Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
Tweede Kamer der Staten-Generaal
35 650 VIII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Ontvangen 30 november 2020
Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING
Vergaderjaar 2020‒2021
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL
Wetsartikelen 1 tot en met 2
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2019 wijzigingen aan te brengen in:
1. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
2. de begrotingsstaat inzake de agentschappen van dit ministerie.
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,A. Slob
B. BEGROTINGSTOELICHTING
1 Leeswijzer
In deze Tweede Suppletoire Begroting van het ministerie van OCW zijn de effecten van besluiten van het Kabinet over de Najaarsnota verwerkt. Deze suppletoire wet moet dan ook in samenhang worden bezien met de Najaarsnota.
Allereerst is de begrotingsstaat voor de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap opgenomen. Hierin wordt inzicht gegeven in de financiële wijzigingen die op (beleids)artikelniveau worden voorgesteld in de begroting voor het jaar 2020. De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media is verantwoordelijk voor Artikel 1 (Primair onderwijs), Artikel 3 (Voortgezet onderwijs), Artikel 9 (Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid) en Artikel 15 (Media). De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is verantwoordelijk voor de overige artikelen. De verdeling van de beleidsterreinen is vastgelegd in de portefeuilleverdeling van Kabinet Rutte III.
Dit onderdeel van de memorie van toelichting bestaat uit een algemeen deel en een artikelsgewijs deel. Het algemeen deel bevat een overzicht van de belangrijkste suppletoire mutaties op de OCW-begroting (paragraaf 2.1). Vervolgens wordt per beleidsartikel een overzicht van de wijzigingen gegeven, inclusief toelichting (paragraaf 2.2). Daarbij worden mutaties groter of gelijk aan onderstaande staffel toegelicht:
Tabel 1 Ondergrenzen conform Rijksbegrotingsvoorschriften
Omvang begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) in € miljoen
Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)
Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)
< 50
1
2
=> 50 en < 200
2
4
=> 200 < 1.000
5
10
=> 1.000
10
20
De toelichtingen op de uitgaven gelden ook voor de verplichtingen. Alleen indien er sprake is van een groot verschil van de verplichtingenmutaties ten opzichte van de uitgavenmutaties, wordt dit verschil apart toegelicht. Deze verschillen ontstaan bijvoorbeeld doordat er verplichtingen zijn aangegaan die niet tot een uitgavenmutatie leiden (zoals het aangaan van garantieverplichtingen in het kader van schatkistbankieren) of door regelingen waarvoor de verplichtingen dit jaar worden aangegaan terwijl de uitgaven pas volgend jaar (of in de jaren daarna) plaatsvinden.
Met het oog op het budgetrecht worden uitvoeringsmutaties zoveel mogelijk in de tweede suppletoire begroting verwerkt. Er doen zich in de laatste maanden van het jaar echter ook nog mutaties voor, met name in de (garantie)verplichtingen. De Tweede Kamer wordt hierover in een aparte brief geïnformeerd en de mutaties worden bij Slotwet verwerkt.
2 Het beleid
2.1 Overzicht belangrijke uitgaven- en ontvangstenmutaties
Tabel 2 Belangrijkste suppletoire uitgavenmutaties 2020 (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Artikelnr.
Uitgaven
Stand vastgestelde begroting 2020
43.005,1
Stand 1e suppletoire begroting 2020
44.729,7
Belangrijkste suppletoire mutaties:
1)
Mee- en tegenvallers
diverse
‒ 85,9
2)
Actualisatie steunpakketten covid-19
1, 4, 11
‒ 24,8
3)
Kasschuiven
95
‒ 5,2
4)
Overlopende verplichtingen
diverse
‒ 14,9
5)
Niet kaderrelevante mutaties
11
‒ 115,0
6)
Desalderingen
diverse
17,0
7)
Overige mutaties
diverse
8,7
Stand 2e suppletoire begroting 2020
44.509,6
Toelichting
1. Er is per saldo een meevaller op de OCW-begroting van € 85,9 miljoen. De belangrijkste mee- en tegenvallers worden hier toegelicht:
- Er is in totaal een meevaller van € 24,3 miljoen op de studiefinanciering (Artikel 11). Dit betreft de optelsom van diverse mee- en tegenvallers. Dit wordt veroorzaakt door realisatiecijfers.
- Er is sprake van een meevaller van € 21,0 miljoen op de bekostigingsregelingen van het primair onderwijs. Dit komt doordat er minder gebruik is gemaakt van de kleine scholentoeslag, van de groeibekostiging en van de bijzondere bekostiging voor asielzoekers en overige vreemdelingen.
- De bekostiging van het voortgezet onderwijs valt € 15,0 miljoen lager uit. Uit de definitieve leerlingenaantallen blijkt dat er in 2020 circa tweeduizend leerlingen minder dan oorspronkelijk verwacht deelnemen aan het voortgezet onderwijs.
- Op de bekostiging van de nieuwkomersregeling is sprake van een meevaller van € 7,5 miljoen. Het aantal nieuwkomers in het voortgezet onderwijs is lager dan geraamd.
2. Dit betreft de actualisatie van de steunpakketten COVID-19. Gedurende het jaar 2020 zijn als gevolg van de uitbraak van het coronavirus extra middelen toegevoegd aan de OCW-begroting voor zowel 2020 als 2021. Middels deze actualisatie is zichtbaar dat een klein deel van de middelen voor 2020 niet in 2020 wordt uitgegeven. Dit geldt bijvoorbeeld voor de middelen voor de nieuwkomers, de middelen voor het praktijkleren en de middelen voor de uitvoering van de compensatie aan mbo- en ho-studenten.
3. Deze post is het saldo van diverse kasschuiven op de OCW-begroting van bij elkaar € 5,2 miljoen. Dit zijn kasschuiven op het apparaat kerndepartement (zie hiervoor Artikel 95).
4. Op diverse artikelen zijn er verplichtingen die niet meer in 2020 tot uitgaven zullen leiden maar wel in 2021. Het gaat hier in totaal om € 14,9 miljoen. Dit saldo bevat € 5,0 miljoen van de extra middelen voor de aanpak van het lerarentekort van dit voorjaar. Beoogd is om dit bedrag via de eindejaarsmarge toe te voegen aan de begroting 2021, en in 2021 in te zetten voor de aanpak lerarentekort. Andere voorbeelden van overlopende verplichtingen zijn onderwijshuisvesting Caribisch Nederland en het Regionaal Investeringsfonds.
5. De niet-relevante uitgaven voor studiefinanciering zijn € 115,0 miljoen lager dan geraamd. Dit betreft voornamelijk de rentedragende leningen en het collegegeldkrediet dat naar beneden is bijgesteld op basis van de actuele realisatiecijfers van dit jaar.
6. Dit betreft desalderingen van uitgaven en ontvangsten. De grootste desaldering binnen dit bedrag betreft de terugstorting aan het Participatiefonds van de terugvordering bij scholen als gevolg van onterechte declaraties van wachtgeldkosten.
7. Dit betreft verschillende extensiveringen en overboekingen met andere departementen. Enkele voorbeelden van deze overboekingen: een overboeking naar EZK van € 4,2 miljoen vanwege de beëindiging van de SEO (Stimulering Europees Onderzoek) regeling. Een overboeking van € 7,6 miljoen naar J&V vanwege een dalend aantal plaatsingen in justitiële jeugdinrichtingen. Het teveel ontvangen voorschot wordt door het ministerie van OCW terugbetaald aan DJI. De grootste overboekingen zijn ook toegelicht bij de diverse artikelen.
Tabel 3 Belangrijkste suppletoire ontvangstenmutaties 2020 (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Artikelnr.
Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 2020
1.364,3
Stand 1e suppletoire begroting 2020
1.403,2
Belangrijkste suppletoire mutaties:
1)
Meevallers
4, 6, 13, 16
11,4
2)
Rente studiefinanciering
11
5,0
3)
Niet kaderrelevante meevaller
11
75,0
4)
Desalderingen
diverse
17,0
Stand 2e suppletoire begroting 2020
1.511,7
Toelichting
1. Dit betreft de optelling van diverse meevallers van in totaal € 11,4 miljoen. De grootste meevaller vindt plaats op Artikel 13 door hogere lesgeldontvangsten. Dit komt voort uit de realisaties tot nu toe.
2. De ontvangen rente wordt met € 5,0 miljoen naar boven bijgesteld. Uit de reeds bekende realisatie van DUO blijkt dat de renteontvangsten hoger zijn dan geraamd. Deze meevaller komt conform de begrotingsregels ten goede van het generale beeld.
3. Bij studiefinanciering zijn de niet-relevante ontvangsten op de terugontvangen hoofdsom met € 75,0 miljoen naar boven bijgesteld. Uit de realisatiegegevens van DUO blijkt dat er een hoger bedrag is terugbetaald aan leningen.
4. Dit betreft desalderingen van uitgaven en ontvangsten. De grootste desaldering binnen dit bedrag betreft de terugstorting aan het Participatiefonds van de terugvordering bij scholen als gevolg van onterechte declaraties van wachtgeldkosten.
