Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 603 Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen
Nr. 6
                   VERSLAG
            
Vastgesteld 20 november 2020
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend
                     onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van
                     haar bevindingen.
                  
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
                     tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
                     over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
                  
INHOUDSOPGAVE
I.
ALGEMEEN
2
1.
Inleiding
4
1.1.
Aanleiding
4
1.2.
Doel
5
1.3.
Reikwijdte voorstel
9
1.4.
Samenhang schade en versterken
10
2.
Versterkingsproces
12
2.1.
Het versterkingsproces vanuit perspectief eigenaar
12
2.2.
Rolbeschrijving partijen
13
2.2.1.
Eigenaar van een gebouw
13
2.2.2.
Gemeenten
14
2.2.3.
Minister van Economische Zaken en Klimaat
14
2.2.4.
De NCG
14
2.2.5.
Adviescollege Veiligheid Groningen
14
2.2.6.
Maatschappelijke organisaties
14
2.3.
Veiligheid, normstelling en wijze van beoordelen
15
2.3.1.
HRA
15
2.3.2.
Typologie-aanpak
15
2.3.3.
Praktijkaanpak
16
2.4.
Planning en prioritering
16
2.5.
Programma van aanpak
16
2.5.1.
Programma van aanpak
16
2.5.2.
Prioritering in programma van aanpak
16
2.5.3.
Uitvoeringstoets Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
16
2.5.4.
Vaststelling programma van aanpak
17
2.6.
De versterking van een gebouw
17
2.6.1.
Uitvoeren opname en beoordeling
17
2.6.2.
Uitkomst beoordeling
17
2.6.3.
Versterkingsbesluit algemeen
18
2.6.4.
Inhoud versterkingsbesluit
19
2.6.5.
Coördinatie vergunningverlening
19
2.6.6.
Gedoogplicht
19
2.6.7.
Uitvoering
19
2.7.
Rechtsbescherming
20
2.8.
Relatie met hoger recht
20
2.8.1.
Bescherming persoonsgegevens
20
3.
Financiering en heffing
20
4.
Samenhang met andere dossiers
20
4.1.
Samenhang met afbouw gaswinning
20
5.
Gevolgen en neveneffecten
20
5.1.
Administratieve lasten voor burgers en bedrijven
20
5.2.
Gevolgen voor het MKB
21
6.
Adviezen en internconsultatie
21
7.
Routekaart naar herstel/klantreis
21
II.
ARTIKELGEWIJS
22
Artikel I
22
Onderdeel B
22
Onderdeel C
22
Onderdeel E
23
Onderdeel F
23
Onderdeel G
26
Onderdeel H
26
Artikel III
26
I. ALGEMEEN
               
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Tijdelijke
                  wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen.
                  Deze leden vinden het goed dat een aantal zaken rondom de versterking nu ook wettelijk
                  worden vastgelegd. De afgelopen jaren zijn er al diverse stappen gezet (zoals afbouw
                  gaswinning naar nul, Nationaal Programma Groningen, regiodeal), maar we zijn er nog
                  zeker niet. Het is volgens deze leden nu zaak dat de versterking van de gebouwen in
                  de praktijk ook daadwerkelijk wordt versneld. Dat is van belang voor de veiligheid
                  en het vertrouwen van de Groningers. Tot nu toe verloopt de versterkingsoperatie nog
                  tergend langzaam, zo menen deze leden. Hoe draagt dit wetsvoorstel bij aan het versnellen
                  van de versterkingsoperatie? Wat verandert er met deze wijziging van de wet in de
                  praktijk voor de Groningers en ten opzichte van de huidige situatie/praktijk?
               
De leden van de VVD-fractie vragen of er een totaaloverzicht van lagere regelgeving
                  die voortvloeit uit deze wetswijziging kan worden gegeven door de regering, bijvoorbeeld
                  een algemene maatregel van bestuur (AMvB) of ministeriële regeling. Hoe wordt de Kamer
                  bij deze lagere regelgeving betrokken? Geldt er wel of geen voor- of nahangbepaling?
                  Waarom is daar wel of niet voor gekozen (per AMvB of ministeriële regeling)?
               
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er geen evaluatiebepaling in het wetsvoorstel
                  is opgenomen om te kijken of er na bijvoorbeeld twee jaar bijgestuurd moet worden.
                  Deze leden vragen tevens hoe wordt voorkomen dat er wordt geredeneerd vanuit regels,
                  processen en procedures, in plaats van het oplossen van het probleem van de bewoners
                  en bedrijven in Groningen? Deze leden hebben in de begeleidende brief bij het wetsvoorstel
                  gelezen dat onderdelen uit het programma «Eigen Initiatief» opgenomen zijn in het
                  wetsvoorstel. Welke onderdelen zijn dat?
               
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierover
                  nog enkele vragen.
               
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze
                  leden vinden het teleurstellend dat dit wetsvoorstel pas nu voor behandeling bij de
                  Kamer is ingediend. De versterkingsoperatie is nog steeds niet goed op gang gekomen.
                  Deze leden missen de vereiste crisisaanpak. Deze wet zet stappen in de goede richting,
                  maar zoals altijd op dit dossier is het de vraag of de uitvoering ruimhartig en adequaat
                  is. Deze leden hebben vragen over het voorliggende wetsvoorstel.
               
De leden van de SP-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel
                  dat voorligt en hebben hier vragen over. De Verenigde Naties (VN) zegt dat de Nederlandse
                  regering maatregelen moet nemen om de fysieke veiligheid en de mentale gezondheid
                  te waarborgen, alsook de veiligheid van hun woningen. Naast gepaste compensatie moet
                  toekomstige schade worden voorkomen, aldus de VN1. De Onafhankelijk Raadsman roept op tot gelijkwaardige behandeling van gedupeerden.
                  Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat meer dan 10.000 mensen gezondheidsschade
                  hebben door de manier waarop de overheid met hen omgaat. Maatschappelijk organisaties
                  roepen op tot eenduidige strategie en een integrale aanpak van schadeafhandeling en
                  versterking. Zelfs toezichthouder Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) adviseert een
                  crisisaanpak. Dit alles blijkt nog niet genoeg voor deze regering om een fundamenteel
                  andere aanpak te kiezen, aldus deze leden. Zij vrezen dat door datgene wat tot nu
                  toe steeds mislukte vast te leggen in een wet de kansen op een veilig thuis en herstel
                  van schade hiermee verkleinen of zelfs verdwijnen. Tevens leidt dit wetsvoorstel volgens
                  deze leden niet tot een eenduidige eindverantwoordelijkheid en sturing waardoor duidelijkheid
                  voor de gedupeerden uitblijft.
               
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
                  wetsvoorstel dat moet dienen tot veilige gebouwen in Groningen. De aan het woord zijnde
                  leden waarderen de doelstellingen van een navolgbaar en transparant versterkingsproces
                  met een centrale rol voor bewoners en eigenaren. Deze leden zijn er echter niet op
                  gerust dat onderhavig wetsvoorstel voldoende waarborgt dat bewoners en eigenaren voldoende
                  en tijdig worden ondersteund bij de versterking van hun woning of gebouw. Hieromtrent
                  hebben deze leden een aantal vragen en opmerkingen.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging
                  van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie
                  Groningen. Deze leden onderschrijven het doel van de wet: te komen tot veilige gebouwen
                  in Groningen. Wel hebben deze leden de nodige – soms kritische – vragen over de gevolgen
                  en de toepassing daarvan.
               
De leden van de 50PLUS-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
                  wetsvoorstel.
               
1. Inleiding
               
1.1. Aanleiding
               
De leden van de VVD-fractie vragen wat het betekent voor het tempo van de versterking
                  dat ervoor is gekozen om gehoor te geven aan de wens van de regio om gemeenten een
                  sturende rol te geven. In hoeverre hebben gemeenten hiervoor dan ook voldoende bevoegdheden?
                  Hoe is invulling gegeven aan de wens om ruimte te bieden aan bewoners en/of eigenaren
                  die zelf de versterking ter hand willen nemen?
               
De leden van de CDA-fractie spreken hun waardering uit over het feit dat gehoor is
                  gegeven aan de wens van de regio om gemeenten een sturende rol te geven. Ook waarderen
                  deze leden de ruimte die met dit wetsvoorstel aan bewoners wordt geboden om zelf hun eigen keuzes te maken en de keuze die
                  is gemaakt voor één integraal versterkingsbesluit. Deze leden merken echter op dat
                  er niet voor is gekozen om een zelfstandig bestuursorgaan verantwoordelijk te maken
                  voor de besluitvorming in de versterkingsoperatie. Zij vragen de regering om deze
                  keuze te verduidelijken. Waarom is hier niet voor gekozen? Wat zouden de voor- en
                  nadelen zijn geweest als er wel was gekozen voor een zelfstandig bestuursorgaan? Wat
                  betekent deze keuze voor de navolgbaarheid en transparantie van het versterkingsproces
                  voor bewoners in het gebied? Ook merken deze leden op dat de Afdeling advisering van
                  de Raad van State heeft geadviseerd om de gemeenten een adviesrecht te geven. De regering
                  heeft hier echter niet voor gekozen. Deze leden vragen de regering om te verduidelijken
                  waarom er niet gekozen is voor een adviesrecht voor de gemeenten. Wat waren voor de
                  regering de belangrijkste redenen om hier niet voor te kiezen?
               
De leden van de CDA-fractie vragen de regering tevens waarom het advies van SodM uit
                  de Voortgangsrapportage SodM Groningen 2019 – 20202, waarin aan de bewindspersonen werd geadviseerd om alsnog te kiezen voor een crisisaanpak,
                  niet is overgenomen. Waarom is er door de regering niet voor deze crisisaanpak gekozen?
                  Wat waren daarbij de belangrijkste overwegingen voor de regering? Kernpunt van de
                  door SodM voorgestelde crisisaanpak is een focus op het borgen van veiligheid, met
                  een krachtige en éénduidige sturing. In hoeverre is hier volgens de regering al dan
                  niet sprake van in het voorliggend wetsvoorstel?
               
De leden van de CDA-fractie merken op dat er op 6 november 2020 bestuurlijke afspraken
                  tussen het Rijk, de provincie Groningen en de zeven gemeenten in het aardbevingsgebied
                  zijn gepresenteerd3. Als onderdeel van deze afspraken zullen veel eigenaren de keuze moeten maken tussen
                  een nieuwe beoordeling op nieuwste norm en uitvoering van de liggende beoordeling.
                  Deze leden vragen de regering te verduidelijken hoe deze bestuurlijke afspraken zich
                  verhouden tot voorliggend wetsvoorstel voor versterking. In hoeverre en hoe sluiten
                  het wetsvoorstel en de bestuurlijke afspraken op elkaar aan? Deze leden vragen de
                  regering hier voor behandeling van het wetsvoorstel duidelijkheid over te verschaffen.
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of zij dit wetsvoorstel passend
                  acht bij de crisisaanpak die de versterkingsaanpak nodig heeft. Deze leden vragen
                  ook wat de stand van zaken is rondom het versnellingspakket. In hoeverre hangt het
                  versnellingspakket samen met dit wetsvoorstel? Wanneer is de versterkingsopgave naar
                  verwachting compleet afgerond?
               
