten staan steeds verder onder druk
                     in de landen die genoemd zijn, zoals Polen en Hongarije, maar er is nog iets wat Nederland
                     kan doen, zoals rechtsgeleerden ons ook vertellen. Nederland zou met een groep landen,
                     een coalition of the willing, een ingebrekestellingsprocedure kunnen beginnen bij
                     het Europese Hof van Justitie, op basis van de Antidiscriminatierichtlijn die er is.
                     Ik wil de Minister vragen om dit met de Minister voor Rechtsbescherming of de Minister
                     van Justitie en Veiligheid te bespreken om te zien of dit ook een optie is op de escalatieladder.
                     We hoeven niet altijd te wachten op de Europese Commissie; lidstaten kunnen ook naar
                     het Europese Hof.
                  
Minister Van Engelshoven:
Ja, ik kan zeker bij collega's navragen hoe reëel dat is. Kun je ook langs die lijn
                     opereren, is de vraag daarbij.
                  
Ik kom straks nog op een aantal meer concrete punten terug. Ter algemene introductie
                     ga ik nu in op de uitdaging met betrekking tot corona. Iedereen begrijpt dat er op
                     dit moment maatregelen worden genomen die een enorme impact hebben op heel veel levens
                     en gezinnen. We zien dat specifieke groepen met specifieke uitdagingen te maken hebben.
                     We zien dat mensen en bedrijven ondersteuning nodig hebben. Uw Kamer is lovend over
                     de steunpakketten, maar we moeten ook onderkennen dat verschillende groepen ook verschillende
                     vormen van ondersteuning nodig hebben. Soms zijn ook verschillen van gender daarbij
                     van belang. Daarom heeft het kabinet eerder toegezegd dat het de effecten van deze
                     maatregelen heel genderspecifiek zal evalueren, waarbij we zo veel mogelijk een uitsplitsing
                     zullen maken naar achtergrondkenmerken, opleidingsniveau en gender. Over bijvoorbeeld
                     de positie op de arbeidsmarkt of het inkomen heeft collega Koolmees gezegd dat hij
                     later deze maand de Kamer inzicht zal geven in de gevolgen van deze crisis voor specifieke
                     groepen op de arbeidsmarkt, voor specifieke gevolgen als het gaat om de inkomenspositie,
                     zodat er een debat gevoerd kan worden over de vraag of er voor specifieke groepen
                     wellicht een extra maatregel nodig is.
                  
Daarnaast is in deze tijd natuurlijk ook aandacht nodig voor geweld achter de voordeur.
                     Ik kom daar straks nog op terug. Dat is iets waar we ons allemaal zorgen over maken.
                     Toen de scholen dichtgingen, hadden we heel veel zorgen over de betekenis daarvan
                     voor kinderen. We hebben het daarbij mogelijk gemaakt dat die kinderen steeds konden
                     worden opgevangen op school. Maar we weten dat het gevolgen heeft en het is belangrijk
                     dat we dat inzichtelijk krijgen.
                  
Voorzitter. De afgelopen kabinetsperiode hebben we stappen vooruitgezet. Denk aan
                     het SER-advies en de gevolgen voor de positie van vrouwen. Dat zijn echt stappen vooruit.
                     De Regenboogagenda is een stap vooruit. Internationaal hebben we nog heel veel werk
                     te verzetten, maar overall is dit werk natuurlijk nooit af. We moeten ons blijven
                     inzetten en aandacht blijven hebben voor specifieke groepen in de samenleving die
                     op het gebied van emancipatie aandacht vragen.
                  
Ik wil nu een aantal concrete vragen gaan beantwoorden, allereerst in het blokje over
                     de arbeidsmarkt. Ik noemde het net al even, maar ik meen dat door D66, de SP en een
                     aantal andere fracties vragen zijn gesteld over het punt van corona en de gevolgen.
                     In november komt daar een rapportage over. Ik zal mij daar zeker met de collega van
                     SZW over verstaan, want vraagt dit bijvoorbeeld op het terrein van emancipatie toch
                     nog extra aandacht?
                  
De vraag werd ook gesteld, bijvoorbeeld door mevrouw Geluk-Poortvliet, of corona gevolgen
                     heeft voor de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. Dat heeft het zeker. Het geeft
                     een heel genuanceerd beeld. Aan de ene kant zien we sectoren, bijvoorbeeld de zorg,
                     waarin juist meer vrouwen aan het werk gaan en waar de druk heel hoog is. Aan de andere
                     kant zien we ook de kwetsbaarheid in deze tijd van bijvoorbeeld flexbanen. Veel vrouwen
                     hebben een kleine deeltijdbaan, een flexbaan, een niet al te vast contract. Die zijn
                     dus kwetsbaar op de arbeidsmarkt in deze tijd. We moeten dus al die gevolgen in beeld
                     krijgen, maar het is geen eenduidig beeld. Dat hebben we nu al wel in de gaten. Aan
                     de ene kant is in sommige beroepen waarin veel vrouwen actief zijn, de arbeidsmarktpositie
                     juist verbeterd en aan de andere kant zien we dat die echt kwetsbaar is. Je moet echt
                     met dat heel gedifferentieerde oog ernaar kijken. Naar aanleiding van de rapportage
                     in november zal dat debat gevoerd worden.
                  
In die zin is de vraag van de heer Van Dijk interessant. Gaan we hiervan leren als
                     het gaat om kansen voor gelijkere verdeling van arbeid en zorg? Ik denk bijvoorbeeld
                     dat meer thuiswerken veel vaders gaat laten zien dat de combinatie van arbeid en zorg
                     ook heel aantrekkelijk kan zijn, en dat het heel prettig kan zijn om meer tijd met
                     je gezin door te brengen en tegelijkertijd ook aan het werk te kunnen zijn. Het kan
                     ook zo zijn dat doordat partners thuiswerken, het voor vrouwen makkelijker wordt om
                     meer uren te gaan werken. We zien dat die kleine deeltijdbanen in Nederland verminderen,
                     wat vrouwen ook weer kwetsbaar maakt. Dus ook vanuit de kant van het emancipatiebeleid
                     wil ik echt gaan kijken wat we kunnen leren van deze periode in kansen voor een gelijkere
                     verdeling van arbeid en zorg op de arbeidsmarkt. Hoe moeilijk deze tijd ook is, daar
                     waar we kunnen, moeten we ook die kansen zien en proberen die te vertalen in wat we
                     ervan kunnen leren voor na deze periode, bijvoorbeeld ook in de discussie over de
                     kinderopvang.
                  
De heer Van den Berge van GroenLinks vroeg in dit kader of ik ook aandacht heb voor
                     intersectionaliteit, dat heel ingewikkelde woord in het kader van het emancipatiebeleid.
                     Ja, dat hebben we. In de identiteit die je hebt, kun je tot heel veel groepen behoren.
                     De positie van migrantenvrouwen is bijvoorbeeld weer een andere dan van autochtone
                     vrouwen. Zo zijn er heel veel verschillende groepen op de arbeidsmarkt, waarbij je
                     er oog voor moet hebben dat het op een verschillende manier invloed kan hebben op
                     hun positie op de arbeidsmarkt en op hun economische zelfstandigheid. U weet dat uiteindelijk
                     voor mij het doel van het emancipatiebeleid ook is om zo veel mogelijk mensen economisch
                     en financieel zelfstandig te maken. Dat maakt uiteindelijk dat je eigen keuzes kunt
                     maken, eigen beslissingen kunt nemen. Dat is bijvoorbeeld ook heel belangrijk in het
                     kader van het bestrijden van geweld achter de voordeur. Als je financieel op eigen
                     benen staat, is het makkelijker om een situatie waarin er sprake is van huiselijk
                     geweld, achter je te laten.
                  
De heer Van den Berge vroeg mij in dit kader: heeft u nou ook oog voor bijvoorbeeld
                     vrouwen met een migratieachtergrond? Krijgen die nou extra ondersteuning? Dat doen
                     we samen met het Ministerie van SZW. We hebben verschillende activiteiten om ervoor
                     te zorgen dat vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond beter worden toegeleid
                     naar de arbeidsmarkt. Samen met het Ministerie van SZW hebben we NWO verzocht om binnen
                     het thema economische veerkracht van vrouwen in de Nationale Wetenschapsagenda specifiek
                     aandacht te besteden aan de positie van vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond,
                     om op die manier te kijken welke belemmeringen er voor hen zijn om die stap naar de
                     arbeidsmarkt en economische zelfstandigheid te zetten en wat dat betekent voor het
                     beleid. Maar ook in het programma Vakkundig, dat we samen hebben, hebben we een extra
                     ronde ingevoegd om de re-integratie van vrouwen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt
                     te bevorderen. Daarbij gaat het ook om heel veel vrouwen met een migratieachtergrond.
                     Voor die groep hebben we dus echt specifiek aandacht, samen met de collega's van SZW.
                     Ik zie dat ook bij gemeenten terug, in hun beleid.
                  
Voorzitter. Ik zei zojuist al even dat het wetsvoorstel over het quotum iedere dag
                     in uw mailbox kan landen. Dit voorjaar zult u de adviezen krijgen over de vraag hoe
                     we dat advies verder laten landen in de semipublieke en publieke sector. Overigens
                     is met de Kamer afgesproken – daar ben ik mij terdege van bewust – dat we het hele
                     SER-advies zullen omarmen. In het kabinetsstandpunt is eerder toegelicht hoe we dat
                     zullen doen. De maatregelen op het gebied van culturele diversiteit worden opgepakt
                     door de collega's van SZW. Daar zult u ook met hen het debat over voeren.
                  
Mevrouw Poortvliet vroeg mij nog waarom het quotum in het Burgerlijk Wetboek komt.
                     De streefcijfers gelden met name voor grote nv's en bv's. Die moeten in de desbetreffende
                     wetten worden vertaald. Vandaar dat collega Dekker en ik dat wetsvoorstel samen indienen,
                     want hiermee moet ook het Burgerlijk Wetboek worden gewijzigd. Overigens was ook het
                     eerdere beleid rondom het streefcijfer, dat uitging van «pas toe of leg uit», verankerd
                     in die wetgeving.
                  
Ik geloof dat het mevrouw Bergkamp was die mij vroeg: hoe gaat u dat quotum nou handhaven?
                     Dat gaan we niet samen met de Minister van BZK doen; het wetsvoorstel zelf voorziet
                     gewoon in die sanctie. Als de benoeming de 30% niet dichterbij brengt, dan is ze gewoon
                     nietig van rechtswege. Dan is er dus sprake van civielrechtelijke handhaving. Ook
                     in de wetgeving op andere terreinen merken we dat dat goed werkt.
                  
De heer Van Dijk had nog een vraag over het geboorteverlof. Dat is ook heel belangrijk
                     op het terrein van de verdeling van arbeid en zorg. Het is natuurlijk mooi dat we
                     de stap hebben kunnen zetten naar zes weken geboorteverlof. Ik ben het helemaal met
                     u eens dat dat niet alleen voor rijke ouders moet zijn; dat wil je natuurlijk voor
                     alle ouders. Maar ik denk ook dat het heus niet alleen rijke ouders zijn die het zich
                     kunnen permitteren om gedurende zes weken 30% van het salaris van één van de partners
                     te missen. Afgesproken is dat bij de eerste evaluatie van de wet gekeken zal worden
                     welke groepen uit de samenleving wel gebruikmaken van de wet en welke niet. Ook wordt
                     gekeken of ’m dat zit in de financiële belemmeringen of elders. Want de belemmeringen
                     kunnen ook elders zitten. Dat lijkt me dan het moment om te kijken of de huidige regeling
                     al dan niet voldoet. Maar laten we eerst kijken hoeveel mensen daar gebruik van maken.
                     En wat voor reden hebben de mensen om daar geen gebruik van maken? Want dat is natuurlijk
                     jammer. Het kan in heel veel zaken gelegen zijn. Overigens kan via de cao ook 70%
                     worden aangevuld. De rijksoverheid doet dat bijvoorbeeld in de cao. Dit kan dus op
                     iedere cao-tafel gelegd worden.
                  
De voorzitter:
Als u het goedvindt, meneer Van Dijk, doe ik de vragen na afloop van het blokje. Ik
                     zie dat dat goed is.
                  
Minister Van Engelshoven:
De heer Van Dijk zei ook nog: hoe meer vrouwen in een beroep, hoe lager het salaris
                     soms. Dat zien we inderdaad. Dat heeft soms ook te maken met de deeltijdfactor. We
                     zien daar echt een samenhang tussen. Vandaar mijn strijd om Nederland echt hoog in
                     de Europese rankings te krijgen als het gaat om de deeltijdfactor. U vraagt of een
                     verhoogd minimumloon zou helpen. Dit lijkt me niet de plek om een discussie te voeren
                     over een hoger minimumloon in den brede. Als ik de verschillende verkiezingsprogramma's
                     zie die de afgelopen tijd zijn gepubliceerd, denk ik dat dat debat de komende weken
                     en maanden vooral buiten deze zaal driftig gevoerd zal worden. Ik sluit niet uit dat
                     daarover afspraken worden gemaakt in een volgende formatie, want ik zie dat veel partijen
                     wensen daarover op tafel hebben gelegd. Ik wens de heer Van Dijk veel succes bij het
                     voeren van dat debat. Er gaat altijd een strijd vooraf aan het moment dat u aan die
                     tafel zit en daar wens ik u veel succes mee.
                  
De heer El Yassini vroeg in het kader van emancipatie en de arbeidsmarkt hoe het gaat
                     met de positie van meisjes in de niet-traditionele vrouwenberoepen, zoals in de techniek.
                     U weet dat wij op verschillende fronten daarop actief zijn. Ik noem het Techniekpact
                     en Girlsday. Wij zetten heel veel activiteiten daarop in. Ik noem ook de strategische
                     alliantie Werk.en.de.Toekomst. Bij de voortgangsrapportage van het Techniekpact krijgt
                     u de precieze cijfers van de voortgang, want die heb ik nu niet paraat.
                  
