Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de VTC Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 23 november 2020 (Kamerstuk 21501-02-2238)
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2245
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 30 november 2020
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft
een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking over o.a. de brief inzake de geannoteerde agenda voor
de videoconferentie Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 23 november
2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2238).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 november 2020 aan de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 19 november 2020 zijn
de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, De Roon
Adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave
I
Vragen en antwoorden
2
Algemeen
2
Schuldenproblematiek en Financing for Development
2
Gender
19
AOB
25
Verslag informele RBZ/Ontwikkelingssamenwerking van 29 september 2020
28
Overig
32
II
Volledige agenda
35
I. Vragen en antwoorden
Algemeen
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden stukken. Zij hebben
hier nog enkele vragen over.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
op de agenda. Zij hebben nog enkele vragen over de stand van zaken van de schuldverlichtingsinitiatieven
en het Gender Action Plan III.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda
voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking. Door de coronacrisis staat
jarenlange vooruitgang met betrekking tot de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDGs) onder
zware druk. De punten op de agenda zijn van groot belang om de SDG-agenda in deze
context verder te brengen. Deze leden hebben nog enige vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben
hierover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie danken de Minister voor de geannoteerde agenda en hebben
deze met belangstelling gelezen. Mede gezien de recente ontwikkelingen hebben deze
leden nog een aantal vragen.
Schuldenproblematiek en Financing for Development
De leden van de VVD-fractie lezen dat één van de onderwerpen bij de aanstaande videoconferentie
de schuldenproblematiek van ontwikkelingslanden betreft. Hoe beoordeelt de Minister
het «Common Framework» van de G20 en de Club van Parijs? Hoe beoordeelt zij de kansen
op het slagen van een «multilaterale benadering» van schuldenverlichting waarbij daadwerkelijk
alle crediteuren, waaronder alle crediteuren die aangesloten zijn bij de G20, zoals
China, aangesloten zijn?
1. Antwoord kabinet
Het «Common Framework for Debt Treatments beyond the DSSI» is een belangrijke stap vooruit in de internationale architectuur voor het adresseren
van schuldhoudbaarheidsproblemen. Het raamwerk komt in grote lijnen overeen met de
gebruikelijke procedures van de Club van Parijs. Vernieuwend is dat de belangrijkste
officiële crediteuren zich hieraan committeren via de G20, ook de landen die niet
lid zijn van de Club van Parijs. Het Kabinet vindt het belangrijk dat alle crediteuren
bijdragen aan schuldherstructureringen op basis van een aantal kernprincipes die nodig
zijn voor tijdige en ordelijke schuldenmaatregelen en verwelkomt dan ook de aanname
van het Common Framework. Het is een hoopvolle stap richting sterkere coördinatie tussen crediteuren in de
Club van Parijs en de opkomende G20-crediteuren.
Deelt de Minister de opvatting van de voorgenoemde leden dat verlichting van schulden
in de algemene zin in het verleden enkel heeft geleid tot het aangaan van nieuwe schulden?
Zo ja, deelt zij de mening dat maatregelen op het gebied van schuldenproblematiek
zich dienen te beperken tot het opschorten van rente of aflossingen?
2. Antwoord kabinet
Schuldfinanciering is een belangrijke manier voor landen om te investeren in economische
ontwikkeling en het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s). Uiteraard
is het daarbij wel van belang dat middelen inderdaad worden aangewend voor productieve
investeringen, die de economische groei duurzaam vergroten en daarmee de schuldquota
in balans houden. Goed beheer van de publieke financiën is daarbij essentieel.
Helaas zijn in een aantal landen die eerder schuldkwijtschelding kregen de schulden
toch weer opgelopen richting onhoudbare niveaus. In sommige van deze landen zal het
opschorten van rente en aflossingen naar verwachting onvoldoende zijn om een schuldencrisis
te voorkomen, daarom zijn mogelijk verdergaande schuldmaatregelen nodig. Op basis
van een schuldhoudbaarheidsanalyse van het IMF wordt bepaald of deze schuldmaatregelen
nodig zijn. Dit is het bestaande proces dat door de Club van Parijs wordt gevolgd
en ook het proces dat via het overeengekomen Common Framework zal blijven gelden.