3 De beleidsartikelen
3.1 Beleidsartikel 1. Primair onderwijs
Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 4 Budgettaire gevolgen van beleid, beleidsartikel 1 (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting (incl. ISB, NvW en amendementen)
Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB, NvW en amendementen) (2)
Mutaties 2e suppletoire begroting (3)
Stand 2e suppletoire begroting (4)=(2+3)
Mutaties Miljoenennota
Overige mutaties 2e suppletoire begroting
Verplichtingen
11.703.253
12.428.047
‒ 141.357
332.007
12.618.697
garantieverplichtingen
0
0
‒ 450
5.080
4.630
overige verplichtingen
11.703.253
12.421.031
‒ 140.907
326.927
12.607.051
Uitgaven
11.673.612
12.398.406
‒ 140.907
‒ 29.014
12.228.485
waarvan juridisch verplicht
99,7%
99,9%
99,9%
Bekostiging
11.006.420
11.460.885
‒ 8.673
‒ 30.985
11.421.227
Hoofdbekostiging
10.687.581
11.108.216
‒ 8.673
‒ 28.135
11.071.408
Bekostiging Primair Onderwijs
10.669.600
11.087.755
‒ 8.300
‒ 28.818
11.050.637
Bekostiging Caribisch Nederland
17.981
20.461
‒ 373
683
20.771
Prestatiebox
296.187
306.417
306.417
Aanvullende bekostiging
22.652
46.252
0
‒ 2.850
43.402
Aanpak lerarentekort G5
0
26.700
26.700
Overig
22.652
19.552
‒ 2.850
16.702
Subsidies (regelingen)
106.512
360.350
‒ 132.312
‒ 2.675
225.363
Regeling Onderwijsvoorziening jonggehandicapten
23.200
23.200
23.200
Nederlands onderwijs buitenland
12.600
12.600
12.600
Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs
12.630
12.630
436
13.066
Inhaal- en ondersteunings-programma’s
0
249.016
‒ 133.000
116.016
Overig
58.082
62.904
688
‒ 3.111
60.481
Opdrachten
11.296
4.897
‒ 638
1.134
5.393
Bijdrage aan agentschappen
33.145
39.396
343
0
39.739
Dienst Uitvoering Onderwijs
33.145
39.396
343
39.739
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
7.734
7.734
0
8.845
16.579
Stichting Vervangingsfonds en Participatiefonds
5.231
5.231
9.745
14.976
UWV
2.503
2.503
‒ 900
1.603
Bijdrage aan medeoverheden
508.505
525.144
373
‒ 5.333
520.184
Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid
492.391
509.184
509.184
Caribisch Nederland
16.114
15.960
373
‒ 5.333
11.000
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
0
0
0
0
0
Brede scholen
0
0
0
Ontvangsten
26.961
26.961
0
10.274
37.235
In de kolom «Mutaties tweede suppletoire begroting 2020» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand eerste suppletoire begroting 2020» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting
Verplichtingen
De verplichtingen worden met € 190,7 miljoen verhoogd. Het verschil wordt veroorzaakt door de garantieverplichtingen (€ 4,6 miljoen) en door een gesaldeerde verhoging van de overige verplichtingen (€ 186,0 miljoen). Deze laatste wordt met name voorzaakt door de extra investeringen in de aanpak van de lerarentekorten in de G5 en de doorberekening van de loon- en prijsbijstelling voor schooljaar 2020/2021.
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Bekostiging
Het budget wordt per saldo met € 39,7 miljoen verlaagd. De verlaging wordt met name veroorzaakt door: minder uitgaven dan begroot binnen de bekostiging Primair Onderwijs (-/- € 21,0 miljoen); de actualisatie van de nieuwkomersregeling, omdat een deel van de extra middelen in 2021 wordt uitbetaald (-/- € 8,3 miljoen); en een terugbetaling aan de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) (-/- € 7,6 miljoen). Door een dalend aantal plaatsingen in justitële jeugdinrichtingen dalen ook de kosten voor onderwijs in deze instellingen. Het teveel ontvangen voorschot wordt door het Ministerie van OCW terugbetaald aan DJI.
Subsidies
Het budget wordt per saldo met € 135,0 miljoen verlaagd. De verlaging wordt veroorzaakt door een technische mutatie waarmee een deel van de budgetten voor de inhaal- en ondersteuningsprogramma's naar de artikelen 3 (Voortgezet Onderwijs) en 4 (Middelbaar Beroepsonderwijs) zijn overgeboekt (-/- € 133 miljoen).
Ontvangsten
Het budget wordt per saldo met € 10,3 miljoen verhoogd. Het gaat om uitkeringen die rechtmatig zijn toegekend door het UWV en de bovenwettelijke uitvoerder en namens de schoolbesturen zijn voorgefinancierd door het Participatiefonds. Uiteindelijk is op basis van het reglement van het fonds vastgesteld dat deze kosten niet ten laste van het Participatiefonds hadden moeten komen, maar ten laste van het schoolbestuur. Dit is budgetneutraal, omdat deze ontvangsten ook weer worden overgeboekt naar het fonds.
3.2 Beleidsartikel 3. Voortgezet onderwijs
Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 5 Budgettaire gevolgen van beleid, beleidsartikel 3 (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting (incl. ISB, NvW en amendementen)
Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB, NvW en amendementen) (2)
Mutaties 2e suppletoire begroting (3)
Stand 2e suppletoire begroting (4)=(2+3)
Mutaties Miljoenennota
Overige mutaties 2e suppletoire begroting
Verplichtingen
8.764.097
9.111.241
71.239
288.146
9.470.626
garantieverplichtingen
0
0
8.205
19.335
27.540
overige verplichtingen
8.764.097
9.111.241
63.034
268.811
9.443.086
Uitgaven
8.746.413
9.093.557
63.034
‒ 12.189
9.144.402
waarvan juridisch verplicht
99,9%
99,9%
100%
Bekostiging
8.550.944
8.863.585
0
‒ 22.615
8.840.970
Hoofdbekostiging
8.220.410
8.522.716
0
‒ 22.615
8.500.101
Bekostiging voortgezet onderwijs lumpsum
8.204.489
8.504.917
‒ 23.318
8.481.599
Bekostiging Caribisch Nederland
15.921
17.799
703
18.502
Prestatiebox
313.434
323.769
0
0
323.769
Regeling prestatiebox voortgezet onderwijs
313.434
323.769
323.769
Aanvullende bekostiging
17.100
17.100
0
0
17.100
Resultaatafhankelijke bekostigingvsv voor vo-scholen
17.100
17.100
17.100
Subsidies (regelingen)
90.449
115.357
64.592
2.232
182.181
Stichting Kennisnet (basissubsidie) PO, VO, MBO
19.240
19.240
19.240
Pilots Zomerscholen
9.000
7.300
‒ 217
7.083
Overige projecten
62.209
59.659
‒ 408
‒ 6.885
52.366
Nieuwe leerweg
9.334
9.334
Inhaal- en ondersteuningsprogramma's
29.158
65.000
94.158
Opdrachten
6.770
6.686
‒ 2.031
4.709
9.364
In- en uitbesteding
6.770
6.686
‒ 2.031
4.709
9.364
Bijdrage aan agentschappen
52.530
54.059
473
1.725
56.257
Dienst Uitvoering Onderwijs
52.530
54.059
473
1.725
56.257
Bijdragen aan ZBO's/RWT's
45.525
53.675
0
1.736
55.411
ZBO: College voor Toetsen en Examens
4.380
12.790
‒ 941
11.849
SLOA: onderwijs ondersteunende instellingen PO/VO/BVE (incl. examens)
41.145
40.885
2.677
43.562
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
195
195
0
24
219
GRAZ (ECML) en PISA
195
195
24
219
Ontvangsten
7.391
7.391
0
0
7.391
In de kolom «Mutaties tweede suppletoire begroting 2020» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand eerste suppletoire begroting 2020» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting
Verplichtingen
De verplichtingen worden met € 388,5 miljoen verhoogd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties wordt veroorzaakt door de verhoging van de verplichtingenstand voor de bekostiging met de loon- en prijsbijstelling over 2021 die in december 2020 wordt verplicht (€ 261 miljoen), de verhoging van de verplichtingen op subsidies (€ 13 miljoen), de verhoging van de verplichtingen op opdrachten (€ 7 miljoen) en door de garantieverplichtingen (€ 27,5 miljoen).
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Bekostiging
Het budget wordt per saldo met € 22,6 miljoen verlaagd. De verlaging wordt veroorzaakt door een verschil van € 15 miljoen in de geraamde bekostiging en de (voorlopige) gerealiseerde bekostiging en doordat de nieuw-komersbekostiging € 7,5 miljoen lager is dan geraamd.
Subsidies
Het budget voor subsidies wordt per saldo met € 66,8 miljoen verhoogd. Deze verhoging wordt met name veroorzaakt door de toevoeging van het budget van € 65 miljoen voor de inhaal- en ondersteuningsprogramma's in het vo.
3.3 Beleidsartikel 4. Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 6 Budgettaire gevolgen van beleid, beleidsartikel 4 (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting (incl. ISB, NvW en amendementen)
Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB, NvW en amendementen) (2)
Mutaties 2e suppletoire begroting (3)
Stand 2e suppletoire begroting (4)=(2+3)
Mutaties Miljoenennota
Overige mutaties 2e suppletoire begroting
Verplichtingen
4.412.944
4.659.008
249.846
57.769
4.966.623
garantieverplichtingen
0
0
891
74.702
75.593
overige verplichtingen
4.412.944
4.659.008
248.955
‒ 16.933
4.891.030
Uitgaven
4.679.783
4.820.969
56.876
‒ 12.003
4.865.842
waarvan juridisch verplicht
99,7%
99,7%
100%
Bekostiging
4.218.548
4.343.072
110
‒ 12.034
4.331.148
Hoofdbekostiging
3.673.007
3.798.077
‒ 9.890
‒ 10.588
3.777.599
Bekostiging mbo-instellingen1
3.600.387
3.722.559
‒ 10.000
‒ 8.181
3.704.378
Bekostiging Caribisch Nederland
7.220
8.153
110
‒ 2.407
5.856
Bekostiging vavo
65.400
67.365
0
0
67.365
Kwaliteitsafspraken
440.000
440.000
0
0
440.000
Investeringbudget
440.000
440.000
0
0
440.000
Resultaatafhankelijk budget
0
0
0
0
0
Aanvullende bekostiging
105.541
104.995
10.000
‒ 1.446
113.549
Regionaal Investeringsfonds
23.075
22.975
0
‒ 1.395
21.580
Salarismix Randstadregio's
50.000
51.503
0
0
51.503
Tijdelijke regeling tegemoetkoming schoolkosten
0
0
10.000
0
10.000
Regionaal Programma
30.466
30.466
0
0
30.466
Gelijke kansen
2.000
51
0
‒ 51
0
Subsidies (regelingen)
255.647
268.191
56.348
‒ 2.245
322.294
Subsidieregeling praktijkleren
212.600
224.100
‒ 10.600
0
213.500
Leven Lang Ontwikkelen
11.750
6.631
0
‒ 3.610
3.021
Actieplan Laaggeletterdheid/Tel mee met Taal
14.500
15.200
‒ 151
1.200
16.249
Loopbaanorientatie
1.275
3.275
0
51
3.326
Vakwedstrijden MBO
3.200
3.200
0
0
3.200
Inhaal- en ondersteuningsprogramma's
0
1.863
68.000
0
69.863
Overige subsidies
12.322
13.922
‒ 901
114
13.135
Opdrachten
4.990
6.779
741
‒ 2.032
5.488
In- en uitbesteding
4.990
6.779
741
‒ 2.032
5.488
Bijdrage aan agentschappen
19.334
19.356
‒ 323
2.904
21.937
Dienst Uitvoering Onderwijs
16.334
16.776
77
2.904
19.757
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
3.000
2.580
‒ 400
0
2.180
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
66.399
60.746
0
410
61.156
College voor Toetsen en Examens
6.893
0
0
0
0
Wet SLOA
3.273
220
0
‒ 220
0
SBB
56.233
60.526
0
630
61.156
Bijdrage aan medeoverheden
114.865
122.825
0
994
123.819
RMC's
35.309
41.451
0
‒ 500
40.951
Educatie
60.356
62.174
0
0
62.174
Caribisch Nederland
0
0
0
1.494
1.494
Regionaal Programma
19.200
19.200
0
0
19.200
Ontvangsten
4.000
4.000
0
900
4.900
X Noot
1
Vanaf 2018 inclusief de bekostiging van het groen mbo-onderwijs.