In die zin vond ik ook het recente advies van de Onderwijsraad heel interessant, want
                     die concludeert dat stereotypering, bijvoorbeeld in onderwijsmateriaal, wel degelijk
                     een rol daarin speelt. Volgens mij hebben we daar eerder een debat over gehad. We
                     hadden de Onderwijsraad gevraagd om te kijken naar de verschillen tussen jongens en
                     meisjes in het onderwijs, omdat we zien dat meisjes het op zich beter doen in het
                     onderwijs, maar vervolgens slechter op de arbeidsmarkt en vice versa. Hoe komt dat
                     nou? Ik vind dat de Onderwijsraad daar heel interessante observaties over had, bijvoorbeeld
                     over de omgang met verschillen tussen jongens en meisjes in het onderwijs. Eerder
                     is daar in de samenleving nogal een verhit debat over gevoerd. De Onderwijsraad stelt
                     vast dat de manier waarop we mannen en vrouwen laten zien in onderwijsmaterialen en
                     de manier waarop jongens en meisjes in de vroege jaren van het basisonderwijs een
                     bepaalde kant op worden gestuurd, daarin wel degelijk een rol spelen. Dat is iets
                     waarop we met z'n allen alert moeten blijven.
                  
Wij zullen u bij de voortgangsrapportage van het Techniekpact laten zien hoe het precies
                     zit met de cijfers. We zien overigens al – en dat vind ik heel hoopvol – dat in het
                     voortgezet onderwijs steeds meer meisjes kiezen voor de exacte profielen. Dat vergroot
                     hun kansen voor bijvoorbeeld de technische beroepen. We zien in de afgelopen jaren
                     wel degelijk een verbetering van de instroomcijfers in het hoger onderwijs voor de
                     technische vakken. Met name in het mbo blijft dat echter nog achter. Daar hebben we
                     sowieso een grote vraag als het gaat om techniek. Ik ben het zeer met de heer El Yassini
                     eens dat er nog heel veel werk te verzetten is, want we zijn in deze samenleving nog
                     lang niet zover dat we geen typische mannen- en vrouwenberoepen of typische mannen-
                     en vrouwenvakken meer hebben. Zeker als het gaat om techniek is er nog heel veel werk
                     te verzetten.
                  
Dan de vraag van mevrouw Van den Hul over het veiligheidsverlof. Dat vind ik een interessante
                     vraag. Ik begrijp haar zorg heel goed. Voor een vrouw die last heeft van huiselijk
                     geweld, van geweld achter de voordeur – «huiselijk geweld» klinkt altijd een beetje
                     gek – en een stap wil zetten om uit die situatie te komen, is dat vaak heel ingrijpend.
                     Dat gaat vaak gepaard met een ander huis, met een andere school voor je kinderen,
                     met je verzekeringen en met je financiële situatie. Er is heel veel te regelen. In
                     die zin is het een reële vraag of een vrouw daar niet even de tijd voor moet krijgen.
                     U vraagt heel specifiek naar het veiligheidsverlof. We hebben natuurlijk verschillende
                     vormen van verlof. Je wilt niet – dat zei u ook – dat vrouwen zich ziek melden, waardoor
                     dit onbespreekbaar blijft. Maar er is ook bijzonder verlof en calamiteitenverlof.
                     Als u mij vraagt of ik wil kijken naar de verschillende verlofregelingen die er al
                     zijn en naar andere manieren waarop we ervoor kunnen zorgen dat we vrouwen beter equiperen
                     en ondersteunen om dit op de werkvloer op een goede manier te melden en te zorgen
                     dat, u zei het zelf al: een goede werkgever houdt daar rekening mee als dat ook maar
                     enigszins kan in de werksituatie. Als u mij vraagt om die mogelijkheden te verkennen
                     zonder dat u mij erop vastpint dat dat een aparte verlofregeling moet worden – want
                     dat zou ik geen goede gedachte vinden – maar meer om te kijken hoe we dat ergens kunnen
                     laten landen, dan vind ik dat een goede gedachte en ben ik bereid om die verkenning
                     te doen. Het lijkt me goed om de SER eens te vragen hoe dat zou kunnen.
                  
Mevrouw Bergkamp vroeg naar haar motie over het wegnemen van belemmeringen op de arbeidsmarkt
                     voor transgenderpersonen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau en Transgender Netwerk
                     Nederland hebben inzichtelijk gemaakt wat de belemmeringen zijn voor transgenderpersonen
                     op de arbeidsmarkt. Wat zij constateren, is dat er bij werkgevers vaak angst is voor
                     ziekteverzuim en uitval, ook al is daar soms in de werkelijkheid geen sprake van.
                     Maar er is wel een zorg dat dat zich zal voordoen. Er is onbekendheid bij werkgevers
                     en er zijn vooroordelen bij werkgevers. Met mijn steun werkt Transgender Netwerk Nederland
                     aan voorlichting bij grote bedrijven en de uitwerking van de Transzoen voor voorbeeldwerkgevers.
                     Om dingen verder te krijgen helpt het vaak om goede voorbeelden in het zonnetje te
                     zetten, dus dat laten we hen doen. Ik stimuleer ook de positie van transgenderpersonen
                     op de arbeidsmarkt via het project Transgender Werkt, dat gericht is op een andere
                     arbeidstoeleiding en werkplekbegeleiding voor transgenders met een afstand tot de arbeidsmarkt.
                     We hebben ook onafhankelijk onderzoek laten doen naar knelpunten in de bestaande verlofregeling
                     en mogelijke oplossingen daarvoor. Die resultaten komen aan het eind van dit jaar
                     beschikbaar en daar zal ik uw Kamer over informeren.
                  
Tot slot in dit blokje nog de vraag van mevrouw Van den Hul over de genderdimensie
                     van corona en het behalen van de SDG's. In de monitor die in november zal komen over
                     wat het betekent voor de inkomenspositie van vrouwen op de arbeidsmarkt, zullen wij
                     daarnaar kijken.
                  
Voorzitter, dat was het blokje arbeid.
De voorzitter:
Het blokje arbeid roept nog twee vragen op, in ieder geval een van de heer El Yassini.
                     Aan u het woord.
                  
De heer El Yassini (VVD):
Ik wil nog even ingaan op het antwoord dat de Minister gaf in de richting van mijn
                     collega Niels van den Berge van GroenLinks, maar ook op het antwoord op mijn vraag
                     over jonge meiden en studies en werk. De Onderwijsraad, geeft de Minister aan, heeft
                     bepaalde conclusies getrokken, maar er zijn vermoedens dat er andere aspecten zijn
                     waarom het niet gaat zoals het zou moeten gaan. Dat heeft ook te maken met opleidingen
                     die een verslechterd arbeidsmarktperspectief hebben. Daar hebben wij zo'n anderhalf
                     jaar geleden in een debat met elkaar over gesproken. Dat had toen met de creatieve
                     sector te maken. In dat debat heb ik de Minister gevraagd om de Commissie macrodoelmatigheid
                     mbo te laten kijken naar bijvoorbeeld economische studies. Wat de Minister zegt, volg
                     ik. Ik zag in mijn tijd als mbo-woordvoerder dat er vooral op scholen in de Randstad
                     waar opleidingen werden gegeven voor economische studies, een oververtegenwoordiging
                     was van niet alleen jonge meiden maar ook jongens van niet-westerse afkomst die zeiden:
                     «Mijn ouders hebben ooit kantoren schoongemaakt. Ik vertik het om dat te doen. Ik
                     ga niet met mijn handen werken, want ik wil in dat kantoor zitten, hetzelfde kantoor
                     waar mijn ouders hebben schoongemaakt.» Het bizarre is echter dat zij in de toekomst
                     de nieuwe armen worden. Mijn vraag aan de Minister is: hoever staat het met het verzoek
                     dat is gedaan aan de Commissie macrodoelmatigheid? Wanneer kunnen we wat verwachten?
                     Hoe zorgen we ervoor dat jonge mensen, ook van Marokkaanse of Turkse origine, van
                     niet-westerse afkomst, beroepen kiezen die een enorm goed arbeidsmarktperspectief
                     hebben en waarbij ze tegelijkertijd hun handen gebruiken, bijvoorbeeld in de technieksector
                     of in de bouw? Kan de Minister daarop reageren?
                  
Minister Van Engelshoven:
Dat onderzoek ligt er. Het is goed dat u dat noemt. Waar wij bijvoorbeeld met de Commissie
                     macrodoelmatigheid naar gekeken hebben, zijn de terechte zorgen over de brede instroom
                     in de heel brede economische profielen, zeker op mbo 2-niveau, waarvan we weten dat
                     het arbeidsmarktperspectief niet altijd even hoopvol is. Wij hebben samen met de commissie
                     en de SBB, dus met het bedrijfsleven en het onderwijs, geconstateerd wat je eigenlijk
                     moet doen. Dat profiel zorgt wel voor instroom van mensen en het is altijd belangrijk
                     dat mensen eerst die stap zetten naar een opleiding. Het lukt je het best om ze te
                     volgen in de keuze die zij willen maken. Los van het feit dat je moet proberen om
                     studenten die dat maar enigszins kunnen, van mbo 2 naar mbo 3 te laten doorstromen,
                     is de conclusie van het onderzoek eigenlijk dat het niet zinvol is om te zeggen dat
                     ze niet in die studie moeten instromen, maar dat het zinvoller is om in die studie
                     te zorgen dat ze door een breder en meer divers uitstroomprofiel te maken kansen krijgen
                     in sectoren waar veel vraag is. Wat bijvoorbeeld heel kansrijk is, is bijvoorbeeld
                     aan het economische profiel ICT-componenten toevoegen, waardoor je jongeren stap voor
                     stap verleidt en interesse kweekt voor ICT-profielen, waar heel veel vraag naar is
                     op de arbeidsmarkt. We hebben met de Commissie macrodoelmatigheid, met de sector,
                     met het bedrijfsleven geconstateerd dat dat voor zowel mbo als hbo een zinvollere
                     route is. Daar wordt op dit moment heel concreet aan gewerkt.
                  
De voorzitter:
Dan op dit punt de heer Van den Berge van GroenLinks.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik heb een korte, meer informatieve vraag. Ik had een vraag gesteld over ondersteuning
                     van alleenstaande ouders. Komt dat in het blokje varia? Dat gaat deels over inkomen
                     en werk.
                  
Minister Van Engelshoven:
Sorry, ik verstond uw vraag niet helemaal goed.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik had vragen gesteld over ondersteuning van alleenstaande ouders. Komt dat in het
                     blokje varia of hoort dat in dit blokje?
                  
Minister Van Engelshoven:
Ja, maar nu u hem toch stelt, kan ik hem meteen beantwoorden. Alleenstaande ouders
                     lopen aan tegen een heel complex van vragen, zoals voor welke regeling zij in aanmerking
                     komen. Zij hebben vaak een kwetsbare positie. U zei terecht dat het in het geval van
                     alleenstaande ouders vaak om arme gezinnen gaat. U vroeg of we die niet beter moeten
                     informeren. De aanpak van Single SuperMom is eigenlijk een hele goede. Die organisatie
                     kijkt daar inderdaad heel integraal naar. Heel veel gemeenten hebben een sociaal loket,
                     waar je voor heel veel vragen in het sociaal domein terechtkunt. Ik zou samen met
                     deze organisatie en gemeenten willen kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat alleenstaande
                     ouders daar een route krijgen die hen integraal helpt. Kunnen we die methodiek, die
                     inderdaad heel goed is, een plek geven in die gemeentelijke loketten die er al zijn
                     en kan die zich bijvoorbeeld ook vertalen naar digitale informatie? Uw vraag is heel
                     terecht. We zien het bijvoorbeeld ook bij mensen met schulden. Het helpt vaak alleen
                     als je naar het geheel kijkt van vragen waar iemand tegen aanloopt. Dat is hier ook
                     het geval. Ik ga dat gesprek aan om te kijken of gemeenten die aanpak, die beproefd
                     goed is, breder kunnen toepassen.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dat is een mooi antwoord, waarvoor dank.
De voorzitter:
Dan een vraag van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb een vraag over het geboorteverlof. Kent de Minister bijvoorbeeld de brief van
                     kenniscentrum Rutgers en die van de FNV, die zeggen aanwijzingen te hebben dat vooral
                     hogere inkomens gebruikmaken van het geboorteverlof? Dat zou toch heel jammer zijn,
                     want we willen gelijke toegang voor zo veel mogelijk groepen, arm en rijk. Het geboorteverlof
                     moet geen speeltje worden voor rijke vaders. Deelt de Minister die mening?
                  
Minister Van Engelshoven:
Ik heb zojuist al gezegd dat het te vroeg is om die conclusie te trekken. Signalen
                     als deze zullen zeker bij de evaluatie worden betrokken, maar ik denk dat er breder
                     informatie verzameld moet worden. Volgens mij heeft collega Koolmees van SZW aan uw
                     Kamer toegezegd dat wordt geëvalueerd hoe die wet werkt. Evaluaties doe je juist om
                     naar knelpunten te kijken en om te kijken waar een regeling niet voldoet. Volgens
                     mij is hier niet de plek om enkele brieven eruit te lichten en daarop te reageren.
                     De bedoeling is om zo'n wet juist in den brede te evalueren. Dat komt op een later
                     moment terug.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het punt is dat Rutgers die brief nu juist voorafgaand aan dit debat heeft gestuurd
                     om ons erop te wijzen. De Minister zei: de werkgevers kunnen ook zelf afspraken hierover
                     maken in cao's. Dat klopt. Dat schrijven zij ook. Zij zeggen dat daarbij het risico
                     is dat het juist de bedrijven zijn waar de hoger opgeleiden en de hogere inkomens
                     geplaatst zijn, zodat het een averechts effect heeft. Dan maken de vaders in de transportsector
                     of de distributiesector er geen gebruik van, terwijl werkgevers in de sectoren met
                     hoger opgeleiden, de IT wellicht, zich heel goed aan de regel houden om die 30% te
                     vergoeden. Erkent u dat dit geen goede ontwikkeling zou zijn?
                  
