Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 603 Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen
Nr. 6
VERSLAG
Vastgesteld 20 november 2020
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van
haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
INHOUDSOPGAVE
I.
ALGEMEEN
2
1.
Inleiding
4
1.1.
Aanleiding
4
1.2.
Doel
5
1.3.
Reikwijdte voorstel
9
1.4.
Samenhang schade en versterken
10
2.
Versterkingsproces
12
2.1.
Het versterkingsproces vanuit perspectief eigenaar
12
2.2.
Rolbeschrijving partijen
13
2.2.1.
Eigenaar van een gebouw
13
2.2.2.
Gemeenten
14
2.2.3.
Minister van Economische Zaken en Klimaat
14
2.2.4.
De NCG
14
2.2.5.
Adviescollege Veiligheid Groningen
14
2.2.6.
Maatschappelijke organisaties
14
2.3.
Veiligheid, normstelling en wijze van beoordelen
15
2.3.1.
HRA
15
2.3.2.
Typologie-aanpak
15
2.3.3.
Praktijkaanpak
16
2.4.
Planning en prioritering
16
2.5.
Programma van aanpak
16
2.5.1.
Programma van aanpak
16
2.5.2.
Prioritering in programma van aanpak
16
2.5.3.
Uitvoeringstoets Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
16
2.5.4.
Vaststelling programma van aanpak
17
2.6.
De versterking van een gebouw
17
2.6.1.
Uitvoeren opname en beoordeling
17
2.6.2.
Uitkomst beoordeling
17
2.6.3.
Versterkingsbesluit algemeen
18
2.6.4.
Inhoud versterkingsbesluit
19
2.6.5.
Coördinatie vergunningverlening
19
2.6.6.
Gedoogplicht
19
2.6.7.
Uitvoering
19
2.7.
Rechtsbescherming
20
2.8.
Relatie met hoger recht
20
2.8.1.
Bescherming persoonsgegevens
20
3.
Financiering en heffing
20
4.
Samenhang met andere dossiers
20
4.1.
Samenhang met afbouw gaswinning
20
5.
Gevolgen en neveneffecten
20
5.1.
Administratieve lasten voor burgers en bedrijven
20
5.2.
Gevolgen voor het MKB
21
6.
Adviezen en internconsultatie
21
7.
Routekaart naar herstel/klantreis
21
II.
ARTIKELGEWIJS
22
Artikel I
22
Onderdeel B
22
Onderdeel C
22
Onderdeel E
23
Onderdeel F
23
Onderdeel G
26
Onderdeel H
26
Artikel III
26
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Tijdelijke
wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen.
Deze leden vinden het goed dat een aantal zaken rondom de versterking nu ook wettelijk
worden vastgelegd. De afgelopen jaren zijn er al diverse stappen gezet (zoals afbouw
gaswinning naar nul, Nationaal Programma Groningen, regiodeal), maar we zijn er nog
zeker niet. Het is volgens deze leden nu zaak dat de versterking van de gebouwen in
de praktijk ook daadwerkelijk wordt versneld. Dat is van belang voor de veiligheid
en het vertrouwen van de Groningers. Tot nu toe verloopt de versterkingsoperatie nog
tergend langzaam, zo menen deze leden. Hoe draagt dit wetsvoorstel bij aan het versnellen
van de versterkingsoperatie? Wat verandert er met deze wijziging van de wet in de
praktijk voor de Groningers en ten opzichte van de huidige situatie/praktijk?
De leden van de VVD-fractie vragen of er een totaaloverzicht van lagere regelgeving
die voortvloeit uit deze wetswijziging kan worden gegeven door de regering, bijvoorbeeld
een algemene maatregel van bestuur (AMvB) of ministeriële regeling. Hoe wordt de Kamer
bij deze lagere regelgeving betrokken? Geldt er wel of geen voor- of nahangbepaling?
Waarom is daar wel of niet voor gekozen (per AMvB of ministeriële regeling)?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er geen evaluatiebepaling in het wetsvoorstel
is opgenomen om te kijken of er na bijvoorbeeld twee jaar bijgestuurd moet worden.
Deze leden vragen tevens hoe wordt voorkomen dat er wordt geredeneerd vanuit regels,
processen en procedures, in plaats van het oplossen van het probleem van de bewoners
en bedrijven in Groningen? Deze leden hebben in de begeleidende brief bij het wetsvoorstel
gelezen dat onderdelen uit het programma «Eigen Initiatief» opgenomen zijn in het
wetsvoorstel. Welke onderdelen zijn dat?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierover
nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze
leden vinden het teleurstellend dat dit wetsvoorstel pas nu voor behandeling bij de
Kamer is ingediend. De versterkingsoperatie is nog steeds niet goed op gang gekomen.
Deze leden missen de vereiste crisisaanpak. Deze wet zet stappen in de goede richting,
maar zoals altijd op dit dossier is het de vraag of de uitvoering ruimhartig en adequaat
is. Deze leden hebben vragen over het voorliggende wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel
dat voorligt en hebben hier vragen over. De Verenigde Naties (VN) zegt dat de Nederlandse
regering maatregelen moet nemen om de fysieke veiligheid en de mentale gezondheid
te waarborgen, alsook de veiligheid van hun woningen. Naast gepaste compensatie moet
toekomstige schade worden voorkomen, aldus de VN1. De Onafhankelijk Raadsman roept op tot gelijkwaardige behandeling van gedupeerden.
Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat meer dan 10.000 mensen gezondheidsschade
hebben door de manier waarop de overheid met hen omgaat. Maatschappelijk organisaties
roepen op tot eenduidige strategie en een integrale aanpak van schadeafhandeling en
versterking. Zelfs toezichthouder Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) adviseert een
crisisaanpak. Dit alles blijkt nog niet genoeg voor deze regering om een fundamenteel
andere aanpak te kiezen, aldus deze leden. Zij vrezen dat door datgene wat tot nu
toe steeds mislukte vast te leggen in een wet de kansen op een veilig thuis en herstel
van schade hiermee verkleinen of zelfs verdwijnen. Tevens leidt dit wetsvoorstel volgens
deze leden niet tot een eenduidige eindverantwoordelijkheid en sturing waardoor duidelijkheid
voor de gedupeerden uitblijft.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel dat moet dienen tot veilige gebouwen in Groningen. De aan het woord zijnde
leden waarderen de doelstellingen van een navolgbaar en transparant versterkingsproces
met een centrale rol voor bewoners en eigenaren. Deze leden zijn er echter niet op
gerust dat onderhavig wetsvoorstel voldoende waarborgt dat bewoners en eigenaren voldoende
en tijdig worden ondersteund bij de versterking van hun woning of gebouw. Hieromtrent
hebben deze leden een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging
van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie
Groningen. Deze leden onderschrijven het doel van de wet: te komen tot veilige gebouwen
in Groningen. Wel hebben deze leden de nodige – soms kritische – vragen over de gevolgen
en de toepassing daarvan.
De leden van de 50PLUS-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel.
1. Inleiding
1.1. Aanleiding
De leden van de VVD-fractie vragen wat het betekent voor het tempo van de versterking
dat ervoor is gekozen om gehoor te geven aan de wens van de regio om gemeenten een
sturende rol te geven. In hoeverre hebben gemeenten hiervoor dan ook voldoende bevoegdheden?
Hoe is invulling gegeven aan de wens om ruimte te bieden aan bewoners en/of eigenaren
die zelf de versterking ter hand willen nemen?
De leden van de CDA-fractie spreken hun waardering uit over het feit dat gehoor is
gegeven aan de wens van de regio om gemeenten een sturende rol te geven. Ook waarderen
deze leden de ruimte die met dit wetsvoorstel aan bewoners wordt geboden om zelf hun eigen keuzes te maken en de keuze die
is gemaakt voor één integraal versterkingsbesluit. Deze leden merken echter op dat
er niet voor is gekozen om een zelfstandig bestuursorgaan verantwoordelijk te maken
voor de besluitvorming in de versterkingsoperatie. Zij vragen de regering om deze
keuze te verduidelijken. Waarom is hier niet voor gekozen? Wat zouden de voor- en
nadelen zijn geweest als er wel was gekozen voor een zelfstandig bestuursorgaan? Wat
betekent deze keuze voor de navolgbaarheid en transparantie van het versterkingsproces
voor bewoners in het gebied? Ook merken deze leden op dat de Afdeling advisering van
de Raad van State heeft geadviseerd om de gemeenten een adviesrecht te geven. De regering
heeft hier echter niet voor gekozen. Deze leden vragen de regering om te verduidelijken
waarom er niet gekozen is voor een adviesrecht voor de gemeenten. Wat waren voor de
regering de belangrijkste redenen om hier niet voor te kiezen?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering tevens waarom het advies van SodM uit
de Voortgangsrapportage SodM Groningen 2019 – 20202, waarin aan de bewindspersonen werd geadviseerd om alsnog te kiezen voor een crisisaanpak,
niet is overgenomen. Waarom is er door de regering niet voor deze crisisaanpak gekozen?
Wat waren daarbij de belangrijkste overwegingen voor de regering? Kernpunt van de
door SodM voorgestelde crisisaanpak is een focus op het borgen van veiligheid, met
een krachtige en éénduidige sturing. In hoeverre is hier volgens de regering al dan
niet sprake van in het voorliggend wetsvoorstel?
De leden van de CDA-fractie merken op dat er op 6 november 2020 bestuurlijke afspraken
tussen het Rijk, de provincie Groningen en de zeven gemeenten in het aardbevingsgebied
zijn gepresenteerd3. Als onderdeel van deze afspraken zullen veel eigenaren de keuze moeten maken tussen
een nieuwe beoordeling op nieuwste norm en uitvoering van de liggende beoordeling.
Deze leden vragen de regering te verduidelijken hoe deze bestuurlijke afspraken zich
verhouden tot voorliggend wetsvoorstel voor versterking. In hoeverre en hoe sluiten
het wetsvoorstel en de bestuurlijke afspraken op elkaar aan? Deze leden vragen de
regering hier voor behandeling van het wetsvoorstel duidelijkheid over te verschaffen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of zij dit wetsvoorstel passend
acht bij de crisisaanpak die de versterkingsaanpak nodig heeft. Deze leden vragen
ook wat de stand van zaken is rondom het versnellingspakket. In hoeverre hangt het
versnellingspakket samen met dit wetsvoorstel? Wanneer is de versterkingsopgave naar
verwachting compleet afgerond?
De leden van de SP-fractie constateren dat het kabinet in 2018 besloot de gaswinning
in het Groningerveld versneld af te bouwen. De verwachting daarbij is dat de kans
op een grote beving kleiner wordt en dat het aantal bevingen af zal nemen. Hoewel
deze leden blij zijn met die beslissing, is helaas niet met zekerheid te zeggen wanneer
de bevingen in het gebied zullen stoppen. De gevolgen van de ontstane aardbevingen
zijn enorm. Overheidsfalen leidde tot een nog grotere ellende. Door de manier waarop
de overheid met gedupeerden is omgegaan, zijn naast huizen ook mensen en buurten verscheurd,
zo constateren deze leden. Het publiek maken van de versterkingsoperatie, nadat dat
ook al voor de schadeafhandeling is gebeurd, juichen deze leden toe. Deze leden hopen
dat door invoering van deze wet de belangen van Groningers voorop staan.