In de kolom «Mutaties tweede suppletoire begroting 2020» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand eerste suppletoire begroting 2020» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting
Verplichtingen
De verplichtingen worden per saldo met € 307,6 miljoen verhoogd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties (€ 262,7 miljoen) wordt met name veroorzaakt door:
• garantieverplichtingen/rekening-courant kredieten aan onderwijsinstellingen die in 2020 zijn aangegaan of vervallen en waar het Ministerie van OCW garant voor staat (€ 75,6 miljoen);
• bijstelling van de verplichtingenraming zonder kaseffecten 2020 als gevolg van aanpassingen (€ 183 miljoen). Het betreft voornamelijk de doorwerking voor het bekostigingsjaar (kas) 2021 van de loon- en prijsbijstelling tranche 2020 en de referentieraming 2020 die in 2020 verplicht zijn (€ 168,7 miljoen).
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Bekostiging
Het budget wordt per saldo met circa € 12,0 miljoen verlaagd. De verlaging wordt grotendeels veroorzaakt door:
• een overboeking van € 8,2 miljoen van Artikel 4 naar Artikel 3 (Voortgezet Onderwijs) ten behoeve van wachtgelden voor het vo-deel van de aoc’s;
• ook heeft er een overboeking van € 1,5 miljoen plaatsgevonden van het instrument bekostiging Caribisch Nederland naar het instrument bijdrage aan medeoverheden Caribisch Nederland ten behoeve van de Sociale Kanstrajecten Jongeren (SKJ) zodat deze middelen op het juiste instrument gerealiseerd worden;
• daarnaast is er sprake van een overlopende verplichting van € 1,3 miljoen van 2020 naar 2021 bij het Regionaal Investeringsfonds (RIF) doordat de kasgevolgen anders zijn dan begroot. Hierdoor worden de beschikbare middelen in overeenstemming gebracht met het (verwachte) betalingsritme.
Subsidies (regelingen)
Het budget wordt per saldo met € 54,1 miljoen verhoogd. De verhoging wordt grotendeels veroorzaakt door:
• een toevoeging van € 68,0 miljoen ten behoeve van de regeling Inhaal- en ondersteuningsprogramma’s, aangekondigd in de brief van 15 mei over compensatie studenten en ondersteuningsmaatregelen COVID-19. Deze middelen zijn in de 2e Incidentele Suppletoire begroting 2020 toegevoegd aan Artikel 1 (Primair Onderwijs) en overgeboekt van Artikel 1 (Primair Onderwijs) naar Artikel 4. Er is nu in totaal circa € 70 miljoen beschikbaar voor de Inhaal- en ondersteuningsprogramma's;
• het kabinet verhoogt de subsidieregeling praktijkleren voor de studiejaren 2020-2021 en 2021-2022 met €10,6 miljoen per jaar voor conjunctuur- en contactgevoelige bedrijfssectoren, die geraakt worden door de coronacrisis. Uitbreiding van deze regeling was om uitvoeringstechnische redenen in 2020 niet mogelijk. Daarom is de inzet van deze middelen geactualiseerd waarmee de uitgave nu in de jaren 2021 en 2022 valt;
• tenslotte is er een meevaller ontstaan van € 2,8 miljoen bij het onderdeel Leven Lang Ontwikkelen. In totaal is er € 20 miljoen beschikbaar voor de regeling flexibilisering beroepsonderwijs voor volwassenen, waarbij in vier rondes aanvragen kunnen worden gedaan. De 1e en 2e aanvraagrondes hebben in 2020 plaatsgevonden. Door het vertragende effect van de coronacrisis zijn minder aanvragen binnengekomen dan begroot, waardoor er een meevaller is ontstaan van € 2,8 miljoen.
3.4 Beleidsartikel 6. Hoger onderwijs
Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 7 Budgettaire gevolgen van beleid, beleidsartikel 6 (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting (incl. ISB, NvW en amendementen)
Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB, NvW en amendementen) (2)
Mutaties 2e suppletoire begroting (3)
Stand 2e suppletoire begroting (4)=(2+3)
Mutaties Miljoenennota
Overige mutaties 2e suppletoire begroting
Verplichtingen
3.476.868
3.570.267
200.319
‒ 4.263
3.766.323
garantieverplichtingen
0
0
4.397
‒ 13.457
‒ 9.060
overig verplichtingen
3.476.868
3.570.267
195.922
9.194
3.775.383
Uitgaven
3.416.799
3.512.213
298
100
3.512.611
waarvan juridisch verplicht
99,99%
100%
Bekostiging
3.334.151
3.428.189
‒ 685
‒ 6.050
3.421.454
Hoofdbekostiging
3.193.490
3.283.278
‒ 6.050
3.276.543
Onderwijsdeel hbo1
3.096.421
3.183.274
‒ 685
‒ 2.050
3.180.539
Deel ontwerp en ontwikkeling
85.259
87.836
87.836
Vouchers studievoorschot
0
0
0
Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen
11.810
12.168
‒ 4.000
8.168
Prestatiebox
140.661
144.911
0
144.911
Studievoorschotmiddelen
140.661
144.911
144.911
Subsidies (regelingen)
977
977
162
0
1.139
Overig
977
977
162
1.139
Bijdragen aan agentschappen
13.766
14.822
‒ 100
14.722
Dienst Uitvoering Onderwijs
13.766
14.822
‒ 100
14.722
Bijdragen aan ZBO's/RWT's
67.905
68.225
821
6.250
75.296
NWO: Praktijkgericht onderzoek hbo
53.265
53.265
700
6.550
60.515
NWO: Promotiebeurs voor leraren
10.144
10.144
10.144
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
4.496
4.816
121
‒ 300
4.637
Ontvangsten
1.213
1.213
0
488
1.701
X Noot
1
Inclusief de studievoorschotmiddelen voor specifieke stimulering van landelijke prioriteiten (10% van de studievoorschotmiddelen). In 2018 ook eenmalig de 90% studievoorschotmiddelen, die aanvullend tijdelijk voor één jaar onder het onderwijsdeel van de hoofdbekostiging zijn gebracht.
In de kolom «Mutaties tweede suppletoire begroting 2020» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand eerste suppletoire begroting 2020» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting
Verplichtingen
De verplichtingen worden met € 196,1 miljoen verhoogd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties (€ 195,7 miljoen) wordt veroorzaakt door:
• garantieverplichtingen/rekening-courant kredieten aan onderwijsinstellingen die in 2020 zijn aangegaan of vervallen en waar het Ministerie van OCW garant voor staat (- € 9,1 miljoen);
• bijstelling van de verplichtingenraming zonder kaseffecten 2020 als gevolg van aanpassingen ten behoeve van de bekostiging voor het jaar 2021 (€ 204,8 miljoen). Het betreft nagenoeg geheel de doorwerking voor het bekostigingsjaar (kas) 2021 van de loon- en prijsbijstelling tranche 2020 en de referentieraming 2020 die in 2020 verplicht zijn.
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Bekostiging
Het budget voor de bekostiging wordt per saldo met € 6,7 miljoen verlaagd. Deze verlaging wordt met name verklaard door de volgende mutaties:
• een overboeking van € 0,9 miljoen naar Artikel 7 (Wetenschappelijk Onderwijs) voor het aandeel wo in de bij 4e Incidentele Suppletoire Begroting 2020 toegevoegde intensiveringsmiddelen ten behoeve van de flexibilisering van en maatwerk op de lerarenopleidingen;
• een verlaging van € 4,0 miljoen op de bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen, dit in verband met het feit dat er minder vouchers werden toegekend dan geraamd;
• diverse kleinere mutaties tot ‒ € 1,8 miljoen voor onder andere lerarenbeleid, uitbesteding van opdrachten en overige beleidsgerichte activiteiten.
Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s
Het budget voor ZBO's/RWT's wordt met € 7,1 miljoen verhoogd in verband met:
• een toevoeging (€ 4,1 miljoen) aan het NWO-budget Praktijkgericht onderzoek hbo vanuit het Ministerie van LNV voor het programma Voedsel en Groen aan grote maatschappelijke opgaven op het vlak van voedsel, kringlooplandbouw en klimaatopgaven. Een en ander als thematische samenwerking tussen het Ministerie van LNV, NWO en de groene hogescholen;
• een toevoeging (€ 2,0 miljoen) aan het NWO-budget Praktijkgericht onderzoek hbo vanuit het Ministerie van EZK om het programma GoChem breder toegankelijk te maken voor alle MKB-bedrijven in de industrie voor projecten die bijdragen aan de klimaatopgave voor de industrie;
• een toevoeging (€ 0,5 miljoen) aan het NWO-budget Praktijkgericht onderzoek hbo vanuit het Ministerie van VWS om samen met het Regieorgaan SIA (onderdeel NWO) een onderzoeksprogramma op te zetten naar interventies in de buitenruimte;
• een toevoeging (€ 0,5 miljoen) aan het NWO-budget Praktijkgericht onderzoek hbo vanuit het Ministerie van IenW voor het onderzoek van Afval Naar Grondstof 2020 (PRO-VANG 5), waarin de samenwerking tussen MBKB-bedrijven en hogescholen centraal staat om het onderzoek praktijkgericht te maken, om de circulaire economie op hbo-opleidingen te laten aansluiten en om het ondernemerschap te stimuleren.
Ontvangsten
Het budget wordt per saldo met € 0,5 miljoen verhoogd. De verhoging wordt veroorzaakt door terugvorderingen op in voorgaande jaren verleende subsidies.
3.5 Beleidsartikel 7. Wetenschappelijk onderwijs
Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 8 Budgettaire gevolgen van beleid, beleidsartikel 7 (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting (incl. ISB, NvW en amendementen)
Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB, NvW en amendementen) (2)
Mutaties 2e suppletoire begroting (3)
Stand 2e suppletoire begroting (4)=(2+3)
Mutaties Miljoenennota (incl. ISB, NvW en amendementen)
Overige mutaties 2e suppletoire begroting
Verplichtingen
5.297.994
5.566.738
177.417
‒ 1.236
5.742.919
garantieverplichtingen
0
0
‒ 5.274
‒ 5.274
overige verplichtingen
5.297.994
5.566.738
182.691
‒ 1.236
5.748.193
Uitgaven
5.202.998
5.415.953
4.670
‒ 996
5.419.627
waarvan juridisch verplicht
99,97%
100%
Bekostiging
5.172.522
5.383.130
4.105
‒ 653
5.386.582
Hoofdbekostiging
5.086.608
5.294.759
4.105
‒ 653
5.298.211
Onderwijsdeel wo1
2.329.960
2.394.648
1.802
1.367
2.397.817
Onderzoeksdeel wo
2.068.420
2.193.792
2.303
‒ 2.020
2.194.075
Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek
688.228
706.319
706.319
Vouchers studievoorschot
0
0
0
Prestatiebox
85.914
88.371
0
88.371
Studievoorschotmiddelen2
85.914
88.371
88.371
Profilering en zwaartepuntvorming3
0
0
0
Subsidies (regelingen)
4.369
4.319
0
‒ 420
3.899
Open en online onderwijs
1.965
1.965
‒ 120
1.845
Overig
2.404
2.354
‒ 300
2.054
Opdrachten
2.029
3.672
107
41
3.820
Uitbesteding
2.029
3.672
107
41
3.820
Bijdragen aan (inter-) nationale organisaties
24.078
24.832
458
36
25.326
Organisaties conform tabel 6.5
24.078
24.832
458
36
25.326
Ontvangsten
16
16
0
0
16
X Noot
1
Inclusief de studievoorschotmiddelen voor specifieke stimulering van landelijke prioriteiten (10% studievoorschotmiddelen). In 2018 ook eenmalig de 90% studievoorschotmiddelen, die aanvullend tijdelijk van de voor één jaar onder het onderwijsdeel van de hoofdbekostiging zijn gebracht.
X Noot
2
90% van de studievoorschotmiddelen die gekoppeld zijn aan de kwaliteitsafspraken.
X Noot
3
De 2%-middelen profilering en zwaartepuntvorming die conform de kwaliteitsafspraken tot en met 2022 zijn overgeheveld naar het onderwijsdeel van de hoofdbekostiging.
In de kolom «Mutaties tweede suppletoire begroting 2020» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand eerste suppletoire begroting 2020» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting
Verplichtingen
De verplichtingen worden met € 176,2 miljoen verhoogd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties (€ 172,5 miljoen) wordt veroorzaakt door:
• garantieverplichtingen/rekening-courant kredieten aan onderwijsinstellingen die in 2020 zijn aangegaan of vervallen en waar het Ministerie van OCW garant voor staat (-/- € 5,3 miljoen);
• bijstelling van de verplichtingenraming zonder kaseffecten 2020 als gevolg van aanpassingen ten behoeve van de bekostiging voor het jaar 2021 (€ 177,8 miljoen). Het betreft nagenoeg geheel de doorwerking voor het bekostigingsjaar (kas) 2021 van de loon- en prijsbijstelling tranche 2020 en de referentieraming 2020 die in 2020 verplicht zijn.
3.6 Beleidsartikel 8. Internationaal beleid
Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 9 Budgettaire gevolgen van beleid, beleidsartikel 8 (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting (incl. ISB, NvW en amendementen)
Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB, NvW en amendementen) (2)
Mutaties 2e suppletoire begroting (3)
Stand 2e suppletoire begroting (4)=(2+3)
Mutaties Miljoenennota
Overige mutaties 2e suppletoire begroting
Verplichtingen
12.810
12.969
0
8.568
21.537
Uitgaven
12.830
12.989
0
‒ 86
12.903
waarvan juridisch verplicht
95,9%
Subsidies (regelingen)
241
251
0
0
251
Incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur HGIS
116
126
8
134
Overige Incidentele subsidies
125
125
‒ 8
117
Opdrachten
207
207
0
‒ 66
141
Beleidsonderzoek en benchmarking
100
100
‒ 30
70
Incidentele Internationale activiteiten
107
107
‒ 36
71
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
11.861
12.020
0
‒ 20
12.000
Duitsland Instituut Amsterdam (DIA)
803
803
803
Stichting Nuffic
3.826
3.904
3.904
Nederlandse Taalunie
2.861
2.850
2.850
Europa College Brugge
30
30
30
Unesco
20
20
20
OESO CERI
82
86
86
Fulbright Center
368
368
368
DCICC
0
0
0
Stichting Ons Erfdeel
185
185
185
Nationaal Agentschap Erasmus + Onderwijs & Training
3.066
3.154
3.154
EU-programma's en activiteiten
20
20
‒ 20
0
Netherlands house for Education and Research (Neth-ER)
600
600
600
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
521
511
0
0
511
Vlaams-Nederlandshuis DeBuren (Hoofdstuk 5 BuZa)
521
511
511
Ontvangsten
99
99
0
0
99
In de kolom «Mutaties tweede suppletoire begroting 2020» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand eerste suppletoire begroting 2020» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting
Verplichtingen
De verplichtingen worden met € 8,6 miljoen verhoogd. Dit betreft een verplichting van drie jaar aan Nuffic die de aanbesteding Internationalisering heeft gewonnen. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties wordt veroorzaakt door deze verplichting met kaseffecten in de jaren 2021, 2022 en 2023.
3.7 Beleidsartikel 9. Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid
Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 10 Budgettaire gevolgen van beleid, beleidsartikel 9 (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting (incl. ISB, NvW en amendementen)
Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB, NvW en amendementen) (2)
Mutaties 2e suppletoire begroting (3)
Stand 2e suppletoire begroting (4)=(2+3)
Mutaties Miljoenennota
Overige mutaties 2e suppletoire begroting
Verplichtingen
158.120
172.304
‒ 338
‒ 14.074
157.892
Uitgaven
168.518
172.304
‒ 338
‒ 14.074
157.892
waarvan juridisch verplicht
50,43%
96,1%
99,9%
Bekostiging
37.619
41.052
‒ 2.387
38.665
Aanvullende bekostiging
37.619
41.052
‒ 2.387
38.665
Tegemoetkoming kosten opleidingsscholen
37.619
41.052
‒ 2.387
38.665
Subsidies (regelingen)
124.328
124.828
‒ 150
‒ 12.090
112.588
Lerarenbeurs
49.560
49.560
49.560
Zij-instroom
50.096
53.146
‒ 10.660
42.486
Wet Beroep leraar en Lerarenregister
2.945
2.945
‒ 1.380
1.565
Regionale aanpak lerarentekort
19.000
17.800
17.800
Overige projecten
2.727
1.377
‒ 150
‒ 50
1.177
Opdrachten
3.635
3.407
‒ 188
403
3.622
Onderzoek, ramingen en communicatie
3.635
3.407
‒ 188
403
3.622
Bijdrage aan agentschappen
2.936
3.017
3.017
Dienst Uitvoering Onderwijs
2.936
3.017
3.017
Ontvangsten
9.000
9.000
0
0
9.000
In de kolom «Mutaties tweede suppletoire begroting 2020» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand eerste suppletoire begroting 2020» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Subsidies
Het budget wordt per saldo met € 12,1 miljoen verlaagd. Oorzaak is onder andere dat het aantal aanvragen voor de regeling zij-instroom dit jaar lager is dan verwacht (€ 2,5 miljoen). Daarnaast was € 5 miljoen toegevoegd aan het budget voor de zij-instroom vanuit de beschikbaar gestelde middelen voor het lerarentekort bij Voorjaarsnota. Gezien het aantal aanvragen voor de zij-instroom is dit bedrag dit jaar niet nodig. Beoogd is om dit via de eindejaarsmarge toe te voegen aan de begroting 2021, en in 2021 in te zetten voor de aanpak van het lerarentekort. Verder is het budget verlaagd door een meevaller op de MBO-instructeursbeurs en de regeling korte scholingstrajecten (€ 3,2 miljoen). Daarnaast is het budget voor de Wet Beroep leraar en Lerarenregister met € 1,4 miljoen verlaagd.