Minister Van Engelshoven:
Ik erken dat het geen goede ontwikkeling zou zijn als de Wieg slechts gebruikt zou
                     worden door een deel van de samenleving, maar ik vind het nu te vroeg om daarover
                     conclusies te trekken. Volgens mij is het nog niet zo heel lang geleden dat die wet
                     in werking is getreden en moet u een debat over die wet met de Minister van SZW voeren.
                  
De voorzitter:
Excellentie, gaat u verder met uw volgende blokje.
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter. Dan kom ik op de vragen die gesteld zijn over lhbti. De herhaalde vraag
                     gaat over Roze in Blauw. U weet dat het de collega van JenV is die verantwoordelijk
                     is voor de politie. Op 13 oktober jongstleden zijn antwoorden op Kamervragen aan uw
                     Kamer gestuurd over de uitvoering van de taken van Roze in Blauw. Ik weet ook dat
                     de leiding van de betreffende eenheden op dit moment in gesprek is met Roze in Blauw
                     om te kijken hoe het netwerk onder de huidige omstandigheden verder vorm kan krijgen.
                  
Voorzitter. De heer El Yassini, mevrouw Bergkamp en de heer Van den Berge hadden vragen
                     over het onderzoek naar homoconversietherapie. Laat ik met u allen zeggen dat dat
                     natuurlijk ongewenste praktijken zijn. Daar is geen misverstand over. Als we zeggen
                     dat je in dit land zichtbaar moet kunnen zijn wie je wil zijn, dan moet het niet zo
                     zijn dat je therapie krijgt om dat niet te zijn. In het tweede deel van het onderzoek
                     zouden er – daar refereerde u aan – beleidsaanbevelingen komen: hoe gaan we dit op
                     een goede manier tegen? Dat deel is in juli van dit jaar afgerond. De kabinetsreactie
                     daarop zal nog deze maand aan uw Kamer worden gestuurd. Dat is een gezamenlijke reactie
                     van de Ministeries van VWS, JenV en mijn eigen ministerie. Uw zorg wordt zeer gedeeld,
                     maar u moet nog even geduld hebben wat betreft de kabinetsreactie.
                  
Mevrouw Bergkamp had gevraagd of het klopt dat het SCP stopt met de monitor, want,
                     zei zij, we hebben meningen genoeg maar vooral behoefte aan feiten. Het is inderdaad
                     waar dat het SCP het voornemen heeft om te stoppen met de LHBT-monitor in de huidige
                     vorm. Het SCP wil in wat het doet breder de beweging maken naar minder tellen en meer
                     duiden. Die beweging kan het SCP in zijn onafhankelijkheid maken. Het SCP is zelf
                     tot de conclusie gekomen dat het de monitor zoals het die voor ons uitvoert, minder
                     vindt passen bij zijn functie. Ik vind die monitor, met u, zelf wel heel belangrijk,
                     want ook ik wil graag cijfers hebben over het emancipatiebeleid. Wij moeten kunnen
                     weten hoe het gesteld is met de arbeidsparticipatie van vrouwen, de inkomensverschillen
                     en de positie van lhbti-personen. Dat moet je gewoon in feiten en cijfers willen weten.
                     Vandaar dat ik met hen heb afgesproken dat we al die cijfers in 2021 nog krijgen en
                     dat ik in de tussentijd op zoek ga naar een andere manier om die feiten en cijfers
                     boven tafel te krijgen.
                  
Dan waren er vanuit verschillende fracties terechte zorgen over ...
De voorzitter:
Een moment. Ik zie dat u een interruptie wil plegen, mevrouw Bergkamp, maar vindt
                     u het goed om dat na het blokje te doen? Dan verzamelen we ze en doen we ze na het
                     blokje.
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat kan. Het ging wel over dit laatste punt, maar het is prima om het na het blokje
                     te doen.
                  
Minister Van Engelshoven:
Verschillende fracties hadden vragen over de positie van lhbti-personen in azc's.
                     Een aantal van u haalde een recent incident aan. Dat is natuurlijk verschrikkelijk.
                     Je krijgt koude rillingen als je dat ziet. Dat onderwerp ligt primair bij de Staatssecretaris
                     van JenV, maar onze gezamenlijke inzet is dat één ding voorop moet staan: de veiligheid
                     van mensen in azc's. Of je nou een lhbti-persoon of een vrouw bent, of anderszins
                     moet vrezen voor je veiligheid in een azc, wij moeten ervoor zorgen dat wij de veiligheid
                     van mensen kunnen borgen. De veiligheid van kwetsbare mensen moet je kunnen borgen.
                     Zoals mevrouw Bergkamp ergens zei in een interruptie, willen we niet dat mensen die
                     dit land binnenkomen, een afslag moeten maken naar de hetero- of de lhbti-opvang.
                     Zo zitten we als land niet in elkaar. Juist in dit land moet je overal zichtbaar jezelf
                     kunnen zijn, het liefst ook in een azc. Maar daar waar de veiligheid van personen
                     in het geding is, moet je die veiligheid borgen zonder dat dat altijd betekent dat
                     je een aparte lhbti-opvang moet hebben. Maar de veiligheid van kwetsbare mensen moet
                     je borgen.
                  
De heer El Yassini en mevrouw Bergkamp vroegen ook naar de rapportage over de dakloze
                     lhbti-personen. De heer El Yassini zei het heel beeldend: het kan toch niet zo zijn
                     dat lhbti-jongeren die, omdat dat thuis niet wordt geaccepteerd, op straat worden
                     gezet en weer een heel moeilijke winter tegemoetgaan waarin ze aan heel veel gevaren
                     bloot worden gesteld? Dat ben ik met u eens. Collega Blokhuis is verantwoordelijk
                     voor de daklozenopvang. Hij heeft u ook toegezegd dat hij in december met de rapportage
                     daarover zal komen. Maar ik begrijp ook dat de heer El Yassini zegt: dat vind ik misschien
                     wel te laat, want ik wil voor die tijd weten dat het goed geborgd is. Ik begrijp uw
                     vraag zo dat u zegt: zorg er nou voor dat u er met de collega voor zorgt dat het in
                     de daklozenopvang goed geregeld is. Ik zal met die boodschap op zak ook zorgen dat
                     uw motie – dit betreft namelijk ook gewoon een aangenomen motie van de Kamer – op
                     een goede manier wordt uitgevoerd. Daar komt collega Blokhuis dan later dit jaar bij
                     u op terug. Maar ik begrijp dat u hierover op deze plek in dit debat een indringend
                     signaal wilt afgeven. Dat neem ik ter harte. Ik zal er bij de collega op aandringen
                     dat die motie op een goede manier wordt uitgevoerd, juist omdat we het beeld dat u
                     schetste, niet nog een winter willen zien. Het gaat hier ten slotte vaak om hele kwetsbare
                     jongeren, waarbij we op dit moment niet moeten willen dat die dakloos blijven, nog
                     los van wat de coronacrisis aan extra uitdagingen geeft voor dak- en thuislozen.
                  
De heer Van den Berge vroeg mij hoe het staat met het Zonder Stempel-project. Dat
                     gaat over lhbti-personen met een verstandelijke beperking in de zorg. Dat is een heel
                     mooi project. Het COC ondersteunt met collega-organisaties een netwerk van ambassadeurkoppels.
                     Deze koppels bestaan een voor een uit een persoon met en een persoon zonder een beperking.
                     Op de vernieuwde website zonderstempel.nl staat veel informatie voor lhbti'ers met
                     een beperking en hun begeleiders. Ik ga met de collega's van VWS in gesprek om de
                     verdere mogelijkheden te onderzoeken om ervoor te zorgen dat lhbti-personen met een
                     beperking echt zonder stempel de zorg in kunnen.
                  
Dan een andere vraag waar uw Kamer meerdere keren naar heeft gevraagd, namelijk het
                     onnodig medisch ingrijpen bij interseksekinderen. Dat is een onderwerp dat mij ook
                     zeer aangaat en na aan het hart ligt, ook omdat ik merk dat in die zin, en zo werkt
                     internationale druk ook vaak, dit nou precies een punt is waarop Nederland internationaal
                     wordt aangekeken: zorg nou dat je dat goed geregeld hebt. Wij hebben ZonMw gevraagd
                     om onderzoek te faciliteren naar de prevalentie van het onnodig medisch ingrijpen
                     bij jonge interseksekinderen, ter uitvoering van de motie van de leden Bergkamp en
                     Van den Hul. Hierover ligt er nu een plan van aanpak om die prevalentie goed op orde
                     te krijgen. U kunt zich er iets bij voorstellen dat men ook bij ZonMw vanwege covid
                     veel te doen heeft, maar dat plan van aanpak ligt er. Ik zal ervoor zorgen dat ook
                     het NNID hierbij wordt betrokken. Dat lijkt me echt heel belangrijk. Het onderzoek
                     dat wij doen, is vergelijkbaar met het eerdere Duitse onderzoek dat op dit punt gedaan
                     is. Dat moet inzicht geven in hoe vaak die chirurgische ingrepen voorkomen bij interseksekinderen
                     van 0 jaar tot 11 jaar. Het is heel belangrijk dat we die getallen weten. Dan kunnen
                     we ze ook duiden. De resultaten van dat onderzoek worden in 2021 verwacht, zodat we
                     op basis daarvan verder kunnen kijken.
                  
Mevrouw Bergkamp vroeg ook nog naar – dit is ook een mond vol – de depathologisering
                     van de transgenderzorg. Ik begrijp uw vraag heel goed, want als je transgender bent,
                     is het eigenlijk heel onprettig als jouw vraag primair als een ggz-vraag wordt gezien.
                     Dat is volgens mij de kwestie die u aankaart. U weet ook dat dit primair een vraag
                     is op het terrein van VWS, want het gaat echt over ... Nou, het klinkt vrij technisch,
                     maar voor personen voelt dat niet zo. Het gaat gewoon over de vraag: hoe indiceren
                     wij bepaalde zorg? Op dit punt ondersteunen we daarom de Alliantie Gezondheidszorg
                     op Maat, die ook de kennis over de lhbti-specifieke zorg wil vergroten en zorgt dat
                     daar meer bekendheid over komt. Dat is vaak ook een kwestie van onbekendheid. Waar
                     het gaat om de zorginhoud ligt het echt op het terrein van de Minister voor Medische
                     Zorg. Ik begrijp dat uitgebreide schriftelijke vragen aan haar zijn gesteld. De antwoorden
                     daarop komen uw kant op. Ik zal daar zeker alert op zijn, want ik begrijp uw zorgen
                     op dit punt.
                  
De heer Beertema vroeg waarom de Roze Leeuw geen gesprekspartner van de Minister is.
                     Als men met mij in gesprek wil, is men van harte welkom. Als de Roze Leeuw zich meldt,
                     gaan we uiteraard in gesprek. Als groepen zich melden omdat zij met ons in gesprek
                     willen, is het mijn gewoonte om dat te doen.
                  
Dan de vraag over het doneren van bloed. Volgens mij was deze vraag van mevrouw Van
                     den Hul en mevrouw Bergkamp. Het gaat daarbij vooral om donorselectiebeleid, met name
                     rondom mannen die seks hebben met mannen. VWS heeft eind vorig jaar aan het RIVM gevraagd
                     naar de haalbaarheid van het doen van een onderzoek naar het hanteren van seksueel
                     risicogedrag als selectiecriterium, zonder dat daarbij de veiligheid van de bloedvoorziening
                     in het geding komt. Dat is volgens mij de uitvoering van de motie-Ellemeet, als ik
                     het goed heb. Dat onderzoek heeft door de coronacrisis wat vertraging opgelopen, maar
                     zal zo snel mogelijk worden hervat. We gaan dan kijken of we dat selectiecriterium
                     eruit kunnen halen zonder dat we de veiligheid van de bloedvoorziening in gevaar brengen.
                     We proberen wel die stappen vooruit te zetten.
                  
De heer Beertema had nog een vraag over de oververtegenwoordiging van jongeren met
                     een niet-westerse achtergrond als het gaat om geweld tegen homo's. Het bestrijden
                     van geweld is primair een kwestie die de collega van JenV aangaat. Voor ons is het
                     belangrijk – dat is mijn taak – om te zorgen dat lhbti-personen overal zichtbaar zichzelf
                     kunnen zijn en zich veilig kunnen voelen. Met u ben ik van mening dat elk incident,
                     met welke achtergrond dan ook, er een te veel is. Samen met de collega van JenV en
                     de vier grote steden hebben we het Actieplan Veiligheid LHBTI ontwikkeld om de strafrechtelijke
                     aanpak van discriminatie te versterken. Die maatregelen worden op dit moment uitgevoerd.
                     We zien dat lhbti-acceptatie niet overal even hoog is en dat er echt verschillen in
                     zijn bij groepen. Dat moeten we benoemen. We zien dat ook bij ouderen en bij mensen
                     met verschillende religieuze achtergronden; daar ligt de acceptatie lager. Het SCP-rapport
                     uit 2018 laat ook zien dat binnen alle sociodemografische groepen opvattingen over
                     seksuele en genderdiversiteit positiever zijn geworden. Dat is het goede nieuws. Sommige
                     groepen blijven achter, maar in alle groepen is vooruitgang te zien.
                  