De leden van de SP-fractie constateren dat de wijziging van artikel 52g, derde lid,
van de Mijnbouwwet in 2018 maakte dat de zorgplicht van de Nederlandse Aardolie Maatschappij
(NAM) werd afgezwakt, waarmee de rechtspositie van de Groninger zwakker werd. Immers,
er redelijkerwijs alles aan doen om schade door bodembeweging te voorkomen (artikel
33), is toch echt wat anders dan voorkomen dat de veiligheid wordt geschaad (artikel
52g, lid 3). Is de regering alsnog bereid de zorgplicht voor gedupeerden te versterken?
Hoe gaat de regering regelen dat Groningers weer dezelfde rechten krijgen als de rest
van Nederland? Hoe wordt het vertrouwen in de rechtsstaat hersteld?
De leden van de 50PLUS-fractie juichen toe dat meer ingezet wordt op eigen regie van
de bewoner. Zoals ook uit een op 17 november 2020 aangenomen motie van het lid Van
Otterloo4 is gebleken, vinden deze leden het belangrijk dat er zoveel mogelijk maatwerk wordt
geleverd in deze ondersteuning. Wie ontzorgd wil worden, moet worden ontzorgd. Wie
zelf het heft in eigen hand wil hebben, moet daartoe de gelegenheid krijgen. Deze
leden vragen een reactie hierop van de regering.
1.2. Doel
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het wetsvoorstel
tot een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling en mogelijkheden tot versnelling
van de uitvoering leidt. Kan dit uitgebreid worden toegelicht, met name die van de
beide ministeries, Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) en Nationaal Coördinator
Groningen (NCG)? Deze leden lezen tevens dat het primair aan de gemeenten is om met
het oog op de veiligheid keuzes te maken over planning en uitvoering van de versterking.
Hoe worden bewoners en bedrijven daarbij betrokken? Hoe is dat vastgelegd in dit wetsvoorstel?
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat er een gecoördineerde behandeling van
het versterkingsbesluit met de gemeentelijke vergunningsprocedures wordt voorgesteld.
Hoe is dat vastgelegd? Hoe wordt voorkomen dat er toch zaken dubbel gebeuren, zoals
het checken van de onderbouwing van de versterking? Waarom is er niet voor gekozen
om voor de vergunningsprocedures een soort van crisisaanpak te regelen in deze wet,
zoals een brede ontheffing voor de Natuurbeschermingswetvergunning, met het oog op
de versnelling?
De leden van de CDA-fractie lezen met genoegen dat door dit wetsvoorstel bewoners
meer centraal komen te staan in de versterkingsoperatie en daarbij controle houden
over wat er wel of niet met hun gebouw gebeurt. Deze leden lezen tevens met genoegen
dat er één centraal aanspreekpunt komt, de NCG, waarbij bewoners vanaf het begin van
het versterkingsproces tot en met de nazorg na oplevering terecht kunnen voor ondersteuning.
Echter, het blijft een feit dat er naast de NCG nog vele andere partijen, zoals gemeenten,
provincie, en de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat en van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, betrokken zullen zijn bij het uitvoeren van de versterking.
Deze partijen hebben daarbij verschillende rollen en verantwoordelijkheden. Het gevaar
blijft daarbij bestaan dat bewoners van doen krijgen met een voor hen onoverzichtelijke
situatie. Deze leden vragen de regering daarom uiteen te zetten hoe de rol van de
NCG als aanspreekpunt voor bewoners in de praktijk gestalte zal krijgen. Kunnen bewoners
bij elke stap in de door de regering beschreven «routekaart naar herstel», alsmede
tijdens het proces wat aan de routekaart vooraf gaat, terecht bij de NCG of zullen
zij alsnog zelf met andere overheidspartijen in contact moeten treden? Indien dat
laatste het geval is, voor welke stappen voor, tijdens en na de routekaart naar herstel
geldt dit en bij welke partijen kunnen bewoners daarbij terecht?
De leden van de CDA-fractie hebben ten aanzien van het bovenstaande nog de volgende
concrete vragen. Zo lezen deze leden dat het Rijk kan worden aangesproken wanneer
onvoldoende maatregelen voor de versterking van een gebouw worden getroffen. Indien
hiertoe aanleiding is, tot wie dient een bewoner zich dan te wenden? Kan de bewoner
hiervoor terecht bij de NCG als centraal aanspreekpunt of is het Rijk het eerste aanspreekpunt?
Kan de regering verduidelijken hoe de route die een bewoner dient te bewandelen er
in een dergelijk geval uit zou zien? Ook lezen deze leden dat het primair aan de gemeente
is om met het oog op de veiligheid keuzes te maken over planning en uitvoering van
de versterking en dat inspraak bij het opstellen van de programma’s van aanpak mogelijk
is. Deze leden vragen de regering wat er precies wordt bedoeld met deze inspraak bij
het opstellen van de programma’s van aanpak. Hoe zal deze inspraak worden vormgegeven?
Wat als een bewoner het niet eens is met deze keuzes met betrekking tot planning en
uitvoering van de versterking? Kan de bewoner hiervoor terecht bij de NCG als centraal
aanspreekpunt of is de gemeente in dit geval het eerste aanspreekpunt? Kan de regering
verduidelijken hoe de route die een bewoner dient te bewandelen er in een dergelijk
geval uit zou zien?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het wetsvoorstel laagdrempelige rechtsbescherming
aan belanghebbenden biedt die zich niet kunnen vinden in de voorgenomen versterking.
Deze leden vragen de regering met enkele voorbeelden te verduidelijken waar een dergelijk
geschil over zou kunnen gaan en in welke gevallen dit zou kunnen leiden tot aanpassingen
in de voorgenomen versterking.
De leden van de CDA-fractie delen de constatering van de regering dat het van groot
belang is om snelheid te krijgen in de versterkingsoperatie. Deze leden vragen de
regering om dieper in te gaan op hoe en waarom met dit wetsvoorstel daadwerkelijk
snelheid wordt gekregen in de versterkingsoperatie. Welke elementen van het wetsvoorstel
moeten gaan zorgen voor deze versnelling? Daarbij vragen deze leden de regering tevens
specifiek in te gaan op de gecoördineerde behandeling van het versterkingsbesluit
met de gemeentelijke vergunningsprocedures en hoe dit zal leiden tot versnelling.
Is deze gecoördineerde behandeling al vergaand in voorbereiding? Kan de regering aangeven
welke gemeenten in staat zijn om hier op korte termijn invulling aan te geven en hoe
deze gecoördineerde behandeling in de praktijk zal gaan werken?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of niet een bredere doelstelling moet worden
gedefinieerd, zoals het aardbevingsbestendig maken van gebouwen. Op dit moment wordt
alleen rekening gehouden met het overlijdensrisico, terwijl ongestoord woongenot een
breder begrip is. Daarnaast vragen deze leden wat de consequenties zijn als iemand
afziet van versterking. Wie is er dan verantwoordelijk voor mijnbouwschade?
De leden van de SP-fractie lezen dat het doel van dit wetsvoorstel is het bereiken
van veilige gebouwen in Groningen. In plaats van het aardbevingsbestendig maken van
onveilige gebouwen, wordt dit in dit wetsvoorstel beperkt tot het overlijdensrisico.
Is de regering bereid dit wetsvoorstel zo aan te passen dat het doel is «gebouwen
aardbevingsbestendig maken», zodat deze aansluit op de ambitie uit het Bestuursakkoord?
De regering mist, wat deze leden betreft, een belangrijk ander doel. Deze wet zou
ook moeten bijdragen aan het herstel en versterking van de gezondheid van inwoners
van Groningen en het herstellen van scheuren in – en het versterken van – de samenleving.
Hoe gaat de regering dit herstel actief regelen?
De leden van de SP-fractie constateren dat de NCG in december 2016 in het meerjarenprogramma
schrijft dat de bewoner centraal dient te staan. Deze leden constateren dat de wil
er al lang is, maar dat het nog steeds niet is gelukt de bewoner centraal te stellen.
Om de eigenaar een sterke positie en regie te geven, biedt het wetsvoorstel onder
andere een transparant en navolgbaar versterkingsproces. Hoe groot is de transparantie
en navolgbaarheid als bepaalde processtappen pas later via een AMvB en andere regelingen
geregeld gaat worden? Wat betekent dit precies voor mensen die al langer in het proces
zitten? Draagt dit wetsvoorstel bij aan meer eenduidigheid en gelijkheid? Zo ja, hoe?
Deze leden vinden ten aanzien van de rol van de eigenaar en meenemen van eigen wensen,
het «in nauw overleg» van de NCG met de bewoner gaan over het versterkingsbesluit
een prima uitgangspunt. Maar wat betekent dat «nauw overleg»? Staat de inwoner inderdaad
centraal hier? Hoeveel inbreng heeft de bewoner in dat nauw overleg? Hoeveel initiatief
kan de bewoner eigenlijk nemen? Wanneer en hoe wordt dat initiatief ook beloond? Begeleidt
het NCG als centraal aanspreekpunt de eigenaar wanneer deze invulling geeft aan het
versterkingsbesluit? Of bemiddelt het NCG ook als centraal aanspreekpunt tussen gemeente,
buren en aannemer? Wordt de bewoner op deze manier ontzorgd?
De leden van de SP-fractie willen dat iedereen die zich onveilig voelt een opname
kan verzoeken, ongeacht of men al in een versterkingstraject zit of waar men woont.
Hoeveel mensen hebben inmiddels een dergelijk verzoek gedaan? Hoe lang duurt het voordat
een opname dan plaatsvindt? Hoeveel verzoeken worden er opgenomen en beoordeeld? Hoe
snel gebeurt dat? Waarom moet de gemeente weer betrokken worden wanneer het gebouw
versterkt moet worden?