De leden van de SP-fractie constateren dat het kabinet in 2018 besloot de gaswinning
                  in het Groningerveld versneld af te bouwen. De verwachting daarbij is dat de kans
                  op een grote beving kleiner wordt en dat het aantal bevingen af zal nemen. Hoewel
                  deze leden blij zijn met die beslissing, is helaas niet met zekerheid te zeggen wanneer
                  de bevingen in het gebied zullen stoppen. De gevolgen van de ontstane aardbevingen
                  zijn enorm. Overheidsfalen leidde tot een nog grotere ellende. Door de manier waarop
                  de overheid met gedupeerden is omgegaan, zijn naast huizen ook mensen en buurten verscheurd,
                  zo constateren deze leden. Het publiek maken van de versterkingsoperatie, nadat dat
                  ook al voor de schadeafhandeling is gebeurd, juichen deze leden toe. Deze leden hopen
                  dat door invoering van deze wet de belangen van Groningers voorop staan.
               
De leden van de SP-fractie constateren dat de wijziging van artikel 52g, derde lid,
                  van de Mijnbouwwet in 2018 maakte dat de zorgplicht van de Nederlandse Aardolie Maatschappij
                  (NAM) werd afgezwakt, waarmee de rechtspositie van de Groninger zwakker werd. Immers,
                  er redelijkerwijs alles aan doen om schade door bodembeweging te voorkomen (artikel
                  33), is toch echt wat anders dan voorkomen dat de veiligheid wordt geschaad (artikel
                  52g, lid 3). Is de regering alsnog bereid de zorgplicht voor gedupeerden te versterken?
                  Hoe gaat de regering regelen dat Groningers weer dezelfde rechten krijgen als de rest
                  van Nederland? Hoe wordt het vertrouwen in de rechtsstaat hersteld?
               
De leden van de 50PLUS-fractie juichen toe dat meer ingezet wordt op eigen regie van
                  de bewoner. Zoals ook uit een op 17 november 2020 aangenomen motie van het lid Van
                  Otterloo4 is gebleken, vinden deze leden het belangrijk dat er zoveel mogelijk maatwerk wordt
                  geleverd in deze ondersteuning. Wie ontzorgd wil worden, moet worden ontzorgd. Wie
                  zelf het heft in eigen hand wil hebben, moet daartoe de gelegenheid krijgen. Deze
                  leden vragen een reactie hierop van de regering.
               
1.2. Doel
               
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het wetsvoorstel
                  tot een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling en mogelijkheden tot versnelling
                  van de uitvoering leidt. Kan dit uitgebreid worden toegelicht, met name die van de
                  beide ministeries, Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) en Nationaal Coördinator
                  Groningen (NCG)? Deze leden lezen tevens dat het primair aan de gemeenten is om met
                  het oog op de veiligheid keuzes te maken over planning en uitvoering van de versterking.
                  Hoe worden bewoners en bedrijven daarbij betrokken? Hoe is dat vastgelegd in dit wetsvoorstel?
               
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat er een gecoördineerde behandeling van
                  het versterkingsbesluit met de gemeentelijke vergunningsprocedures wordt voorgesteld.
                  Hoe is dat vastgelegd? Hoe wordt voorkomen dat er toch zaken dubbel gebeuren, zoals
                  het checken van de onderbouwing van de versterking? Waarom is er niet voor gekozen
                  om voor de vergunningsprocedures een soort van crisisaanpak te regelen in deze wet,
                  zoals een brede ontheffing voor de Natuurbeschermingswetvergunning, met het oog op
                  de versnelling?
               
De leden van de CDA-fractie lezen met genoegen dat door dit wetsvoorstel bewoners
                  meer centraal komen te staan in de versterkingsoperatie en daarbij controle houden
                  over wat er wel of niet met hun gebouw gebeurt. Deze leden lezen tevens met genoegen
                  dat er één centraal aanspreekpunt komt, de NCG, waarbij bewoners vanaf het begin van
                  het versterkingsproces tot en met de nazorg na oplevering terecht kunnen voor ondersteuning.
                  Echter, het blijft een feit dat er naast de NCG nog vele andere partijen, zoals gemeenten,
                  provincie, en de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat en van Binnenlandse
                  Zaken en Koninkrijksrelaties, betrokken zullen zijn bij het uitvoeren van de versterking.
                  Deze partijen hebben daarbij verschillende rollen en verantwoordelijkheden. Het gevaar
                  blijft daarbij bestaan dat bewoners van doen krijgen met een voor hen onoverzichtelijke
                  situatie. Deze leden vragen de regering daarom uiteen te zetten hoe de rol van de
                  NCG als aanspreekpunt voor bewoners in de praktijk gestalte zal krijgen. Kunnen bewoners
                  bij elke stap in de door de regering beschreven «routekaart naar herstel», alsmede
                  tijdens het proces wat aan de routekaart vooraf gaat, terecht bij de NCG of zullen
                  zij alsnog zelf met andere overheidspartijen in contact moeten treden? Indien dat
                  laatste het geval is, voor welke stappen voor, tijdens en na de routekaart naar herstel
                  geldt dit en bij welke partijen kunnen bewoners daarbij terecht?
               
De leden van de CDA-fractie hebben ten aanzien van het bovenstaande nog de volgende
                  concrete vragen. Zo lezen deze leden dat het Rijk kan worden aangesproken wanneer
                  onvoldoende maatregelen voor de versterking van een gebouw worden getroffen. Indien
                  hiertoe aanleiding is, tot wie dient een bewoner zich dan te wenden? Kan de bewoner
                  hiervoor terecht bij de NCG als centraal aanspreekpunt of is het Rijk het eerste aanspreekpunt?
                  Kan de regering verduidelijken hoe de route die een bewoner dient te bewandelen er
                  in een dergelijk geval uit zou zien? Ook lezen deze leden dat het primair aan de gemeente
                  is om met het oog op de veiligheid keuzes te maken over planning en uitvoering van
                  de versterking en dat inspraak bij het opstellen van de programma’s van aanpak mogelijk
                  is. Deze leden vragen de regering wat er precies wordt bedoeld met deze inspraak bij
                  het opstellen van de programma’s van aanpak. Hoe zal deze inspraak worden vormgegeven?
                  Wat als een bewoner het niet eens is met deze keuzes met betrekking tot planning en
                  uitvoering van de versterking? Kan de bewoner hiervoor terecht bij de NCG als centraal
                  aanspreekpunt of is de gemeente in dit geval het eerste aanspreekpunt? Kan de regering
                  verduidelijken hoe de route die een bewoner dient te bewandelen er in een dergelijk
                  geval uit zou zien?
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat het wetsvoorstel laagdrempelige rechtsbescherming
                  aan belanghebbenden biedt die zich niet kunnen vinden in de voorgenomen versterking.
                  Deze leden vragen de regering met enkele voorbeelden te verduidelijken waar een dergelijk
                  geschil over zou kunnen gaan en in welke gevallen dit zou kunnen leiden tot aanpassingen
                  in de voorgenomen versterking.
               
De leden van de CDA-fractie delen de constatering van de regering dat het van groot
                  belang is om snelheid te krijgen in de versterkingsoperatie. Deze leden vragen de
                  regering om dieper in te gaan op hoe en waarom met dit wetsvoorstel daadwerkelijk
                  snelheid wordt gekregen in de versterkingsoperatie. Welke elementen van het wetsvoorstel
                  moeten gaan zorgen voor deze versnelling? Daarbij vragen deze leden de regering tevens
                  specifiek in te gaan op de gecoördineerde behandeling van het versterkingsbesluit
                  met de gemeentelijke vergunningsprocedures en hoe dit zal leiden tot versnelling.
                  Is deze gecoördineerde behandeling al vergaand in voorbereiding? Kan de regering aangeven
                  welke gemeenten in staat zijn om hier op korte termijn invulling aan te geven en hoe
                  deze gecoördineerde behandeling in de praktijk zal gaan werken?
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of niet een bredere doelstelling moet worden
                  gedefinieerd, zoals het aardbevingsbestendig maken van gebouwen. Op dit moment wordt
                  alleen rekening gehouden met het overlijdensrisico, terwijl ongestoord woongenot een
                  breder begrip is. Daarnaast vragen deze leden wat de consequenties zijn als iemand
                  afziet van versterking. Wie is er dan verantwoordelijk voor mijnbouwschade?
               
De leden van de SP-fractie lezen dat het doel van dit wetsvoorstel is het bereiken
                  van veilige gebouwen in Groningen. In plaats van het aardbevingsbestendig maken van
                  onveilige gebouwen, wordt dit in dit wetsvoorstel beperkt tot het overlijdensrisico.
                  Is de regering bereid dit wetsvoorstel zo aan te passen dat het doel is «gebouwen
                  aardbevingsbestendig maken», zodat deze aansluit op de ambitie uit het Bestuursakkoord?
                  De regering mist, wat deze leden betreft, een belangrijk ander doel. Deze wet zou
                  ook moeten bijdragen aan het herstel en versterking van de gezondheid van inwoners
                  van Groningen en het herstellen van scheuren in – en het versterken van – de samenleving.
                  Hoe gaat de regering dit herstel actief regelen?
               
De leden van de SP-fractie constateren dat de NCG in december 2016 in het meerjarenprogramma
                  schrijft dat de bewoner centraal dient te staan. Deze leden constateren dat de wil
                  er al lang is, maar dat het nog steeds niet is gelukt de bewoner centraal te stellen.
                  Om de eigenaar een sterke positie en regie te geven, biedt het wetsvoorstel onder
                  andere een transparant en navolgbaar versterkingsproces. Hoe groot is de transparantie
                  en navolgbaarheid als bepaalde processtappen pas later via een AMvB en andere regelingen
                  geregeld gaat worden? Wat betekent dit precies voor mensen die al langer in het proces
                  zitten? Draagt dit wetsvoorstel bij aan meer eenduidigheid en gelijkheid? Zo ja, hoe?
                  Deze leden vinden ten aanzien van de rol van de eigenaar en meenemen van eigen wensen,
                  het «in nauw overleg» van de NCG met de bewoner gaan over het versterkingsbesluit
                  een prima uitgangspunt. Maar wat betekent dat «nauw overleg»? Staat de inwoner inderdaad
                  centraal hier? Hoeveel inbreng heeft de bewoner in dat nauw overleg? Hoeveel initiatief
                  kan de bewoner eigenlijk nemen? Wanneer en hoe wordt dat initiatief ook beloond? Begeleidt
                  het NCG als centraal aanspreekpunt de eigenaar wanneer deze invulling geeft aan het
                  versterkingsbesluit? Of bemiddelt het NCG ook als centraal aanspreekpunt tussen gemeente,
                  buren en aannemer? Wordt de bewoner op deze manier ontzorgd?
               
De leden van de SP-fractie willen dat iedereen die zich onveilig voelt een opname
                  kan verzoeken, ongeacht of men al in een versterkingstraject zit of waar men woont.
                  Hoeveel mensen hebben inmiddels een dergelijk verzoek gedaan? Hoe lang duurt het voordat
                  een opname dan plaatsvindt? Hoeveel verzoeken worden er opgenomen en beoordeeld? Hoe
                  snel gebeurt dat? Waarom moet de gemeente weer betrokken worden wanneer het gebouw
                  versterkt moet worden?
               
De leden van de SP-fractie constateren dat, net als het centraal stellen van de bewoner,
                  over het versnellen van de versterking ook al jaren wordt gesproken. Er zijn al vaak
                  mooie dingen beloofd. Maar wanneer deze leden kijken naar de huidige cijfers, zien
                  ze dat in september 2020 elf panden en in oktober 2020 vijf panden zijn opgeleverd,
                  alle eerdere versnellingsmaatregelen ten spijt. Hoe ver is het met de voorbereidingen
                  voor de gemeentelijke vergunningsprocedures? Hoeveel gemeenten kunnen vergunningen
                  aan het versterkingsbesluit koppelen? En wanneer? Een crisisaanpak betekent per definitie
                  iets anders doen dan men gewend is, ze menen deze leden. Een crisisaanpak waarbij
                  de rollen van de overheid en de bewoner fundamenteel omdraaien. De bewoner kiest om
                  schade te herstellen, huis op te knappen of te verstevigen, neemt het initiatief en
                  komt met een voorstel. En de overheid faciliteert, ondersteunt, denkt mee en beoordeelt
                  het voorstel.
               