3.8 Beleidsartikel 11. Studiefinanciering
Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 11 Budgettaire gevolgen van beleid, beleidsartikel 11 (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting (incl. ISB, NvW en amendementen)
Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB, NvW en amendementen) (2)
Mutaties 2e suppletoire begroting (3)
Stand 2e suppletoire begroting (4)=(2+3)
Mutaties Miljoenennota
Overige mutaties 2e suppletoire begroting
Verplichtingen
5.221.098
5.323.744
0
‒ 144.886
5.178.858
Uitgaven
5.221.098
5.323.744
0
‒ 144.886
5.178.858
waarvan juridisch verplicht
100%
Inkomensoverdracht
2.137.924
2.383.397
0
‒ 25.000
2.358.397
Basisbeurs gift (R)
840.285
861.592
5.000
866.592
Aanvullende beurs gift (R)
674.557
691.913
691.913
Reisvoorziening gift (R)
542.961
692.420
‒ 10.000
682.420
Caribisch Nederland gift (R)
3.210
3.366
3.366
Overige uitgaven (R)
76.911
134.106
‒ 20.000
114.106
Leningen
2.965.119
2.811.665
0
‒ 115.000
2.696.665
Basisbeurs prestatiebeurs (NR)
‒ 608.035
‒ 556.199
‒ 66.066
‒ 20.000
‒ 642.265
Aanvullende beurs prestatiebeurs (NR)
115.192
100.399
9.845
5.000
115.244
Reisvoorziening (NR)
98.339
130.999
20.000
150.999
Rentedragende lening (NR)
2.924.417
2.741.301
49.734
‒ 100.000
2.691.035
Collegegeldkrediet (NR)
353.529
321.568
5.834
‒ 25.000
302.402
Leven lang leren krediet (NR)
45.000
36.000
653
‒ 5.000
31.653
Overige uitgaven (NR)
36.677
37.597
10.000
47.597
Bijdrage aan agentschappen
118.055
128.682
0
‒ 4.886
123.796
Dienst Uitvoering Onderwijs
118.055
128.682
‒ 4.886
123.796
Ontvangsten
936.149
945.676
0
80.000
1.025.676
Ontvangsten (R)
139.535
95.705
0
5.000
100.705
Ontvangen rente (R)
89.518
59.204
5.000
64.204
Overige ontvangsten (R)
50.017
36.501
36.501
Ontvangsten (NR)
796.614
849.971
0
75.000
924.971
Terugontvangen hoofdsom (NR)
796.614
849.971
75.000
924.971
Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant
In de kolom «Mutaties tweede suppletoire begroting 2020» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand eerste suppletoire begroting 2020» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting
Het onderscheid relevant en niet-relevant is in onderstaande toelichting als uitgangspunt genomen. Relevant betekent relevant voor het begrotingstekort/EMU-saldo. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en door de omzetting van uitgekeerde prestatiebeurs in gift (na behalen van het diploma binnen 10 jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de betalingen van prestatiebeurzen (zolang die nog niet omgezet zijn in een gift) en verstrekte rentedragende leningen.
De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op verstrekte studieleningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van rentedragende leningen.
Verplichtingen
De totale verplichtingen op artikel 11 (Studiefinanciering) worden met € 144,9 miljoen naar beneden bijgesteld. Het betreft een bijstelling omlaag van de inkomensoverdrachten van € 25,0 miljoen, een bijstelling omlaag van de leningen met € 115,0 miljoen en een bijstelling omlaag van het budget voor de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) met € 4,9 miljoen. Bij artikel 11 zijn de verplichtingen gelijk aan de uitgaven. De onderstaande toelichting bij de uitgaven geldt dus ook voor de verplichtingen. Hieronder wordt per instrument toegelicht hoe de bijstellingen tot stand zijn gekomen.
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Inkomensoverdrachten
De relevante uitgaven worden met € 25,0 miljoen naar beneden bijgesteld. Dit bestaat uit de volgende elementen:
• de basisbeurs wordt per saldo met € 5,0 miljoen verhoogd. Dit betreft enerzijds een bijstelling omhoog van € 10,0 miljoen op de omzettingen. Anderzijds zijn de uitgaven aan basisbeurs die direct als gift uitgekeerd worden met € 5,0 miljoen naar beneden bijgesteld;
• de reisvoorziening wordt per saldo met €10,0 miljoen verlaagd. Hier liggen twee mutaties aan ten grondslag:
• de omzettingen van prestatiebeurs in gift zijn per saldo met € 10,0 miljoen naar boven bijgesteld op basis van de reeds bekende realisatiegegevens;
• de bijdrage studerenden aan ov is met € 20,0 miljoen naar beneden bijgesteld. Dit betreft een tegenboeking waarmee voorkomen wordt dat de waarde van de ov-kaart dubbel geboekt wordt (enerzijds door toekenning aan de student, anderzijds door de betaling aan de ov-bedrijven). Doordat het een tegenboeking betreft, betekent deze negatieve mutatie dus eigenlijk een hoger bedrag aan toekenningen. Dit wordt veroorzaakt door hogere realisatiecijfers dan geraamd;
• de relevante overige uitgaven worden per saldo met € 20,0 miljoen verlaagd op basis van de reeds bekende realisatiegegevens.
Leningen
De niet-relevante uitgaven worden per saldo met € 115,0 miljoen verlaagd. Dit bestaat uit de volgende onderdelen:
• bij Voorjaarsnota 2020 is het gehele bedrag dat is toegekend aan lpo voor het instrument leningen geboekt op de post Basisbeurs prestatiebeurs (NR). Bij Miljoenennota is dit gecorrigeerd en is het bedrag aan lpo verdeeld over de verschillende posten onder het instrument leningen;
• de niet-relevante uitgaven aan de basisbeurs worden met € 20,0 miljoen omlaag bijgesteld. Dit betreft allereerst de toekenningen prestatiebeurs. Deze worden omlaag bijgesteld met € 10,0 miljoen als gevolg van de reeds bekende realisatie. Tevens bevat deze post de tegenboeking van de relevante omzettingen van prestatiebeurs in gift;
• de niet-relevante uitgaven aanvullende beurs zijn met € 5,0 miljoen naar boven bijgesteld als gevolg van de reeds bekende realisatie;
• de niet-relevante uitgaven aan het ov worden met € 20,0 miljoen naar boven bijgesteld. Het betreft enerzijds een verhoging van de reisvoorziening met € 20,0 miljoen omdat er meer reisvoorziening aan studenten is toegekend dan is geraamd. Deze post bevat anderzijds ook de tegenboekingen van de relevante posten Bijdrage studerenden aan ov en Reisvoorziening omzetting naar gift;
• de uitgaven op de post rentedragende lening (NR) zijn naar beneden bijgesteld met € 100,0 miljoen. Uit de realisatiegegevens tot en met juli 2020 blijkt dat de stijgende trend in de leenbedragen van de afgelopen jaren dit jaar kleiner is dan geraamd;
• de uitgaven aan het collegegeldkrediet zijn verlaagd met € 25,0 miljoen als gevolg van de reeds bekende realisatie;
• het budget voor het levenlanglerenkrediet wordt met € 5,0 miljoen omlaag bijgesteld op basis van realisatiegegevens;
• niet-relevante overige uitgaven worden met € 10,0 miljoen naar boven bijgesteld. Dit betreft de tegenboeking op de post overige uitgaven (R).
Bijdrage aan agentschappen
Het budget voor de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) wordt per saldo met € 4,9 miljoen verlaagd. De uitgaven aan DUO worden met € 0,7 miljoen verhoogd doordat DUO grotere aantallen studenten en debiteuren verwerkt. Daarnaast zijn de uitvoeringskosten van de ‘tijdelijke regeling tegemoetkoming studenten in verband met de uitbraak van COVID-19’ € 5,5 miljoen lager in 2020. Verwacht wordt dat deze middelen in 2021 benodigd zullen zijn.
Ontvangsten
Het ontvangstenbudget wordt met € 80,0 miljoen verhoogd.
• De relevante ontvangsten worden omhoog bijgesteld met € 5,0 miljoen. Dit wordt veroorzaakt door hogere rente ontvangsten op basis van de reeds bekende realisatie.
• De niet-relevante ontvangsten worden omhoog bijgesteld met € 75,0 miljoen, op basis van realisatiegegevens blijkt dat er een hoger bedrag aan lening is terugbetaald.
3.9 Beleidsartikel 12. Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 12 Budgettaire gevolgen van beleid, beleidsartikel 12 (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting (incl. ISB, NvW en amendementen)
Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB, NvW en amendementen) (2)
Mutaties 2e suppletoire begroting (3)
Stand 2e suppletoire begroting (4)=(2+3)
Mutaties Miljoenennota
Overige mutaties 2e suppletoire begroting
Verplichtingen
77.439
74.876
0
0
74.876
Uitgaven
77.439
74.876
0
0
74.876
waarvan juridisch verplicht
100%
Inkomensoverdracht
71.987
72.382
0
0
72.382
Tegemoetkoming lerarenopleiding (tlo) (R)
3.611
3.909
3.909
Deeltijd vo (R)
2.238
2.597
2.597
Volwassenenonderwijs (vavo) (R)
6.181
4.912
4.912
Meerderjarige scholieren vo (R)
56.400
57.502
57.502
Meerderjarige scholieren vso (R)
3.557
3.462
3.462
Leningen
3.025
0
0
0
0
STOEB/ALR (NR)
3.025
0
0
Bijdrage aan agentschappen
2.427
2.494
0
0
2.494
Dienst Uitvoering Onderwijs (R)
2.427
2.494
2.494
Ontvangsten
3.872
3.279
0
0
3.279
Minderjarige deelnemers bol (R )
0
0
0
Tegemoetkoming lerarenopleiding en deeltijd vo (R )
215
327
327
Meerderjarige scholieren v(s)o en vavo (R )
3.657
2.952
2.952
Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant
3.10 Beleidsartikel 13. Lesgelden
Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 13 Budgettaire gevolgen van beleid, beleidsartikel 13 (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting (incl. ISB, NvW en amendementen)
Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB, NvW en amendementen) (2)
Mutaties 2e suppletoire begroting (3)
Stand 2e suppletoire begroting (4)=(2+3)
Mutaties Miljoenennota
Overige mutaties 2e suppletoire begroting
Verplichtingen
13.416
13.780
0
0
13.780
Uitgaven
13.416
13.780
0
0
13.780
waarvan juridisch verplicht
100%
Bijdrage aan agentschappen
13.416
13.780
0
0
13.780
Dienst Uitvoering Onderwijs
13.416
13.780
13.780
Ontvangsten
226.628
244.236
0
10.000
254.236
In de kolom «Mutaties tweede suppletoire begroting 2020» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand eerste suppletoire begroting 2020» weergegeven.