De leden van de SP-fractie constateren dat, net als het centraal stellen van de bewoner,
over het versnellen van de versterking ook al jaren wordt gesproken. Er zijn al vaak
mooie dingen beloofd. Maar wanneer deze leden kijken naar de huidige cijfers, zien
ze dat in september 2020 elf panden en in oktober 2020 vijf panden zijn opgeleverd,
alle eerdere versnellingsmaatregelen ten spijt. Hoe ver is het met de voorbereidingen
voor de gemeentelijke vergunningsprocedures? Hoeveel gemeenten kunnen vergunningen
aan het versterkingsbesluit koppelen? En wanneer? Een crisisaanpak betekent per definitie
iets anders doen dan men gewend is, ze menen deze leden. Een crisisaanpak waarbij
de rollen van de overheid en de bewoner fundamenteel omdraaien. De bewoner kiest om
schade te herstellen, huis op te knappen of te verstevigen, neemt het initiatief en
komt met een voorstel. En de overheid faciliteert, ondersteunt, denkt mee en beoordeelt
het voorstel.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat bij de bepaling of een gebouw in aanmerking
komt voor versterkingsmaatregelen, uitsluitend wordt gekeken naar de kans dat een
individu overlijdt in of bij een gebouw door een aardbeving. Deze leden vragen waarom
er niet ook breder wordt gekeken naar verwachte schade aan het gebouw in het geval
van een aardbeving. Iemand kan immers geïnvesteerd hebben in een fijn huis zonder
dat de kans op overlijden wegens een aardbeving toeneemt. Is de regering van oordeel
dat (het risico op) overlijden de enige vorm van schade is die Groningers ondervinden
wegens aardbevingen? Zo nee, waarom wordt er bij versterkingsmaatregelen dan uitsluitend
naar dit criterium gekeken? Hoe beoordeelt de regering de vrees van deze leden dat
door het hanteren van dit nauwe criterium Groningers die al jaren wachten op versterkingsmaatregelen
wederom tekort worden gedaan? Deze leden vragen voorts waar de maximale aanvaardbare
kans van 1 op 100.000 per jaar dat een individu overlijdt door een aardbeving op is
gebaseerd. Kan de regering toelichten hoe de kans op overlijden bij een aardbeving
wordt ingeschat? Wordt daarbij rekening gehouden met de mogelijkheid van sterkere
aardbevingen in de toekomst?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat er niet is gekozen voor een onafhankelijke
instantie om te beoordelen over de (on)veiligheid van een gebouw, ondanks de aanbeveling
van de Afdeling advisering van de Raad van State. Deze leden vragen of de regering
deze keus nader toe kan lichten en specifiek kan ingaan op het verschil met schadeafhandeling,
waar wel bewust is gekozen voor een zelfstandig bestuursorgaan dat in onafhankelijkheid
en onpartijdigheid op basis van aansprakelijkheidsrecht schadevergoedingen aan gedupeerden
uitkeert.
De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen bij de ambitie om de eigenaar een
sterke positie en regie te geven in het versterkingsproces. Hoeveel bewoners moeten
nog beginnen aan het versterkingsproces en hoeveel bewoners zitten al verder in het
proces? Hoe beoogt de regering een sterkere positie en meer regie te geven aan bewoners
die al verder in het proces zitten? Kan de regering nader toelichten hoe de mogelijkheid
tot inspraak bij het opstellen van de programma’s wordt vormgegeven? Deze leden vragen
tevens waarom het werkingsgebied van de versterking beperkt is tot zes gemeenten.
Waarom is het werkingsgebied niet gelijk aan het werkingsgebied van schade? Is de
regering bereid om het werkingsgebied van versterking in overeenstemming te brengen
met het werkingsgebied van schade? Is de regering bereid om alle gebouwen die vallen
binnen het werkingsgebied van de beving van Huizinge onder te brengen bij het werkingsgebied
van de versterking? De aan het woord zijnde leden lezen dat eigenaren die zich niet
veilig voelen in hun gebouw bij de NCG een verzoek kunnen indienen om te laten onderzoeken
of hun gebouw versterking behoeft en dat de NCG aan de hand van enkele criteria zal
onderzoeken of een gebouw versterkt moet worden. Welke criteria worden hier gehanteerd?
Hoe verloopt dit proces indien een huurder zich niet veilig voelt?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat schade en versterken nog steeds los staan
van elkaar. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen beide samen te behandelen?
Mensen met grote schade hebben veelal ook versterking nodig en moeten nu alsnog naar
verschillende instanties en verschillende procedures doorlopen. Hoe rijmt de regering
dit met de wens vanuit de mensen te denken?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat één van de doelen van de wet zich beperkt
tot uitsluitend het overlijdensrisico. Deze leden zijn van mening dat een bredere
doelstelling, zoals «het aardbevingsbestendig maken van gebouwen», meer mogelijkheden
biedt en passender is bij de versterkingsoperatie. Deze leden zijn benieuwd of de
regering dat met hen eens is.
De leden van de 50PLUS-fractie lezen dat het van groot belang is om snelheid te krijgen
in de versterkingsoperatie en dat deze snelheid wordt verkregen door heldere processen
van normstelling tot uitvoering en één integraal versterkingsbesluit. Deze leden vragen
een reflectie op de praktische uitvoering van de versterkingsafspraken. Een eerder
gebleken probleem is een gebrek aan concrete capaciteit om versterkingsactiviteiten
uit te voeren. Heldere afspraken zijn belangrijk, maar capaciteit om ze uit te voeren
ook. Is dat er niet, dan lopen alle denkbare afspraken spaak. Deze leden vragen een
reactie hierop van de regering.
1.3. Reikwijdte voorstel
De leden van de VVD-fractie vragen waarom wordt gezegd dat «in beginsel» alle gebouwen
in dit gebied binnen de reikwijdte van dit wetsvoorstel vallen. Zijn dit dus ook agrarische
panden en midden- en kleinbedrijf (mkb)-panden? Welke vallen er niet binnen? Deze
leden vragen tevens welk voordeel dan wel nadeel er is voor gebouwen die reeds in
een vergevorderd stadium in één van de bestaande uitvoeringsbatches zitten, om niet
onder de bepalingen van dit wetsvoorstel te vallen. Welke gevolgen heeft dat voor
die gebouwen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat gebouwen die reeds in een vergevorderd stadium
in één van de bestaande uitvoeringsbatches of in het reeds in uitvoering genomen scholen-
of zorgprogramma zitten, van de reikwijdte van de wet zullen worden uitgezonderd.
Ook andere gebouwen die zich reeds in een vergevorderd stadium van de versterkingsprocedure
bevinden kunnen van de reikwijdte van de wet worden uitgezonderd. Deze leden vragen
de regering om aan de hand van het huidige dashboard van de NCG aan te gegeven hoe
ver een gebouw in de procedure moet zitten om buiten dit wetsvoorstel te vallen. Om
hoeveel gebouwen gaat dat momenteel en om hoeveel gebouwen zal het gaan als deze wet
formeel van kracht is?
De leden van de CDA-fractie vragen ook wat de grondslag van de versterkingsoperatie
is tot aan het in werking treden van dit wetsvoorstel. Zijn dat de beleidsregels uit
juni 2019? Zo ja, kan de regering aangeven waarin die regels verschillen ten opzichte
van voorliggend wetsvoorstel en daarbij duidelijk maken hoe de praktijk, in ieder
geval voorlopig nog, zal afwijken van de voornemens uit dit wetsvoorstel? In dit kader
merken deze leden tevens op dat momenteel door de NCG wordt gewerkt met een criterium
«verblijfsfunctie» voor gebouwen in de versterking. Hierdoor wordt een gebouw niet
in de versterking meegenomen als het geen verblijfsfunctie heeft. Met voorliggend
wetsvoorstel zal dit veranderen, maar niet per direct. Deze leden vragen de regering
welke mogelijkheid zij ziet om de definitie van gebouw zoals geformuleerd in voorliggend
wetsvoorstel per direct door de NCG te laten hanteren.
De leden van de CDA-fractie lezen dat infrastructuur, zoals bruggen, dijken en gebouwen
die vallen onder de industrieaanpak, niet onder de reikwijdte van het voorstel vallen.
Voor deze elementen wordt een afwijkende publieke aanpak uitgewerkt. Deze leden vragen
de regering op welke termijn de infrastructuuraanpak en de industrieaanpak uitgewerkt
zullen worden en wanneer de Kamer daarover wordt geïnformeerd.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom er verschillende geografische afbakeningen
gelden voor schadeafhandeling, versterking en de waardedalingsregeling. Kan dit toegelicht
worden door de regering? Kan worden aangegeven hoe ver een gebouw in de versterkingsprocedure
moet zitten om buiten het wetsvoorstel te vallen? Om welke gebouwen gaat dit? Deze
leden constateren dat de definitie van een gebouw in het voorliggende wetsvoorstel
breder is. Kan de definitie van gebouw zoals geformuleerd in deze wet niet per direct
worden gehanteerd door de NCG?
De leden van de SP-fractie lezen dat de regering contouren van vijf gemeenten beschrijft.
Waarom zijn er voor de schadeafhandeling, waardevermindering en versterking geografisch
drie verschillende gebieden? Wat ligt daaraan ten grondslag? Deze leden zijn van mening
dat ieder onveilig huis, binnen of buiten deze vijf gemeenten, in aanmerking dient
te komen voor versterking. Welke argumenten heeft de regering om deze beperking vast
te leggen? Wat betekent dit voor mensen met een onveilig huis buiten deze contouren?
Kunnen mensen die net buiten één van deze gemeenten wonen een opname verzoeken wanneer
zij zich zorgen over de veiligheid maken?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat gebouwen die zich reeds in een vergevorderd
stadium van de versterkingsprocedure bevinden van de reikwijdte van de wet kunnen
worden uitgezonderd. Kan de regering een indicatie geven in welk stadium van de vertrekprocedure
een gebouw zich moet bevinden om uitgezonderd te kunnen worden? Om welk aandeel van
alle relevante gebouwen gaat dit (ongeveer)?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aandacht voor de interactie van het wetsvoorstel
met het daaraan voorafgaande bestuursakkoord. Veel onderdelen van dit wetsvoorstel
worden al in het bestuursakkoord geregeld, soms is er zelfs sprake van tegenstrijdigheden.
Zo gaat het wetsvoorstel uit van een individuele benadering van de Groningers, terwijl
het akkoord uitgaat van clustering. Deze leden vragen daarom hoe dit wetsvoorstel
en het bestuursakkoord zich tot elkaar verhouden. Wat is de noodzaak en meerwaarde
van deze wet gelet op het bestuursakkoord?
De leden van de 50PLUS-fractie lezen dat infrastructuur, zoals bruggen en dijken,
niet onder de reikwijdte van dit voorstel valt. Hiervoor wordt in overleg met de infrastructuurbeheerders
een afwijkende publieke aanpak uitgewerkt. Gebouwen die vallen onder de industrieaanpak
vallen evenmin onder de reikwijdte. Voor beide zaken wordt een afwijkende publieke
aanpak ontwikkeld. Deze leden horen graag wanneer deze afspraken bekend worden, en
vragen alvast om een doorkijkje.
1.4. Samenhang schade en versterken
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er niet in het wetsvoorstel is opgenomen
dat NCG en IMG moeten samenwerken om het proces van schade en versterken op elkaar
af te stemmen. Waarom is gekozen voor een samenwerkingsconvenant en de mogelijkheid
van een ministeriële regeling? Welke juridische status heeft het samenwerkingsconvenant?