De leden van de PvdA-fractie lezen dat bij de bepaling of een gebouw in aanmerking
                  komt voor versterkingsmaatregelen, uitsluitend wordt gekeken naar de kans dat een
                  individu overlijdt in of bij een gebouw door een aardbeving. Deze leden vragen waarom
                  er niet ook breder wordt gekeken naar verwachte schade aan het gebouw in het geval
                  van een aardbeving. Iemand kan immers geïnvesteerd hebben in een fijn huis zonder
                  dat de kans op overlijden wegens een aardbeving toeneemt. Is de regering van oordeel
                  dat (het risico op) overlijden de enige vorm van schade is die Groningers ondervinden
                  wegens aardbevingen? Zo nee, waarom wordt er bij versterkingsmaatregelen dan uitsluitend
                  naar dit criterium gekeken? Hoe beoordeelt de regering de vrees van deze leden dat
                  door het hanteren van dit nauwe criterium Groningers die al jaren wachten op versterkingsmaatregelen
                  wederom tekort worden gedaan? Deze leden vragen voorts waar de maximale aanvaardbare
                  kans van 1 op 100.000 per jaar dat een individu overlijdt door een aardbeving op is
                  gebaseerd. Kan de regering toelichten hoe de kans op overlijden bij een aardbeving
                  wordt ingeschat? Wordt daarbij rekening gehouden met de mogelijkheid van sterkere
                  aardbevingen in de toekomst?
               
De leden van de PvdA-fractie merken op dat er niet is gekozen voor een onafhankelijke
                  instantie om te beoordelen over de (on)veiligheid van een gebouw, ondanks de aanbeveling
                  van de Afdeling advisering van de Raad van State. Deze leden vragen of de regering
                  deze keus nader toe kan lichten en specifiek kan ingaan op het verschil met schadeafhandeling,
                  waar wel bewust is gekozen voor een zelfstandig bestuursorgaan dat in onafhankelijkheid
                  en onpartijdigheid op basis van aansprakelijkheidsrecht schadevergoedingen aan gedupeerden
                  uitkeert.
               
De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen bij de ambitie om de eigenaar een
                  sterke positie en regie te geven in het versterkingsproces. Hoeveel bewoners moeten
                  nog beginnen aan het versterkingsproces en hoeveel bewoners zitten al verder in het
                  proces? Hoe beoogt de regering een sterkere positie en meer regie te geven aan bewoners
                  die al verder in het proces zitten? Kan de regering nader toelichten hoe de mogelijkheid
                  tot inspraak bij het opstellen van de programma’s wordt vormgegeven? Deze leden vragen
                  tevens waarom het werkingsgebied van de versterking beperkt is tot zes gemeenten.
                  Waarom is het werkingsgebied niet gelijk aan het werkingsgebied van schade? Is de
                  regering bereid om het werkingsgebied van versterking in overeenstemming te brengen
                  met het werkingsgebied van schade? Is de regering bereid om alle gebouwen die vallen
                  binnen het werkingsgebied van de beving van Huizinge onder te brengen bij het werkingsgebied
                  van de versterking? De aan het woord zijnde leden lezen dat eigenaren die zich niet
                  veilig voelen in hun gebouw bij de NCG een verzoek kunnen indienen om te laten onderzoeken
                  of hun gebouw versterking behoeft en dat de NCG aan de hand van enkele criteria zal
                  onderzoeken of een gebouw versterkt moet worden. Welke criteria worden hier gehanteerd?
                  Hoe verloopt dit proces indien een huurder zich niet veilig voelt?
               
De leden van de PvdA-fractie constateren dat schade en versterken nog steeds los staan
                  van elkaar. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen beide samen te behandelen?
                  Mensen met grote schade hebben veelal ook versterking nodig en moeten nu alsnog naar
                  verschillende instanties en verschillende procedures doorlopen. Hoe rijmt de regering
                  dit met de wens vanuit de mensen te denken?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat één van de doelen van de wet zich beperkt
                  tot uitsluitend het overlijdensrisico. Deze leden zijn van mening dat een bredere
                  doelstelling, zoals «het aardbevingsbestendig maken van gebouwen», meer mogelijkheden
                  biedt en passender is bij de versterkingsoperatie. Deze leden zijn benieuwd of de
                  regering dat met hen eens is.
               
De leden van de 50PLUS-fractie lezen dat het van groot belang is om snelheid te krijgen
                  in de versterkingsoperatie en dat deze snelheid wordt verkregen door heldere processen
                  van normstelling tot uitvoering en één integraal versterkingsbesluit. Deze leden vragen
                  een reflectie op de praktische uitvoering van de versterkingsafspraken. Een eerder
                  gebleken probleem is een gebrek aan concrete capaciteit om versterkingsactiviteiten
                  uit te voeren. Heldere afspraken zijn belangrijk, maar capaciteit om ze uit te voeren
                  ook. Is dat er niet, dan lopen alle denkbare afspraken spaak. Deze leden vragen een
                  reactie hierop van de regering.
               
1.3. Reikwijdte voorstel
               
De leden van de VVD-fractie vragen waarom wordt gezegd dat «in beginsel» alle gebouwen
                  in dit gebied binnen de reikwijdte van dit wetsvoorstel vallen. Zijn dit dus ook agrarische
                  panden en midden- en kleinbedrijf (mkb)-panden? Welke vallen er niet binnen? Deze
                  leden vragen tevens welk voordeel dan wel nadeel er is voor gebouwen die reeds in
                  een vergevorderd stadium in één van de bestaande uitvoeringsbatches zitten, om niet
                  onder de bepalingen van dit wetsvoorstel te vallen. Welke gevolgen heeft dat voor
                  die gebouwen?
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat gebouwen die reeds in een vergevorderd stadium
                  in één van de bestaande uitvoeringsbatches of in het reeds in uitvoering genomen scholen-
                  of zorgprogramma zitten, van de reikwijdte van de wet zullen worden uitgezonderd.
                  Ook andere gebouwen die zich reeds in een vergevorderd stadium van de versterkingsprocedure
                  bevinden kunnen van de reikwijdte van de wet worden uitgezonderd. Deze leden vragen
                  de regering om aan de hand van het huidige dashboard van de NCG aan te gegeven hoe
                  ver een gebouw in de procedure moet zitten om buiten dit wetsvoorstel te vallen. Om
                  hoeveel gebouwen gaat dat momenteel en om hoeveel gebouwen zal het gaan als deze wet
                  formeel van kracht is?
               
De leden van de CDA-fractie vragen ook wat de grondslag van de versterkingsoperatie
                  is tot aan het in werking treden van dit wetsvoorstel. Zijn dat de beleidsregels uit
                  juni 2019? Zo ja, kan de regering aangeven waarin die regels verschillen ten opzichte
                  van voorliggend wetsvoorstel en daarbij duidelijk maken hoe de praktijk, in ieder
                  geval voorlopig nog, zal afwijken van de voornemens uit dit wetsvoorstel? In dit kader
                  merken deze leden tevens op dat momenteel door de NCG wordt gewerkt met een criterium
                  «verblijfsfunctie» voor gebouwen in de versterking. Hierdoor wordt een gebouw niet
                  in de versterking meegenomen als het geen verblijfsfunctie heeft. Met voorliggend
                  wetsvoorstel zal dit veranderen, maar niet per direct. Deze leden vragen de regering
                  welke mogelijkheid zij ziet om de definitie van gebouw zoals geformuleerd in voorliggend
                  wetsvoorstel per direct door de NCG te laten hanteren.
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat infrastructuur, zoals bruggen, dijken en gebouwen
                  die vallen onder de industrieaanpak, niet onder de reikwijdte van het voorstel vallen.
                  Voor deze elementen wordt een afwijkende publieke aanpak uitgewerkt. Deze leden vragen
                  de regering op welke termijn de infrastructuuraanpak en de industrieaanpak uitgewerkt
                  zullen worden en wanneer de Kamer daarover wordt geïnformeerd.
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom er verschillende geografische afbakeningen
                  gelden voor schadeafhandeling, versterking en de waardedalingsregeling. Kan dit toegelicht
                  worden door de regering? Kan worden aangegeven hoe ver een gebouw in de versterkingsprocedure
                  moet zitten om buiten het wetsvoorstel te vallen? Om welke gebouwen gaat dit? Deze
                  leden constateren dat de definitie van een gebouw in het voorliggende wetsvoorstel
                  breder is. Kan de definitie van gebouw zoals geformuleerd in deze wet niet per direct
                  worden gehanteerd door de NCG?
               
De leden van de SP-fractie lezen dat de regering contouren van vijf gemeenten beschrijft.
                  Waarom zijn er voor de schadeafhandeling, waardevermindering en versterking geografisch
                  drie verschillende gebieden? Wat ligt daaraan ten grondslag? Deze leden zijn van mening
                  dat ieder onveilig huis, binnen of buiten deze vijf gemeenten, in aanmerking dient
                  te komen voor versterking. Welke argumenten heeft de regering om deze beperking vast
                  te leggen? Wat betekent dit voor mensen met een onveilig huis buiten deze contouren?
                  Kunnen mensen die net buiten één van deze gemeenten wonen een opname verzoeken wanneer
                  zij zich zorgen over de veiligheid maken?
               
De leden van de PvdA-fractie lezen dat gebouwen die zich reeds in een vergevorderd
                  stadium van de versterkingsprocedure bevinden van de reikwijdte van de wet kunnen
                  worden uitgezonderd. Kan de regering een indicatie geven in welk stadium van de vertrekprocedure
                  een gebouw zich moet bevinden om uitgezonderd te kunnen worden? Om welk aandeel van
                  alle relevante gebouwen gaat dit (ongeveer)?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aandacht voor de interactie van het wetsvoorstel
                  met het daaraan voorafgaande bestuursakkoord. Veel onderdelen van dit wetsvoorstel
                  worden al in het bestuursakkoord geregeld, soms is er zelfs sprake van tegenstrijdigheden.
                  Zo gaat het wetsvoorstel uit van een individuele benadering van de Groningers, terwijl
                  het akkoord uitgaat van clustering. Deze leden vragen daarom hoe dit wetsvoorstel
                  en het bestuursakkoord zich tot elkaar verhouden. Wat is de noodzaak en meerwaarde
                  van deze wet gelet op het bestuursakkoord?
               
De leden van de 50PLUS-fractie lezen dat infrastructuur, zoals bruggen en dijken,
                  niet onder de reikwijdte van dit voorstel valt. Hiervoor wordt in overleg met de infrastructuurbeheerders
                  een afwijkende publieke aanpak uitgewerkt. Gebouwen die vallen onder de industrieaanpak
                  vallen evenmin onder de reikwijdte. Voor beide zaken wordt een afwijkende publieke
                  aanpak ontwikkeld. Deze leden horen graag wanneer deze afspraken bekend worden, en
                  vragen alvast om een doorkijkje.
               