Juist binnen groepen waarin de opvattingen relatief negatief zijn, maken we grotere
                     stappen vooruit. Dit betekent nog niet dat we er zijn, maar we zetten wel stappen
                     vooruit. We moeten ons dus ook bij al die groepen blijven inzetten om de acceptatie
                     van lhbti-personen te vergroten. Dat doe ik ook vooral met groeperingen uit de bevolkingsgroepen
                     zelf. Dat vind ik altijd het meest krachtig: met mensen zelf in gesprek gaan over
                     hoe we kunnen zorgen dat in hun kring de acceptatie vooruitgaat. Daarom is er de Alliantie
                     Verandering van Binnenuit, waarin we samen met migrantenorganisaties praten over de
                     vraag hoe we de acceptatie in hun groepering kunnen vergroten. Met migranten- en vluchtelingenorganisaties
                     en Movisie werken we daarin aan het tegengaan van gendergerelateerd geweld en aan
                     het bevorderen van acceptatie. Overigens is het wel goed om op te merken dat migranten
                     niet de grootste groep zijn als het gaat om geweld tegen lhbti-personen, maar ze zijn
                     relatief wel oververtegenwoordigd. Maar of ze nou uit de conservatief-christelijke
                     hoek zijn of van mensen met een niet-westerse achtergrond: overal proberen we met
                     organisaties te kijken wat we kunnen doen om de acceptatie in hun groepering te bevorderen.
                     Ik ga dadelijk nog in op het onderwijs, want dat speelt hier ook een cruciale rol
                     in.
                  
Voorzitter, dat was het blokje lhbti.
De voorzitter:
Dank u wel, excellentie. Er is in ieder geval een viertal vragen, de eerste van mevrouw
                     Bergkamp.
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Het was wel een heel groot blokje, dus ik hoop dat ik een paar vragen mag stellen,
                     voorzitter, te beginnen met een vraag over het Sociaal en Cultureel Planbureau. In
                     2021 gaan ze nog door. Aan die cijfermatige onderbouwing is behoefte. Is de Minister
                     bereid om het onder te brengen bij een ander onderzoeksinstituut als het SCP het niet
                     meer gaat doen?
                  
Mijn tweede vraag gaat over het onderzoek naar interseksekinderen. Ik ben blij met
                     de betrokkenheid van de Minister bij dit dossier. ZonMw is bezig met een plan van
                     aanpak. Het onderzoek is gereed in 2021, maar dat is nog een heel jaar. Ik hoop dat
                     de Minister iets meer kan duiden wanneer het er is.
                  
Verder komt er naar aanleiding van de motie van GroenLinks onderzoek naar het doneren
                     van bloed en plasma door mannen die seks hebben met mannen. Klopt mijn veronderstelling
                     dat het gaat om bloed én plasma, dus beide? Ik merk bij de coronacrisis dat ook plasma
                     aan restricties is verbonden als het gaat om deze doelgroep.
                  
Minister Van Engelshoven:
Als het om het SCP gaat: wij hebben met hen de afspraak gemaakt dat ze ermee doorgaan
                     tot er een goede andere oplossing is gevonden, maar in ieder geval in 2021. We hopen
                     zo snel mogelijk een goede oplossing te vinden om die cijfers te blijven krijgen.
                  
Het onderzoek naar interseksekinderen volgt – dat zeg ik uit mijn hoofd – in de tweede
                     helft van 2021, maar ik weet het niet helemaal zeker. Dat duurt echt nog wel even.
                     Het is ook best een complex onderzoek.
                  
Of het gaat om bloed én plasma durf ik u op dit moment niet te zeggen, maar daar kom
                     ik in de tweede termijn op terug. Dat wordt even uitgezocht.
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter, voor het tweede deel van mijn ene interruptie. Een vraag over
                     het SCP-rapport: het gaat over de sociale acceptatie van lhbti's, maar geldt ook dat
                     zij voornemens zijn om te stoppen met de gender- en vrouwenmonitor? Gaat het dus om
                     beide? Ja? Jeetje.
                  
Minister Van Engelshoven:
Ja, het gaat om beide. Zoals ik eerder zei: ook ik hecht eraan dat wij feiten en cijfers
                     kunnen hebben in die monitor. We zoeken dus naar een goede oplossing, in goed overleg
                     met het SCP, zodat er geen gat valt.
                  
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
We hoorden de Minister al even over lbht-asielzoekers. Ons komt ter ore dat er zorgen
                     zijn over de financiering van projecten specifiek gericht op deze doelgroep. Wij begrijpen
                     dat er een einde dreigt te komen aan de ondersteuning van lhbt-asielzoekers en ook
                     aan de training van COA-medewerkers op dit gebied, omdat de financiering af zou lopen.
                     Is de Minister bereid om hierover in gesprek te gaan met haar collega van JenV en
                     ons daarover te rapporteren vóór de JenV-begroting, zodat wij eventueel nog met een
                     passende oplossing zouden kunnen komen?
                  
Minister Van Engelshoven:
Ja, ik ben graag bereid om daarover met JenV in gesprek te gaan. Dat signaal is mij
                     niet bekend, maar we zoeken het gewoon even uit.
                  
De voorzitter:
Dan meneer Van den Berge voor zijn laatste vraag. Of toch niet meer? U kijkt me aan ...
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Als het mijn laatste vraag is, heb ik ’m niet meer.
De voorzitter:
Oké. Dan meneer El Yassini.
De heer El Yassini (VVD):
Laat ik het omwille van de tijd oppakken in mijn tweede termijn. Ik ben nog benieuwd
                     naar iets wat ik open heb staan, maar volgens mij valt dat onder varia.
                  
De voorzitter:
Uitstekend. Meneer Beertema.
De heer Beertema (PVV):
Over de oververtegenwoordiging van islamitische jongeren als het gaat om geweldpleging
                     tegenover lhbti geeft de Minister toch weer teleurstellende antwoorden. Er komt een
                     heel verhaal met platitudes: «elk incident is er één te veel» en zo. Ja, natuurlijk,
                     elk incident is er één te veel. Maar laten we de feiten gewoon eens onder ogen zien.
                     Feit is dat het niet de christelijk-gereformeerde jongeren zijn die homostellen uit
                     wijken wegtreiteren in een maandenlange terreurcampagne. Het zijn niet de Hindoestaanse
                     jongeren die met tuingereedschap in Arnhem homojongens in elkaar raggen. Het zijn
                     moslimjongeren. Het zijn Marokkanen. De Minister zegt dan: ja, we praten met de mensen
                     zelf. Maar vervolgens zegt ze dat ze met vluchtelingenorganisaties gaat spreken. En
                     die zitten in dezelfde semantiek en in dezelfde linkse hoek waarin de Minister ook
                     zit. Zij doen er alles aan om het woord «islam» te vermijden. U en heel veel van mijn
                     collega's hier sparen het christendom niet. Dat wordt er te pas en te onpas bij gehaald.
                     Die zijn schuldig aan van alles. Maar dat zijn natuurlijk makkelijke doelwitten. Het
                     zijn sitting ducks, die zichzelf niet kunnen verweren. Daarom zijn ze zo populair
                     bij GroenLinks en de SP, want ze zitten stil.
                  
De voorzitter:
Uw vraag, meneer Beertema.
De heer Beertema (PVV):
Mijn vraag is: waarom draait u zo om die hete brij heen? Het zou zo mooi zijn als
                     die islam eens wordt genoemd. Waarom doet u dat niet? We hebben het gezien in al die
                     excuses van al die bewindspersonen rond de moord op Samuel Paty. Het woord «islam»
                     komt er niet in voor. En de kern is: islam. Waarom spreekt u bijvoorbeeld niet met
                     imams? Dan gaat er een wereld voor u open.
                  
Minister Van Engelshoven:
Ik zei: ja, jongeren met een niet-westerse achtergrond zijn oververtegenwoordigd.
                     Maar u doet nu net alsof zij de enigen zijn. Als je gewoon naar de cijfers kijkt,
                     zie je dat vooral mannen daders zijn van antihomogeweld. Het zijn vaak jonge mannen,
                     maar ze komen wel uit ongeveer alle geledingen van de Nederlandse samenleving. En
                     ja, een bepaalde groep is oververtegenwoordigd. U vraagt mij of ik ook met imams praat.
                     Ja, dat doen we. Wat ik u zei, is dat we in de Alliantie Verandering van Binnenuit
                     juist ook praten met migrantengroepen zelf, om te kijken wat zij van binnenuit kunnen
                     doen om dit te voorkomen, zoals we dat bij alle groeperingen doen. Zo doen we dat
                     ook bij christelijke groeperingen waarin dit een ingewikkeld issue is. We praten met
                     groeperingen uit die kerken zelf: hoe kunnen we met jullie samen hierin verder komen?
                     Dat doen we dus.
                  
De voorzitter:
Heel kort, meneer Beertema.
De heer Beertema (PVV):
Heel kort. Vanmiddag is bekend geworden dat meneer Tahsin E. een aanslag voorbereidde
                     op de Gay Pride in Amsterdam. Ik kan u verzekeren dat Tahsin E. geen gereformeerde
                     jongere uit Ede of Staphorst is.
                  
De voorzitter:
Dan kunt u beginnen aan uw derde blokje als u wilt, Minister.
Minister Van Engelshoven:
Ja, voorzitter, en ik kan inmiddels mevrouw Bergkamp geruststellen: het onderzoek
                     gaat inderdaad over bloed en plasma. Die vraag hebben we inmiddels opgezocht.
                  
Voorzitter. Er zijn een paar vragen gesteld over burgerschapsonderwijs en seksuele
                     diversiteit. Dat is een zeer aangelegen punt, waar al lang discussie over is en waar
                     ook terecht nog wel zorgen over zijn. We weten ook allemaal dat het daarbij op bepaalde
                     plekken zoeken is naar een ingewikkelde balans tussen enerzijds de vrijheid van onderwijs
                     en anderzijds artikel 1, over de vrijheid om in dit land overal zichtbaar jezelf te
                     mogen zijn. Ik denk dat mevrouw Bergkamp heel terecht zei dat het er uiteindelijk
                     om gaat dat ieder kind sociaal veilig moet zijn op school. Bij sociale veiligheid
                     hoort zichtbaar jezelf mogen zijn. Dat is voor mij de bottomline van waaruit ik werk.
                     De heer Van Dijk heeft al heel vaak gevraagd: als we nou weten dat dit nog niet op
                     alle scholen goed gaat, hoe kan het dan dat de inspectie hierop niet meer actie onderneemt?
                     Ik heb u volgens mij eind vrijdagmiddag antwoorden gestuurd op Kamervragen die gesteld
                     waren over het Rutgersonderzoek. Daar hebben we goed naar gekeken. Met collega Slob
                     heb ik afgesproken dat we het volgende gaan doen. Er ligt het themaonderzoek van de
                     inspectie uit 2016. Er ligt ook het onderzoek dat collega Slob vorig jaar heeft laten
                     doen naar onderwijsmethoden op dit punt, een onderzoek waar hij zeer zijn nek voor
                     uitgestoken heeft. Er zijn overigens ook gegevens bij de inspectie van signalen die
                     zijn afgegeven. Met de inspectie heb ik afgesproken dat we op basis van wat we weten
                     – we weten er best veel over – en kijkend naar de kerndoelen en de discussie die daarover
                     gevoerd gaat worden, gaan kijken of dit geen aanleiding geeft om toe te gaan naar
                     een wat scherpere formulering van het kerndoel, op een manier die ook handvatten geeft
                     voor handhaving.
                  
Dat proces gaan we nu dus in. Ik hoop dat we dat zo snel mogelijk kunnen doen. Ik
                     begrijp uw ongeduld namelijk heel goed. Ik spreek jongeren die hebben meegemaakt dat
                     zij op school te horen kregen: je mag zijn wie je bent, maar niet zichtbaar. Dat doet
                     iets met jongeren. Het is vaak voor de rest van hun leven beschadigend. Dit gaat mij
                     zeer aan het hart, vandaar dat collega Slob en ik ook met de inspectie hebben gesproken:
                     laten we dat kerndoel nou op een dusdanige manier formuleren dat dat ook beter te
                     handhaven is. Want dat is uiteindelijk wel waar het om gaat, wetende dat het, ook
                     gelet op de vrijheid van onderwijs, altijd zoeken is naar een dun lijntje waar je
                     op moet lopen bij grondrechten die kunnen conflicteren in deze situatie. Maar tegelijkertijd
                     hebben we wel rechten in dit land. Het homohuwelijk is bij wet vastgelegd en dus voor
                     iedereen toegankelijk, beschikbaar en geaccepteerd. Als het dus gaat om burgerschapsonderwijs
                     is dat ook wat een jongere uit dat onderwijs moet begrijpen: als jij met iemand van
                     hetzelfde geslacht wilt trouwen, dan kan dat in dit land altijd. En dan kan het zijn
                     dat daar andere geloofsopvattingen over zijn. Daar mag ook over verteld worden op
                     school. Maar tegelijkertijd vind ik dat ook altijd gezegd moet worden: maar dit is
                     de wet. Dat is de balans die we hebben en dat is wat mij betreft waar we naar op zoek
                     gaan bij de formulering van dat kerndoel. Dit was wel het prangende punt waar velen
                     van u vragen over stelden als het ging om onderwijs.
                  
De voorzitter:
Over het blokje onderwijs zijn er twee vragen. De eerste is van de heer Jasper van
                     Dijk.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank aan de Minister, die zegt dat ze nog eens goed gaat kijken hoe dit aangescherpt
                     kan worden zodat het voor de inspectie beter mogelijk wordt om in te grijpen. Maar
                     de Minister geeft tegelijkertijd zelf aan dat het natuurlijk nu ook al duidelijk is.
                     Het homohuwelijk is in Nederland een wettelijk recht. Je moet je even voorstellen
                     hoe pijnlijk het is als jij een homoseksuele leerling bent en je de docent in de klas
                     hoort zeggen: het homohuwelijk accepteren wij niet. Daarnaast gaat het ook nog eens
                     tegen de wet in. Als er dus een school is die zegt dat homohuwelijk niet te steunen,
                     dan is mijn vraag: wat heeft u nog meer nodig om zo'n school hierop fel en ferm aan
                     te spreken?
                  