Toelichting
Ontvangsten
De ontvangsten worden met € 10,0 miljoen verhoogd. Deze bijstelling is gedaan op basis van de reeds gerealiseerde ontvangsten.
3.11 Beleidsartikel 14. Cultuur
Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 14 Budgettaire gevolgen van beleid, beleidsartikel 14 (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting (incl. ISB, NvW en amendementen)
Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB, NvW en amendementen) (2)
Mutaties 2e suppletoire begroting (3)
Stand 2e suppletoire begroting (4)=(2+3)
Mutaties Miljoenennota
Overige mutaties 2e suppletoire begroting
Verplichtingen
2.651.993
2.718.783
248.025
‒ 51.584
2.915.224
garantieverplichtingen
0
0
‒ 31.130
‒ 100.567
‒ 131.697
overige verplichtingen
2.651.993
2.718.783
279.155
48.983
3.046.921
Uitgaven
1.304.072
1.311.096
‒ 1.363
48.267
1.358.000
waarvan juridisch verplicht
97,0%
97,9%
Bekostiging
1.121.217
1.082.643
‒ 12.848
43.068
1.112.863
Culturele basisinfrastructuur
675.571
687.952
‒ 13.100
‒ 533
674.319
Vierjaarlijkse instellingen
399.748
406.077
‒ 44.300
‒ 533
361.244
Vierjaarlijkse fondsen
275.823
281.875
31.200
313.075
Erfgoedwet
128.614
131.307
2
0
131.309
Huisvesting
87.208
88.645
88.645
Beheer en onderhoud collecties
41.406
42.662
2
42.664
Wet stelsel openbare bibliotheekvoorziening
49.786
1.157
145
48.483
49.785
Stelseltaken openbare bibliotheekvoorzieningen
23.101
537
145
22.418
23.100
Digitale openbare bibliotheek
14.674
341
14.333
14.674
Bibliotheekvoorziening leesgehandicapten
12.011
279
11.732
12.011
Monumentenzorg
224.241
218.199
105
‒ 4.882
213.422
Archieven incl. Regionale Historische Centra
25.938
26.550
26.550
Flankerend beleid huisvesting
6.573
6.681
6.681
Cultuureducatie met Kwaliteit
10.494
10.797
10.797
Subsidies (regelingen)
122.823
163.589
10.185
5.736
179.510
Verbreden inzet cultuur
15.694
15.894
‒ 1.715
2.452
16.631
Internationaal cultuurbeleid (incl. HGIS)
9.005
9.005
‒ 370
8.635
Programma leesbevordering
3.350
3.850
120
3.970
Creatieve Industrie
1.975
1.975
‒ 125
384
2.234
Monumentenzorg
138
3.177
1.273
4.450
Erfgoed en fysieke leefomgeving
1.000
1.000
‒ 175
‒ 582
243
Specifiek cultuurbeleid
91.661
128.688
12.200
2.459
143.347
Opdrachten
14.843
16.555
1.300
‒ 1.118
16.737
Beleidsonderzoek evaluaties en kennisbasis
2.026
1.734
‒ 467
1.267
Monumentenzorg
3.717
6.581
‒ 1.000
194
5.775
Archeologie
4.393
4.005
‒ 1.200
2.805
Erfgoed en fysieke leefomgeving
2.500
2.370
‒ 1.472
898
Overige opdrachten
2.207
1.865
2.300
1.827
5.992
Bijdrage aan agentschappen
42.340
45.390
0
581
45.971
Nationaal Archief
28.862
31.660
126
31.786
Nationaal Archief Programma
13.478
13.730
455
14.185
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties
2.849
2.919
0
0
2.919
Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties
2.849
2.919
2.919
Ontvangsten
494
494
0
4.430
4.924
In de kolom «Mutaties tweede suppletoire begroting 2020» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand eerste suppletoire begroting 2020» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting
Verplichtingen
De verplichtingen worden met € 196,4 miljoen verhoogd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties wordt veroorzaakt door:
• een verhoging van de verplichtingenraming bij het financiële instrument bekostiging van € 211,2 miljoen. Dit is nodig voor de verplichtingen die in 2020 worden aangegaan voor de periode 2021-2024 voor de culturele basisinfrastructuur, museale instellingen met een wettelijke taak en voor de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit;
• een verhoging van de verplichtingenraming bij het financiële instrument subsidies van € 52 miljoen. Dit is nodig voor de verplichtingen die in 2020 meerjarig worden verleend voor de periode 2021-2024 als projectsubsidies voor het internationale cultuurbeleid, voor het programma Cultuurparticipatie en voor de Leenfaciliteit Revolverend Productiefonds;
• een verhoging van de verplichtingenraming bij het financiële instrument opdrachten van € 18 miljoen. Dit is nodig voor de verplichting voor de cultuurkaart, die in 2020 wordt aangegaan tot en met schooljaar 2023-2024.
• een verlaging van de garanties met € 131,7 miljoen.
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Bekostiging
Het budget wordt per saldo verhoogd met € 30,2 miljoen. Dit wordt veroorzaakt door:
• een verhoging met € 48,5 miljoen door een correctie op een overboeking voor de bijdrage aan de Koninklijke Bibliotheek. Bij Voorjaarsnota waren deze middelen vanuit Artikel 14 (Cultuur) overgeboekt naar Artikel 16 (Onderzoek en Wetenschapsbeleid). De middelen worden nu teruggeboekt omdat de verantwoording moet plaatsvinden bij Artikel 14 (Cultuur);
• een verlaging met € 12,6 miljoen door een aangepaste verdeling over de financiële instrumenten van de toevoegingen aan dit begrotingsartikel via de Incidentele Suppletoire Begroting inzake aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector in verband met de Covid-19 crisis. Een deel van de middelen waarmee via de Incidentele Suppletoire Begroting de bekostiging was verhoogd, is herverdeeld naar het financiële instrument subsidies, omdat deze middelen niet worden ingezet via bekostiging van de culturele basisinfrastructuur, maar via projectsubsidies;
• een verlaging met € 2,9 miljoen door overboekingen naar het Gemeentefonds voor uitkeringen in het kader van de Erfgoed Deal;
• een verlaging met € 2 miljoen door overboekingen vanuit de bekostiging monumentenzorg naar het financiële instrument subsidies voor mobiel erfgoed (€ 1 miljoen, zie ook toelichting onder het financieel instrument subsidies) en naar de financiële instrumenten subsidies en opdrachten voor door de RCE uit te voeren subsidies en opdrachten (€ 1 miljoen);
• diverse overige kleine overboekingen.
Subsidies
Het budget wordt per saldo verhoogd met € 15,9 miljoen. Dit wordt veroorzaakt door:
• een verhoging van het subsidiebudget met € 12,6 miljoen door een aangepaste verdeling over de financiële instrumenten van de toevoegingen aan dit begrotingsartikel via de Incidentele suppletoire begroting (ISB) inzake aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector in verband met de Covid-19 crisis. Zie hiervoor ook de toelichting bij de bekostiging;
• een verhoging van het subsidiebudget als gevolg van desaldering van ontvangsten (€ 4,4 miljoen);
• een verlaging van het subsidiebudget door een overboeking van € 2 miljoen naar het financieel instrument opdrachten voor de cultuurkaart. De cultuurkaart werd eerder als subsidie begroot en verantwoord, maar wordt vanaf het schooljaar 2020-2021 begroot en verantwoord als opdracht;
• een verhoging van het subsidiebudget door een overboeking van € 1 miljoen van het financiële instrument bekostiging naar het financiële instrument subsidies voor een projectsubsidie aan het Mondriaan Fonds voor een regeling voor mobiel erfgoed;
• diverse overige kleine overboekingen.
3.12 Beleidsartikel 15. Media
Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 15 Budgettaire gevolgen van beleid, beleidsartikel 15 (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting (incl. ISB, NvW en amendementen)
Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB, NvW en amendementen) (2)
Mutaties 2e suppletoire begroting (3)
Stand 2e suppletoire begroting (4)=(2+3)
Mutaties Miljoenennota
Overige mutaties 2e suppletoire begroting
Verplichtingen
1.023.125
1.093.483
217
872
1.094.572
Uitgaven
1.023.125
1.093.483
217
872
1.094.572
waarvan juridisch verplicht
98,3%
Bekostiging
1.009.493
1.041.636
217
0
1.041.853
Publieke Omroep (omroepinstellingen)
893.658
954.775
0
0
954.775
Landelijke publieke omroep
736.205
804.708
804.708
Regionale omroep
157.453
150.067
150.067
Beheertaken landelijke publieke omroep
39.880
40.423
0
0
40.423
Stichting Omroep Muziek
16.484
16.708
16.708
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)
23.396
23.715
23.715
Dotaties, bijdragen publieke omroep
18.894
14.029
217
0
46.655
Stimuleringsfonds voor de Journalistiek
2.190
2.220
2.220
Onderzoeksjournalistiek (RA-middelen)
5.138
0
0
Filmfonds van de omroep en Telefilm (CoBO)
8.399
8.596
8.596
Mediawijsheid Expertisecentrum (Bewust mediagebruik)
1.558
1.581
1.581
Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen (NLPO)
1.609
1.632
1.632
Dotatie/onttrekking Algemene Mediareserve
56.281
31.618
31.618
Overige bekostiging media
780
791
217
1.008
Subsidies (regelingen)
8.411
46.562
0
572
47.134
Subsidies
8.411
11.562
1.793
13.355
Steunfonds Lokale Informatievoorziening
35.000
‒ 1.221
33.779
Opdrachten
442
442
‒ 2
300
740
Opdrachten
442
442
‒ 2
300
740
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
4.718
4.782
0
0
4.782
Commissariaat voor de Media
4.718
4.782
4.782
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
61
61
2
0
63
European Audiovisual Observatory
61
61
2
63
Ontvangsten
147.854
160.200
0
872
161.072
In de kolom «Mutaties tweede suppletoire begroting 2020» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand eerste suppletoire begroting 2020» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting
Verplichtingen
De verplichtingen worden met € 0,9 miljoen verhoogd.