Wat zijn de gevolgen als het samenwerkingsconvenant niet wordt nageleefd? Wie is er
in dat geval verantwoordelijk voor het helpen van Groningers? Wat zijn de concrete
plannen en stappen om ervoor te zorgen dat NCG en IMG tot één loket komen? In het
wetsvoorstel wordt het voorbehoud gemaakt dat NCG en IMG zoveel mogelijk naar één
loket toewerken mits dat bijdraagt aan meer helderheid voor gebouweigenaren. Wanneer
is er volgens de regering geen sprake van helderheid voor gebouweigenaren? Deze leden
lezen dat er wordt gesteld dat op een beperkt aantal adressen sprake is van samenloop.
Om hoeveel adressen gaat het? Hoe kan het aantal zo laag zijn, terwijl dit toch regelmatig
als probleempunt wordt aangegeven? In hoeverre is geregeld dat er voor inwoners en
bedrijven in Groningen één begeleider voor hen is voor het gehele proces (dus zowel
schade als versterken)?
De leden van de CDA-fractie merken op dat SodM heeft geadviseerd om de schadeafhandeling
en versterking samen te voegen en deze organisatie van een ruim mandaat en een eigen
budget te voorzien. In het wetsvoorstel is hier echter niet voor gekozen. Deze leden
vragen de regering om deze keuze verder te verduidelijken. Welke onoverkomelijke redenen
zijn er voor de regering om dit advies van SodM niet op te volgen? Deze leden constateren
dat het de bedoeling is dat bewoners wel te maken krijgen met één gezamenlijk aanspreekpunt
en dat het IMG en de NCG daarover afspraken hebben gemaakt. Deze leden vragen de regering
te verduidelijken wat de exacte inhoud is van deze afspraken. Houden deze afspraken
ook in dat bewoners niet langer twee verschillende trajecten hoeven te bewandelen
voor schade en versterken als zij dat niet willen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie merken tevens op dat het wetsvoorstel de mogelijkheid
biedt om in een ministeriële regeling regels op te nemen over de manier waarop de
NCG en het IMG de uitvoering van de versterkingsopgave en de afhandeling van schade
op elkaar afstemmen. Deze leden maken daaruit op dat deze afstemming nog verdere uitwerking
behoeft. Kan de regering verduidelijken op welke termijn deze uitwerking plaats zal
vinden en hoe de afstemming tussen NCG en IMG in de praktijk gestalte zal krijgen?
Ook biedt het wetsvoorstel een grondslag waarmee beide organisaties onderling gegevens
uit kunnen wisselen om zo de schadeafhandeling en de versterking op elkaar af te stemmen.
Op welke termijn zal hieraan verdere uitwerking worden gegeven en hoe zal de gegevensuitwisseling
tussen NCG en IMG in de praktijk verlopen? Hoe wordt hierbij voorkomen dat dit voor
de bewoners leidt tot onduidelijkheid of extra administratieve lasten? Hoe zal tevens
worden voorkomen dat afstemming tussen NCG en IMG leidt tot vertraging van schadeafhandeling
en/of versterking?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of met maatschappelijke organisaties
in overleg kan worden gegaan over de mogelijkheden van een integrale benadering van
de versterking en schadeafhandeling. Vaak wordt benadrukt hoe belangrijk dit is, en
elke mogelijkheid hiertoe dient te worden onderzocht, zo menen deze leden.
De leden van de SP-fractie lezen dat het argument dat de regering gebruikt om van
de schadeafhandeling en het versterkingsproces niet één instantie te maken, is dat
71% van de mogelijk 25.000 te versterken panden geen schade heeft gemeld. Dat vinden
deze leden te kort door de bocht. Uit onderzoek blijkt dat 50% van de «gemiddelde»
huizen in het gebied schade heeft. Van een kwart van die huizen melden de bewoners
geen schade meer, onder andere door negatieve ervaringen uit het verleden. Onder de
25.000 mogelijk te versterken huizen vallen de woningen met een verhoogd risico. Is
de regering het met deze leden eens dat het niet melden van schade niet hoeft te betekenen
dat die schade er niet is, en dat het toch eenvoudiger zou zijn wanneer er één loket
komt? Juist omdat er tussen cosmetisch herstel van schade en versterking van een huis,
zodat bewoners er levend uit kunnen komen, zaken nodig zijn om te voorkomen dat schade
steeds terug komt en panden door de vele bevingen verzwakt zijn. Deze leden zijn van
mening dat twee verschillende tijdpaden meer belastend voor inwoners zijn dan één
tijdpad. Eén proces zal sneller verlopen dan twee gescheiden processen. Waarom is
de regering zo bang om IMG en NCG samen als één loket verder te laten gaan?
De leden van de SP-fractie vinden het convenant dat IMG en NCG hebben gesloten onvoldoende
om Groningers de regie te geven. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft
aan dat de gedupeerde geen nadeel mag ondervinden van het procedurele onderscheid
waar dit wetsvoorstel toe leidt. Gezien het feit dat naast het SodM, ook de maatschappelijke
organisaties pleiten voor één loket, vragen deze leden waarom de regering zo halsstarrig
vasthoudt aan deze twee sporen. Is de regering bereid alsnog te overwegen de schadeafhandeling
en de versterking samen te voegen, passend binnen een crisisaanpak zoals de toezichthouder
adviseert?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd waarom een expliciete scheiding
tussen enerzijds de opgave inzake het toekennen en verstrekken van schadevergoedingen
en anderzijds de opgave voor versterken in het wetsvoorstel is opgenomen. Hoe verhoudt
deze scheiding tussen schade vergoeden en versterken zich tot de samenhang van schade
en versterken in het bestuursakkoord? Het Groninger Gasberaad is van mening dat een
strikte scheiding tussen de opgaven betreffende schade en versterken voor bewoners
nadelig is. Deze leden zijn benieuwd of de regering het hiermee eens is. Zo ja, welke
wijziging is de regering bereid door te voeren in het wetsvoorstel? Zo nee, waarom
niet?
De leden van de 50PLUS-fractie lezen dat dit wetsvoorstel een grondslag biedt waarmee
IMG en NCG gegevens kunnen uitwisselen om zo schadeafhandeling en versterking op elkaar
af te stemmen. Deze afstemming mag niet leiden tot vertraging. Deze leden lezen graag
een beschouwing hoe dit gegarandeerd gaat worden. Deze vragen zich bijvoorbeeld af
hoe het zit met de ICT.
2. Versterkingsproces
De leden van de SP-fractie constateren dat er inmiddels meer woningen in verschillende
groepen zijn ingedeeld, dan dat er nog woningen in het reguliere proces zitten en
dat kennelijk het reguliere proces niet voldoet. Iedere groep, (pilot of batch), heeft
een andere aanpak. Dit heeft grote gevolgen voor de samenleving. Deze leden zien hoe
mensen tegen elkaar op worden gezet door de verschillende regels en kaders die er
gelden.
2.1. Het versterkingsproces vanuit perspectief eigenaar
De leden van de VVD-fractie lezen in het schema dat de stappen die een eigenaar doorloopt
volgordelijk worden weergegeven. Waarom zijn daar geen termijnen aan gekoppeld? Deze
leden vinden het belangrijk dat er duidelijkheid komt voor de bewoners en bedrijven
in Groningen. Waarom is de verplichting tot het opstellen van een meerjarenprogramma
voor de versterking niet opgenomen in het wetsvoorstel?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe bewoners worden begeleid in de keuze
tussen een nieuwe beoordeling op de nieuwste norm of de liggende beoordeling. Dit
is een ingrijpende keuze met veel impact op een mensenleven. Er zijn ook andere ingrijpende
keuzes die gemaakt moeten worden. Dit komt nog bovenop alle andere stressfactoren
die een mens kan hebben, in het bijzonder een inwoner van het aardbevingsgebied. Wordt
hier proactief hulp voor aangeboden? Kunnen bewoners hierover praten met professionals,
niet vanuit een technisch oogpunt, maar vanuit een menselijk oogpunt?
De leden van de SP-fractie vinden dat de hoeveelheid aan stappen die er bedacht zijn
voordat een woning eindelijk veilig is, past bij het enorme bureaucratische monster
dat is gecreëerd. Waarom wordt alles gebaseerd op causaliteit, normen, kaders en regels?
Waarom wordt de bewoner niet echt het uitgangspunt? Waarom wordt er niet gekeken naar
wat er echt nodig is en waar is behoefte aan? Hoeveel instanties zouden er kunnen
verdwijnen als dat het uitgangspunt wordt? Hoeveel zou dat financieel opleveren? Ook
vragen deze leden waarom er geen tijdpad wordt genoemd in de «routekaart naar herstel»?
Hoe lang gaat alles duren? Voor de transparantie zou het goed zijn inzichtelijk te
maken wie het bouwteam is, wie er bij het kennismakingsgesprek zit, wie de opdrachtgever
van het bouwteam is, waar de gemeente een rol heeft, et cetera. Ook een vraag van
deze leden is hoe deze routekaart zich verhoudt tot het bestuursakkoord. Wie heeft
welke beleidsvrijheid gekregen? Wie is er eindverantwoordelijk?
De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen over het bijgevoegde schema. Een
van de eerste stappen is «kennismakingsgesprek». Met wie maakt de eigenaar kennis?
Deze leden lezen dat in de ontwerpfase gesprekken worden gevoerd met de NCG en het
bouwteam. Kan de regering een toelichting geven op de totstandkoming en de opdrachtgever
van het bouwteam? Waar en hoe speelt de gemeente een rol in het schema?
2.2. Rolbeschrijving partijen
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de rol van het IMG hier niet wordt beschreven,
gelet op de samenhang tussen schade en versterken. Deze leden vragen tevens waarom
niet is gekozen voor het verantwoordelijk maken van één bestuursorgaan voor de besluitvorming
in de versterkingsoperatie. Wie is eindverantwoordelijk en aanspreekbaar op de versterkingsoperatie?
Door verschillende partijen is aangegeven dat er behoefte is aan een krachtige en
eenduidige sturing. Hoe wordt daar met dit wetsvoorstel invulling aan gegeven?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aandacht voor de rollen en verantwoordelijkheden
rondom dit wetsvoorstel. Deze leden vinden deze verdeling te complex en vragen of
het NCG geen groter mandaat moet krijgen. Ook vragen deze leden wat, concreet, de
rol van de gemeenteraad is in het versterkingsproces. Ook vragen deze leden, net als
de Afdeling advisering van de Raad van State, of de onafhankelijkheid bij het nemen
van versterkingsbeslissingen wel voldoende gewaarborgd is. Verantwoordelijkheden voor
de besluitvorming over en uitvoering van versterking liggen namelijk verdeeld over
verschillende bestuursorganen en uitvoeringsinstanties. Welke mogelijkheden ziet de
regering om de complexiteit te verminderen (en de daadkracht te vergroten)?
2.2.1. Eigenaar van een gebouw
De leden van de VVD-fractie lezen dat er wordt gesteld dat de eigenaar ervoor kan
kiezen om af te zien van de versterking, tenzij de belangen van derden hierdoor worden
geschaad. Wat zijn de gevolgen van deze keuzemogelijkheid?