Minister Van Engelshoven:
Het werkt in dit land zo dat je een wettelijk kader moet hebben als je de inspectie
                     wil laten handhaven. Collega Slob en ik hebben onlangs nog een brief gestuurd naar
                     uw Kamer over het aanscherpen van de mogelijkheden van de inspectie om op te treden.
                     We hebben eerder in het mbo gesproken over het aanscherpen van de burgerschapsopdracht,
                     en volgens mij praat ik volgende week in deze Kamer over de aanscherping van die burgerschapsopdracht.
                     Daarbij moeten we wel met elkaar zorgen dat de wet heel helder is over die burgerschapsopdracht.
                     We stellen vast dat het nog echt voor verbetering vatbaar is. Daar loopt de inspectie
                     ook tegen aan. Maar het gaat hierom: elke jongere moet zich op elke school sociaal
                     veilig kunnen voelen. Ik vind dat het echt onze publieke opdracht is om dat te garanderen.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat vind ik goed. We zullen het met belangstelling afwachten. Dit neemt niet weg dat
                     we nu al weten dat bepaalde scholen in hun beleid en handelwijze evident in strijd
                     werken met de regels die wij met elkaar hebben afgesproken, dus ik zou willen aandringen
                     op maatregelen. Ik kom daartoe ook met een motie.
                  
De voorzitter:
Dan mevrouw Van den Hul namens de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik wil eigenlijk ook ingaan op dit punt. Ik ben het eens met de heer Van Dijk: we
                     weten dit al een tijdje. We hebben daarover eerder samen Kamervragen gesteld, bijvoorbeeld
                     naar aanleiding van een uitzending van Pointer. Zij kwamen met schrikbarende cijfers,
                     bijvoorbeeld als het gaat om die vreselijke identiteitsverklaringen. Dat gebeurt nog
                     steeds. Volgens mij zijn wij het hier in deze zaal allemaal van harte met elkaar eens
                     over de basisdoelstelling, namelijk dat ieder kind veilig zichzelf moeten kunnen zijn
                     op school, juist op school. Mijn vraag aan de Minister is: is zij het met ons eens
                     dat de kerndoelen op zeer gespannen voet staan met het gegeven dat je als ouder moet
                     zeggen «het huwelijk alleen maar tussen man en vrouw»? Dat kan toch niet samengaan?
                  
Minister Van Engelshoven:
Wat ik zeg, is dat we hier de vrijheid van onderwijs hebben en andere rechten, die
                     soms botsen of in ieder geval moeilijk op één lijn te brengen zijn. Aan beide kanten
                     hebben we vrijheden. Je kunt aan de ene kant zeggen: dit vind ik een ongewenste praktijk.
                     Maar aan de andere kant moet je ook de vraag stellen: is het kader van waaruit de
                     inspectie kan optreden wel helder genoeg? Dat is ook een kwestie van de wetgever hier.
                     We weten dat ook in uw Kamer de balans tussen de vrijheid van onderwijs enerzijds
                     en de burgerschapsopdracht anderzijds regelmatig een spannend debat is. Daarom wijs
                     ik ook op het belang van wetgeving op dit punt. Dan kom je op wetgeving, voor mijzelf
                     op het terrein van het mbo en voor collega Slob op het terrein van het primair en
                     voortgezet onderwijs. Het is straks aan u om bij de wet te oordelen: vinden we dat
                     die op deze manier voldoende handvatten biedt om inderdaad ervoor te zorgen dat elk
                     kind sociaal veilig kan zijn en zichtbaar zichzelf kan zijn?
                  
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Net als de heer Van Dijk kijken ook wij uit naar die nadere aanscherping, juist ook
                     in gesprek met de onderwijsinspectie. Zoals gezegd komen we volgende week met een
                     amendement om te kijken hoe we die wet over het burgerschapsonderwijs nog explicieter
                     kunnen maken op dit punt. Maar kan de Minister ons dan in elk geval toezeggen dat
                     bij de nadere uitwerking van dit traject, waar de Minister gelukkig mee bezig is,
                     ook die identiteitsverklaringen en die lesmethoden worden meegenomen? Het gaat niet
                     alleen sec om het curriculum. Daar ligt gelukkig al een hele stevige basis. Die moet
                     blijkbaar, gezien de realiteit, nog scherper. Kan de Minister ook juist die veiligheid
                     op en rond school hierin meewegen? Het een kan wat ons betreft niet los gezien worden
                     van het ander.
                  
Minister Van Engelshoven:
Mevrouw Van den Hul weet ook dat lesmethoden in dit land vrij zijn. Dat debat heeft
                     u volgens mij onlangs nog met collega Slob gevoerd. Vanuit het ministerie worden geen
                     lesmethoden voorgeschreven aan het onderwijs. Ook daarvoor geldt de vrijheid van onderwijs.
                     Wat wij gaan doen, staat ook in de beantwoording van de Kamervragen. Hoe kunnen we
                     ervoor zorgen dat dit kerndoel precies genoeg wordt geformuleerd, zodat het de inspectie
                     voldoende handvatten geeft om te handhaven? Dat is een ingewikkelde opgave, waarbij
                     we de balans zoeken tussen vrijheid van onderwijs en gelijke behandeling van ieder
                     persoon. Het lijkt mij niet raadzaam om daar nu ook onderwijsmethoden bij te betrekken.
                  
De voorzitter:
Kort op dit punt, meneer El Yassini.
De heer El Yassini (VVD):
Ik hoorde het dilemma van de Minister. Ik begrijp dat ook. Ik probeer dat voor mezelf
                     altijd als volgt te vatten. Als een medemoslim naar mij toe komt en zegt «joh, ik
                     drink geen alcohol, want dat mag niet van mijn geloof», dan zal ik tot het einde der
                     dagen zijn recht verdedigen om dat te kunnen doen. Maar op het moment dat diezelfde
                     medemoslim tegen mij zegt «hij mag niet drinken vanwege mijn geloof», dan heeft hij
                     aan mij een foute. Ik denk dat dit exact dezelfde situatie is op het moment dat we
                     vrijheid van onderwijs en ook vrijheid van religie hebben en die zetten tegenover
                     lhbti-jongeren die te horen krijgen dat zij zichzelf überhaupt niet mogen laten zien
                     of uiten of zichzelf zijn. Ik denk dat dat niet meer te maken heeft met de lesmethode,
                     maar met hoe docenten en scholen omgaan met hun studenten of leerlingen in de klas.
                     Ik denk dat de onderwijsinspectie daar wel degelijk een rol in kan spelen, omdat we
                     dan niet ingrijpen in lesmethodes, maar in hoe er wordt omgegaan met kinderen op school.
                     Want het zijn kinderen. Hoe kijkt de Minister hiernaar?
                  
Minister Van Engelshoven:
Volgens mij zijn de heer El Yassini en ik het op dit punt eens. Op grond van de vrijheid
                     van onderwijs mag op elke school ook gezegd worden wat de opvattingen zijn van de
                     betreffende denominatie. Tegelijkertijd vind ik het de opdracht van elke school om
                     jongeren ook op te voeden tot burgers in deze samenleving. Voor elke burger in dit
                     land is de wet gelijk. Als wij bepaalde rechten in de wet hebben geregeld, zijn die
                     voor elke burger gelijk, ongeacht de geloofsdenominatie waar hij uit voortkomt. Er
                     kan dus een school zijn die zegt: ons geloof zegt X over het homohuwelijk, maar de
                     Nederlandse wet zegt dat iedereen in dit land mag trouwen met een partner van gelijk
                     geslacht. Ik vind dat de burgerschapsopdracht die scholen hebben.
                  
De voorzitter:
Dan kunt u direct verder met de beantwoording van het volgende blokje. In verband
                     met de tijd zou het fijn zijn als de interrupties iets korter zijn. Dan kunnen we
                     misschien om 16.00 uur afsluiten. Ik kijk zomaar willekeurig een kant op.
                  
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter. Ik zal het blokje overige vragen op tempo beantwoorden. Mevrouw Geluk-Poortvliet
                     had een terechte vraag over wat artificial intelligence doet als het gaat om de positie
                     van vrouwen op de arbeidsmarkt. Doet u daar wat mee? Wij hebben WOMEN Inc. gevraagd
                     om een onderzoek te verrichten naar precies die vraag: wat doen algoritmes en artificial
                     intelligence met de gelijke behandeling van vrouwen op de arbeidsmarkt? Er heeft gisteren
                     ook op verzoek van mijn departement een hackathon plaatsgevonden, om te kijken of
                     je algoritmes kunt ontwikkelen die de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt juist
                     verbeteren. Dat kan dus ook. De resultaten van dat onderzoek verschijnen in het voorjaar
                     van 2021. We zullen die proberen te zwaluwstaarten met het onderzoek dat de Staatssecretaris
                     van BZK uitvoert naar artificial intelligence en de kansen en bedreigingen in Nederland.
                     Dit onderwerp heeft mijn volle aandacht.
                  
Mevrouw Geluk-Poortvliet vroeg nog naar de voortgangsrapportages en de bijlagen. Wij
                     hebben een wat aparte vorm van voortgangsrapportage. Dat doen we via een digitale
                     website, maar er is ook een papieren versie, onder andere voor de archivering op de
                     website van de Tweede Kamer. De inhoud van de digitale en papieren versie is hetzelfde,
                     dus de digitale bijlage is er ook op papier. Dat is niet anders dan bij een andere
                     voortgangsrapportage of een nota.
                  
De heer Beertema had een vraag over de positie van migrantenvrouwen. Zijn vraag was
                     eigenlijk: veronachtzaamt u niet het werkelijke leed en bent u niet te veel bezig
                     met, wat hij kwalificeerde als, luxeleed, zoals de quota van vrouwen? Eén opmerking
                     vooraf. Achterstelling van vrouwen, waar dan ook, is nooit luxeleed. Laten we daar
                     helder over zijn. Gelijke behandeling hoort overal plaats te vinden. Dat vind ik geen
                     luxevraagstuk.
                  
Ja, ook de gelijke kansen van vrouwen met een afstand tot de arbeidsmarkt hebben mijn
                     volle aandacht. Ook de positie van vrouwen aan de onderkant van de arbeidsmarkt moet
                     onze volle aandacht krijgen. Dat is het omarmen van het hele SER-advies, zoals we
                     dat gedaan hebben. Het SER-advies heeft niet alleen iets gezegd over vrouwen aan de
                     top of over vrouwen in het openbaar bestuur en de semipublieke sector, maar heeft
                     ook iets gezegd over culturele diversiteit en de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt
                     als geheel. En ja, daar hebben we dus ook aandacht voor, ook als het heel specifiek
                     gaat over vrouwen met een migratieachtergrond.
                  
Nogmaals, zoals ik al eerder zei, we werken daar samen aan met migrantenorganisaties,
                     ook als het gaat om geweld achter de voordeur en om vrouwen die nauwelijks het huis
                     uitkomen. De heer El Yassini schetste daar zijn zorg over. Hij zei daarover dat het
                     heel erg van belang is dat we die vrouwen in beeld krijgen. Hij zei zelf ook dat gemeenten
                     daar een belangrijke rol in kunnen spelen. Dat werkt heel goed. Je ziet bijvoorbeeld
                     dat veel vrouwen met een migrantenachtergrond een heel teruggetrokken leven leiden.
                     Zij zitten echt opgesloten achter de voordeur, maar komen meestal wel op school. Ze
                     brengen hun kinderen naar school. Ik heb dat zelf als onderwijswethouder in deze stad
                     gezien en ik heb ook geëntameerd dat dit het moment is waarop je ze bij de schouders
                     kunt pakken en zeggen: wij gaan u verder helpen. Dat klinkt oneerbiedig, maar zo voelde
                     ik het wel. Wat bijvoorbeeld heel goed helpt, is op school taalonderwijs aan deze
                     vrouwen te geven, zodat zij weten en kunnen volgen wat hun kinderen doen in het onderwijs,
                     dat zij het rapport kunnen lezen en dat ze in gesprek kunnen treden met de mensen
                     op school.
                  
U noemde ook de zorg, maar ook bijvoorbeeld contactpunten bij de gemeente. Dit is
                     echt een punt waarover ik heel graag in gesprek blijf met wethouders in de steden
                     om te kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat we met deze kwetsbare groep in contact
                     komen, want dat is altijd de eerste stap.
                  
De heer Van den Berge had een vraag over femicide. Dat cijfer is gewoon heel erg zorgelijk.
                     Dat deel ik met hem. Ook hier zijn we actief, bijvoorbeeld met het programma Veilige
                     Steden, om met de steden verder te komen. Ook met de Alliantie Act4respect van Rutgers
                     en Atria proberen we verdere stappen te zetten. Ook aan Emancipator is subsidie verleend
                     voor hun aanpak van gender-gerelateerd geweld. In dit kader wilde ik nog tegen mevrouw
                     Van den Hul zeggen dat dit najaar de Nederlandse reactie volgt op het GREVIO-rapport
                     van de Raad van Europa. Daar ontvangt de Kamer een afschrift van. Ik kan mij zomaar
                     voorstellen dat u daar met de collega's nog een debat over zult voeren.
                  