1.4. Samenhang schade en versterken
               
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er niet in het wetsvoorstel is opgenomen
                  dat NCG en IMG moeten samenwerken om het proces van schade en versterken op elkaar
                  af te stemmen. Waarom is gekozen voor een samenwerkingsconvenant en de mogelijkheid
                  van een ministeriële regeling? Welke juridische status heeft het samenwerkingsconvenant?
                  Wat zijn de gevolgen als het samenwerkingsconvenant niet wordt nageleefd? Wie is er
                  in dat geval verantwoordelijk voor het helpen van Groningers? Wat zijn de concrete
                  plannen en stappen om ervoor te zorgen dat NCG en IMG tot één loket komen? In het
                  wetsvoorstel wordt het voorbehoud gemaakt dat NCG en IMG zoveel mogelijk naar één
                  loket toewerken mits dat bijdraagt aan meer helderheid voor gebouweigenaren. Wanneer
                  is er volgens de regering geen sprake van helderheid voor gebouweigenaren? Deze leden
                  lezen dat er wordt gesteld dat op een beperkt aantal adressen sprake is van samenloop.
                  Om hoeveel adressen gaat het? Hoe kan het aantal zo laag zijn, terwijl dit toch regelmatig
                  als probleempunt wordt aangegeven? In hoeverre is geregeld dat er voor inwoners en
                  bedrijven in Groningen één begeleider voor hen is voor het gehele proces (dus zowel
                  schade als versterken)?
               
De leden van de CDA-fractie merken op dat SodM heeft geadviseerd om de schadeafhandeling
                  en versterking samen te voegen en deze organisatie van een ruim mandaat en een eigen
                  budget te voorzien. In het wetsvoorstel is hier echter niet voor gekozen. Deze leden
                  vragen de regering om deze keuze verder te verduidelijken. Welke onoverkomelijke redenen
                  zijn er voor de regering om dit advies van SodM niet op te volgen? Deze leden constateren
                  dat het de bedoeling is dat bewoners wel te maken krijgen met één gezamenlijk aanspreekpunt
                  en dat het IMG en de NCG daarover afspraken hebben gemaakt. Deze leden vragen de regering
                  te verduidelijken wat de exacte inhoud is van deze afspraken. Houden deze afspraken
                  ook in dat bewoners niet langer twee verschillende trajecten hoeven te bewandelen
                  voor schade en versterken als zij dat niet willen? Zo nee, waarom niet?
               
De leden van de CDA-fractie merken tevens op dat het wetsvoorstel de mogelijkheid
                  biedt om in een ministeriële regeling regels op te nemen over de manier waarop de
                  NCG en het IMG de uitvoering van de versterkingsopgave en de afhandeling van schade
                  op elkaar afstemmen. Deze leden maken daaruit op dat deze afstemming nog verdere uitwerking
                  behoeft. Kan de regering verduidelijken op welke termijn deze uitwerking plaats zal
                  vinden en hoe de afstemming tussen NCG en IMG in de praktijk gestalte zal krijgen?
                  Ook biedt het wetsvoorstel een grondslag waarmee beide organisaties onderling gegevens
                  uit kunnen wisselen om zo de schadeafhandeling en de versterking op elkaar af te stemmen.
                  Op welke termijn zal hieraan verdere uitwerking worden gegeven en hoe zal de gegevensuitwisseling
                  tussen NCG en IMG in de praktijk verlopen? Hoe wordt hierbij voorkomen dat dit voor
                  de bewoners leidt tot onduidelijkheid of extra administratieve lasten? Hoe zal tevens
                  worden voorkomen dat afstemming tussen NCG en IMG leidt tot vertraging van schadeafhandeling
                  en/of versterking?
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of met maatschappelijke organisaties
                  in overleg kan worden gegaan over de mogelijkheden van een integrale benadering van
                  de versterking en schadeafhandeling. Vaak wordt benadrukt hoe belangrijk dit is, en
                  elke mogelijkheid hiertoe dient te worden onderzocht, zo menen deze leden.
               
De leden van de SP-fractie lezen dat het argument dat de regering gebruikt om van
                  de schadeafhandeling en het versterkingsproces niet één instantie te maken, is dat
                  71% van de mogelijk 25.000 te versterken panden geen schade heeft gemeld. Dat vinden
                  deze leden te kort door de bocht. Uit onderzoek blijkt dat 50% van de «gemiddelde»
                  huizen in het gebied schade heeft. Van een kwart van die huizen melden de bewoners
                  geen schade meer, onder andere door negatieve ervaringen uit het verleden. Onder de
                  25.000 mogelijk te versterken huizen vallen de woningen met een verhoogd risico. Is
                  de regering het met deze leden eens dat het niet melden van schade niet hoeft te betekenen
                  dat die schade er niet is, en dat het toch eenvoudiger zou zijn wanneer er één loket
                  komt? Juist omdat er tussen cosmetisch herstel van schade en versterking van een huis,
                  zodat bewoners er levend uit kunnen komen, zaken nodig zijn om te voorkomen dat schade
                  steeds terug komt en panden door de vele bevingen verzwakt zijn. Deze leden zijn van
                  mening dat twee verschillende tijdpaden meer belastend voor inwoners zijn dan één
                  tijdpad. Eén proces zal sneller verlopen dan twee gescheiden processen. Waarom is
                  de regering zo bang om IMG en NCG samen als één loket verder te laten gaan?
               
De leden van de SP-fractie vinden het convenant dat IMG en NCG hebben gesloten onvoldoende
                  om Groningers de regie te geven. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft
                  aan dat de gedupeerde geen nadeel mag ondervinden van het procedurele onderscheid
                  waar dit wetsvoorstel toe leidt. Gezien het feit dat naast het SodM, ook de maatschappelijke
                  organisaties pleiten voor één loket, vragen deze leden waarom de regering zo halsstarrig
                  vasthoudt aan deze twee sporen. Is de regering bereid alsnog te overwegen de schadeafhandeling
                  en de versterking samen te voegen, passend binnen een crisisaanpak zoals de toezichthouder
                  adviseert?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd waarom een expliciete scheiding
                  tussen enerzijds de opgave inzake het toekennen en verstrekken van schadevergoedingen
                  en anderzijds de opgave voor versterken in het wetsvoorstel is opgenomen. Hoe verhoudt
                  deze scheiding tussen schade vergoeden en versterken zich tot de samenhang van schade
                  en versterken in het bestuursakkoord? Het Groninger Gasberaad is van mening dat een
                  strikte scheiding tussen de opgaven betreffende schade en versterken voor bewoners
                  nadelig is. Deze leden zijn benieuwd of de regering het hiermee eens is. Zo ja, welke
                  wijziging is de regering bereid door te voeren in het wetsvoorstel? Zo nee, waarom
                  niet?
               
De leden van de 50PLUS-fractie lezen dat dit wetsvoorstel een grondslag biedt waarmee
                  IMG en NCG gegevens kunnen uitwisselen om zo schadeafhandeling en versterking op elkaar
                  af te stemmen. Deze afstemming mag niet leiden tot vertraging. Deze leden lezen graag
                  een beschouwing hoe dit gegarandeerd gaat worden. Deze vragen zich bijvoorbeeld af
                  hoe het zit met de ICT.
               
2. Versterkingsproces
               
De leden van de SP-fractie constateren dat er inmiddels meer woningen in verschillende
                  groepen zijn ingedeeld, dan dat er nog woningen in het reguliere proces zitten en
                  dat kennelijk het reguliere proces niet voldoet. Iedere groep, (pilot of batch), heeft
                  een andere aanpak. Dit heeft grote gevolgen voor de samenleving. Deze leden zien hoe
                  mensen tegen elkaar op worden gezet door de verschillende regels en kaders die er
                  gelden.
               
2.1. Het versterkingsproces vanuit perspectief eigenaar
               
De leden van de VVD-fractie lezen in het schema dat de stappen die een eigenaar doorloopt
                  volgordelijk worden weergegeven. Waarom zijn daar geen termijnen aan gekoppeld? Deze
                  leden vinden het belangrijk dat er duidelijkheid komt voor de bewoners en bedrijven
                  in Groningen. Waarom is de verplichting tot het opstellen van een meerjarenprogramma
                  voor de versterking niet opgenomen in het wetsvoorstel?
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe bewoners worden begeleid in de keuze
                  tussen een nieuwe beoordeling op de nieuwste norm of de liggende beoordeling. Dit
                  is een ingrijpende keuze met veel impact op een mensenleven. Er zijn ook andere ingrijpende
                  keuzes die gemaakt moeten worden. Dit komt nog bovenop alle andere stressfactoren
                  die een mens kan hebben, in het bijzonder een inwoner van het aardbevingsgebied. Wordt
                  hier proactief hulp voor aangeboden? Kunnen bewoners hierover praten met professionals,
                  niet vanuit een technisch oogpunt, maar vanuit een menselijk oogpunt?
               
De leden van de SP-fractie vinden dat de hoeveelheid aan stappen die er bedacht zijn
                  voordat een woning eindelijk veilig is, past bij het enorme bureaucratische monster
                  dat is gecreëerd. Waarom wordt alles gebaseerd op causaliteit, normen, kaders en regels?
                  Waarom wordt de bewoner niet echt het uitgangspunt? Waarom wordt er niet gekeken naar
                  wat er echt nodig is en waar is behoefte aan? Hoeveel instanties zouden er kunnen
                  verdwijnen als dat het uitgangspunt wordt? Hoeveel zou dat financieel opleveren? Ook
                  vragen deze leden waarom er geen tijdpad wordt genoemd in de «routekaart naar herstel»?
                  Hoe lang gaat alles duren? Voor de transparantie zou het goed zijn inzichtelijk te
                  maken wie het bouwteam is, wie er bij het kennismakingsgesprek zit, wie de opdrachtgever
                  van het bouwteam is, waar de gemeente een rol heeft, et cetera. Ook een vraag van
                  deze leden is hoe deze routekaart zich verhoudt tot het bestuursakkoord. Wie heeft
                  welke beleidsvrijheid gekregen? Wie is er eindverantwoordelijk?
               
De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen over het bijgevoegde schema. Een
                  van de eerste stappen is «kennismakingsgesprek». Met wie maakt de eigenaar kennis?
                  Deze leden lezen dat in de ontwerpfase gesprekken worden gevoerd met de NCG en het
                  bouwteam. Kan de regering een toelichting geven op de totstandkoming en de opdrachtgever
                  van het bouwteam? Waar en hoe speelt de gemeente een rol in het schema?
               
2.2. Rolbeschrijving partijen
               
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de rol van het IMG hier niet wordt beschreven,
                  gelet op de samenhang tussen schade en versterken. Deze leden vragen tevens waarom
                  niet is gekozen voor het verantwoordelijk maken van één bestuursorgaan voor de besluitvorming
                  in de versterkingsoperatie. Wie is eindverantwoordelijk en aanspreekbaar op de versterkingsoperatie?
                  Door verschillende partijen is aangegeven dat er behoefte is aan een krachtige en
                  eenduidige sturing. Hoe wordt daar met dit wetsvoorstel invulling aan gegeven?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aandacht voor de rollen en verantwoordelijkheden
                  rondom dit wetsvoorstel. Deze leden vinden deze verdeling te complex en vragen of
                  het NCG geen groter mandaat moet krijgen. Ook vragen deze leden wat, concreet, de
                  rol van de gemeenteraad is in het versterkingsproces. Ook vragen deze leden, net als
                  de Afdeling advisering van de Raad van State, of de onafhankelijkheid bij het nemen
                  van versterkingsbeslissingen wel voldoende gewaarborgd is. Verantwoordelijkheden voor
                  de besluitvorming over en uitvoering van versterking liggen namelijk verdeeld over
                  verschillende bestuursorganen en uitvoeringsinstanties. Welke mogelijkheden ziet de
                  regering om de complexiteit te verminderen (en de daadkracht te vergroten)?
               
2.2.1. Eigenaar van een gebouw
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat er wordt gesteld dat de eigenaar ervoor kan
                  kiezen om af te zien van de versterking, tenzij de belangen van derden hierdoor worden
                  geschaad. Wat zijn de gevolgen van deze keuzemogelijkheid?
               