Deelt de Minister de opvatting dat in de context van maatregelen om schuldenproblematiek
aan te pakken het niet alleen wenselijk maar ook noodzakelijk is dat alle betrokken
crediteuren hier op gelijke wijze bij betrokken zijn? Zo ja, deelt zij dan ook de
mening dat schuldenverlichting waarbij deze betrokkenheid niet aanwezig is, onwenselijk
is?
3. Antwoord kabinet
Het kabinet acht een brede deelname van crediteuren wenselijk om het effect van schuldherstructurering
te vergroten, maar ook om de solidariteit en het draagvlak onder crediteuren te waarborgen.
Nederland heeft de ontwikkeling van het «Common Framework» gesteund als belangrijke stap richting brede deelname van crediteuren in aankomende
herstructureringen.
Voorgenoemde leden lezen dat het kabinet inzet op «aandacht voor groen en inclusief
herstel», ook bij de aanpak van schuldenproblematiek. Kan de Minister toelichten wat
het concreet betekent wanneer schuldenproblematiek «door de lens van groen en inclusief
herstel» moet worden bekeken? Houdt dit in dat bij de keuze voor het aanpakken van
problematiek rondom specifieke schulden met dit voornemen rekening gehouden wordt,
of dat aan een dergelijke aanpak speciale voorwaarden verbonden worden die hiermee
verband houden?
4. Antwoord kabinet
Nederland roept op om bij de aanpak van de schuldenproblematiek voldoende aandacht
te hebben voor groen, duurzaam en inclusief herstel uit de crisis.
Nederland moedigt leidende internationale organisaties zoals de Wereldbank en het
IMF, maar ook de EU en denktanks, aan om inventieve ideeën te ontwikkelen om dit concreet
vorm te geven. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan het stellen van voorwaarden
aan financiering ten behoeve van herstructurering en het blijven benadrukken dat budgettaire
ruimte die hiermee wordt vrijgespeeld moet worden ingezet voor groen, duurzaam en
inclusief herstel.
Ten aanzien van het bredere onderwerp van «groen» investeren in ontwikkelingslanden
hechten de leden van de VVD-fractie er waarde aan het volgende te benadrukken. Het
staat vast, onder ander op basis van rapporten van de VN, dat het grootste deel van
de toenemende vraag aan energie afkomstig is van ontwikkelingslanden. Gezien het feit
dat de economische ontwikkeling in deze landen sterker is en de levensstandaard en
daarmee het gebruik van energie in deze landen sterker toeneemt, zal dat in de toekomst
ook zo blijven. Tegelijkertijd staat eveneens vast dat als gevolg van de coronacrisis
de (private) investeringen in de wereldwijde energiesector, op basis van schattingen
van het Internationale Energieagentschap, met 20% zijn gedaald in 2020. Wanneer wordt
besloten om geen investeringen van (ontwikkelings-)banken of fondsen in de fossiele
energiesector in ontwikkelingslanden te doen, ook als het gaat om duurzamere varianten
zoals aardgas, lopen deze landen daarmee het risico dat zij niet in staat zullen zijn
om aan de groeiende vraag naar energie te voldoen en niet in staat zullen zijn een
stabiele energieproductie te realiseren in hun transitie naar een duurzame energiemix.
Dit heeft potentieel grote gevolgen voor de economische ontwikkeling van ontwikkelingslanden.
Deelt de Minister in dit verband de mening van de voorgenoemde leden dat dergelijke
investeringen in duurzamer vormen van fossiele energievoorziening, gezien het huidige
investeringsklimaat en de noodzaak om ontwikkelingslanden te helpen om in de transitiefase
naar duurzame energieproductie betrouwbare energievoorziening te realiseren, voorlopig
noodzakelijk blijven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is zij bereid om dit standpunt tijdens
de videoconferentie naar voren te brengen?