2.2.2. Gemeenten
De leden van de VVD-fractie vragen binnen welke kaders de gemeenten moeten opereren
en de programma’s van aanpak opstellen. Wie stelt de kaders daarvoor op? Binnen welke
termijn moeten gemeenten een programma van aanpak opstellen?
2.2.3. Minister van Economische Zaken en Klimaat
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de hoogte van de heffing die wordt opgelegd
aan de NAM bepaald wordt door de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Welke
kosten van versterking zijn in de heffing meegenomen?
2.2.4. De NCG
De leden van de CDA-fractie lezen dat de NCG een bovenlokale toets uitvoert op haalbaarheid
en uitvoerbaarheid van de door gemeenten opgestelde programma’s van aanpak, ook in
relatie tot beschikbare capaciteit. Deze leden vragen de regering te verduidelijken
wat er vervolgens zal gebeuren met de uitkomsten van deze bovenlokale toets. Op welke
wijze wordt een besluit genomen over bijvoorbeeld prioritering indien er knelpunten
op het gebied van haalbaarheid en uitvoerbaarheid naar voren komen uit deze toets?
Bij wie ligt hierbij de eindverantwoordelijkheid en wie beslist uiteindelijk?
De leden van de CDA-fractie lezen tevens dat een zekere beleidsvrijheid noodzakelijk
is om de eigenaren en andere belanghebbenden daadwerkelijk centraal te kunnen stellen
in het versterkingsproces. Op welke partij wordt hierbij gedoeld? Is het de NCG die
deze beleidsvrijheid zal krijgen of een andere partij? Zal deze beleidsvrijheid tevens
worden gekoppeld aan doorzettingsmacht voor de NCG?
2.2.5. Adviescollege Veiligheid Groningen
De leden van de CDA-fractie constateren dat de wijze van beoordeling of een gebouw
aan de veiligheidsnorm voldoet uiteindelijk zal worden vastgelegd in algemeen verbindende
voorschriften, bij of krachtens AMvB. Deze leden vragen de regering te verduidelijken
op welke termijn en op welke wijze deze vastlegging plaats zal vinden. Hoe zal hierbij
de afweging tussen zorgvuldigheid en snelheid worden gemaakt? Op welke wijze en op
basis van welke criteria zal de balans tussen actualisatie van de methode en uitvoerbaarheid
worden geborgd?
De leden van de SP-fractie zijn geschrokken van de hoge kosten van het Adviescollege
Veiligheid Groningen (ACVG). Kan de regering specifiek aangeven waaraan dit geld wordt
uitgegeven? Staat dit volgens de regering in verhouding tot de moeite die veel inwoners
van Groningen moeten doen om hun schade vergoed te krijgen? Welke meerwaarde heeft
het ACVG ten opzichte van SodM? Komen adviezen van beiden altijd overeen? Welk advies
wordt gevolgd? Is het ACVG onafhankelijk? Waar blijkt dat uit?
2.2.6. Maatschappelijke organisaties
De leden van de VVD-fractie vragen welke andere maatschappelijke organisaties, naast
het Groninger Gasberaad en de Groninger Bodem Beweging, nog meer van belang zijn.
Waarom worden hier niet vertegenwoordigers van het midden- en kleinbedrijf (mkb) en/of
agrariërs genoemd?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering het Groninger Gasberaad en de
Groninger Bodem Beweging noemt als belangrijk platform voor de belangen van burgers
en organisaties. De adviesrol van deze maatschappelijke organisaties wordt echter
niet in het wetsvoorstel geborgd. Deze leden vragen de regering waarom hiervoor gekozen
is. Ziet de regering mogelijkheid om, bijvoorbeeld op bepaalde onderdelen, een formele
adviesfunctie voor deze organisaties in het wetsvoorstel te borgen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de positie van de maatschappelijke organisaties
wettelijk geborgd kan worden.
De leden van de SP-fractie zijn ronduit verontwaardigd over de manier waarop de bestuurdersovereenkomst
is gepresenteerd zonder akkoord van de maatschappelijke organisaties. Waarom heeft
de regering niet meer moeite gedaan om nader tot de maatschappelijke organisaties
te komen, zodat er ook draagvlak in de Groninger samenleving kan komen voor de plannen?
2.3. Veiligheid, normstelling en wijze van beoordelen
De leden van de SP-fractie constateren dat in de bestuurdersovereenkomst is geregeld
dat gedupeerden meer zeggenschap krijgen over hun situatie. Zo mogen zij kiezen of
zij door willen gaan met hun versterking wanneer zij al verder in het proces zitten
of niet. Wanneer men kiest voor inspectie volgens de Nationale Praktijkrichtlijn (NPR)
2020, waaruit blijkt dat hun woning toch niet versterkt hoeft te worden, vinden deze
leden het rechtvaardig dat er een bedrag komt waarmee zijn hun woningen alsnog kunnen
verbeteren. Deze leden zien dat deze bewoners zo inderdaad weer enige regie terug
krijgen. Waarom mogen bewoners niet zelf weten waaraan ze dat geld besteden? Waarom
heeft de regering gekozen voor verschillende bedragen voor verschillende groepen?
Hoe verhoudt een standaard maatregelenpakket bij de typologie-aanpak zich tot het,
in nauw overleg met de eigenaar, komen tot een versterkingsbesluit? Welke keuzevrijheid
heeft de eigenaar hier? Wat betekent het voor de eigenaren wanneer zij toch iets willen
dat zij eerder ook in hun woning hadden? Hoe zit het dan met de kosten?
2.3.1. HRA
De leden van de VVD-fractie lezen dat zodra er een publiek alternatief beschikbaar
is, dit bij of krachtens AMvB op grond van artikel 13e aangewezen kan worden. Wanneer
is dit beschikbaar? Hoe wordt de Kamer daarbij betrokken?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat er kritische kanttekeningen worden geplaatst
bij de bruikbaarheid van het Hazard and Risk Assessment (HRA)-model. Erkent de regering
nu eindelijk het failliet van deze aanpak? Het HRA-model behoort wat deze leden betreft
in de prullenbak en dient plaats te maken voor een individuele benadering. Deelt de
regering deze opvatting? In hoeverre is de gekozen typologie-aanpak werkbaar? Wat
zijn de eerste ervaringen? Is het niet zo dat ook als verschillende typen huizen worden
onderscheiden, er alsnog individueel gekeken moet worden? Immers, de staat van onderhoud,
de hoeveelheid verbouwingen en de onderliggende grond kunnen allemaal verschillen,
zo menen deze leden.
2.3.2. Typologie-aanpak
De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat woningen en bedrijven die
niet in de typologie-aanpak passen, pas als laatste aan de beurt komen dan wel dat
er geen versnelling plaatsvindt voor deze gebouwen. Wanneer verwacht de regering dat
het model van TNO waarmee op gebiedsniveau betrouwbare uitspraken kunnen worden gedaan
of gebouwen al dan niet aan de veiligheidsnorm voldoen in gebruik kan worden genomen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe een standaard maatregelenpakket zich
verhoudt tot het komen tot een versterkingsbesluit. Worden bewoners niet geconfronteerd
met een pakket waar ze maar mee moeten leven?
2.3.3. Praktijkaanpak
De leden van de CDA-fractie merken op dat de typologie-aanpak en de praktijkaanpak
beiden nog in ontwikkeling zijn. Toch bevat het wetsvoorstel een grondslag waarmee
deze nieuwe beoordelingsmethoden in de versterkingsoperatie kunnen worden toegepast.
Deze leden vragen de regering te verduidelijken hoe zij de rol ziet van de typologie-aanpak
en de praktijkaanpak in de versterkingsoperatie. Op welke termijn verwacht de regering
beide methoden toe te kunnen passen in de versterkingsoperatie? Op welke wijze zal
deze toepassing vorm worden gegeven? Wanneer verwacht de regering het advies van het
ACVG over deze methoden en wat zullen daarna de vervolgstappen zijn?
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat deze aanpak nog geen vleugels heeft
gekregen, terwijl een eigenaar met deze methode alle regie krijgt en de doorlooptijd
sneller kan zijn. Wat doet de regering om de praktijkaanpak in de praktijk te brengen?
2.4. Planning en prioritering
De leden van de CDA-fractie lezen dat handmatige verrijking van de HRA-resultaten
nodig is en dat zowel gemeenten als het IMG hiervoor bij de NCG gebouwen kunnen aandragen.
Deze leden vragen welke rol bewoners en/of maatschappelijke organisaties kunnen spelen
bij het aandragen van gebouwen voor deze verrijking. Ziet de regering hiertoe mogelijkheden
en op welke wijze zou dit gestalte kunnen krijgen?
2.5. Programma van aanpak
2.5.1. Programma van aanpak
De leden van de CDA-fractie merken op dat de wijze waarop inwoners kunnen participeren
bij de vormgeving van de programma’s niet zal worden voorgeschreven, maar dat het
aan de gemeenten is om hier invulling aan te geven. Deze leden hechten er veel waarde
aan dat bewoners zoveel mogelijk worden betrokken in de versterkingsoperatie. Zij
vragen de regering in hoeverre hiermee deze betrokkenheid zal worden geborgd. Heeft
de regering nagedacht om, in overleg met gemeenten, bewoners en maatschappelijke organisaties,
bepaalde minimumcriteria op te stellen waaraan deze participatie zou moeten voldoen?
Zo nee, waarom niet? Is dit alsnog een mogelijkheid?
2.5.2. Prioritering in programma van aanpak
De leden van de VVD-fractie lezen dat bij of krachtens AMvB regels kunnen worden gesteld
over het programma van aanpak. Hoe wordt de Kamer daarbij betrokken? Aan wat voor
soort regels wordt gedacht?
2.5.3. Uitvoeringstoets Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
De leden van de VVD-fractie vragen naar welke aspecten wordt gekeken in de uitvoeringstoets
van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De leden van de CDA-fractie constateren dat wanneer uit de uitvoeringstoets blijkt
dat een gemeente of alle gemeenten gezamenlijk meer capaciteit wensen dan beschikbaar
is en de gemeenten hier onderling niet uitkomen, er overleg plaats zal vinden om te
komen tot een verdeling van de beschikbare capaciteit. Deze leden vragen de regering
wie uiteindelijk de beslissing zal nemen over de verdeling van de beschikbare capaciteit.
Op basis van welke criteria zal deze beslissing worden genomen? Wat is de rol van
de NCG in dit geheel? Is de NCG ook partij bij het overleg dat zal plaatsvinden indien
deze situatie zich voordoet? Voorziet de regering hierbij ook een rol voor bewoners
en/of maatschappelijke organisaties? Zo nee, waarom niet?
2.5.4. Vaststelling programma van aanpak
De leden van de SP-fractie hebben de regering via meerdere moties gevraagd om mensen
zekerheid te bieden. Deze leden vinden het belangrijk dat inwoners weten waar zij
aan toe zijn. In het wetsvoorstel wordt geregeld dat de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties een overzicht van risicoprofielen van gebouwen stuurt
naar het betrokken college en de inspecteur-generaal der mijnen. Denkt de regering
dat deze kennis bij zou kunnen dragen aan het verminderen van onzekerheid van gedupeerden?