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Subsidies
Het instrument subsidies is vanwege de inrichting van het tijdelijke Steunfonds Lokale Informatievoorziening als gevolg van COVID-19 gesplitst in het budget voor subsidies en het budget dat beschikbaar is voor het Steunfonds. Per saldo wordt het totale budget van het instrument subsidies verhoogd met € 0,6 miljoen. De verhoging wordt veroorzaakt door:
• vaststelling en afrekening van de subsidie pilot Regionale nieuwsvensters. Uit de afrekening volgt een ontvangst (€ 0,8 miljoen) waarvan is aangekondigd in de Mediabegrotingsbrief 2020 dat dit budget zal worden toegevoegd aan de Subsidieregeling innovatie en samenwerking regionale publieke media-instellingen;
• een overboeking binnen het instrument subsidies van het budget steunfonds naar budget subsidies. Dit budget was oorspronkelijk bestemd voor de uitvoering van de pilots van de motie Sneller en bij 1ste suppletoire wet overgeboekt naar het Steunfonds. Nu wordt het deel dat niet besteed is in de eerste tranche van het Steunfonds terug geboekt naar subsidies zodat het weer voor de motie Sneller kan worden ingezet.
Ontvangsten
De ontvangsten worden met € 0,9 miljoen verhoogd, waarvan € 0,8 miljoen als gevolg van de vaststelling en afrekening van de subsidie pilot Regionale nieuwsvensters. Zoals is aangekondigd in de Mediabegrotingsbrief 2020 zal dit budget worden toegevoegd aan de Subsidieregeling innovatie en samenwerking regionale publieke media-instellingen.
3.13 Beleidsartikel 16. Onderzoek en wetenschapsbeleid
Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 16 Budgettaire gevolgen van beleid, beleidsartikel 16 (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting (incl. ISB, NvW en amendementen)
Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB, NvW en amendementen) (2)
Mutaties 2e suppletoire begroting (3)
Stand 2e suppletoire begroting (4)=(2+3)
Mutaties Miljoenennota
Overige mutaties 2e suppletoire begroting
Verplichtingen
1.213.270
1.221.159
‒ 6.387
‒ 23.611
1.191.161
garantieverplichtingen
0
0
0
‒ 1.030
‒ 1.030
overige verplichtingen
1.213.270
1.221.159
‒ 6.387
‒ 22.581
1.192.191
Uitgaven
1.172.446
1.180.335
‒ 6.387
‒ 24.176
1.149.772
waarvan juridisch verplicht
99,8%
Bekostiging
1.049.574
1.054.469
‒ 5.415
‒ 24.655
1.024.399
Hoofdbekostiging
658.529
656.162
‒ 7.408
‒ 43.416
605.338
NWO-wet en WHW
NWO
521.225
462.831
‒ 8.427
4.574
458.978
KNAW
89.525
92.486
1.019
1.260
94.765
KB
47.779
100.845
‒ 49.250
51.595
Aanvullende bekostiging
391.045
398.307
1.993
18.761
419.061
NWO Talentenontwikkeling
165.885
165.885
0
165.885
NWO STW
8.000
8.000
0
8.000
NWO Grootschalige researchinfrastructuur
55.380
55.380
0
55.380
Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek
26.133
29.425
1.993
2.451
33.869
Poolonderzoek
3.147
3.147
0
3.147
Caribisch Nederland
2.500
2.500
0
2.500
NWO NWA
130.000
133.970
16.310
150.280
Subsidies (regelingen)
25.815
23.930
630
‒ 840
23.720
Stichting NLBIF
550
550
16
0
566
Naturalis Biodiversity Center
6.265
6.265
248
0
6.513
BPRC
9.608
9.608
348
1.450
11.406
NCWT/NEMO
3.366
3.366
94
0
3.460
STT
221
221
0
221
Stichting AAP
1.032
1.032
0
1.032
Nationale coördinatie
4.773
2.888
‒ 76
‒ 2.290
522
Opdrachten
340
340
0
98
438
Opdrachten
340
340
98
438
Bijdrage aan agentschappen
842
1.040
‒ 2
279
1.317
Dienst Uitvoering Onderwijs
2
2
‒ 2
0
0
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
840
1.038
279
1.317
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
95.875
100.556
‒ 1.600
942
99.898
EMBC
941
1.110
118
1.228
EMBL
5.227
5.227
0
5.227
ESA
31.065
32.746
‒ 1.600
0
31.146
CERN
46.168
49.707
824
50.531
ESO
9.902
9.081
0
9.081
NTU/INL
2.572
2.685
0
2.685
Ontvangsten
101
101
0
54
155
In de kolom «Mutaties tweede suppletoire begroting 2020» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand eerste suppletoire begroting 2020» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting
Verplichtingen
De verplichtingen worden met € 29,9 miljoen verlaagd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties wordt veroorzaakt door verplichtingenmutaties zonder kaseffect.
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Bekostiging
Het budget wordt per saldo met € 30,1 miljoen verlaagd. De verlaging wordt onder andere veroorzaakt door:
• terugdraaien van de overboeking voor de bijdrage aan de Koninklijke Bibliotheek (KB) vanwege het juist verantwoorden van deze middelen. Bij Voorjaarsnota waren deze middelen vanuit Artikel 14 (Cultuur) overgeboekt naar Artikel 16 (Onderzoek en Wetenschapsbeleid). De middelen die zijn overgeheveld, zijn voor de uitvoering van de WSOB, RA-middelen bestemd voor doorontwikkelen van de digitale bibliotheek en het dekken van de inkoop e-content door de KB;
• bijdragen van diverse ministeries aan NWA lijn-2 programma's (€ 16,3 miljoen). Deze bijdragen bestaan onder andere uit:
• BZK-bijdrage aan programma «Fundamenten» € 1,5 miljoen;
• J&V-bijdrage aan programma «Jongeren en Criminaliteit» € 1,5 miljoen;
• EZK-bijdrage aan programma «Kickstartimpuls AI» € 1,8 miljoen;
• EZK-bijdrage aan programma «Missie A en Missie E» € 4,3 miljoen en,
• IenW-bijdrage aan programma «Living Lab Binnenvaart» € 1,5 miljoen.
3.14 Beleidsartikel 25. Emancipatie
Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 17 Budgettaire gevolgen van beleid, beleidsartikel 25 (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting (incl. ISB, NvW en amendementen) (2)
Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB, NvW en amendementen) (2)
Mutaties 2e suppletoire begroting (3)
Stand 2e suppletoire begroting (4)=(2+3)
Mutaties Miljoenennota
Overige mutaties 2e suppletoire begroting
Verplichtingen
5.626
3.675
630
282
4.587
Uitgaven
15.167
14.197
‒ 230
282
14.249
waarvan juridisch verplicht
78,5%
Bekostiging
8.447
8.713
0
‒ 267
8.446
Kennisinfrastructuur
8.447
8.713
0
‒ 267
8.446
Gender- en LHBTI-gelijkheid
8.447
8.713
‒ 267
8.446
Subsidies (regelingen)
3.287
3.079
0
‒ 290
2.789
Subsidieregeling emancipatie 2011
78
78
0
‒ 290
‒ 212
LHBTI
78
78
78
Subsidieregeling Gender- en LHBTI-gelijkheid 2017-2022
3.209
3.001
‒ 290
2.711
Opdrachten
1.205
1.065
‒ 10
369
1.424
Gender- en LHBTI-gelijkheid
1.205
1.065
‒ 10
369
1.424
Bijdrage aan medeoverheden
2.228
1.340
‒ 220
470
1.590
Gemeentefonds BZK
2.228
1.340
‒ 220
1.120
Gender- en LHBTI-gelijkheid
2.228
1.340
‒ 220
470
1.590
Ontvangsten
0
0
0
0
0
In de kolom «Mutaties tweede suppletoire begroting 2020» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand eerste suppletoire begroting 2020» weergegeven.
4 De niet-beleidsartikelen
4.1 Nog onverdeeld
Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 18 Verdeling van begrotingsposten loon- en prijsbijstelling (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting (incl. ISB, NvW en amendementen)
Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB, NvW en amendementen) (2)
Mutaties 2e suppletoire begroting (3)
Stand 2e suppletoire begroting (4)=(2+3)
Mutaties Miljoenennota
Overige mutaties 2e suppletoire begroting
Verplichtingen
0
0
0
0
0
Uitgaven
0
0
0
0
0
Loonbijstelling
0
0
0
0
0
waarvan programma
waarvan apparaat
Prijsbijstelling
0
0
0
0
0
waarvan programma
waarvan apparaat
Onvoorzien
0
0
0
0
0
Ontvangsten
0
0
0
0
0
In de kolom «Mutaties tweede suppletoire begroting 2020» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand eerste suppletoire begroting 2020» weergegeven.