Dan de vraag van de heer El Yassini. Dat is een vraag waarover ik hem moet zeggen
                     dat die als zodanig niet te beantwoorden is. Hij vroeg: hoeveel vrouwen leven nu vrijer
                     dan vier jaar geleden en hoeveel vrouwen hebben meer een plek kunnen opeisen als volwaardig
                     lid van onze samenleving? Of iemand vrijer leeft, is nog een ingewikkelde discussie:
                     wanneer leef je vrij? Hierbij speelt namelijk ook de vraag van de individuele keuzes,
                     vrijwillige keuzes die ook gemaakt mogen worden. Maar ik begrijp heel goed wat hij
                     bedoelt, want uiteindelijk gaat dit over de zelfbeschikking van elke vrouw om keuzes
                     te kunnen maken in haar leven. U vroeg: maakt u zich ook zorgen over schadelijke praktijken
                     achter de voordeur, waarbij vrouwen te weinig kansen krijgen om zich te ontplooien?
                     Ja, die zorg deel ik. Binnenkort zal bijvoorbeeld in de voortgangsrapportage van het
                     programma Geweld hoort nergens thuis, die aan uw Kamer wordt gezonden, hier aandacht
                     aan worden besteed, want dat gaat vaak hand in hand. Omwille van de tijd zal ik ze
                     niet allemaal opnoemen, maar ook hieraan werken wij met heel veel organisaties samen,
                     onder andere met Femmes For Freedom, om te kijken of we die stappen vooruit kunnen
                     zetten en om te kijken wat we gezamenlijk kunnen doen om met groepen samen op te trekken
                     om inderdaad te zorgen dat meer vrouwen vrijer leven.
                  
De heer El Yassini vroeg ook of ik daarin wil samenwerken met de wethouders uit de
                     grote steden. Ja, dat wil ik graag. Dat begint eigenlijk al vaak bij de inburgering,
                     door daarbij aandacht te besteden aan het thema zelfbeschikking. De collega van SZW
                     is daar ook actief in, maar vanuit de alliantie «Verandering van binnenuit» werken
                     wij ook samen met gemeenten.
                  
Voorzitter. De heer Van den Berge had nog een vraag over de gendertoets in het integraal
                     afwegingskader. Hij zei: die is niet verplicht. Ja, die is wél verplicht. Het moet
                     een misverstand zijn als hij zegt dat die niet verplicht is. Het is alleen niet verplicht
                     om over de resultaten daarvan te rapporteren in de memorie van toelichting. De verplichting
                     om te rapporteren in de memorie van toelichting geldt eigenlijk alleen voor de toets
                     op administratieve lasten. Voor alle andere verplichtingen in het integraal afwegingskader
                     geldt dat niet. Gaan we dat wel doen, dan gaan we de administratieve lasten echt enorm
                     vergroten. Dan wordt het wel een stuk complexer om memories van toelichting te gaan
                     schrijven. Om die reden is daar dus niet voor gekozen. Laten we ook gewoon een beetje
                     reëel zijn qua druk die we op het apparaat leggen.
                  
De heer Van den Berge had ook nog de vraag of vrouwen betrokken zijn bij het coronabeleid,
                     zodat dat voldoende gendersensitief is. Er zijn niet om die reden vrouwen betrokken
                     bij het coronabeleid, maar er zijn, kan ik u zeggen, heel wat vrouwen actief in de
                     advisering, bijvoorbeeld in het Outbreak Management Team.
                  
Voorzitter, daarmee ben ik aan het einde van mijn beantwoording in eerste termijn.
                     Wellicht heb ik nog enkele vragen laten liggen, maar die doen we dan in de tweede
                     termijn, want anders houden we daar nauwelijks tijd voor over.
                  
De voorzitter:
Dat roept in ieder geval twee vragen op.
Mijn vraag is de volgende. Er zijn meerdere mensen die hebben aangegeven dat ze om
                     16.00 uur echt willen stoppen. Ik steun dat, maar dan moeten jullie mij helpen. Meneer
                     Van den Berge, aan u het woord.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Nou ja, als u een dringend beroep op mij doet, zou ik het ook voor de tweede termijn
                     kunnen bewaren. Dat wil ik wel doen. Dat gaat even over de gendertoets. Ik doe het
                     in de tweede termijn.
                  
De voorzitter:
Goed, dan zijn er verder geen vragen meer die nu moeten. Is er behoefte aan een schorsing
                     van één minuut om even een toiletbezoek te doen, of niet? Ik hoor dat men dat tussendoor
                     heeft gedaan. Ik ga toch heel kort schorsen, zo'n twee minuten.
                  
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Dan geef ik in de tweede termijn het woord aan mevrouw Bergkamp namens D66. Aan u
                     het woord.
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Minister voor haar beantwoording, maar vooral voor
                     haar inzet op het gebied van emancipatie in Nederland en internationaal. Niet dat
                     dit een afscheid is, want we hebben zeker nog een aantal maanden, maar het zal waarschijnlijk
                     wel het laatste grote debat zijn over emancipatie. Er zijn mooie stappen gezet als
                     het gaat over vrouwen naar de top. Ik noem verder het regenboogakkoord. De Minister
                     heeft heel realistisch aangegeven dat er nog zorgen zijn, internationaal gezien, ook
                     als het gaat over de veiligheid. Ik heb altijd gezegd: emancipatie is een werkwoord.
                     Je moet eraan blijven werken, dus het is nooit af.
                  
Ik heb nog een vraag over de opvang van lhbti-dak- en thuislozen. Ik sluit me aan
                     bij de opmerkingen van mijn collega's. Er komt een voortgangsrapportage in december.
                     Collega El Yassini heeft een motie ingediend en ik heb eerder een motie ingediend.
                     Alleen, we maken ons nog steeds zorgen. Als in december die voortgangsrapportage komt,
                     vind ik dat wel rijkelijk laat. Ik zou de Minister willen verzoeken om Staatssecretaris
                     Blokhuis aan te moedigen om meer te doen op dit dossier.
                  
Ik heb een amendement ingediend. Het zou fijn zijn als de Minister daar nog op kan
                     reflecteren.
                  
Ik heb twee moties. De eerste gaat over homogenezing, want die bestaat.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat naar aanleiding van de motie-Bergkamp c.s. (28 345, nr. 219) onderzoek is gedaan naar de mate waarin jongeren en kwetsbare personen in Nederland
                  worden blootgesteld aan homogenezings- of conversietherapie;
               
overwegende dat de Kamer zich middels de motie-Yeşilgöz-Zegerius (30 420, nr. 311) heeft uitgesproken voor bestraffing van homogenezings- of conversietherapie;
constaterende dat het eerste deel van het onderzoek is opgeleverd en concluderende
                  dat homogenezings- of conversietherapie in Nederland voorkomt, met ernstige psychische
                  en/of fysieke schade als gevolg;
               
constaterende dat eind juni 2020 het tweede deel van het onderzoek met daarin mogelijke
                  richtingen voor beleidsmaatregelen opgeleverd zou worden;
               
verzoekt de regering uiterlijk eind 2020 met een reactie te komen op het onderzoek
                  waarin:
               
– het verlenen van homogenezings- of conversietherapie aan minderjarigen en andere kwetsbare
                        personen en het werven of openlijk aanbieden van homogenezings- of conversietherapie
                        strafbaar wordt gesteld;
                     
– duidelijk wordt gemaakt waar personen die het slachtoffer zijn geworden van homogenezings-
                        of conversietherapie dit kunnen melden, waardoor hulp kan worden gegeven,
                     
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp, El Yassini, Van den Hul en Özütok.
                     Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 338 (30 420).
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dan mijn tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de DSM-5-classificatie transgenderpersoon zijn nog beschouwd
                  wordt als een mentale conditie en deze classificatie wordt gebruikt in de ggz en de
                  diagnose- en indicatiestelling;
               
overwegende dat dit onnodig veel capaciteit kost in de transgenderzorg, waar al een
                  gebrek aan capaciteit is, en de kwartiermaker ook de aanbeveling doet om in de gehele
                  transgenderzorg ICD-11, de nieuwste versie van internationale classificatie van ziekten,
                  als basis te hanteren;
               
van mening dat transgenderpersoon zijn geen psychische aandoening is en transgenderpersonen
                  recht hebben op toegankelijke zorg;
               
verzoekt de regering in gesprek te gaan met het Zorginstituut, Zorgverzekeraars Nederland,
                  Transvisie, TNN en andere betrokken partijen om ICD-11 als basis te hanteren voor
                  de gehele transgenderzorg in Nederland en in gesprek te gaan met de betrokken beroepsverenigingen
                  in hoeverre depathologisering de norm is of kan worden in hun richtlijnen,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening
                     ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 339 (30 420).
Mevrouw Bergkamp (D66):
Hartelijk dank, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Geluk, aan u het woord.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Voorzitter. Ik dank de Minister hartelijk voor de beantwoording van de vele vragen
                     en vooral ook die van mij, natuurlijk. Ik dank ook de collega's voor het debat. Ik
                     vond het heel goed dat wij dit zo open met elkaar hebben kunnen behandelen. Ik kijk
                     uit naar de implementatie van het rapport getiteld Diversiteit in de top. Ik hoop
                     dat ik dat nog kan meemaken, althans in deze Kamer.
                  
Ik heb verder geen vragen meer, maar nog wel een motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat digitalisering van overheid en samenleving gevolgen heeft voor emancipatie
                  en gelijke behandeling;
               
overwegende dat beter inzicht in de gevolgen van digitalisering, met name van toepassingen
                  van algoritmegedreven technologie, noodzakelijk is;
               
verzoekt de regering de effecten op emancipatie en gelijke behandeling te betrekken
                  in het bredere onderzoek naar toepassing van algoritmen door het Ministerie van BZK,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geluk-Poortvliet en Bergkamp. Naar mij blijkt,
                     wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 340 (30 420).
Dan is het woord aan de heer Beertema namens de PVV.
De heer Beertema (PVV):
Voorzitter. Ook mijn dank aan de Minister voor de beantwoording. Het Europees Hof
                     voor de Rechten van de Mens heeft de TU Eindhoven natuurlijk teruggefloten als het
                     gaat om die mannenstop. Daar put ik toch een zeker optimisme uit, dus vandaar deze
                     motie.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat ook de VVD, bij monde van de JOVD, samen met de Partij voor de Vrijheid,
                  tot de conclusie komt dat het afdwingen van een vrouwenquotum op de universiteiten
                  niet het juiste emancipatoire instrument is om meer vrouwen in een toppositie te manoeuvreren;
               
van mening dat een vrouwenquotum denigrerend is ten aanzien van talentvolle vrouwen
                  die op eigen kracht een dergelijke positie veroveren;
               
overwegende dat vermeende discriminatie niet bestreden mag worden met omgekeerde discriminatie,
                  zoals de TU Eindhoven deed met het instellen van een «mannenstop»;
               
verzoekt de regering om het vrouwenquotum in het hoger onderwijs definitief te stoppen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening
                     ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 341 (30 420).
De heer Beertema (PVV):
Nog één laatste vraag aan de Minister. In haar gedreven gevecht voor inclusie en diversiteit
                     bij politiek, onderwijs en bedrijfsleven wordt geen groep vergeten: vrouwen, mensen
                     – zoals dat in de huidige newspeak wordt aangeduid – van kleur, lhbti, noem ze allemaal
                     maar op. Allemaal vanuit het verhaal dat deze groepen systematisch, geïnstitutionaliseerd
                     en structureel worden onderdrukt en gediscrimineerd. Nou, ik betoog dat het eigenlijk
                     een schande is dat de Minister dat al deze fatsoenlijke bedrijven en instellingen
                     in de schoenen schuift. Dat is een gotspe, want het is niet waar. Maar in al haar
                     gedrevenheid vergeet de Minister steevast één groep te benoemen waarvoor dat wel het
                     geval is, en dat zijn PVV'ers. Ik hoor nu wat denigrerende geluiden hier naast mij,
                     maar ik wil even mijn verhaal afmaken. Bewezen en gedocumenteerd worden PVV'ers niet
                     alleen niet benoemd, ze worden zelfs ontslagen uit hun banen; in het onderwijs bijvoorbeeld,
                     maar niet alleen daar. Niet één burgemeester, niet één commissaris van de Koning,
                     en dat terwijl de PVV al jaar en dag de tweede partij van het land is. Het is de partij,
                     na de VVD, met het tweede grootste democratische mandaat van het land. PVV'ers worden
                     buitengesloten door de NPO, door alle andere media – op een enkele nieuwkomer na.
                     Ze worden bedreigd, meneer El Yassini, ze worden geïntimideerd, fysiek aangevallen,
                     ontslagen als ze uit hún kast komen.
                  
Mijn vraag is: waarom heeft u een warm, inclusief hart voor iedereen, maar niet voor
                     deze werkelijk gemarginaliseerde groep, en wat gaat u daaraan doen?
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Beertema. Dan is het woord aan de heer El Yassini.
De heer El Yassini (VVD):
Ja, dank u wel. Een vraag aan de heer Beertema, want hij heeft het inderdaad over
                     die PVV'ers. Maar naar wat ik mij kan herinneren, heeft de PVV volgens mij maar twee
                     leden. Ja, dat is wat ik heb gehoord. In ieder geval Geert Wilders. En ik hoorde van
                     Martin Bosma laatst midden in een debat dat de PVV twee leden heeft, niet meer. Ja,
                     klopt, hè? Mevrouw Van den Hul was daar ook bij. Dus ik vraag me eigenlijk af over
                     welke groep de heer Beertema het precies heeft.
                  
