Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Jasper van Dijk en Bruins over schijnconstructies en wanpresterende uitzendbureaus
Vragen van de leden Jasper van Dijk (SP) en Bruins (ChristenUnie) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over schijnconstructies en wanpresterende uitzendbureaus (ingezonden 27 oktober 2020).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 19 november
2020).
Vraag 1 en 2
Wat is uw reactie op het bericht «Veka Shipyard in Lemmer wacht miljoenenclaim na
vonnis over onderbetaling van Roemenen»?1
Wat vindt u van de door Veka Shipyard gehanteerde schijncontructie, namelijk het oprichten
van buitenlandse onderaannemers om werknemers minder te betalen?
Antwoord 1 en 2
Ik heb kennisgenomen van het artikel. Constructies die ertoe leiden dat werknemers
te weinig krijgen betaald, zijn niet toegestaan en vind ik eveneens onwenselijk. Buitenlandse
onderaannemers die hun werknemers in Nederland te werk stellen moeten zich houden
aan de harde kern van arbeidsvoorwaarden in de van toepassing zijnde cao. Op grond
van de ketenaansprakelijkheid (artikel 7:616a e.v. BW) kunnen zij bovendien ook worden
aangesproken om de door hen ter beschikking gestelde werknemers een correct loon te
betalen. Het oprichten van een buitenlandse onderaannemer kan niet worden voorkomen.
Op grond van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers kan echter wel worden
vastgesteld of er daadwerkelijk sprake is van grensoverschrijdende detachering, of
dat er sprake is van een postbusfirma of van schijndetachering.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel lang heeft geduurd, aangezien FNV deze
zaak al in 2015 heeft aangekaart en het dus vijf jaar heeft geduurd voordat is vastgesteld
dat er sprake is van onderbetaling?
Antwoord 3
Vanaf het moment dat FNV haar eerste verzoek tot het instellen van een onderzoek heeft
ingediend bij de Inspectie SZW, namelijk op 28 september 20152, heeft het inderdaad ongeveer vijf jaar geduurd voordat een rechter een oordeel heeft
gegeven over deze zaak. Ik begrijp dat het voor de betrokken arbeidskrachten lastig
is dat zij gedurende deze periode in onzekerheid hebben gezeten. Een dergelijk oordeel
komt echter niet zomaar tot stand en daar is dus ook tijd mee gemoeid. De onderzoeken
die door de Inspectie SZW zijn uitgevoerd naar aanleiding van de verzoeken d.d. 28 september
2015 en 11 juli 20163 hebben mijns inziens niet onredelijk lang geduurd. De Inspectie SZW heeft haar eerste
onderzoek afgerond in juli 2016 en het tweede onderzoek in december 20174. Over de resterende periode die nodig is geweest om tot een uitspraak te komen, kan
ik geen oordeel geven.
Vraag 4 en 5
Bent u bereid iets te doen, bijvoorbeeld door een boetebeding op te nemen in Artikel
8 vd Waadi aangezien de naleving van de cao bij sociale partners ligt terwijl deze
zaak aantoont dat de instrumenten die daarbij ter beschikking gesteld worden, beperkt
zijn?
Wat onderneemt u tegen het feit dat de schadevergoeding die Veka als gevolg van de
uitspraak moet betalen aan FNV, in geen verhouding staat tot het achterstallige loon
dat niet is betaald, waardoor het verdienmodel zeer lucratief blijft?