2.2.2. Gemeenten
               
De leden van de VVD-fractie vragen binnen welke kaders de gemeenten moeten opereren
                  en de programma’s van aanpak opstellen. Wie stelt de kaders daarvoor op? Binnen welke
                  termijn moeten gemeenten een programma van aanpak opstellen?
               
2.2.3. Minister van Economische Zaken en Klimaat
               
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de hoogte van de heffing die wordt opgelegd
                  aan de NAM bepaald wordt door de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Welke
                  kosten van versterking zijn in de heffing meegenomen?
               
2.2.4. De NCG
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat de NCG een bovenlokale toets uitvoert op haalbaarheid
                  en uitvoerbaarheid van de door gemeenten opgestelde programma’s van aanpak, ook in
                  relatie tot beschikbare capaciteit. Deze leden vragen de regering te verduidelijken
                  wat er vervolgens zal gebeuren met de uitkomsten van deze bovenlokale toets. Op welke
                  wijze wordt een besluit genomen over bijvoorbeeld prioritering indien er knelpunten
                  op het gebied van haalbaarheid en uitvoerbaarheid naar voren komen uit deze toets?
                  Bij wie ligt hierbij de eindverantwoordelijkheid en wie beslist uiteindelijk?
               
De leden van de CDA-fractie lezen tevens dat een zekere beleidsvrijheid noodzakelijk
                  is om de eigenaren en andere belanghebbenden daadwerkelijk centraal te kunnen stellen
                  in het versterkingsproces. Op welke partij wordt hierbij gedoeld? Is het de NCG die
                  deze beleidsvrijheid zal krijgen of een andere partij? Zal deze beleidsvrijheid tevens
                  worden gekoppeld aan doorzettingsmacht voor de NCG?
               
2.2.5. Adviescollege Veiligheid Groningen
               
De leden van de CDA-fractie constateren dat de wijze van beoordeling of een gebouw
                  aan de veiligheidsnorm voldoet uiteindelijk zal worden vastgelegd in algemeen verbindende
                  voorschriften, bij of krachtens AMvB. Deze leden vragen de regering te verduidelijken
                  op welke termijn en op welke wijze deze vastlegging plaats zal vinden. Hoe zal hierbij
                  de afweging tussen zorgvuldigheid en snelheid worden gemaakt? Op welke wijze en op
                  basis van welke criteria zal de balans tussen actualisatie van de methode en uitvoerbaarheid
                  worden geborgd?
               
De leden van de SP-fractie zijn geschrokken van de hoge kosten van het Adviescollege
                  Veiligheid Groningen (ACVG). Kan de regering specifiek aangeven waaraan dit geld wordt
                  uitgegeven? Staat dit volgens de regering in verhouding tot de moeite die veel inwoners
                  van Groningen moeten doen om hun schade vergoed te krijgen? Welke meerwaarde heeft
                  het ACVG ten opzichte van SodM? Komen adviezen van beiden altijd overeen? Welk advies
                  wordt gevolgd? Is het ACVG onafhankelijk? Waar blijkt dat uit?
               
2.2.6. Maatschappelijke organisaties
               
De leden van de VVD-fractie vragen welke andere maatschappelijke organisaties, naast
                  het Groninger Gasberaad en de Groninger Bodem Beweging, nog meer van belang zijn.
                  Waarom worden hier niet vertegenwoordigers van het midden- en kleinbedrijf (mkb) en/of
                  agrariërs genoemd?
               
De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering het Groninger Gasberaad en de
                  Groninger Bodem Beweging noemt als belangrijk platform voor de belangen van burgers
                  en organisaties. De adviesrol van deze maatschappelijke organisaties wordt echter
                  niet in het wetsvoorstel geborgd. Deze leden vragen de regering waarom hiervoor gekozen
                  is. Ziet de regering mogelijkheid om, bijvoorbeeld op bepaalde onderdelen, een formele
                  adviesfunctie voor deze organisaties in het wetsvoorstel te borgen?
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de positie van de maatschappelijke organisaties
                  wettelijk geborgd kan worden.
               
De leden van de SP-fractie zijn ronduit verontwaardigd over de manier waarop de bestuurdersovereenkomst
                  is gepresenteerd zonder akkoord van de maatschappelijke organisaties. Waarom heeft
                  de regering niet meer moeite gedaan om nader tot de maatschappelijke organisaties
                  te komen, zodat er ook draagvlak in de Groninger samenleving kan komen voor de plannen?
               
2.3. Veiligheid, normstelling en wijze van beoordelen
               
De leden van de SP-fractie constateren dat in de bestuurdersovereenkomst is geregeld
                  dat gedupeerden meer zeggenschap krijgen over hun situatie. Zo mogen zij kiezen of
                  zij door willen gaan met hun versterking wanneer zij al verder in het proces zitten
                  of niet. Wanneer men kiest voor inspectie volgens de Nationale Praktijkrichtlijn (NPR)
                  2020, waaruit blijkt dat hun woning toch niet versterkt hoeft te worden, vinden deze
                  leden het rechtvaardig dat er een bedrag komt waarmee zijn hun woningen alsnog kunnen
                  verbeteren. Deze leden zien dat deze bewoners zo inderdaad weer enige regie terug
                  krijgen. Waarom mogen bewoners niet zelf weten waaraan ze dat geld besteden? Waarom
                  heeft de regering gekozen voor verschillende bedragen voor verschillende groepen?
                  Hoe verhoudt een standaard maatregelenpakket bij de typologie-aanpak zich tot het,
                  in nauw overleg met de eigenaar, komen tot een versterkingsbesluit? Welke keuzevrijheid
                  heeft de eigenaar hier? Wat betekent het voor de eigenaren wanneer zij toch iets willen
                  dat zij eerder ook in hun woning hadden? Hoe zit het dan met de kosten?
               
2.3.1. HRA
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat zodra er een publiek alternatief beschikbaar
                  is, dit bij of krachtens AMvB op grond van artikel 13e aangewezen kan worden. Wanneer
                  is dit beschikbaar? Hoe wordt de Kamer daarbij betrokken?
               
De leden van de PvdA-fractie constateren dat er kritische kanttekeningen worden geplaatst
                  bij de bruikbaarheid van het Hazard and Risk Assessment (HRA)-model. Erkent de regering
                  nu eindelijk het failliet van deze aanpak? Het HRA-model behoort wat deze leden betreft
                  in de prullenbak en dient plaats te maken voor een individuele benadering. Deelt de
                  regering deze opvatting? In hoeverre is de gekozen typologie-aanpak werkbaar? Wat
                  zijn de eerste ervaringen? Is het niet zo dat ook als verschillende typen huizen worden
                  onderscheiden, er alsnog individueel gekeken moet worden? Immers, de staat van onderhoud,
                  de hoeveelheid verbouwingen en de onderliggende grond kunnen allemaal verschillen,
                  zo menen deze leden.
               
2.3.2. Typologie-aanpak
               
De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat woningen en bedrijven die
                  niet in de typologie-aanpak passen, pas als laatste aan de beurt komen dan wel dat
                  er geen versnelling plaatsvindt voor deze gebouwen. Wanneer verwacht de regering dat
                  het model van TNO waarmee op gebiedsniveau betrouwbare uitspraken kunnen worden gedaan
                  of gebouwen al dan niet aan de veiligheidsnorm voldoen in gebruik kan worden genomen?
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe een standaard maatregelenpakket zich
                  verhoudt tot het komen tot een versterkingsbesluit. Worden bewoners niet geconfronteerd
                  met een pakket waar ze maar mee moeten leven?
               
2.3.3. Praktijkaanpak
               
De leden van de CDA-fractie merken op dat de typologie-aanpak en de praktijkaanpak
                  beiden nog in ontwikkeling zijn. Toch bevat het wetsvoorstel een grondslag waarmee
                  deze nieuwe beoordelingsmethoden in de versterkingsoperatie kunnen worden toegepast.
                  Deze leden vragen de regering te verduidelijken hoe zij de rol ziet van de typologie-aanpak
                  en de praktijkaanpak in de versterkingsoperatie. Op welke termijn verwacht de regering
                  beide methoden toe te kunnen passen in de versterkingsoperatie? Op welke wijze zal
                  deze toepassing vorm worden gegeven? Wanneer verwacht de regering het advies van het
                  ACVG over deze methoden en wat zullen daarna de vervolgstappen zijn?
               
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat deze aanpak nog geen vleugels heeft
                  gekregen, terwijl een eigenaar met deze methode alle regie krijgt en de doorlooptijd
                  sneller kan zijn. Wat doet de regering om de praktijkaanpak in de praktijk te brengen?
               
2.4. Planning en prioritering
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat handmatige verrijking van de HRA-resultaten
                  nodig is en dat zowel gemeenten als het IMG hiervoor bij de NCG gebouwen kunnen aandragen.
                  Deze leden vragen welke rol bewoners en/of maatschappelijke organisaties kunnen spelen
                  bij het aandragen van gebouwen voor deze verrijking. Ziet de regering hiertoe mogelijkheden
                  en op welke wijze zou dit gestalte kunnen krijgen?
               
2.5. Programma van aanpak
               
2.5.1. Programma van aanpak
               
De leden van de CDA-fractie merken op dat de wijze waarop inwoners kunnen participeren
                  bij de vormgeving van de programma’s niet zal worden voorgeschreven, maar dat het
                  aan de gemeenten is om hier invulling aan te geven. Deze leden hechten er veel waarde
                  aan dat bewoners zoveel mogelijk worden betrokken in de versterkingsoperatie. Zij
                  vragen de regering in hoeverre hiermee deze betrokkenheid zal worden geborgd. Heeft
                  de regering nagedacht om, in overleg met gemeenten, bewoners en maatschappelijke organisaties,
                  bepaalde minimumcriteria op te stellen waaraan deze participatie zou moeten voldoen?
                  Zo nee, waarom niet? Is dit alsnog een mogelijkheid?
               
2.5.2. Prioritering in programma van aanpak
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat bij of krachtens AMvB regels kunnen worden gesteld
                  over het programma van aanpak. Hoe wordt de Kamer daarbij betrokken? Aan wat voor
                  soort regels wordt gedacht?
               
2.5.3. Uitvoeringstoets Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
               
De leden van de VVD-fractie vragen naar welke aspecten wordt gekeken in de uitvoeringstoets
                  van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
               
De leden van de CDA-fractie constateren dat wanneer uit de uitvoeringstoets blijkt
                  dat een gemeente of alle gemeenten gezamenlijk meer capaciteit wensen dan beschikbaar
                  is en de gemeenten hier onderling niet uitkomen, er overleg plaats zal vinden om te
                  komen tot een verdeling van de beschikbare capaciteit. Deze leden vragen de regering
                  wie uiteindelijk de beslissing zal nemen over de verdeling van de beschikbare capaciteit.
                  Op basis van welke criteria zal deze beslissing worden genomen? Wat is de rol van
                  de NCG in dit geheel? Is de NCG ook partij bij het overleg dat zal plaatsvinden indien
                  deze situatie zich voordoet? Voorziet de regering hierbij ook een rol voor bewoners
                  en/of maatschappelijke organisaties? Zo nee, waarom niet?
               
2.5.4. Vaststelling programma van aanpak
               
De leden van de SP-fractie hebben de regering via meerdere moties gevraagd om mensen
                  zekerheid te bieden. Deze leden vinden het belangrijk dat inwoners weten waar zij
                  aan toe zijn. In het wetsvoorstel wordt geregeld dat de Minister van Binnenlandse
                  Zaken en Koninkrijksrelaties een overzicht van risicoprofielen van gebouwen stuurt
                  naar het betrokken college en de inspecteur-generaal der mijnen. Denkt de regering
                  dat deze kennis bij zou kunnen dragen aan het verminderen van onzekerheid van gedupeerden?
                  Is de regering bereid om deze risicoprofielen ook naar de bewoner te sturen?
               