Maar ik wil ook nog een vervolgvraag stellen over die vervolging, want ik mis toch
                     iets. Ik wilde niet reageren, maar wachten tot de tweede termijn van de heer Beertema.
                     Ik ga het woord maar niet gebruiken ... Ik ga het woord «tegenstellig» gebruiken en
                     probeer het zo een beetje netjes te houden. Ik hoorde de heer Beertema in zijn eerste
                     betoog zeggen dat er niks aan de hand is. Vervolgens hoor ik in interrupties op de
                     Minister dat de islam het probleem is en dat dat gewoon aangepakt moet worden. En
                     ik kan niet uit mijn kop schudden wat mevrouw Van den Hul zei over de verschillende
                     moties en initiatieven waar de PVV tegen heeft gestemd. En ik heb constant maar het
                     gevoel dat de PVV lhbti'ers gebruikt, misbruikt zelfs, om een stok te kunnen vinden
                     om de islam – in hun woorden, maar eigenlijk komt dat in feite neer op de moslims –
                     mee te slaan. Kan de heer Beertema eens een keertje vertellen of hij nou echt staat
                     voor die lhbti'ers, die ook echt dingen meemaken waar de honden geen brood van lusten
                     en waarbij de heer Beertema eerder een bondgenoot van ons hier in de Kamer zou moeten
                     zijn dan constant maar te roepen dat alles maar overdreven wordt? Of past dit perfect
                     in het straatje van de heer Beertema, omdat hij een stok nodig heeft om de islam – lees:
                     moslims – mee te slaan, en omdat dat hem lekker uitkomt, en hij dan tegen de tijd
                     dat we lhbti'ers echt kunnen beschermen met beleid, weer als vanouds tegenstemt?
                  
De heer Beertema (PVV):
Eerst dat laatste deel van de vraag: hebben wij de lhbti'ers nodig als stok om de
                     islam te slaan? Nou, nee. Wat wij doen, is het benoemen van die grote olifant die
                     natuurlijk zelfs door u niet benoemd wordt. Benoemen dat daar het allergrootste probleem
                     zit als het gaat over structurele, geïnstitutionaliseerde, systematische discriminatie
                     vanuit de islam naar, in de eerste plaats vrouwen, naar lhbti'ers, naar geloofverlaters,
                     naar alles. Ik bedoel, ik hoef u toch niet uit te leggen hoe de islam in elkaar zit
                     en wat de dogma's zijn van de Koran? Dat vertaalt zich dagelijks in allerlei ellende
                     in de grote steden. Ik heb net al de heer Tashin E. genoemd. Ik ken zijn afkomst niet,
                     maar laten we afwachten; een grote aanslag op – eens even kijken, wat had-ie in gedachten –
                     de gaypride in ieder geval, maar Joden, politiemensen en afvallige moslims, die moesten
                     eraan geloven. Dat was zijn motivatie, die haalt hij ergens vandaan. Wij benoemen
                     dat. Dat is het allergrootste probleem. Dat zijn die gereformeerde jongetjes niet.
                     Natuurlijk zijn er potenrammers uit gereformeerde kringen en zo, maar dat is niet
                     systematisch. Wat ik weet van zelfs de christelijk gereformeerde en reformatorische
                     kerken, is dat daar met lhbti'ers wordt gesproken, dat daarmee in gesprek wordt gegaan,
                     ook vanuit hun eigen dogma, dat er nooit geweld wordt gebruikt enzovoort.
                  
Nu dat eerste deel van de vraag. Ik snap niet wat het aantal leden te maken heeft
                     met het aantal PVV'ers dat zwaar gediscrimineerd wordt op de arbeidsmarkt enzovoort.
                     Ik heb zelf een moordaanslag gehad van iemand die het nodig vond om mijn adres op
                     te zoeken en mijn auto onklaar te maken. Er zijn huizen beklad van collega's die nooit
                     zijn verkozen maar wel op verkiezingslijsten stonden. Die zijn achtervolgd, geïntimideerd.
                     Ik heb met een collega in Den Haag hard moeten lopen, ook weer niet voor gereformeerde
                     jongens; het waren Marokkaanse moslims die ons te pakken wilden nemen. Er is een gezegde
                     bij ons: als je voor de PVV op een lijst komt, is dat je laatste baan. Ik heb voorbeelden
                     van jonge mannen met talent die op onze lijst wilden voor de provincie, die door hun
                     voorzitter van het college van bestuur van het roc bij zich geroepen werden met: je
                     gaat van die lijst af, anders kan je niet blijven.
                  
De voorzitter:
Meneer Beertema ...
De heer Beertema (PVV):
Ik heb een collega, Alexander Kops, die hier vorig jaar mijn debat overnam, die betoogd
                     heeft dat hij ontslagen is op basis van het feit dat hij op de lijst stond. Dus ga
                     mij nou niet vertellen dat het allemaal wel meevalt. En het heeft bovendien niks te
                     maken met het aantal leden dat wij hebben. Ik vind dat een beetje een zwak verhaal.
                  
Dat was zo'n beetje mijn antwoord, voorzitter.
De voorzitter:
Eh ...
De heer El Yassini (VVD):
Dit voelt bijna als uitlokking. Kijk, ik wil best een debat, maar dit debat gaat niet
                     over een onenigheid. Dus ik ga mijn tweede gedeelte niet pakken, en doe zo meteen
                     mijn tweede termijn. Maar we weten in ieder geval dat de PVV de lhbti'ers flink in
                     de steek laat; dat weten we nu wel.
                  
De voorzitter:
Nee, we gaan niet heen en weer discussiëren.
De heer Beertema (PVV):
Voorzitter, dit is een persoonlijk feit. Ik laat de lhbti'ers zeker niet in de steek.
                     Ik snap helemaal niet waar deze nabrander vandaan komt. Het is kennelijk een stukje
                     onmacht; oké, dat gun ik de heer El Yassini dan. Ik heb begrepen dat de Roze Leeuw
                     in ieder geval met deze Minister in gesprek gaat. Misschien wilt u erbij zijn, dan
                     hoort u ook eens de andere kant van het verhaal.
                  
De voorzitter:
De heer El Yassini, uw tweede termijn.
De heer El Yassini (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik ga kort even in op een drietal punten. Het eerste is over
                     de verborgen vrouwen, waar we het over hebben gehad. Begrijp ik de Minister goed dat
                     zij de toezegging geeft dat zij met de wethouders van de grote steden aan tafel gaat
                     zitten om echt met een plan te komen om deze verborgen vrouwen in kaart te brengen?
                     Ik zie haar ja knikken, dus dat is meteen mijn antwoord. Dank.
                  
Het tweede heeft te maken met dakloze lhbti-jongeren. Ik zie dat de Minister een bondgenoot
                     is, maar ik zie ook dat een aantal andere bewindspersonen met bepaalde onderwerpen
                     bezig zijn, maar dat het allemaal wel te lang duurt. We hebben het over homogenezing
                     gehad, die tweede fase. We hebben het nu ook over die dakloze lhbti-jongeren. Vandaar
                     toch een motie, ook om haar te sterken om richting Blokhuis te zeggen: de Kamer eist
                     op dit moment actie, dus aan de slag! Dat is de volgende motie.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de motie-Regterschot/El Yassini vroeg om inzichtelijk te maken of
                  en hoeveel zelfredzame personen oneigenlijk gebruikmaken van de maatschappelijke opvang,
                  de bijbehorende te treffen maatregelen en om daarnaast deze resultaten te betrekken
                  bij een verbeterplan voor de opvang van lhbti-jongeren;
               
constaterende dat dit enkel heeft geleid tot een uitvraag bij gemeenten over de registratie
                  van niet-zelfredzame personen en dat er dus geen enkele verbetering is van de positie
                  van dakloze lhbti-jongeren in Nederland;
               
van mening dat dakloze lhbti-jongeren specifiek binnen de groep dak- en thuislozen
                  maatwerk verdienen en dat het onacceptabel is dat we deze groep nog een winter letterlijk
                  in de kou laten staan;
               
verzoekt het kabinet om nog voor het kerstreces 2020 de uitwerking van de eerdere
                  motie af te ronden en in samenwerking met Nederlandse gemeentes een plan van aanpak
                  te maken zodat dak- en thuisloze lhbti-jongeren op een veilige opvanglocatie kunnen
                  rekenen, zodat ze in ieder geval met de kerst niet buiten staan,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden El Yassini en Regterschot. Naar mij blijkt,
                     wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 342 (30 420).
De heer El Yassini (VVD):
Voorzitter. Mijn laatste motie heeft te maken met de EU en de discussie over bijvoorbeeld
                     de lhbti-vrije zones in Polen. Wij willen de Minister in ieder geval stimuleren om
                     als kabinet samen op te trekken om stappen te zetten, met name waar het gaat om de
                     lhbti-strategie.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese Commissie op 12 november 2020 naar alle waarschijnlijkheid
                  haar EU-strategie voor gelijkheid van lhbti's publiceert;
               
overwegende dat de EU-lhbti-strategie een actieplan is om homofobie en transfobie
                  binnen de Europese Unie aan te pakken, zonder dat hierbij de competenties van de Europese
                  Unie worden uitgebreid;
               
verzoekt de regering om kort na de publicatie van de EU-lhbti-strategie de Kamer te
                  informeren welke concrete stappen zij gaan zetten, op basis van de lhbti-strategie,
                  om de inspanningen van de Europese Commissie te ondersteunen om een einde te maken
                  aan discriminatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders
                  en interseksepersonen binnen de Europese Unie,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden El Yassini en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt,
                     wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 343 (30 420).
Dan is het woord aan de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank, voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste motie gaat over het geboorteverlof.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vijf weken geboorteverlof voor vaders voor 70% wordt vergoed;
van mening dat dit een drempel kan opwerpen voor lage inkomens;
verzoekt de regering te realiseren dat het geboorteverlof volledig wordt vergoed,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de
                     indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 344 (30 420).
De heer Jasper van Dijk (SP):
De tweede motie gaat over seksuele diversiteit.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat circa 15% van de scholen geen aandacht besteedt aan seksuele diversiteit;
verzoekt de regering voor het eind van het jaar concrete maatregelen te treffen tegen
                  scholen die zich hieraan onttrekken,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Bergkamp, El Yassini, Van
                     den Berge en Van den Hul.
                  
Zij krijgt nr. 345 (30 420).
De heer Jasper van Dijk (SP):
Wellicht ten overvloede merk ik nog op dat deze motie gaat over de kerndoelen seksuele
                     diversiteit. De Minister gaf al aan dat ze daar nog eens goed naar gaat kijken. Dat
                     is prima, maar dit is ook een oproep om wanneer er scholen zijn waarvan we nu al weten
                     dat ze in overtreding zijn doordat ze bijvoorbeeld het homohuwelijk afwijzen of andere
                     onaanvaardbare dingen zeggen over homoseksualiteit – ik wijs ook op de brief van het
                     COC waarin wat voorbeelden staan – de Minister, lees de inspectie ernaartoe kan gaan
                     om die scholen terecht te wijzen. Dat is de intentie van deze motie.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Van den Berge van GroenLinks.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de Minister en mijn collega's voor een overwegend goed debat.
                     Ik dank de Minister ook voor de vele toezeggingen. Her regende werkelijk toezeggingen.
                     Die worden in een WGO geloof ik niet geregistreerd, maar de Minister hoeft niet bang
                     te zijn, want ik heb ze zelf geregistreerd. En ze komen vast ook terug in het verslag.
                     Ik pak er voor nu omwille van de tijd even twee uit.
                  
Ik ben blij dat de Minister heeft toegezegd met het haar collega's van Justitie en
                     Veiligheid in gesprek te gaan over de mogelijkheid van ingebrekestellingsprocedures
                     tegen lidstaten waar de rule of law onder druk staat. Het zou helemaal mooi zijn als
                     dat nog voor de begroting van Justitie en Veiligheid kan, maar goed, ik ga niet over
                     de agenda van Minister.
                  
Datzelfde geldt voor de toezegging over Zonder Stempel. Heel mooi dat de Minister
                     in gesprek gaat met COC en anderen over het borgen van dit belangrijke werk. Het zou
                     heel mooi zijn als dat nog voor de VWS-begroting lukt, maar ook daarbij ga ik natuurlijk
                     niet over de agenda van de Minister.
                  
Dan de gendertoets. Het ging mij inderdaad even over het feit dat het niet verplicht
                     is daarover te rapporteren in de memorie van toelichting. Ik snap dat de Minister
                     zegt dat het tot heel veel administratieve lasten zou leiden. Dus misschien moet het
                     dan ook niet bij elk wetsvoorstel, maar het is wel heel ingewikkeld als er heel vaak
                     niet over wordt gerapporteerd. Het is dan heel moeilijk voor ons als Kamerleden om
                     te overzien wat de impact op gender is van wetsvoorstellen die daar niet in eerste
                     instantie over gaan. Dus ik heb daarom toch een motie. Even vooruitlopend, zodat het
                     misschien straks een interruptie scheelt: als de Minister straks zegt dat zoals het
                     er nu staat zij het niet kan uitvoeren, vraag ik haar om te kijken wat er dan wél
                     mogelijk is om die impact op gender van nieuwe wetten en ander beleid inzichtelijk
                     te maken voor de Kamer.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een genderscan van beleid en wetgeving kan helpen om onbedoelde gendereffecten
                  in beeld te brengen;
               
constaterende dat in het integraal afwegingskader ook de kwaliteitseis «gender» is
                  opgenomen, maar deze, zoals toegelicht in de brief hierover van de Minister, niet
                  expliciet wordt toegepast;
               
verzoekt de regering om het expliciet toepassen van de kwaliteitseis «gender» binnen
                  het integraal afwegingskader, en het rapporteren daarover in de memorie van toelichting,
                  bij relevante wetgeving te verplichten,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berge en Özütok. Naar mij blijkt,
                     wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 346 (30 420).
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik ga meteen door met mijn andere moties. Ik lees het nu wat snel op, maar het komt
                     allemaal nog op papier. Als er collega's zeggen dat ze het graag willen verstaan,
                     doe ik het langzamer.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vrouwenrechten, waaronder het recht op een veilige abortus, in Europa
                  steeds meer onder druk komen te staan, wat protesten heeft veroorzaakt in de samenleving;
               
constaterende dat veel vrouwen uit landen waar het recht op abortus ingeperkt is,
                  of zelfs geheel verboden is, naar Nederland reizen om hier de ingreep te ondergaan;
               