Antwoord 4 en 5
Zoals in de vraag al wordt opgemerkt, ligt de naleving van de cao primair bij de partijen
die deze afsluiten, namelijk sociale partners. De Inspectie SZW ondersteunt sociale
partners bij het toezicht op de naleving van de cao-voorwaarden, onder meer door op
verzoek onderzoek te doen naar naleving van artikel 10 van de Wet op het algemeen
verbindend en onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten
(Wet avv) en van de loonverhoudingsnorm als bedoeld in artikel 8 en 8a van de Wet
allocatie van arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). Betrokkenen kunnen, mede
op grond van bevindingen van de Inspectie SZW, bij de rechter een civiele procedure
starten. In het vierde rapport van de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen (BMH)
van 22 april jl.5 en de Technische uitwerking van het advies van de Commissie Regulering van werk6 die op 15 juli jl. aan de Tweede Kamer is verzonden worden suggesties gedaan hoe
de naleving kan worden aangescherpt waardoor er meer mogelijkheden zijn om gelijk
loon voor gelijk werk af te dwingen, en werkgevers te prikkelen het juiste loon te
betalen. In het vierde rapport van de BMH wordt de mogelijkheid beschreven van een
bestuurlijke boete bij overtreding van de loonverhoudingsnorm in artikel 8 en 8a Waadi
(p. 86 e.v.). Verder wordt de optie beschreven dat een werknemer aanspraak maakt op
een verhoging van het niet of te laat ontvangen loon wegens vertraging met een maximum
van 300% van het loon in plaats van de huidige 50% (p. 57 e.v.). In de Technische
uitwerking van het advies van de Commissie Regulering van werk wordt beschreven hoe
de publieke collectieve actie voor de Waadi zou kunnen worden ingevoerd (p. 80 e.v.).
Hierdoor zou de Inspectie SZW de mogelijkheid hebben om proactief een collectieve
actie in te stellen om naleving van de loonvordering en vervangende schadevergoeding
te vorderen. In de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Borstlap7 heeft het kabinet aangegeven dat eventuele wettelijke aanpassingen op dit vlak –
gelet op de brede, samenhangende discussie over het rapport van de commissie – aan
een volgend kabinet zijn.
Vraag 6 en 7
Wat onderneemt u om het probleem te ondervangen dat de Wet aanpak schijnconstructies
(WAS) zo is ingericht dat individuele werknemers zelf een loonvordering moeten instellen,
ook als de onderbetaling al is vastgesteld (zoals in de zaak FNV/Veka) en dit in het
geval van arbeidsmigranten – zeker na vijf jaar – lastig is te realiseren, zodat arbeidsmigranten
betere bescherming krijgen alsmede het loon waar ze recht op hebben?
Hoe staat het met de uitvoering van de op 30 januari 2020 aangenomen motie van de
leden Smeulders en Palland om het mogelijk te maken dat ook vakbonden in naam van
werknemers de WAS kunnen inschakelen opdat zij kunnen optreden voor collectieven van
individuele werknemers?8
Antwoord 6 en 7
Op grond van artikel 3:305a BW hebben vakbonden de mogelijkheid om een collectieve
actie in te zetten voor werknemers. Op dit moment is het voor vakbonden niet mogelijk
om, naast het eisen van schadevergoeding voor werknemers, een collectieve loonvordering
in te stellen waardoor ook na een uitspraak van de rechter op grond van artikel 3:305a
BW de werknemer zelf kenbaar moet maken dat deze uitbetaling wenst van het verschuldigde
loon. Ik heb begrip voor het verzoek van vakbonden om een collectief vorderingsrecht
in te voeren, zeker gezien de kwetsbare positie van arbeidsmigranten. Zoals ik u ook
bij de evaluatie van de WAS heb gemeld9, is dit juridisch gezien echter lastig te realiseren. Met het oog op een behoorlijk
proces moet de werkgever het recht hebben om zich te kunnen verweren tegen een vordering.
Dit wordt heel lastig als niet duidelijk hoeft te worden gemaakt op welke werknemers
een vordering ziet.
Bij de evaluatie van de WAS en het AO Arbeidsmarktbeleid van 15 januari 2020 is wel
toegezegd een verkenning uit te voeren naar het verruimen van de mogelijkheden voor
vakbonden om op te treden voor collectieven van individuele werknemers. Helaas moet
ik u mededelen dat deze verkenning, vanwege de drukte op verschillende andere dossiers
en de coronacrisis, nog niet is afgerond.