2.6. De versterking van een gebouw
               
De leden van de SP-fractie lezen in het wetsvoorstel dat de plannen van aanpak van
                  de gemeenten leidend zijn voor de versterkingsaanpak. Hoe staan deze plannen van aanpak
                  in verhouding tot het meerjarenversterkingsplan? Is er voldoende capaciteit voor de
                  uitvoering van deze plannen? Ook vragen deze leden hoe groot de bijdrage van de gemeenteraad
                  is in het hele versterkingsproces. Hoe zijn de raadsleden betrokken bij de plannen
                  van aanpak? Welke rol spelen zij bij de uitvoering? Welke kaders zijn er vastgesteld?
                  Waar zijn die te vinden? Verder missen deze leden in dit wetsvoorstel de mogelijkheid
                  voor iedere inwoner van het gaswinningsgebied om hun huis te laten inspecteren. Deze
                  leden vinden dat iedereen die zich onveilig voelt in staat moet zijn om zijn huis
                  te laten inspecteren. Niet alleen als omstandigheden daartoe aanleiding geven. Waarom
                  kan schade worden ingediend, maar moet versterking worden aangevraagd?
               
2.6.1. Uitvoeren opname en beoordeling
               
De leden van de VVD-fractie constateren dat de NCG een ruim mandaat heeft om de uitvoering
                  voortvarend ter hand te kunnen nemen. Hoe ziet dat mandaat er uit? En waaruit blijkt
                  dat het een ruim mandaat is? In hoeverre betekent mandaat ook doorzettingsmacht?
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waar de tijdswinst uit bestaat. Hoe is dit
                  anders dan de afgelopen jaren het geval was?
               
2.6.2. Uitkomst beoordeling
               
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de grondrechten zijn afgewogen bij de mogelijkheid
                  in dit wetsvoorstel om het gebouw binnen te treden. Er wordt gesteld dat het in bijzondere
                  gevallen mogelijk is dat de termijn van acht weken niet haalbaar is. In dat geval
                  kan de termijn eenmalig worden verlengd met zes weken. Wat is de consequentie indien
                  blijkt dat ook deze termijn niet haalbaar blijkt?
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat er gebeurt als NCG en de eigenaar het
                  fundamenteel oneens zijn, ook na mediation en het inbrengen van de bedenkingen. Is
                  de bewoner niet machteloos als men het bijvoorbeeld niet eens is over een alternatieve
                  maatregel of wanneer een maatregel duurder uitvalt dan een strikt noodzakelijke versterkingsmaatregel?
                  Dient dan niet het ruimhartigheidsprincipe worden toegepast? Deze leden vragen in
                  het algemeen hoe flexibel en ruimhartig men is. Wat gebeurt er wanneer versterkingsmaatregelen
                  dusdanig ingrijpend zijn, omdat het hele huis er bijvoorbeeld anders uit gaat zien
                  of er een balk in een kamer moet komen, dat een bewoner deze maatregelen niet wil?
               
De leden van de SP-fractie lezen dat wanneer de beoordeling is afgerond, de Minister
                  van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan besluiten versterking wel of niet
                  door te laten gaan. Aan welke eisen moet het besluit voldoen? Waarom krijgt de Minister
                  deze verantwoordelijkheid? Waarom is hier überhaupt iemand verantwoordelijk voor?
                  Is de beoordeling niet leidend tenzij de bewoner niet akkoord is? Welke rechten heeft
                  de bewoner hier? Tevens vragen deze leden waarom er voor dit versterkingsbesluit de
                  termijn van één jaar is genomen. Waarom niet een veel kortere termijn? Waarom kan
                  een bewoner geen termijnverlenging aanvragen? Welke dag wordt bedoeld met de datum
                  dagtekening? Is dat de dag dat het besluit bekend gemaakt wordt aan de bewoner, of
                  de dag dat het versterkingsadvies wordt opgeleverd of overhandigd aan bewoner (c.q.
                  is goedgekeurd en/of geaccepteerd)? Waarom wordt er geen termijn en eventuele dwangsom
                  gesteld voor de periode tussen inspectie/opname en dagtekening van de beoordeling?
               
2.6.3. Versterkingsbesluit algemeen
               
De leden van de VVD-fractie vragen waarom hier wel een termijn wordt genoemd, namelijk
                  dat het versterkingsbesluit in beginsel één jaar is, en bij de overige stappen niet?
                  Waarom wordt gezegd dat het «in beginsel» één jaar is? Waarop is de termijn van één
                  jaar gebaseerd? In hoeverre kan dit worden bekort? De NCG kan de termijn eenmaal verlengen,
                  gaat het dan om een termijn van weer één jaar? Deze leden lezen tevens dat met het
                  onherroepelijk worden van het besluit tot niet versterken, het versterkingsproces
                  van het desbetreffende gebouw stopt. Als er een nieuwe eigenaar is, kan het versterkingsproces
                  dan alsnog weer opgestart worden op verzoek van een nieuwe eigenaar? Zo nee, waarom
                  niet?
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat de termijn voor het nemen van het versterkingsbesluit
                  in beginsel één jaar is. Zij vragen de regering op basis waarvan tot deze termijn
                  is gekomen. Welke mogelijkheden zijn er om deze termijn in te korten?
               
De leden van de GroenLinks-fractie vinden een termijn van een jaar die eenzijdig verlengd
                  kan worden niet acceptabel. Is de regering bereid dit te verkorten naar een termijn
                  van in beginsel vier maanden en met wederzijdse toestemming mogelijkheid tot verlengen
                  naar een jaar?
               
De leden van de SP-fractie willen dat er snel versterkt gaat worden waar nodig. Is
                  de regering bereid om termijnen aan NCG op te leggen voor opname en beoordeling? Van
                  bijvoorbeeld acht weken? Is de regering bereid eventueel dwangsommen op te leggen
                  wanneer termijn niet wordt gehaal? Waarom wordt er in dit wetsvoorstel uitgegaan voor
                  een termijn van één jaar voor het nemen van een versterkingsbesluit door de Minister
                  van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties? Is de regering bereid hier een maximale
                  termijn van vier maanden te hanteren, en alleen verlenging van die termijn toe te
                  staan indien de eigenaar daar mee akkoord gaat, enook hier zo nodig dwangsommen op
                  te leggen?
               
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de termijn voor het nemen van het versterkingsbesluit
                  in beginsel één jaar is en de NCG de termijn bovendien eenmaal kan verlengen in bijzondere
                  gevallen. Waarom kan hier gezien de noodzaak om snel stappen te zetten niet gekozen
                  worden voor maximaal enkele maanden? Kan de regering meer voorbeelden geven van bijzondere
                  gevallen die rechtvaardigen dat de NCG de termijn verlengt? Welke ruimte heeft de
                  NCG om, ook bij niet bijzondere gevallen, de termijn te verlengen? Wat als de NCG
                  onvoldoende tempo maakt? Deelt de regering de mening met deze leden dat indien de
                  NCG onterecht eenzijdig de termijn verlengt, een vergoeding op zijn plaats is? Zo
                  nee, waarom niet?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd waarom er zoveel rek is gestopt
                  in de genoemde termijnen. Groningers hebben wat deze leden betreft al lang gewacht,
                  en zijn nog lang aan het wachten, op uitsluitsel rondom hun beschadigde woning. Is
                  de regering het met deze leden eens dat een termijn van een jaar tussen de dagtekening
                  van een beoordeling en het daadwerkelijke besluit teveel is? En is de regering bereid
                  hier een en ander in aan te passen?
               
2.6.4. Inhoud versterkingsbesluit
               
De leden van de VVD-fractie vragen wat het (juridisch) betekent dat de vordering tot
                  vergoeding van de schade op de exploitant ter zake van de kosten van de versterkingsmaatregelen
                  worden overgedragen aan de Staat.
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat de soort maatregelen uit de beoordeling de referentie
                  vormt voor de versterkingsmaatregelen en de aanspraak op vergoeding van deze maatregelen
                  die in het versterkingsbesluit worden opgenomen. Bij de beoordeling zal tevens een
                  budget worden gedeeld met de eigenaar. Deze leden ontvangen signalen dat dit in de
                  huidige praktijk nog niet het geval is en vragen de regering op welke termijn het
                  delen van het budget met de eigenaar in de praktijk als standaard zal worden ingevoerd.
               
2.6.5. Coördinatie vergunningverlening
               
De leden van de VVD-fractie vragen wat het concreet betekent dat ten behoeve van de
                  uitvoering van de versterkingsopgave in het Groninger aardbevingsgebied reeds een
                  generieke ontheffing op grond van hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is verleend.
                  Klopt het dat daarmee nog niet voor alle flora en fauna ontheffingen zijn verleend?
                  Voor welke nog niet? Klopt het dat dit voor de zwaluw, mus en vleermuis nog niet het
                  geval is? Waarom is dat nog niet gebeurd? Wat zijn de gevolgen van het niet voor alle
                  flora en fauna ontheffingen verlenen voor het tempo van de versterkingsoperatie?
               
2.6.6. Gedoogplicht
               
De leden van de VVD-fractie vragen welke waarborgen er zijn opgenomen voor een verantwoord
                  proces als het gaat om het zonder de toestemming van de eigenaar kunnen uitvoeren
                  van werkzaamheden.
               
2.6.7. Uitvoering
               
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het wordt geregeld als een eigenaar ervoor
                  kiest om zelf opdrachten te verstrekken. Zijn er geen andere mogelijkheden dan dat
                  de betalingen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden
                  gedaan? Hoe gaat dit in de praktijk uitgevoerd worden? Kan niet op een andere manier
                  gewaarborgd worden dat het budget wordt besteed aan de uitvoering van de versterkingsmaatregelen?
               
De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over het gebrek aan capaciteit bij
                  aannemers en leveranciers. Hoe schat de regering dit in? Wordt er proactief voor gezorgd
                  dat er voldoende bouwbedrijven en personeel beschikbaar zijn? Op welke manier? Deze
                  leden vragen op welke manier het bedrag ter besteding wordt gesteld. Hoe wordt ervoor
                  zorggedragen dat dit niet teveel rompslomp met zich meebrengt?
               
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over welke eigendommen inwoners na versterking
                  nog hebben. Voordat versterkingsprojecten begonnen kregen bewoners te horen dat ze
                  terugkregen wat ze hadden. Hoe is in dit wetsvoorstel geregeld dat dat ook gaat gebeuren?
               
2.7. Rechtsbescherming
               
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de vaststelling van risicoprofielen door
                  de NCG en het programma van aanpak van de gemeente wordt uitgezonderd van bezwaar
                  en beroep. Hoe worden Groningers daar dan wel bij betrokken, bijvoorbeeld in het voortraject?
                  Wat wordt verstaan onder een belanghebbende die beroep in kan stellen? Hoe is de bezwaarprocedure
                  bij de NCG organisatorisch geregeld? Is er sprake van «Chinese Walls» tussen de afdeling
                  die het besluit heeft genomen en de afdeling die het bezwaar beoordeelt? Op welke
                  manier is de objectiviteit van het besluit op bezwaar gewaarborgd?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom voor de termijn voor het maken
                  van bezwaar en het instellen van beroep de hoofdregel van zes weken van artikel 6:7
                  Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt gevolgd, terwijl in de vorige versie nog, in
                  aansluiting op het privaatrecht, werd uitgegaan van een termijn van dertien weken
                  (paragraaf 9.3.4). Deze leden zijn van mening dat, gezien derde-belanghebbenden ontbreken,
                  er weinig op tegen is de termijn van dertien weken te hanteren, terwijl de verschillende
                  betrokken organen en overheden een stuk langere wachttijden hanteren. Is de regering
                  bereid om de termijn voor het maken van bezwaar op te rekken naar dertien weken?
               