Is de regering bereid om deze risicoprofielen ook naar de bewoner te sturen?
2.6. De versterking van een gebouw
De leden van de SP-fractie lezen in het wetsvoorstel dat de plannen van aanpak van
de gemeenten leidend zijn voor de versterkingsaanpak. Hoe staan deze plannen van aanpak
in verhouding tot het meerjarenversterkingsplan? Is er voldoende capaciteit voor de
uitvoering van deze plannen? Ook vragen deze leden hoe groot de bijdrage van de gemeenteraad
is in het hele versterkingsproces. Hoe zijn de raadsleden betrokken bij de plannen
van aanpak? Welke rol spelen zij bij de uitvoering? Welke kaders zijn er vastgesteld?
Waar zijn die te vinden? Verder missen deze leden in dit wetsvoorstel de mogelijkheid
voor iedere inwoner van het gaswinningsgebied om hun huis te laten inspecteren. Deze
leden vinden dat iedereen die zich onveilig voelt in staat moet zijn om zijn huis
te laten inspecteren. Niet alleen als omstandigheden daartoe aanleiding geven. Waarom
kan schade worden ingediend, maar moet versterking worden aangevraagd?
2.6.1. Uitvoeren opname en beoordeling
De leden van de VVD-fractie constateren dat de NCG een ruim mandaat heeft om de uitvoering
voortvarend ter hand te kunnen nemen. Hoe ziet dat mandaat er uit? En waaruit blijkt
dat het een ruim mandaat is? In hoeverre betekent mandaat ook doorzettingsmacht?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waar de tijdswinst uit bestaat. Hoe is dit
anders dan de afgelopen jaren het geval was?
2.6.2. Uitkomst beoordeling
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de grondrechten zijn afgewogen bij de mogelijkheid
in dit wetsvoorstel om het gebouw binnen te treden. Er wordt gesteld dat het in bijzondere
gevallen mogelijk is dat de termijn van acht weken niet haalbaar is. In dat geval
kan de termijn eenmalig worden verlengd met zes weken. Wat is de consequentie indien
blijkt dat ook deze termijn niet haalbaar blijkt?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat er gebeurt als NCG en de eigenaar het
fundamenteel oneens zijn, ook na mediation en het inbrengen van de bedenkingen. Is
de bewoner niet machteloos als men het bijvoorbeeld niet eens is over een alternatieve
maatregel of wanneer een maatregel duurder uitvalt dan een strikt noodzakelijke versterkingsmaatregel?
Dient dan niet het ruimhartigheidsprincipe worden toegepast? Deze leden vragen in
het algemeen hoe flexibel en ruimhartig men is. Wat gebeurt er wanneer versterkingsmaatregelen
dusdanig ingrijpend zijn, omdat het hele huis er bijvoorbeeld anders uit gaat zien
of er een balk in een kamer moet komen, dat een bewoner deze maatregelen niet wil?
De leden van de SP-fractie lezen dat wanneer de beoordeling is afgerond, de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan besluiten versterking wel of niet
door te laten gaan. Aan welke eisen moet het besluit voldoen? Waarom krijgt de Minister
deze verantwoordelijkheid? Waarom is hier überhaupt iemand verantwoordelijk voor?
Is de beoordeling niet leidend tenzij de bewoner niet akkoord is? Welke rechten heeft
de bewoner hier? Tevens vragen deze leden waarom er voor dit versterkingsbesluit de
termijn van één jaar is genomen. Waarom niet een veel kortere termijn? Waarom kan
een bewoner geen termijnverlenging aanvragen? Welke dag wordt bedoeld met de datum
dagtekening? Is dat de dag dat het besluit bekend gemaakt wordt aan de bewoner, of
de dag dat het versterkingsadvies wordt opgeleverd of overhandigd aan bewoner (c.q.
is goedgekeurd en/of geaccepteerd)? Waarom wordt er geen termijn en eventuele dwangsom
gesteld voor de periode tussen inspectie/opname en dagtekening van de beoordeling?
2.6.3. Versterkingsbesluit algemeen
De leden van de VVD-fractie vragen waarom hier wel een termijn wordt genoemd, namelijk
dat het versterkingsbesluit in beginsel één jaar is, en bij de overige stappen niet?
Waarom wordt gezegd dat het «in beginsel» één jaar is? Waarop is de termijn van één
jaar gebaseerd? In hoeverre kan dit worden bekort? De NCG kan de termijn eenmaal verlengen,
gaat het dan om een termijn van weer één jaar? Deze leden lezen tevens dat met het
onherroepelijk worden van het besluit tot niet versterken, het versterkingsproces
van het desbetreffende gebouw stopt. Als er een nieuwe eigenaar is, kan het versterkingsproces
dan alsnog weer opgestart worden op verzoek van een nieuwe eigenaar? Zo nee, waarom
niet?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de termijn voor het nemen van het versterkingsbesluit
in beginsel één jaar is. Zij vragen de regering op basis waarvan tot deze termijn
is gekomen. Welke mogelijkheden zijn er om deze termijn in te korten?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden een termijn van een jaar die eenzijdig verlengd
kan worden niet acceptabel. Is de regering bereid dit te verkorten naar een termijn
van in beginsel vier maanden en met wederzijdse toestemming mogelijkheid tot verlengen
naar een jaar?
De leden van de SP-fractie willen dat er snel versterkt gaat worden waar nodig. Is
de regering bereid om termijnen aan NCG op te leggen voor opname en beoordeling? Van
bijvoorbeeld acht weken? Is de regering bereid eventueel dwangsommen op te leggen
wanneer termijn niet wordt gehaal? Waarom wordt er in dit wetsvoorstel uitgegaan voor
een termijn van één jaar voor het nemen van een versterkingsbesluit door de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties? Is de regering bereid hier een maximale
termijn van vier maanden te hanteren, en alleen verlenging van die termijn toe te
staan indien de eigenaar daar mee akkoord gaat, enook hier zo nodig dwangsommen op
te leggen?
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de termijn voor het nemen van het versterkingsbesluit
in beginsel één jaar is en de NCG de termijn bovendien eenmaal kan verlengen in bijzondere
gevallen. Waarom kan hier gezien de noodzaak om snel stappen te zetten niet gekozen
worden voor maximaal enkele maanden? Kan de regering meer voorbeelden geven van bijzondere
gevallen die rechtvaardigen dat de NCG de termijn verlengt? Welke ruimte heeft de
NCG om, ook bij niet bijzondere gevallen, de termijn te verlengen? Wat als de NCG
onvoldoende tempo maakt? Deelt de regering de mening met deze leden dat indien de
NCG onterecht eenzijdig de termijn verlengt, een vergoeding op zijn plaats is? Zo
nee, waarom niet?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd waarom er zoveel rek is gestopt
in de genoemde termijnen. Groningers hebben wat deze leden betreft al lang gewacht,
en zijn nog lang aan het wachten, op uitsluitsel rondom hun beschadigde woning. Is
de regering het met deze leden eens dat een termijn van een jaar tussen de dagtekening
van een beoordeling en het daadwerkelijke besluit teveel is? En is de regering bereid
hier een en ander in aan te passen?
2.6.4. Inhoud versterkingsbesluit
De leden van de VVD-fractie vragen wat het (juridisch) betekent dat de vordering tot
vergoeding van de schade op de exploitant ter zake van de kosten van de versterkingsmaatregelen
worden overgedragen aan de Staat.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de soort maatregelen uit de beoordeling de referentie
vormt voor de versterkingsmaatregelen en de aanspraak op vergoeding van deze maatregelen
die in het versterkingsbesluit worden opgenomen. Bij de beoordeling zal tevens een
budget worden gedeeld met de eigenaar. Deze leden ontvangen signalen dat dit in de
huidige praktijk nog niet het geval is en vragen de regering op welke termijn het
delen van het budget met de eigenaar in de praktijk als standaard zal worden ingevoerd.
2.6.5. Coördinatie vergunningverlening
De leden van de VVD-fractie vragen wat het concreet betekent dat ten behoeve van de
uitvoering van de versterkingsopgave in het Groninger aardbevingsgebied reeds een
generieke ontheffing op grond van hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is verleend.
Klopt het dat daarmee nog niet voor alle flora en fauna ontheffingen zijn verleend?
Voor welke nog niet? Klopt het dat dit voor de zwaluw, mus en vleermuis nog niet het
geval is? Waarom is dat nog niet gebeurd? Wat zijn de gevolgen van het niet voor alle
flora en fauna ontheffingen verlenen voor het tempo van de versterkingsoperatie?
2.6.6. Gedoogplicht
De leden van de VVD-fractie vragen welke waarborgen er zijn opgenomen voor een verantwoord
proces als het gaat om het zonder de toestemming van de eigenaar kunnen uitvoeren
van werkzaamheden.
2.6.7. Uitvoering
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het wordt geregeld als een eigenaar ervoor
kiest om zelf opdrachten te verstrekken. Zijn er geen andere mogelijkheden dan dat
de betalingen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden
gedaan? Hoe gaat dit in de praktijk uitgevoerd worden? Kan niet op een andere manier
gewaarborgd worden dat het budget wordt besteed aan de uitvoering van de versterkingsmaatregelen?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over het gebrek aan capaciteit bij
aannemers en leveranciers. Hoe schat de regering dit in? Wordt er proactief voor gezorgd
dat er voldoende bouwbedrijven en personeel beschikbaar zijn? Op welke manier? Deze
leden vragen op welke manier het bedrag ter besteding wordt gesteld. Hoe wordt ervoor
zorggedragen dat dit niet teveel rompslomp met zich meebrengt?
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over welke eigendommen inwoners na versterking
nog hebben. Voordat versterkingsprojecten begonnen kregen bewoners te horen dat ze
terugkregen wat ze hadden. Hoe is in dit wetsvoorstel geregeld dat dat ook gaat gebeuren?
2.7. Rechtsbescherming
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de vaststelling van risicoprofielen door
de NCG en het programma van aanpak van de gemeente wordt uitgezonderd van bezwaar
en beroep. Hoe worden Groningers daar dan wel bij betrokken, bijvoorbeeld in het voortraject?
Wat wordt verstaan onder een belanghebbende die beroep in kan stellen? Hoe is de bezwaarprocedure
bij de NCG organisatorisch geregeld? Is er sprake van «Chinese Walls» tussen de afdeling
die het besluit heeft genomen en de afdeling die het bezwaar beoordeelt? Op welke
manier is de objectiviteit van het besluit op bezwaar gewaarborgd?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom voor de termijn voor het maken
van bezwaar en het instellen van beroep de hoofdregel van zes weken van artikel 6:7
Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt gevolgd, terwijl in de vorige versie nog, in
aansluiting op het privaatrecht, werd uitgegaan van een termijn van dertien weken
(paragraaf 9.3.4). Deze leden zijn van mening dat, gezien derde-belanghebbenden ontbreken,
er weinig op tegen is de termijn van dertien weken te hanteren, terwijl de verschillende
betrokken organen en overheden een stuk langere wachttijden hanteren. Is de regering
bereid om de termijn voor het maken van bezwaar op te rekken naar dertien weken?