Dit betekent echter niet dat er minder prioriteit wordt gegeven aan de aanpak van
schijnconstructies in algemene zin. Zo leveren verschillende recent genomen maatregelen
een bijdrage aan de aanpak van schijnconstructies, waaronder de implementatie van
de herziene detacheringsrichtlijn en de inwerkingtreding van de meldingsplicht ten
aanzien van gedetacheerde werknemers. Daarnaast is het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten
ingesteld10, onder leiding van Emile Roemer, dat zich heeft ingezet voor eerlijk, gezond en veilig
werk voor arbeidsmigranten.
Vraag 8
Hoeveel bedrijven in Nederland hanteren vergelijkbare schijnconstructies als het veroordeelde
bedrijf?
Antwoord 8
Schijnconstructies worden vaak pas zichtbaar wanneer de Inspectie SZW op verzoek onderzoek
heeft gedaan naar een vermeende schijnconstructie en/of een rechter daar een oordeel
over heeft gegeven. Een gedeelte van de rechterlijke uitspraken – waaronder ook de
zaken waarbij achterstallig loon wordt gevorderd – wordt gepubliceerd. Daarnaast maakt
de Inspectie SZW overtreding van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag openbaar.
Het is op basis van deze informatie niet mogelijk om aan te geven hoe vaak er in Nederland
vergelijkbare schijnconstructies worden gehanteerd als bij het veroordeelde bedrijf.
Wel is duidelijk dat veel vormen van schijnconstructies en vormen van fraude complex
zijn en vragen om een multidisciplinaire en vaak ook een grensoverschrijdende aanpak.
Zo is de landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI) een belangrijk knooppunt voor
informatie-uitwisseling en het (projectmatig) uitzetten van gezamenlijke acties.11
Vraag 9 en 10
Wat onderneemt de Inspectie SZW tegen dit soort schijnconstructies? Hoe vaak worden
(preventieve) controles uitgevoerd?
Bij hoeveel bedrijven zijn de afgelopen jaren schijnconstructies blootgelegd door
de Inspectie SZW? Om hoeveel werknemers ging het en wat is hun nationaliteit? Hoeveel
inkomsten zijn zij als gevolg van deze schijnconstructies misgelopen?
Antwoord 9 en 10
De Inspectie SZW heeft voor de aanpak van Schijnconstructies een programma ingericht.
Een onderdeel van dit programma betreft de ondersteuning van sociale partners bij
hun toezicht op de naleving van cao-voorwaarden. Daarvoor is een speciaal team ingesteld
dat onder andere de onderzoeken doet in het kader van de naleving van de loonverhoudingsnorm
als bedoeld in artikel 8 en 8a van de Waadi. Dergelijke onderzoeken op grond van de
Waadi worden alleen op verzoek van een belanghebbende uitgevoerd. Hoe vaak hangt dus
af van het aantal verzoeken dat de Inspectie daartoe ontvangt. Het uitgangspunt is
dat dergelijke verzoeken in beginsel altijd in behandeling worden genomen. Vanaf de
start van het team zijn er vanaf 2015 tot heden ca. 120 onderzoeken i.v.m. vermeende
constructies uitgevoerd. Dit aantal omvat ook de onderzoeken die desgevraagd op grond
van artikel 10 van de Wet avv zijn uitgevoerd. De Inspectie SZW rapporteert haar bevindingen
omtrent de specifieke situatie aan de verzoekende partij die daarmee vervolgens zo
nodig civielrechtelijk nakoming kan afdwingen. De Inspectie registreert bij deze ondersteunende
taak voor sociale partners geen gegevens over de omvang van de onderneming(en) of
het aantal werknemers. Wel rapporteert de Inspectie jaarlijks via het reguliere Jaarverslag
over de behaalde resultaten.