2.8. Relatie met hoger recht
               
2.8.1. Bescherming persoonsgegevens
               
De leden van de VVD-fractie vragen welke betrokken partijen nu wel of niet persoonsgegevens
                  mogen uitwisselen. Zijn er dan nog knelpunten te verwachten? Mogen NCG en IMG persoonsgegevens
                  uitwisselen?
               
3. Financiering en heffing
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat er wordt gesteld dat alle kosten die gemoeid
                  zijn met schadeherstel en versterken via een heffing worden doorbelast aan de exploitant.
                  Wat wordt verstaan onder «alle kosten»? Zijn dat ook de kosten van de recent afgesproken
                  regiodeal? In hoeverre is het juridisch mogelijk dit soort kosten via de heffing ook
                  door te berekenen? Hoeveel kosten zijn inmiddels al in rekening gebracht bij de NAM,
                  als het gaat om schade en versterking, en betaald door de NAM?
               
4. Samenhang met andere dossiers
               
4.1. Samenhang met afbouw gaswinning
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de voortgang is van de bouw van de stikstoffabriek.
5. Gevolgen en neveneffecten
               
5.1. Administratieve lasten voor burgers en bedrijven
               
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de begeleiding voor burgers en bedrijven van
                  de schade- en versterkingsprocedure is geregeld. Welke keuzemogelijkheden hebben burgers
                  en bedrijven daarin, bijvoorbeeld om het zelf te regelen?
               
5.2. Gevolgen voor het MKB
               
De leden van de VVD-fractie vragen wat definitie van mkb is als aangegeven wordt dat
                  het gaat om ruim drieduizend mkb’ers. Waarom wordt er geen speciale aandacht besteed
                  aan de agrarische ondernemers in het gebied? De verwachting is dat de regeldrukeffecten
                  voor het mkb beperkt zullen zijn, zo lezen deze leden. Hoe is dat beoordeeld? Wat
                  wordt er bedoeld met regeldrukeffecten?
               
6. Adviezen en internconsultatie
               
De leden van de VVD-fractie vragen of een overzicht kan worden gegeven van de wijzigingen
                  op basis van de consultatie.
               
7. Routekaart naar herstel/klantreis
               
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er wordt gesproken van een «klantreis».
                  Groningers zijn toch «geen klant»? Deze leden lezen tevens dat er een aantal stappen
                  wordt geschetst, maar onduidelijk is wat wanneer gaat gebeuren. Hoeveel tijd is er
                  gemoeid met de stappen? Kan dat aangegeven worden?
               
De leden van de CDA-fractie constateren dat bewoners in de «routekaart naar herstel»
                  een centrale rol krijgen. Het is deze leden echter nog niet duidelijk hoeveel tijd
                  elke stap in deze routekaart in beslag zal nemen. Deze leden vragen de regering om
                  een inschatting te maken van de benodigde tijd voor elke stap in deze routekaart en
                  in de periode die daaraan vooraf gaat. Binnen welke tijd dienen de gemeenten de programma’s
                  van aanpak te hebben ontwikkeld? Op welke termijn dient de uitvoeringstoets en afstemming
                  van de programma’s van de diverse gemeenten gereed te zijn? Binnen welke periode dient
                  de stap van prioritering naar kennismakingsgesprek en opname worden gemaakt? Hoeveel
                  tijd staat er voor de stap van opname naar beoordeling en het delen hiervan? Hoe snel
                  daarna dient een versterkingsbesluit te worden genomen? Wanneer dient de realisatie
                  daarna van start te gaan? Hoeveel tijd mag er zitten tussen het begin van de realisatie
                  en oplevering? Kan de regering tevens duidelijk maken hoeveel tijd er naar verwachting
                  nodig zal zijn voor de gemiddelde bewoner om de gehele routekaart af te leggen?
               
De leden van de CDA-fractie merken op dat het hen tevens nog niet duidelijk is hoe
                  deze routekaart er in de praktijk uit zal zien. Zij merken bijvoorbeeld op dat er
                  in de ontwerpfase gesprekken zijn met de NCG en het bouwteam. Kan de regering verduidelijken
                  wat hier met het «bouwteam» wordt bedoeld? Wie zijn de leden van dat team en wie is
                  opdrachtgever van het bouwteam? Is dat de NCG, de eigenaar zelf of bijvoorbeeld de
                  gemeente? Deze leden vragen de regering om bij elke stap in de routekaart duidelijk
                  aan te geven welke partijen daarbij betrokken zijn. Deze leden vragen de regering
                  daarbij aan te geven wat de rol is van de NCG, gemeenten, provincie, Rijk en eigenaar
                  bij elke stap in de routekaart en om te verduidelijken bij welke stap en op welke
                  momenten eigenaren terecht kunnen bij welke partij voor eventuele klachten, bezwaar
                  en beroep, vragen en voor ondersteuning.
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe vaak de gedupeerden wel niet door een
                     dergelijk ingewikkeld en tijdrovend proces zijn gegaan. Realiseert de regering zich
                     dit? Deze leden zijn van mening dat op proactieve wijze alles op alles moet worden
                     gezet om de bewoners te ontlasten. Hoe wordt dit gedaan? Hoe lang duurt een gemiddeld
                     proces gerekend vanaf vandaag? Moeten er niet onorthodoxe methodes worden gebruikt
                     om alle betrokkenen voldoende en proactief te informeren en vooral om met alle betrokkenen
                     in gesprek te gaan? Een inspraakavond over het plan van aanpak lijkt niet voldoende.
                     In de ogen van deze leden is er meer nodig dan nu wordt geschetst. Wordt wetenschappelijk
                     advies ingewonnen over hoe dit op de juiste manier moet gebeuren? Wordt hierover in
                     gesprek gegaan met de maatschappelijke organisaties?
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vragen tevens waarom het nodig is voor de eigenaar
                     om een verklaring te ondertekenen waarbij hij aangeeft zijn kosten niet te verhalen
                     op de NAM. Wanneer alles juridisch goed is verankerd hoeft de NAM toch nergens voor
                     te vrezen?
                  
II. ARTIKELGEWIJS
               
Artikel I
Onderdeel B
De leden van de VVD-fractie constateren dat in dit onderdeel eigenlijk wordt geschetst
                  wat IMG en NCG wel en niet moeten doen. In hoeverre wordt er ook gekeken naar het
                  voorkomen van schade door maatregelen? Waar vallen die maatregelen onder? Hoe wordt
                  voorkomen dat er schade hersteld wordt, terwijl de versterking op korte termijn begint?
                  Hoe past de samenloop en afhandeling van herstel van schade en versterking, waar een
                  eigenaar voor kan kiezen, in artikel 2, negende lid?
               
Onderdeel C
De leden van de VVD-fractie vragen of er ook direct informatie-uitwisseling tussen
                  IMG en NCG plaats kan vinden. Wie is eindverantwoordelijk voor de uitwisseling van
                  gegevens tussen de verschillende instanties? Waarom wordt niet nu al in dit wetsvoorstel
                  geregeld wat de wijze is waarop de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
                  en het IMG, indien er samenloop is van schade en versterken bij een gebouw, met elkaar
                  afstemmen dat de schadeafhandeling en de versterking gecoördineerd worden? Hoe wordt
                  de Kamer betrokken bij deze ministeriële regeling?
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat indien IMG gegronde vermoedens heeft dat een
                  gebouw niet voldoet aan de veiligheidsnorm, dit zal worden gemeld aan NCG en het college
                  van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten. Deze leden vragen de regering
                  waarom het college van burgemeester en wethouders hierbij betrokken dient te worden.
                  Is dit in het kader van de planning of tevens voor handhaving van het bouwbesluit?
                  Kan de regering duidelijk maken hoe het proces verloopt nadat een dergelijke melding
                  door IMG is gedaan? Welke partij is verantwoordelijk en aanspreekbaar voor de afhandeling
                  van het dossier na de melding?
               
De leden van de CDA-fractie hebben tevens nog enige vragen over de samenhang tussen
                  schade en versterken die in dit onderdeel naar voren komt. Zo vragen deze leden wie
                  uiteindelijk verantwoordelijk en daarmee aanspreekbaar is op de uitwisseling van gegevens,
                  met name persoonsgegevens, tussen de in dit onderdeel genoemde instanties. Wat wordt
                  in negende lid concreet verstaan onder «het afstemmen van de vergoeding tussen NCG
                  en IMG»? Waarom wordt er alleen op ministerieel niveau afgestemd over schadevergoeding
                  en versterking? Hoe zal worden geborgd dat het samenwerkingsconvenant tussen IMG en
                  NCG zal zorgen voor een daadwerkelijk effectieve integratie van schade en versterken?
               
De leden van de CDA-fractie lezen in het tiende lid dat de Minister van Binnenlandse
                  Zaken en Koninkrijksrelaties en de «exploitant» elkaar desgevraagd de gegevens, waaronder
                  persoonsgegevens, verstrekken voor zover die noodzakelijk zijn in het belang van een
                  goede uitvoering van de versterking op grond van hoofdstuk 5. Deze leden vragen waarop
                  wordt gedoeld met de «exploitant» en waarom deze exploitant hier vermeld staat. Hoe
                  verhoudt dit zich tot de stelling dat de NAM uit het systeem is? Tevens vragen deze
                  leden de regering een voorbeeld te geven van een situatie waarin uitwisseling van
                  gegevens tussen de NAM en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
                  noodzakelijk is.
               
Onderdeel E
De leden van de VVD-fractie vragen wat wordt verstaan onder «grote aantallen aanvragen».
Onderdeel F
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Kamer wordt betrokken bij de genoemde AMvB.
                  Agrarische gebouwen vallen onder de toepassing van dit hoofdstuk, geldt dit ook voor
                  het mkb? In hoeverre wordt door artikel 13, tweede lid, de rechtspositie van de schademelder
                  beperkt ten opzichte van de Awb? Als deze wordt beperkt, waarom is daar dan voor gekozen?
                  Met betrekking tot artikel 13a, eerste lid, vragen deze leden waarom het werkingsgebied
                  niet gelijk is aan het werkingsgebied van de schade. Welke gebouwen of categorieën
                  gebouwen worden bedoeld in artikel 13a, tweede lid? Wat is een andere wijze van versterking
                  waarin wordt voorzien? Wat is de genoemde verantwoordelijkheid in artikel 13ba? Deze
                  leden vragen met betrekking tot artikel a13d of er in plaats van «kan» adviseren over,
                  niet moet staat «moet» adviseren. En als dat niet het geval is, waarom niet? Wie is
                  er uiteindelijk verantwoordelijk voor de veiligheid in Groningen? Met betrekking tot
                  artikel 13g vragen deze leden waarom het pas mogelijk is om in het tweede kwartaal
                  2021 een meerjarige planning te presenteren als het programma al een meerjarige planning
                  bevat en de plannen al klaar zijn. Waarom wordt er gesproken over het «op verzoek»
                  geven van een oordeel over de uitvoerbaarheid?
               
De leden van de VVD-fractie vragen wat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
                  in brede zin allemaal aan de NCG mandateert volgens artikel 13i. Of doet het Ministerie
                  van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daadwerkelijk alle taken die in de wet
                  vermeld staan zelf? Wat wordt verstaan onder «direct belanghebbenden»? Waarom is er
                  bij schade gekozen voor een onafhankelijke partij (IMG) en bij versterking voor een
                  zelfstandig bestuursorgaan (NCG)? Hoe wordt de bewoner/eigenaar betrokken bij het
                  besluit? Welke kosten worden er bedoeld in artikel 13i, vierde lid?
               