4.2 Apparaat Kerndepartement
Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 19 Apparaatsuitgaven Kerndepartement (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting (incl. ISB, NvW en amendementen)
Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB, NvW en amendementen) (2)
Mutaties 2e suppletoire begroting (3)
Stand 2e suppletoire begroting (4)=(2+3)
Mutaties Miljoenennota
Overige mutaties 2e suppletoire begroting
Verplichtingen
277.396
291.755
‒ 3.085
‒ 4.919
283.751
Uitgaven
277.396
291.755
‒ 3.085
‒ 4.919
283.751
Personele uitgaven
210.166
221.109
‒ 565
‒ 963
219.581
waarvan eigen personeel
200.632
210.362
‒ 665
‒ 963
208.734
waarvan inhuur externen
5.749
6.519
100
0
6.619
waarvan overige personele uitgaven
3.785
4.228
0
4.228
Materiële uitgaven
67.230
70.646
‒ 3.926
‒ 3.956
62.764
waarvan ICT
26.274
24.563
‒ 150
‒ 1.508
22.905
waarvan bijdrage aan SSO's
22.973
16.583
109
‒ 173
16.519
waarvan overige materiële uitgaven
17.983
29.500
‒ 3.885
‒ 2.275
23.340
Begrotingsreserve schatkistbankieren
0
0
1.406
1.406
Ontvangsten
567
567
1.406
0
1.973
In de kolom «Mutaties tweede suppletoire begroting 2020» worden de mutaties ten opzichte van de «Stand eerste suppletoire begroting 2020» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Personele uitgaven
Het budget wordt per saldo met € 1,5 miljoen verlaagd. De verlaging wordt veroorzaakt door:
• diverse kasschuiven (-/- € 3,1 miljoen): de geplande vervanging van werkplekmonitoren is vertraagd en doorgeschoven van 2020 naar 2021. Daarnaast worden de middelen die jaarlijks worden gereserveerd voor de vervanging van andere hardware geschoven naar de jaren waarin de uitgaven daadwerkelijk worden verwacht;
• diverse interne en interdepartementale overboekingen (€ 1,6 miljoen), zoals de bijdrage van het ministerie van EZK aan de AWTI en de bijdrage van het ministerie van SZW aan de uitvoering van de taak Vertrouwensinspectie Kinderopvang door de Inspectie van het Onderwijs.
Materiële uitgaven
Het budget wordt per saldo met € 7,9 miljoen verlaagd. Deze verlaging wordt veroorzaakt door:
• diverse kasschuiven (-/- € 6,2 miljoen): Een aantal projecten heeft vertraging opgelopen onder andere door corona. Het gaat dan bijvoorbeeld om de geplande vervanging van de beveiligingsoftware van mobiele devices en de overdracht van bepaalde ICT-taken naar een nieuwe ICT-dienstverlener. Hierdoor zijn deze uitgaven doorgeschoven van 2020 naar 2021;
• diverse interne en interdepartementale overboekingen (-/- € 1,7 miljoen), zoals een overboeking naar beleidsartikel 3 (Voortgezet onderwijs) voor beheer en ontwikkeling van het schoolleidersregisters en een overboeking naar het ministerie van SZW betreffende de exploitatiekosten voor het ICT-beheer door het FDC.
Begrotingsreserve schatkistbankieren
Het budget voor Begrotingsreserve schatkistbankieren wordt per saldo met € 1,4 miljoen verhoogd.
Het ministerie van OCW staat garant voor onderwijsinstellingen die bij de Staat lenen (schatkistbankieren). Voor het risico dat het ministerie hierdoor loopt, ontvangt het ministerie van OCW een vergoeding (risicopremie). Deze premie wordt (via een desaldering) toegevoegd aan de Begrotingsreserve schatkistbankieren.
Ontvangsten
Het budget wordt per saldo met € 1,4 miljoen verhoogd. Zie hiervoor de toelichting bij de Begrotingsreserve schatkistbankieren.
5 Agentschappen
5.1 Agentschap DUO
In deze paragraaf is de 2e suppletoire begroting opgenomen van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). DUO is de uitvoeringsorganisatie van de rijksoverheid voor het onderwijs. DUO levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten, informatievoorziening alsmede diensten gericht op de verbetering van de verbinding tussen beleid en uitvoering. Daarnaast verricht DUO werkzaamheden voor overige departementen en derden.
Tabel 20 Exploitatieoverzicht baten-lastenagentschap DUO (Tweede suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
(1)Vastgestelde begroting
(2)Mutaties1e suppletoirebegroting
(3)Mutaties2e suppletoirebegroting
(4)=(1)+(2)+(3) Totaalgeraamd
Baten
Omzet moederdepartement
243.030
5.514
36.582
285.126
Omzet overige departementen
72.623
0
‒ 4.224
68.399
Omzet derden
6.423
0
‒ 1.973
4.450
Rentebaten
0
Vrijval voorzieningen
0
Bijzondere baten
0
Totaal baten
322.076
5.514
30.385
357.975
Lasten
Apparaatskosten
302.776
5.514
23.816
332.106
‒
Personele kosten
213.776
4.302
10.806
228.884
Waarvan eigen personeel
173.017
4.302
‒ 4.850
172.469
Waarvan externe inhuur
34.759
0
13.004
47.763
Waarvan overige personele kosten
6.000
0
2.652
8.652
‒
Materiële kosten
89.000
1.212
13.010
103.222
Waarvan apparaat ICT
22.000
300
6.249
28.549
Waarvan bijdrage aan SSO’s
23.000
312
5.218
28.530
Waarvan overige materiële kosten
44.000
600
1.543
46.143
Rentelasten
500
0
0
500
Afschrijvingskosten
17.200
0
4.723
21.923
‒
Materieel
12.000
0
809
12.809
- waarvan apparaat ICT
11.500
0
809
12.309
- waarvan overige materiële afschrijvingskosten
500
0
0
500
‒
Immaterieel
5.200
0
3.914
9.114
Overige lasten
1.500
0
0
1.500
‒
Dotaties voorzieningen
1.500
0
0
1.500
‒
Bijzondere lasten
0
0
0
0
Totaal lasten
321.976
5.514
28.539
356.029
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening
100
0
1.846
1.946
Agentschapdeel Vpb lasten
100
0
0
100
Saldo van baten en lasten
0
0
1.846
1.846
Toelichting
De baten van de 2e suppletoire begroting laten een stijging zien van € 30,4 miljoen en de lasten laten een stijging zien van € 28,5 miljoen ten opzichte van de 1e suppletoire begroting.
Baten
Omzet moederdepartement
De omzet moederdepartement is € 36,6 miljoen hoger dan de 1e suppletoire begroting. De stijging heeft deels betrekking op de verbetering van de telefonische bereikbaarheid. Daarnaast is invulling gegeven aan de uitvoering van het digitaal afnemen van toetsen en examens inclusief de eindtoets Primair Onderwijs. In de omzet is verder begrepen de meerkosten Bekostiging en de implementatie van de werkplekdienstverlening. Verder zijn de meerkosten als gevolg van de coronacrisis en de daarmee samenhangende werkzaamheden, onder meer als gevolg van het uitstel van examens, extra werkplekkosten in verband met het thuiswerken en de meerkosten externen in deze omzet begrepen. De genoemde omzet van € 36,6 miljoen wordt voor € 36,2 miljoen gedekt vanuit middelen die DUO in eerdere jaren reeds heeft ontvangen maar die niet volledig zijn aangewend in het betreffende jaar (balansposten) en € 0,4 miljoen vanuit middelen die reeds beschikbaar waren op de OCW begroting.
Omzet overige departementen en derden
De omzet overige departementen en derden daalt per saldo met € 6,2 miljoen ten opzichte van de 1e suppletoire begroting. Het betreft met name de werkzaamheden ten behoeve van het ministerie van SZW in het kader van de Inburgeringstaak en het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen welke een daling laten zien ten opzichte van de oorspronkelijke begroting. Dit onder meer als gevolg van vertraging binnen de veranderopdracht Inburgering. Daarnaast zijn de werkzaamheden voor het Participatiefonds verder afgenomen en zijn de examenbijdrage van kandidaten voor de staatsexamens afgenomen.
Lasten
Apparaatskosten
De kosten van de 2e suppletoire begroting laten een stijging zien van € 28,5 miljoen ten opzichte van de 1e suppletoire begroting 2020. De personele begroting laat een stijging zien van € 10,8 miljoen. Deze stijging heeft een verband met de eerder genoemde verbetering telefonische bereikbaarheid, uitvoering van het digitaal afnemen van toetsen en examens, meerkosten Bekostiging, de implementatie van de werkplekdienstverlening, hosting-service en inkoopdienstverlening vanuit Shared Service Organisatie Noord, extra werkplekkosten in verband met het thuiswerken en de meerkosten externen door coronacrisis. De materiële begroting laat een stijging zien van € 13,0 miljoen, onder meer door de extra kosten van gedetacheerd automatiseringspersoneel bij DUO vanuit shared service organisaties en de materiële kosten samenhangend met de werkplekdienstverlening. De afschrijvingen laten een stijging zien van € 4,7 miljoen door extra investeringen in de vervanging van de ICT-systemen en de werkplekdienstverlening.
Kasstroomoverzicht
Tabel 21 Kasstroomoverzicht (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
(1)Vastgestelde begroting
(2)Mutaties1e suppletoirebegroting
(3)Mutaties2e suppletoirebegroting
(4)=(1)+(2)+(3) Totaalgeraamd
1.
Rekening courant RHB 1 januari 2020
14.194
14.194
Totaal ontvangen operationele kasstroom (+)
322.076
5.514
22.948
350.538
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)
‒ 303.376
‒ 5.514
‒ 23.816
‒ 332.706
2.
Totaal operationele kasstroom
18.700
0
‒ 868
17.832
3a
Totaal investeringen (-/-)
‒ 39.500
‒ 40.050
18.100
‒ 61.450
3b
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)
0
3.
Totaal investeringskasstroom
‒ 39.500
‒ 40.050
18.100
‒ 61.450
4a
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)
0
4b
Eenmalig storting van moederdepartement (+)
0
4c
Aflossingen op leningen (-/-)
‒ 6.100
‒ 400
0
‒ 6.500
4d
Beroep op leenfaciliteit (+)
27.500
40.450
‒ 18.100
49.850
4.
Totaal financieringskasstroom
21.400
40.050
‒ 18.100
43.350
5.
Rekening courant RHB 31 december 2020 (=1+2+3+4)
14.794
0
‒ 868
13.926
Toelichting
Het kasstroomoverzicht is aangepast ten opzichte van de oorspronkelijke begroting op basis van de nu voorziene additionele omzet en kosten rekening houdend met via de balans gereserveerde middelen voor in 2020 doorlopende projecten. Uit het kasstroomoverzicht valt ook af te lezen dat de investeringen in materiële vaste activa € 18,1 miljoen doorschuiven naar 2021. Dit in verband met, onder andere, langere doorlooptijd van projecten als gevolg van de coronacrisis. Het beroep op de leenfaciliteit is hierop aangepast.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.