Naast de bovenvermelde onderzoeken Waadi en wet AVV – worden in het programma ook
andere onderzoeken uitgevoerd naar schijnconstructies, doorgaans met vaststelling
van overtredingen van de arbeidswetgeving waarop de inspectie SZW toeziet (o.a. Wet
minimumloon, Wet arbeid vreemdelingen, Arbeidstijdenwet, Wagweu). Het gaat daarbij
om diverse situaties zoals oneigenlijk gebruik van stagiaires die voor een kleine
vergoeding regulier werk moeten verrichten, te lange werktijden, illegale tewerkstelling
en schijn-arbeid(srelaties) waarbij werknemers worden gepresenteerd als zelfstandigen,
gefingeerde dienstverbanden, ongeoorloofde inhoudingen op het loon etc. Ook over deze
resultaten rapporteert de Inspectie jaarlijks in haar Jaarverslag. Bij constructies,
overtredingen of misstanden die niet op het terrein van de Inspectie liggen, doet
de Inspectie SZW altijd melding bij andere diensten zoals UWV, Belastingdienst, gemeenten,
of andere Rijkstoezichthouders.
Vraag 11
Gaat u dit soort schijnconstructies en onderbetaling met alle mogelijke middelen bestrijden?
Antwoord 11
De aanpak van schijnconstructies en onderbetaling heeft de aandacht van het kabinet.
Zoals reeds beschreven in de antwoorden op de vragen 4 tot en met 7 worden in het
vierde rapport van de BMH en de Technische uitwerking van het advies van de Commissie
Regulering van werk suggesties gedaan met betrekking tot het aanscherpen van de naleving
van de cao en de loonverhoudingsnorm, maatregelen getroffen tegen schijnconstructies
door middel van implementatie van de herziene detacheringsrichtlijn en inwerkingtreding
van de meldingsplicht en mogelijkheden verkend om de rol van de vakbonden te versterken
op het gebied van collectieve acties.
Vraag 12
Gaat u ook op Europees niveau aandringen op het tegengaan van dit soort schijnconstructies
en premieshoppen?
Antwoord 12
Het fingeren van situaties om premievoordelen te bereiken, bijvoorbeeld als het gaat
om werkgevers die gebruik maken van postbusondernemingen, moet uiteraard worden voorkomen.
Het tegengaan van premieshoppen is complex omdat het vaak gepaard gaat met het achterhouden
of fingeren van situaties. In mijn brief aan de Kamer over A1-verklaringen en premieshoppen
van 7 juli 202012 heb ik mijn inzet tegen premieshoppen toegelicht. Ik blijf mij in lijn met de motie
van de leden Van Dijk (PvdA) en Smeulders (GroenLinks)13 in Europees verband inzetten om premieshoppen tegen te gaan. Bijvoorbeeld door mij
bij de herziening van Verordening (EG) 883/2004 in te zetten voor een voorafgaande
verzekering van 3 maanden in de zendende lidstaat. Dit verzekert de binding met het
zendende land en maakt direct doordetacheringen moeilijker. Daarnaast kunnen de ELA
en de meldingsplicht van de WagwEU van toegevoegde waarde zijn bij het opsporen van
schijnconstructies. Van belang is dat de feitelijke werkgever bepalend is en niet
de werkgever op papier.
Vraag 13
Wat is uw oordeel over het bericht «Verplicht vergunning voor uitzendbureaus in strijd
tegen belabberde huisvesting»?14
Antwoord 13
Ik herken veel van de problemen die aangestipt worden in het bericht. Hoewel dergelijke
problemen zich al een langere tijd afspelen op de arbeidsmarkt, zijn een aantal daarvan
pijnlijk zichtbaar geworden door de coronacrisis. Dit is ook aanleiding geweest om
het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten in het leven te roepen. Het Aanjaagteam
geeft in het advies «Geen tweederangsburgers» niet alleen aanbevelingen voor de uitzendbranche,
maar ook over meer en betere huisvesting.15 Het kabinet komt medio december met een reactie op deze aanbevelingen.
Vraag 14
Erkent u dat het toezicht op de huisvesting en arbeidsomstandigheden zeer onoverzichtelijk
en verbrokkeld is, waardoor er veel te weinig gebeurt aan misstanden?
Antwoord 14
Goed toezicht en goede handhaving is essentieel om naleving van de regelgeving te
bevorderen en misstanden tegen te gaan. Toezicht moet wel altijd als sluitstuk van
de regelgeving worden gezien. De Inspectie SZW houdt toezicht op de arbeidswetgeving.