overwegende dat Nederland in zijn buitenlands beleid actief bijdraagt aan het bevorderen
                  van de vrouwenrechten en SRHR (Sexual and Reproductive Health and Rights), onder andere
                  door een veilige haven te zijn voor vrouwen die in eigen land geen baas in eigen buik
                  zijn;
               
verzoekt de regering te borgen dat abortuszorg in Nederland beschikbaar blijft voor
                  vrouwen uit het buitenland die in Nederland op een veilige manier de zwangerschap
                  willen beëindigen,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berge, Özütok en Van den Hul. Naar
                     mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 347 (30 420).
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dan de laatste, voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat:
– een op de vier mensen in de bijstand alleenstaande ouder is;
– 77% van de eenoudergezinnen op of onder de armoedegrens leeft;
– alleenstaande ouders vaak aangewezen zijn op laagbetaald werk waarvan kinderopvang
                        moeilijk te betalen is;
                     
overwegende dat volgens onderzoek van belangenorganisatie Single SuperMom het voor
                  alleenstaande ouders vaak moeilijk is om uit deze armoedespiraal te komen, wat sociale
                  isolatie, stress en psychische problemen kan veroorzaken, en deze ouders ondersteuning
                  verdienen;
               
verzoekt de regering in gesprek te gaan met organisaties die sociale, psychologische
                  en economische ondersteuning bieden aan eenoudergezinnen en met voorstellen te komen
                  om deze ondersteuning aan alleenstaande ouders te versterken,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berge, Özütok en Jasper van Dijk.
                     Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 348 (30 420).
Mevrouw Bergkamp (D66):
Mag ik nog iets vragen aan de heer Van den Berge, voorzitter?
De voorzitter:
Ja, als hij het maar niet nog een keer moet voorlezen.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik had nog een vraag over de eerste motie, omdat ik die niet helemaal begreep. Ik
                     heb eerder een motie van mevrouw Özütok ondersteund voor zo'n genderscan en zo'n eis.
                     Wat is nou de insteek van deze motie? Want het is al verplicht, maar het hoeft niet
                     verplicht te worden toegepast. Ik snap het niet helemaal, maar voor ons stemadvies
                     is het wel belangrijk dat in ieder geval de woordvoeder de motie begrijpt.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dat is een goede vraag. Als ik het goed heb begrepen van mijn collega Özütok – anders
                     zal de Minister dat in haar antwoord straks wel corrigeren – is het zo dat naar aanleiding
                     van de motie-Özütok c.s., waar de naam van mevrouw Bergkamp inderdaad ook onder stond,
                     inzichtelijk is gemaakt hoe de gendertoets op dit moment wordt toegepast bij wetgeving
                     en beleid. Daaruit is gebleken dat die niet altijd in voldoende mate worden toegepast,
                     onder andere omdat het niet verplicht zou zijn om daarover in de memorie van toelichting
                     te rapporteren. Dat is eigenlijk wat deze motie vraagt aan de Minister: kijk nou of
                     er vaker, en in ieder geval bij relevante wetgeving, wél over gerapporteerd kan worden,
                     zodat het explicieter wordt en de gendertoets een serieuzer onderdeel wordt van het
                     integraal afwegingskader. Als ik dat mis heb, zal de Minister mij corrigeren, maar
                     zo is het mij verteld.
                  
De voorzitter:
Dan gaan we daarvan uit. Mevrouw Van den Hul.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Ik heb een korte vraag en drie moties. Na de anti-lhbti-wetgeving
                     die president Poetin heeft geïntroduceerd, was er sprake van Nederlanders steun voor
                     Oost-Europese lhbti-organisaties, steun die extra hard nodig was. Wij hebben echter
                     begrepen dat die vanaf volgend jaar wordt stopgezet. Ook in het licht van de discussie
                     die we hadden over de internationale ontwikkelingen, is mijn vraag of de Minister
                     kan navragen wat de stand van zaken is. Is zij het ook met ons eens dat dit nu niet
                     het wenselijke signaal zou zijn?
                  
Over die internationale ontwikkelingen heb ik de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de emancipatie van vrouwen en lhbti-personen wereldwijd steeds meer
                  onder druk staat;
               
overwegende dat er, ook in Europa, stappen terug worden gezet, die geboekte voortgang
                  dreigen terug te draaien, zoals het instellen van lhbti-vrije zones en het inperken
                  van het recht op abortus;
               
van mening dat gelijkwaardigheid en mensenrechten van vrouwen en lhbti-personen fundamentele
                  Europese waarden zijn;
               
spreekt uit dat Nederland zich in Europees en internationaal verband in blijft zetten
                  voor een wereld waarin iedereen zichtbaar zichzelf mag zijn,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Bergkamp. Naar mij blijkt,
                     wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 349 (30 420).
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dan mijn tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat geweld achter de voordeur een groot maatschappelijk probleem is;
constaterende dat dit niet alleen enorme impact heeft op de levens van slachtoffers,
                  maar ook hoge maatschappelijke kosten met zich meebrengt;
               
overwegende dat slachtoffers in staat moeten worden gesteld zo snel mogelijk in veiligheid
                  hun leven weer op te pakken;
               
verzoekt de regering de Sociaal-Economische Raad te vragen de mogelijkheden te verkennen
                  van een verlofregeling voor slachtoffers van geweld achter de voordeur van maximaal
                  tien dagen,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening
                     ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 350 (30 420).
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dan mijn laatste motie, die in fysieke vorm onderweg is, maar ik lees ’m vast voor
                     vanaf mijn telefoon. Ik hoop dat dat mag. O, de motie komt er al aan!
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er in Nederland naar schatting 1.000 tot 2.000 dak- en thuisloze lhbti-jongeren
                  zijn;
               
overwegende dat uit onderzoek van kenniscentrum Movisie blijkt dat deze jongeren driedubbel
                  kwetsbaar zijn: 1. als dak- en thuisloze, 2. omdat ze als lhbti-jongere vaak worstelen
                  met zelfacceptatie en afwijzing door hun familie of omgeving, en 3. omdat er te weinig
                  veilige opvang is;
               
overwegende dat juist lhbti-jongeren onder de 18 jaar kwetsbaar zijn voor afwijzing
                  en verstoting door hun ouders, terwijl er voor deze groep weinig of geen dak- en thuislozenopvang
                  is;
               
overwegende dat de Kamer heeft gevraagd om een verbeterplan voor de jeugdhulp en opvang
                  voor lhbti-jongeren;
               
verzoekt de regering om in dat verbeterplan in te gaan op de volgende adviezen van
                  Movisie, waaronder:
               
– zorg voor voldoende veilige kleinschalige (crisis)opvangplekken voor lhbti-jongeren
                        die ook toegankelijk zijn voor jongeren onder de 18 jaar, met een passend individueel
                        begeleidingstraject;
                     
– verbind binnen de Regenboogsteden deze thematiek aan het lokale Regenboogprogramma
                        en stem deze af met uitvoeringsorganisaties;
                     
– zorg voor bekendheid van de problematiek van dakloze lhbti-jongeren bij de relevante
                        regionale hulpinstanties, bijvoorbeeld in de jeugdhulp en maatschappelijke opvang,
                     
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Bergkamp. Naar mij blijkt,
                     wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 351 (30 420).
Dan vraag ik aan de Minister of zij een kort moment nodig heeft ter voorbereiding
                     van de antwoorden. Dat is het geval. Meneer Van Dijk biedt aan piano te spelen om
                     de tijd aangenaam door te komen.
                  
De vergadering wordt van 15.52 uur tot 16.06 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering voor de tweede termijn van de Minister. Aan u het woord,
                     excellentie.
                  
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter, dank u wel. Ik was u nog een oordeel schuldig over het amendement van
                     mevrouw Bergkamp om binnen de emancipatiebegroting een ton te oormerken om binnen
                     het programma Regenboogsteden echt aandacht te besteden aan de veiligheid van lhbti-personen
                     in het publieke domein. Dat amendement krijgt oordeel Kamer.
                  
Dan nog de vraag van mevrouw Van den Hul over de steun aan de Russische lhbti-organisaties.
                     Ik ga dat navragen. Ik heb daar op dit moment geen antwoord op, maar ik begrijp die
                     zorg wel en ik zal dit navragen.
                  
Voorzitter. Dan alle moties. Vergeeft u mij als ik daar omwille van de tijd niet overal
                     een heel brede argumentatie bij ga geven.
                  
Wat de motie over conversietherapie betreft: ik begrijp uw verzoek, maar ik wil u
                     toch vragen om de motie aan te houden. Op korte termijn zal het Ministerie van VWS
                     met een kabinetsreactie aan uw Kamer komen. Ik verzoek u om de motie aan te houden
                     tot dat debat, want dan kunt u echt praten over de inhoud van die reactie. Het is
                     logisch om dit soort moties in te dienen in het debat waarin het echt over dat onderwerp
                     gaat. Maar ik begrijp uw aansporing en ik zal de collega's ook zeggen dat deze aansporing
                     echt in de Kamer ligt en dat het, als ik het debat hier hoor, ook slim is om daarbij
                     even te tellen.
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter, ik hou de motie aan totdat de reactie van het kabinet er is. Mocht de
                     reactie tegenvallen, dan hebben we nog een motie.
                  
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Bergkamp stel ik voor haar motie (30 420, nr. 338) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Van Engelshoven:
Ik zou ook willen vragen om de motie op stuk nr.339 aan te houden. Die motie gaat
                     echt over zorginhoud en daar gaat echt de Minister voor Medische Zorg over. Ik heb
                     overigens begrepen dat er een uitgebreide set schriftelijke vragen aan haar is gesteld
                     en dat die antwoorden zeer binnenkort naar uw Kamer zullen komen. Wellicht kunt u
                     uw motie dan tegen die beantwoording aanhouden en daar desnoods ook bij de begroting
                     van VWS het debat met de Minister over voeren.
                  
Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter, ik hou de motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Bergkamp stel ik voor haar motie (30 420, nr. 339) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Van Engelshoven:
De motie op stuk nr. 340 mevrouw Geluk-Poortvliet en mevrouw Bergkamp krijgt oordeel
                     Kamer.
                  
De motie op stuk nr. 341 van de heer Beertema ontraad ik. Dat zal voor hem geen verrassing
                     zijn.
                  
Bij de motie op stuk nr. 342 van de heer El Yassini neem ik meteen de motie op stuk
                     nr. 351 van mevrouw Van den Hul mee. Beide moties gaan over de dak- en thuislozen.
                     Mijn dilemma is dat het gaat om een stuk dat van een collega komt. Normaliter zeg
                     je dan: hou het nou aan tot dat debat. Maar ik zie hier ook wel dat er vanuit de Kamer
                     een brede urgentie ligt om te zeggen dat er op dit punt echt iets moet gebeuren. Dan
                     is december wellicht te laat. De motie van mevrouw Van den Hul vraagt sowieso om een
                     aantal dingen mee te nemen in die reactie. Dat lijkt mij een reële vraag. Die motie
                     krijgt dus oordeel Kamer. Ik wil ook de motie van de heer El Yassini oordeel Kamer
                     geven, omdat die eigenlijk niet meer en niet minder vraagt dan de uitvoering van een
                     eerder aangenomen motie en de Staatssecretaris daar nog een keer aan herinnert.
                  
Ook de motie op stuk nr. 343 van de heer El Yassini krijgt oordeel Kamer. Dat zal
                     niemand verbazen, gelet op het hier gewisselde en de urgentie op dit terrein, ook
                     aan mijn kant.
                  
De motie op stuk nr. 344 ontraad ik. Dat debat moet gevoerd worden bij de evaluatie
                     van de Wieg.
                  
De motie op stuk nr. 345 ontraad ik, ook op basis van rapporten van bijvoorbeeld Rutgers.
                     De inspectie kan pas maatregelen nemen en concrete dingen doen als conform de kaders
                     die wij voor de inspectie hebben, is vastgesteld dat er een herstelopdracht voor de
                     school moet komen. Zo werkt dat. Die herstelopdracht is vorig jaar overigens ook echt
                     aan een aantal scholen gegeven; dat heeft u volgens mij in een brief van collega Slob
                     kunnen zien. Maar dit is echt te kort door de bocht. Deze motie ontraad ik dus.
                  
De motie op stuk nr. 346 over het integraal afwegingskader ontraad ik, ook gelet op
                     het eerder in het debat gewisselde.
                  
De motie op stuk nr. 347 van de heer Van den Berge over het beschikbaar houden van
                     abortuszorg voor vrouwen uit het buitenland geef ik oordeel Kamer.
                  
De motie op stuk nr. 348 van de heer Van den Berge over het oprichten van het eenouderpunt
                     geef ik oordeel Kamer, met dien verstande dat in gesprek gaan met organisaties vooral
                     de gemeenten betreft, want het zal vooral daar moeten gebeuren. Maar volgens mij begrijpen
                     wij elkaar heel goed. Die motie krijgt dus oordeel Kamer.
                  
De motie op stuk nr. 349 is een spreekt-uitmotie. Hoewel ik zeer de neiging heb om
                     mij hierover uit te spreken, is een spreekt-uitmotie echt aan uw Kamer.
                  
Tot slot vraagt de motie op stuk nr. 350 mij om de SER te vragen wat de mogelijkheden
                     zijn voor een dergelijke verlofregeling. Die motie geef ik oordeel Kamer.
                  
Voorzitter. Ik ben aan het einde van mijn tweede termijn gekomen.
De voorzitter:
Dan dank ik u, excellentie, voor de beantwoording van de vragen en de appreciatie
                     van de moties. Ik dank de Kamerleden, de collega's, voor dit debat.
                  
Sluiting 16.13 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - 
              
                  Mede ondertekenaar
E.C.E. de Kler, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.