2.8. Relatie met hoger recht
2.8.1. Bescherming persoonsgegevens
De leden van de VVD-fractie vragen welke betrokken partijen nu wel of niet persoonsgegevens
mogen uitwisselen. Zijn er dan nog knelpunten te verwachten? Mogen NCG en IMG persoonsgegevens
uitwisselen?
3. Financiering en heffing
De leden van de VVD-fractie lezen dat er wordt gesteld dat alle kosten die gemoeid
zijn met schadeherstel en versterken via een heffing worden doorbelast aan de exploitant.
Wat wordt verstaan onder «alle kosten»? Zijn dat ook de kosten van de recent afgesproken
regiodeal? In hoeverre is het juridisch mogelijk dit soort kosten via de heffing ook
door te berekenen? Hoeveel kosten zijn inmiddels al in rekening gebracht bij de NAM,
als het gaat om schade en versterking, en betaald door de NAM?
4. Samenhang met andere dossiers
4.1. Samenhang met afbouw gaswinning
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de voortgang is van de bouw van de stikstoffabriek.
5. Gevolgen en neveneffecten
5.1. Administratieve lasten voor burgers en bedrijven
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de begeleiding voor burgers en bedrijven van
de schade- en versterkingsprocedure is geregeld. Welke keuzemogelijkheden hebben burgers
en bedrijven daarin, bijvoorbeeld om het zelf te regelen?
5.2. Gevolgen voor het MKB
De leden van de VVD-fractie vragen wat definitie van mkb is als aangegeven wordt dat
het gaat om ruim drieduizend mkb’ers. Waarom wordt er geen speciale aandacht besteed
aan de agrarische ondernemers in het gebied? De verwachting is dat de regeldrukeffecten
voor het mkb beperkt zullen zijn, zo lezen deze leden. Hoe is dat beoordeeld? Wat
wordt er bedoeld met regeldrukeffecten?
6. Adviezen en internconsultatie
De leden van de VVD-fractie vragen of een overzicht kan worden gegeven van de wijzigingen
op basis van de consultatie.
7. Routekaart naar herstel/klantreis
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er wordt gesproken van een «klantreis».
Groningers zijn toch «geen klant»? Deze leden lezen tevens dat er een aantal stappen
wordt geschetst, maar onduidelijk is wat wanneer gaat gebeuren. Hoeveel tijd is er
gemoeid met de stappen? Kan dat aangegeven worden?
De leden van de CDA-fractie constateren dat bewoners in de «routekaart naar herstel»
een centrale rol krijgen. Het is deze leden echter nog niet duidelijk hoeveel tijd
elke stap in deze routekaart in beslag zal nemen. Deze leden vragen de regering om
een inschatting te maken van de benodigde tijd voor elke stap in deze routekaart en
in de periode die daaraan vooraf gaat. Binnen welke tijd dienen de gemeenten de programma’s
van aanpak te hebben ontwikkeld? Op welke termijn dient de uitvoeringstoets en afstemming
van de programma’s van de diverse gemeenten gereed te zijn? Binnen welke periode dient
de stap van prioritering naar kennismakingsgesprek en opname worden gemaakt? Hoeveel
tijd staat er voor de stap van opname naar beoordeling en het delen hiervan? Hoe snel
daarna dient een versterkingsbesluit te worden genomen? Wanneer dient de realisatie
daarna van start te gaan? Hoeveel tijd mag er zitten tussen het begin van de realisatie
en oplevering? Kan de regering tevens duidelijk maken hoeveel tijd er naar verwachting
nodig zal zijn voor de gemiddelde bewoner om de gehele routekaart af te leggen?
De leden van de CDA-fractie merken op dat het hen tevens nog niet duidelijk is hoe
deze routekaart er in de praktijk uit zal zien. Zij merken bijvoorbeeld op dat er
in de ontwerpfase gesprekken zijn met de NCG en het bouwteam. Kan de regering verduidelijken
wat hier met het «bouwteam» wordt bedoeld? Wie zijn de leden van dat team en wie is
opdrachtgever van het bouwteam? Is dat de NCG, de eigenaar zelf of bijvoorbeeld de
gemeente? Deze leden vragen de regering om bij elke stap in de routekaart duidelijk
aan te geven welke partijen daarbij betrokken zijn. Deze leden vragen de regering
daarbij aan te geven wat de rol is van de NCG, gemeenten, provincie, Rijk en eigenaar
bij elke stap in de routekaart en om te verduidelijken bij welke stap en op welke
momenten eigenaren terecht kunnen bij welke partij voor eventuele klachten, bezwaar
en beroep, vragen en voor ondersteuning.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe vaak de gedupeerden wel niet door een
dergelijk ingewikkeld en tijdrovend proces zijn gegaan. Realiseert de regering zich
dit? Deze leden zijn van mening dat op proactieve wijze alles op alles moet worden
gezet om de bewoners te ontlasten. Hoe wordt dit gedaan? Hoe lang duurt een gemiddeld
proces gerekend vanaf vandaag? Moeten er niet onorthodoxe methodes worden gebruikt
om alle betrokkenen voldoende en proactief te informeren en vooral om met alle betrokkenen
in gesprek te gaan? Een inspraakavond over het plan van aanpak lijkt niet voldoende.
In de ogen van deze leden is er meer nodig dan nu wordt geschetst. Wordt wetenschappelijk
advies ingewonnen over hoe dit op de juiste manier moet gebeuren? Wordt hierover in
gesprek gegaan met de maatschappelijke organisaties?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen tevens waarom het nodig is voor de eigenaar
om een verklaring te ondertekenen waarbij hij aangeeft zijn kosten niet te verhalen
op de NAM. Wanneer alles juridisch goed is verankerd hoeft de NAM toch nergens voor
te vrezen?
II. ARTIKELGEWIJS
Artikel I
Onderdeel B
De leden van de VVD-fractie constateren dat in dit onderdeel eigenlijk wordt geschetst
wat IMG en NCG wel en niet moeten doen. In hoeverre wordt er ook gekeken naar het
voorkomen van schade door maatregelen? Waar vallen die maatregelen onder? Hoe wordt
voorkomen dat er schade hersteld wordt, terwijl de versterking op korte termijn begint?
Hoe past de samenloop en afhandeling van herstel van schade en versterking, waar een
eigenaar voor kan kiezen, in artikel 2, negende lid?
Onderdeel C
De leden van de VVD-fractie vragen of er ook direct informatie-uitwisseling tussen
IMG en NCG plaats kan vinden. Wie is eindverantwoordelijk voor de uitwisseling van
gegevens tussen de verschillende instanties? Waarom wordt niet nu al in dit wetsvoorstel
geregeld wat de wijze is waarop de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en het IMG, indien er samenloop is van schade en versterken bij een gebouw, met elkaar
afstemmen dat de schadeafhandeling en de versterking gecoördineerd worden? Hoe wordt
de Kamer betrokken bij deze ministeriële regeling?
De leden van de CDA-fractie lezen dat indien IMG gegronde vermoedens heeft dat een
gebouw niet voldoet aan de veiligheidsnorm, dit zal worden gemeld aan NCG en het college
van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten. Deze leden vragen de regering
waarom het college van burgemeester en wethouders hierbij betrokken dient te worden.
Is dit in het kader van de planning of tevens voor handhaving van het bouwbesluit?
Kan de regering duidelijk maken hoe het proces verloopt nadat een dergelijke melding
door IMG is gedaan? Welke partij is verantwoordelijk en aanspreekbaar voor de afhandeling
van het dossier na de melding?
De leden van de CDA-fractie hebben tevens nog enige vragen over de samenhang tussen
schade en versterken die in dit onderdeel naar voren komt. Zo vragen deze leden wie
uiteindelijk verantwoordelijk en daarmee aanspreekbaar is op de uitwisseling van gegevens,
met name persoonsgegevens, tussen de in dit onderdeel genoemde instanties. Wat wordt
in negende lid concreet verstaan onder «het afstemmen van de vergoeding tussen NCG
en IMG»? Waarom wordt er alleen op ministerieel niveau afgestemd over schadevergoeding
en versterking? Hoe zal worden geborgd dat het samenwerkingsconvenant tussen IMG en
NCG zal zorgen voor een daadwerkelijk effectieve integratie van schade en versterken?
De leden van de CDA-fractie lezen in het tiende lid dat de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en de «exploitant» elkaar desgevraagd de gegevens, waaronder
persoonsgegevens, verstrekken voor zover die noodzakelijk zijn in het belang van een
goede uitvoering van de versterking op grond van hoofdstuk 5. Deze leden vragen waarop
wordt gedoeld met de «exploitant» en waarom deze exploitant hier vermeld staat. Hoe
verhoudt dit zich tot de stelling dat de NAM uit het systeem is? Tevens vragen deze
leden de regering een voorbeeld te geven van een situatie waarin uitwisseling van
gegevens tussen de NAM en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
noodzakelijk is.
Onderdeel E
De leden van de VVD-fractie vragen wat wordt verstaan onder «grote aantallen aanvragen».
Onderdeel F
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Kamer wordt betrokken bij de genoemde AMvB.
Agrarische gebouwen vallen onder de toepassing van dit hoofdstuk, geldt dit ook voor
het mkb? In hoeverre wordt door artikel 13, tweede lid, de rechtspositie van de schademelder
beperkt ten opzichte van de Awb? Als deze wordt beperkt, waarom is daar dan voor gekozen?
Met betrekking tot artikel 13a, eerste lid, vragen deze leden waarom het werkingsgebied
niet gelijk is aan het werkingsgebied van de schade. Welke gebouwen of categorieën
gebouwen worden bedoeld in artikel 13a, tweede lid? Wat is een andere wijze van versterking
waarin wordt voorzien? Wat is de genoemde verantwoordelijkheid in artikel 13ba? Deze
leden vragen met betrekking tot artikel a13d of er in plaats van «kan» adviseren over,
niet moet staat «moet» adviseren. En als dat niet het geval is, waarom niet? Wie is
er uiteindelijk verantwoordelijk voor de veiligheid in Groningen? Met betrekking tot
artikel 13g vragen deze leden waarom het pas mogelijk is om in het tweede kwartaal
2021 een meerjarige planning te presenteren als het programma al een meerjarige planning
bevat en de plannen al klaar zijn. Waarom wordt er gesproken over het «op verzoek»
geven van een oordeel over de uitvoerbaarheid?
De leden van de VVD-fractie vragen wat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
in brede zin allemaal aan de NCG mandateert volgens artikel 13i. Of doet het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daadwerkelijk alle taken die in de wet
vermeld staan zelf? Wat wordt verstaan onder «direct belanghebbenden»? Waarom is er
bij schade gekozen voor een onafhankelijke partij (IMG) en bij versterking voor een
zelfstandig bestuursorgaan (NCG)? Hoe wordt de bewoner/eigenaar betrokken bij het
besluit? Welke kosten worden er bedoeld in artikel 13i, vierde lid?