Toezicht op de huisvestingsverordening en het bouwbesluit ligt bij gemeenten. Daarnaast
is een deel van de huisvesting voor arbeidsmigranten gecertificeerd met het SNF of
AKF keurmerk gecertificeerd. Deze locaties worden door de keurmerken gecontroleerd.
Het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten is vrijdag 30 oktober 2020 met een tweede
advies gekomen, waarin zij ook voorstellen doet om toezicht en handhaving te verbeteren,
waaronder ook de samenwerking. Het kabinet komt medio december met een reactie op
deze adviezen.
Vraag 15
Deelt u de mening dat een vergunningplicht voor uitzendbureaus noodzakelijk is om
een eind te maken aan wanpresterende uitzendbureaus?
Antwoord 15
Hoewel ik niet van mening ben dat een vergunningplicht voor uitzendbureaus per se
noodzakelijk is, ben ik er wel van overtuigd dat het nodig is om het lastiger te maken
voor malafide ondernemers om een uitzendbureau in stand te houden en om vluchtig ondernemerschap
tegen te gaan. Daarom heb ik in mijn brief aan uw Kamer van 20 december 2019 over
de integrale aanpak misstanden arbeidsmigranten toegezegd dat het kabinet in samenspraak
met sociale partners aanvullende eisen zal stellen aan Nederlandse en buitenlandse
uitzendbureaus. Hiernaast heeft het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten onlangs
een reeks aanbevelingen uitgebracht die voor een betere beheersing van de uitzendbranche
zouden moeten zorgen. In haar reactie hierop zal het kabinet onder meer een toelichting
geven op de vervolgstappen met betrekking tot de extra maatregelen voor de uitzendsector.
Vraag 16
Hoe staat het met de uitvoering van de motie aangenomen juni 2020, om dit te realiseren?16
Antwoord 16
In de betreffende motie wordt de regering verzocht om met voorstellen te komen om
malafide uitzendondernemingen tegen te gaan, in het bijzonder een drietal verzoeken.
Twee van de verzoeken betreffen respectievelijk een waarborgsom van circa € 100.000
voor uitzendondernemingen en afdwingbare kwaliteitseisen aan uitzendondernemers. Ook
het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten heeft soortgelijke voorstellen gedaan
in de tweede set aanbevelingen. In de komende kabinetsreactie gaat het kabinet daar
uitgebreider op in. Het laatste verzoek in de betreffende motie gaat over een effectief
civielrechtelijk bestuursverbod voor malafide uitzendondernemers.
In de Kabinetsreactie van 3 juli 2020 op de eerste set aanbevelingen van het aanjaagteam17 is aangegeven dat verkend wordt of een bestuursrechtelijk bestuursverbod mogelijk
is, dat effectief is voor het domein van de arbeidswetten. Daarin is ook gezegd dat
deze verkenning zich richt op de langere termijn. Daarom zet het kabinet ook in op
maatregelen voor de korte termijn, door de bestaande regelgeving beter te benutten.
Eén daarvan is het stimuleren van civielrechtelijke bestuursverboden. Het civielrechtelijk
bestuursverbod bestaat sinds 1 januari 2016. In maart van dit jaar is hiertoe een
pilot gestart waarin de Inspectie SZW samenwerkt met het veelplegersteam van de Belastingdienst.
Daarin worden zaken geselecteerd waarin zowel de arbeids- als de belastingwetgeving
wordt overtreden. Het gaat om procedures waarbij een curator een verzoek om een civielrechtelijk
bestuursverbod doet bij de rechter. Er is een budget vrijgemaakt waaruit deze procedures
worden bekostigd. Sinds de start van deze pilot is in ieder geval in vier zaken een
procedure gestart en wordt in een aantal zaken een procedure voorbereid. De doorlooptijd
van de procedures is mede afhankelijk van behandeling door de rechter. Er zijn op
dit moment nog geen procedures afgerond.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.