De leden van de VVD-fractie lezen in artikel 13j dat de termijn in bijzondere gevallen
                  eenmalig door de NCG kan worden verlengd. Wat wordt verstaan onder «bijzondere gevallen»?
                  Met hoeveel tijd kan de termijn verlengd worden? Waarom is gekozen voor de termijn
                  «binnen één jaar na de dagtekening van de beoordeling»? In hoeverre is het mogelijk
                  dat deze termijn wordt verkort? Wat wordt verstaan onder een gebouw met monumentale
                  waarde? Is dit een rijksmonument? Of ook een provinciaal of gemeentelijk monument?
                  Op welk moment in het proces moet de vordering van vergoeding worden overgedragen
                  aan de Staat? Ook lezen deze leden dat aan een eigenaar die in eigen beheer de maatregelen
                  uitvoert een bedrag wordt toegekend dat maximaal kan worden uitgegeven voor de uitvoering
                  van de versterkingsmaatregelen. Hoe wordt omgegaan met een onvoorziene overschrijding
                  die nodig is vanwege de veiligheid? Ten aanzien van artikel 13j, derde lid, vragen
                  deze leden hoe de bewoners en/of eigenaar bij dit besluiten worden betrokken. Ten
                  aanzien van artikel 13j, vierde lid, vragen deze leden waar het begrip «andere maatregelen»
                  betrekking op heeft. Op niet-versterkingsgerelateerde maatregelen of op versterkingsmaatregelen die op een andere manier worden
                  uitgevoerd dan in het versterkingsbesluit is voorgesteld? Ten aanzien van artikel
                  13j, zesde lid, vragen deze leden in welke vorm nadere voorwaarden kunnen worden verbonden
                  aan het versterkingsbesluit. Aan welke voorwaarden moet dan worden gedacht? Graag
                  ontvangen deze leden een uitgebreide uitleg over wat hier wordt bedoeld. Deze leden
                  vragen ten aanzien van artikel 13j, zevende lid, of het klopt dat de eigenaar/bewoner
                  toch allereerst aan zet is om te bepalen dat herstel van schade en versterking gekoppeld
                  kunnen worden. Hoe is dit te rijmen met dit artikel?
               
De leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot artikel 13k wat is geregeld
                  in het kader van de medewerkingsplicht als het gaat om overleg vooraf. Kan door de
                  regering een aantal voorbeelden gegeven worden welke belangen van derden kunnen spelen?
                  Over artikel 13l vragen deze leden of het hier gaat om de rijkscoördinatieregeling?
                  Wat houdt dit precies in?
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat het hoofdstuk versterking uitsluitend van toepassing
                  is op gebouwen in de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen
                  en Oldambt. Deze leden vragen de regering waarom het werkingsgebied van de versterking
                  beperkt wordt tot deze gemeenten. Kan de regering duidelijk maken waarom dit gebied
                  niet gelijk is aan het werkingsgebied van schade? Wat betekent dit voor gebouwen aan
                  de randen van het gebied, bijvoorbeeld in Westerkwartier en rond Norg?
               
De leden van de CDA-fractie lezen in artikel 13a, tweede lid, dat bij AMvB kan worden
                  bepaald dat dit hoofdstuk niet van toepassing is, of onderdelen daarvan niet van toepassing
                  zijn, op gebouwen of categorieën van gebouwen waarvoor op een andere wijze in de versterking
                  wordt voorzien. Deze leden vragen de regering op welke gebouwen of categorieën van
                  gebouwen hierbij wordt gedoeld. Wat wordt daarnaast bedoeld met deze «andere wijze
                  waarop in de versterking wordt voorzien»? Kan de regering uitleggen waarom ervoor
                  wordt gekozen om deze gebouwen of categorieën van gebouwen aan te wijzen middels een
                  AMvB?
               
De leden van de CDA-fractie lezen in artikel 13c dat het ACVG tot taak heeft om te
                  adviseren over de regels, bedoeld in de artikelen 13e, derde lid, en artikel 13h.
                  Deze leden vragen de regering uiteen te zetten wat de meerwaarde van het ACVG is ten
                  opzichte van reeds bestaande adviserende instanties zoals SodM. Kan de regering tevens
                  duidelijk maken in hoeverre er een overlap kan bestaan tussen deze instanties en hun
                  adviezen en welk advies er gevolgd zal worden als er sprake is van tegengestelde adviezen
                  van bijvoorbeeld het ACVG en SodM?
               
De leden van de CDA-fractie merken op dat in artikel 13g de rol van de gemeenten wordt
                  beschreven. De gemeenteraad stelt volgens dit artikel een programma van aanpak vast
                  op basis van de risicoprofielen met daarin een prioritering van gebouwen die mogelijk
                  versterking behoeven. Deze leden merken op dat in het wetsvoorstel niet wordt gesproken
                  over het meerjarenversterkingsplan. Kan de regering uiteen zetten wat de stand van
                  zaken is omtrent dit meerjarenversterkingsplan en hoe dit zich verhoudt tot de door
                  de gemeenteraden vast te stellen plannen van aanpak?
               
De leden van de CDA-fractie lezen tevens dat er middels een AMvB regels kunnen worden
                  gesteld omtrent de zogenaamde «opname op verzoek». Deze leden vragen de regering waarom
                  er, mede in het kader van het duidelijkheid scheppen richting bewoners, niet voor
                  gekozen is om deze regels in de voorliggende wet zelf op te nemen. Deze leden hebben
                  dezelfde vraag bij artikel 13h. Ook de regels over de wijze waarop wordt vastgesteld
                  of een gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet en de wijze waarop wordt bepaald welke
                  maatregelen nodig zijn om een gebouw aan de veiligheidsnorm te laten voldoen zullen
                  middels een AMvB worden gesteld. Deze leden vragen de regering waarom er, mede in
                  het kader van het duidelijkheid scheppen richting bewoners, niet voor gekozen is om
                  deze regels in voorliggend wetsvoorstel zelf op te nemen.
               
De leden van de CDA-fractie lezen in artikel 13i dat de Minister van Binnenlandse
                  Zaken en Koninkrijksrelaties een besluit kan nemen dat een gebouw aan de veiligheidsnorm
                  voldoet en geen versterkingsmaatregelen noodzakelijk zijn. Deze leden vragen waarom
                  er in dit artikel wordt afgeweken van het uitgangspunt dat een onafhankelijke partij
                  een besluit neemt over de veiligheid van een gebouw. Kan de regering tevens verduidelijk
                  aan welke eisen dit besluit moet voldoen? Op welke wijze zullen bewoners op de hoogte
                  worden gebracht van dit besluit en welke mogelijkheden tot beroep of bezwaar tegen
                  dit besluit bestaan er voor hen?
               
De leden van de CDA-fractie merken op dat in artikel 13i, vierde lid, een versterkingsbesluit
                  wordt voorbereid nadat schriftelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij zijn vordering tot
                  vergoeding van schade op de exploitant ter zake van de kosten van de versterkingsmaatregelen
                  overdraagt aan de Staat. Deze leden vragen welke kosten in dit lid exact worden bedoeld.
                  Kan de regering verduidelijken in hoeverre dit vergelijkbaar is met de situatie bij
                  schade, waarbij de eigenaar de vordering tevens overdraagt aan de Staat? Gaat het
                  in dit artikel over een overdracht aan de Staat van een claim betreffende schade,
                  betreffende versterking of betreffende beide? Geldt deze verplichte overdracht ook
                  in het geval dat er een zaak loopt over deze schade bij de civiele rechter? Wat zijn
                  de gevolgen indien de eigenaar zijn vordering niet overdraagt aan de Staat?
               
De leden van de CDA-fractie constateren dat in artikel 13j staat dat de Minister van
                  Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen één jaar na de dagtekening van de
                  beoordeling een versterkingsbesluit neemt. Deze leden merken op dat de NCG de bewoner
                  assisteert bij de aanvraag voor het versterkingsbesluit, maar dat de NCG ook het versterkingsbesluit
                  neemt namens de Minister. Deze leden vragen de regering te verduidelijken hoe de onafhankelijkheid
                  van de NCG wordt geborgd in dit proces. Tevens vragen deze leden op welke wijze de
                  afhankelijkheden met andere instanties, bijvoorbeeld als het gaat om de omgevingsvergunning
                  en bouwvergunning, zullen worden gecoördineerd.
               
De leden van de CDA-fractie lezen in artikel 13j, vierde lid, dat er op verzoek van
                  de eigenaar andere maatregelen kunnen worden opgenomen om een gebouw aan de veiligheidsnorm
                  te laten voldoen dan de versterkingsmaatregelen. De extra kosten daarvan komen dan
                  voor rekening van de eigenaar. Deze leden vragen de regering wat er wordt bedoeld
                  met deze «andere maatregelen». Gaat het daarbij om maatregelen die geen verband houden
                  met de versterking, zoals bijvoorbeeld een uitbouw of worden hier versterkingsmaatregelen
                  bedoeld die anders en/of duurder zijn dan de in het versterkingsbesluit voorgestelde
                  maatregelen? Indien dit laatste het geval is, betekent dat dan dat de bewoner alleen
                  de in het versterkingsbesluit voorgestelde maatregelen vergoed krijgt?
               
De leden van de CDA-fractie merken op dat in artikel 13j, zesde lid, enkele redenen
                  worden genoemd waarmee aanspraak op het versterkingsbesluit vervalt. Deze leden vragen
                  de regering te verduidelijken op welke wijze het voor kan komen dat dit artikel van
                  toepassing wordt op een besluit. Ook vragen deze leden wat wordt bedoeld met de andere
                  voorwaarden aan het versterkingsbesluit zoals die in artikel 13j, achtste lid, worden
                  genoemd. Aan welke voorwaarden moet hierbij worden gedacht?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van artikel 13m, tweede
                     lid. Dit artikel kan in de uitwerking met zich meebrengen dat tegen de wil van een
                     eigenaar vergaande maatregelen aan een woning worden getroffen. Deze leden denken
                     daarbij bijvoorbeeld aan de situatie waarbij een twee-onder-een-kapwoning een helft
                     wordt versterkt of zelfs gesloopt, en het andere deel van de woning medewerking zal
                     moeten verlenen. De leden vragen hoe dit moet worden gezien ten opzichte van het uitgangspunt
                     dat de regie bij de woningeigenaar ligt.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom het werkingsgebied van de versterking
                     in het wetsvoorstel is beperkt tot zes gemeenten. Kan de regering uitleggen waarom
                     niet is gekozen voor een werkingsgebied dat gelijk is aan het werkingsgebied van schade?
                     En hoe denkt de regering moeilijkheden en onduidelijke situaties aan de randen van
                     het gebied te voorkomen?
                  
Onderdeel G
De leden van de VVD-fractie vragen welke kosten er niet vallen onder de heffing. In
                  hoeverre zijn extra kosten die nodig zijn in het proces ook op te nemen? Wat gebeurt
                  er als de partij failliet gaat?
               
Onderdeel H
De leden van de VVD-fractie vragen wat nut en noodzaak is van het toevoegen van artikel
                  15b.
               
Artikel III
De leden van de VVD-fractie vragen of kan worden uitgelegd wat hier wordt bedoeld
                  dan wel geregeld. Wat zijn hiervan de gevolgen?
               
De voorzitter van de commissie, Renkema
Adjunct-griffier van de commissie, Witzke
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat - 
              
                  Mede ondertekenaar
E.M. Witzke, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.