De leden van de VVD-fractie lezen in artikel 13j dat de termijn in bijzondere gevallen
eenmalig door de NCG kan worden verlengd. Wat wordt verstaan onder «bijzondere gevallen»?
Met hoeveel tijd kan de termijn verlengd worden? Waarom is gekozen voor de termijn
«binnen één jaar na de dagtekening van de beoordeling»? In hoeverre is het mogelijk
dat deze termijn wordt verkort? Wat wordt verstaan onder een gebouw met monumentale
waarde? Is dit een rijksmonument? Of ook een provinciaal of gemeentelijk monument?
Op welk moment in het proces moet de vordering van vergoeding worden overgedragen
aan de Staat? Ook lezen deze leden dat aan een eigenaar die in eigen beheer de maatregelen
uitvoert een bedrag wordt toegekend dat maximaal kan worden uitgegeven voor de uitvoering
van de versterkingsmaatregelen. Hoe wordt omgegaan met een onvoorziene overschrijding
die nodig is vanwege de veiligheid? Ten aanzien van artikel 13j, derde lid, vragen
deze leden hoe de bewoners en/of eigenaar bij dit besluiten worden betrokken. Ten
aanzien van artikel 13j, vierde lid, vragen deze leden waar het begrip «andere maatregelen»
betrekking op heeft. Op niet-versterkingsgerelateerde maatregelen of op versterkingsmaatregelen die op een andere manier worden
uitgevoerd dan in het versterkingsbesluit is voorgesteld? Ten aanzien van artikel
13j, zesde lid, vragen deze leden in welke vorm nadere voorwaarden kunnen worden verbonden
aan het versterkingsbesluit. Aan welke voorwaarden moet dan worden gedacht? Graag
ontvangen deze leden een uitgebreide uitleg over wat hier wordt bedoeld. Deze leden
vragen ten aanzien van artikel 13j, zevende lid, of het klopt dat de eigenaar/bewoner
toch allereerst aan zet is om te bepalen dat herstel van schade en versterking gekoppeld
kunnen worden. Hoe is dit te rijmen met dit artikel?
De leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot artikel 13k wat is geregeld
in het kader van de medewerkingsplicht als het gaat om overleg vooraf. Kan door de
regering een aantal voorbeelden gegeven worden welke belangen van derden kunnen spelen?
Over artikel 13l vragen deze leden of het hier gaat om de rijkscoördinatieregeling?
Wat houdt dit precies in?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het hoofdstuk versterking uitsluitend van toepassing
is op gebouwen in de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen
en Oldambt. Deze leden vragen de regering waarom het werkingsgebied van de versterking
beperkt wordt tot deze gemeenten. Kan de regering duidelijk maken waarom dit gebied
niet gelijk is aan het werkingsgebied van schade? Wat betekent dit voor gebouwen aan
de randen van het gebied, bijvoorbeeld in Westerkwartier en rond Norg?
De leden van de CDA-fractie lezen in artikel 13a, tweede lid, dat bij AMvB kan worden
bepaald dat dit hoofdstuk niet van toepassing is, of onderdelen daarvan niet van toepassing
zijn, op gebouwen of categorieën van gebouwen waarvoor op een andere wijze in de versterking
wordt voorzien. Deze leden vragen de regering op welke gebouwen of categorieën van
gebouwen hierbij wordt gedoeld. Wat wordt daarnaast bedoeld met deze «andere wijze
waarop in de versterking wordt voorzien»? Kan de regering uitleggen waarom ervoor
wordt gekozen om deze gebouwen of categorieën van gebouwen aan te wijzen middels een
AMvB?
De leden van de CDA-fractie lezen in artikel 13c dat het ACVG tot taak heeft om te
adviseren over de regels, bedoeld in de artikelen 13e, derde lid, en artikel 13h.
Deze leden vragen de regering uiteen te zetten wat de meerwaarde van het ACVG is ten
opzichte van reeds bestaande adviserende instanties zoals SodM. Kan de regering tevens
duidelijk maken in hoeverre er een overlap kan bestaan tussen deze instanties en hun
adviezen en welk advies er gevolgd zal worden als er sprake is van tegengestelde adviezen
van bijvoorbeeld het ACVG en SodM?
De leden van de CDA-fractie merken op dat in artikel 13g de rol van de gemeenten wordt
beschreven. De gemeenteraad stelt volgens dit artikel een programma van aanpak vast
op basis van de risicoprofielen met daarin een prioritering van gebouwen die mogelijk
versterking behoeven. Deze leden merken op dat in het wetsvoorstel niet wordt gesproken
over het meerjarenversterkingsplan. Kan de regering uiteen zetten wat de stand van
zaken is omtrent dit meerjarenversterkingsplan en hoe dit zich verhoudt tot de door
de gemeenteraden vast te stellen plannen van aanpak?
De leden van de CDA-fractie lezen tevens dat er middels een AMvB regels kunnen worden
gesteld omtrent de zogenaamde «opname op verzoek». Deze leden vragen de regering waarom
er, mede in het kader van het duidelijkheid scheppen richting bewoners, niet voor
gekozen is om deze regels in de voorliggende wet zelf op te nemen. Deze leden hebben
dezelfde vraag bij artikel 13h. Ook de regels over de wijze waarop wordt vastgesteld
of een gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet en de wijze waarop wordt bepaald welke
maatregelen nodig zijn om een gebouw aan de veiligheidsnorm te laten voldoen zullen
middels een AMvB worden gesteld. Deze leden vragen de regering waarom er, mede in
het kader van het duidelijkheid scheppen richting bewoners, niet voor gekozen is om
deze regels in voorliggend wetsvoorstel zelf op te nemen.
De leden van de CDA-fractie lezen in artikel 13i dat de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties een besluit kan nemen dat een gebouw aan de veiligheidsnorm
voldoet en geen versterkingsmaatregelen noodzakelijk zijn. Deze leden vragen waarom
er in dit artikel wordt afgeweken van het uitgangspunt dat een onafhankelijke partij
een besluit neemt over de veiligheid van een gebouw. Kan de regering tevens verduidelijk
aan welke eisen dit besluit moet voldoen? Op welke wijze zullen bewoners op de hoogte
worden gebracht van dit besluit en welke mogelijkheden tot beroep of bezwaar tegen
dit besluit bestaan er voor hen?
De leden van de CDA-fractie merken op dat in artikel 13i, vierde lid, een versterkingsbesluit
wordt voorbereid nadat schriftelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij zijn vordering tot
vergoeding van schade op de exploitant ter zake van de kosten van de versterkingsmaatregelen
overdraagt aan de Staat. Deze leden vragen welke kosten in dit lid exact worden bedoeld.
Kan de regering verduidelijken in hoeverre dit vergelijkbaar is met de situatie bij
schade, waarbij de eigenaar de vordering tevens overdraagt aan de Staat? Gaat het
in dit artikel over een overdracht aan de Staat van een claim betreffende schade,
betreffende versterking of betreffende beide? Geldt deze verplichte overdracht ook
in het geval dat er een zaak loopt over deze schade bij de civiele rechter? Wat zijn
de gevolgen indien de eigenaar zijn vordering niet overdraagt aan de Staat?
De leden van de CDA-fractie constateren dat in artikel 13j staat dat de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen één jaar na de dagtekening van de
beoordeling een versterkingsbesluit neemt. Deze leden merken op dat de NCG de bewoner
assisteert bij de aanvraag voor het versterkingsbesluit, maar dat de NCG ook het versterkingsbesluit
neemt namens de Minister. Deze leden vragen de regering te verduidelijken hoe de onafhankelijkheid
van de NCG wordt geborgd in dit proces. Tevens vragen deze leden op welke wijze de
afhankelijkheden met andere instanties, bijvoorbeeld als het gaat om de omgevingsvergunning
en bouwvergunning, zullen worden gecoördineerd.
De leden van de CDA-fractie lezen in artikel 13j, vierde lid, dat er op verzoek van
de eigenaar andere maatregelen kunnen worden opgenomen om een gebouw aan de veiligheidsnorm
te laten voldoen dan de versterkingsmaatregelen. De extra kosten daarvan komen dan
voor rekening van de eigenaar. Deze leden vragen de regering wat er wordt bedoeld
met deze «andere maatregelen». Gaat het daarbij om maatregelen die geen verband houden
met de versterking, zoals bijvoorbeeld een uitbouw of worden hier versterkingsmaatregelen
bedoeld die anders en/of duurder zijn dan de in het versterkingsbesluit voorgestelde
maatregelen? Indien dit laatste het geval is, betekent dat dan dat de bewoner alleen
de in het versterkingsbesluit voorgestelde maatregelen vergoed krijgt?
De leden van de CDA-fractie merken op dat in artikel 13j, zesde lid, enkele redenen
worden genoemd waarmee aanspraak op het versterkingsbesluit vervalt. Deze leden vragen
de regering te verduidelijken op welke wijze het voor kan komen dat dit artikel van
toepassing wordt op een besluit. Ook vragen deze leden wat wordt bedoeld met de andere
voorwaarden aan het versterkingsbesluit zoals die in artikel 13j, achtste lid, worden
genoemd. Aan welke voorwaarden moet hierbij worden gedacht?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van artikel 13m, tweede
lid. Dit artikel kan in de uitwerking met zich meebrengen dat tegen de wil van een
eigenaar vergaande maatregelen aan een woning worden getroffen. Deze leden denken
daarbij bijvoorbeeld aan de situatie waarbij een twee-onder-een-kapwoning een helft
wordt versterkt of zelfs gesloopt, en het andere deel van de woning medewerking zal
moeten verlenen. De leden vragen hoe dit moet worden gezien ten opzichte van het uitgangspunt
dat de regie bij de woningeigenaar ligt.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom het werkingsgebied van de versterking
in het wetsvoorstel is beperkt tot zes gemeenten. Kan de regering uitleggen waarom
niet is gekozen voor een werkingsgebied dat gelijk is aan het werkingsgebied van schade?
En hoe denkt de regering moeilijkheden en onduidelijke situaties aan de randen van
het gebied te voorkomen?
Onderdeel G
De leden van de VVD-fractie vragen welke kosten er niet vallen onder de heffing. In
hoeverre zijn extra kosten die nodig zijn in het proces ook op te nemen? Wat gebeurt
er als de partij failliet gaat?
Onderdeel H
De leden van de VVD-fractie vragen wat nut en noodzaak is van het toevoegen van artikel
15b.
Artikel III
De leden van de VVD-fractie vragen of kan worden uitgelegd wat hier wordt bedoeld
dan wel geregeld. Wat zijn hiervan de gevolgen?
De voorzitter van de commissie, Renkema
Adjunct-griffier van de commissie, Witzke
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
E.M. Witzke, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.