5. Antwoord kabinet
Zoals beschreven in de Kamerbrief «Internationaal financieren in perspectief: kansen
pakken, resultaten boeken» (Kamerstuk 34 952, nr. 44), zet het kabinet zich in om internationale publieke financiering in lijn te brengen
met het klimaatakkoord van Parijs en de SDG-agenda. Dat betekent stimuleren van financiering
op het gebied van hernieuwbare energie en energiebesparing, en uitfasering van fossiele
brandstoffenfinancieringen. Het kabinet geeft specifieke prioriteit aan het mobiliseren
van investeringen in toegang tot hernieuwbare energie voor diegenen die nog geen elektriciteit
en moderne kookenergie hebben.
De huidige economische crisis, die ontwikkelingslanden hard raakt, heeft kwetsbaarheden
blootgelegd die nadrukkelijk vragen om economisch herstel toekomstbestendig in te
richten («building back better»). Het Sustainable Recovery Plan van het Internationale Energy Agentschap (IEA) en het Internationale Monetaire Fonds
(IMF) laat zien dat het daartoe juist nodig is om de energietransitie wereldwijd te
versnellen en scherper te kiezen voor hernieuwbare energie en energiebesparing. Afhankelijkheid
van fossiele brandstoffen moet juist verminderd worden. Dit levert niet alleen een
toekomstbestendiger energievoorziening op, maar resulteert ook op korte termijn al
in substantiële extra economische groei en extra banen.
Tijdens de aankomende Raad zal het kabinet daarom het belang onderschrijven van een
focus op herstel in lijn met het klimaatakkoord van Parijs en investeringen die bijdragen
aan duurzame economische groei.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat de meest actuele cijfers zijn omtrent
de schuldenproblematiek van de Afrikaanse landen. De leden van de CDA-fractie vragen
de Minister welke financiële implicaties de betrokkenheid van Nederland bij de Europese
aanpak van de schuldenproblematiek heeft. Het kabinet steunt een versterkte rol van
de EU in de aanpak van de schuldenproblematiek, waarbij deze moet aansluiten bij besluitvorming
in G20-verband, de Club van Parijs, IMF en de Wereldbank. Kan de Minister aangeven
welke rol de Verenigde Staten daarin afgelopen jaar hebben gespeeld en of de verwachting
is dat een nieuwe Amerikaanse regering van positie zal veranderen.
6. Antwoord kabinet
Het IMF en de Wereldbank verstrekken actuele cijfers omtrent de schuldenproblematiek
van Afrikaanse landen. Zie bijvoorbeeld
https://www.imf.org/external/pubs/ft/dsa/dsalist.pdf
en
https://openknowledge.worldbank.org/bitstream/handle/10986/34588/978146…
).
Onderstaand overzicht is gebaseerd op deze gegevens.
Land
Risico op schuldencrisis1
Externe schuld / BNI 2019 (%)2
Algerije
3%
Angola
60%
Benin
Gemiddeld
27%
Botswana
9%
Burkina Faso
Gemiddeld
24%
Burundi
Hoog
19%
Kameroen
Hoog
34%
Kaapverdië
Hoog
34%
Centraal Afrikaanse Republiek
Hoog
37%
Tsjaad
Hoog
32%
Comoros
Gemiddeld
23%
Democratische Republiek van de Congo
Gemiddeld
12%
Djibouti
Hoog
74%
Egypte
39%
Eswatini
16%
Ethiopië
Hoog
30%
Gabon
46%
De Gambia
Hoog
41%
Ghana
Hoog
41%
Guinee
Gemiddeld
23%
Guinee-Bissau
Gemiddeld
44%
Ivoorkust
Gemiddeld
34%
Kenia
Hoog
47%
Lesotho
Gemiddeld
34%
Liberia
Gemiddeld
50%
Madagaskar
Laag
30%
Malawi
Gemiddeld
33%
Mali
Gemiddeld
30%
Mauritanië
Hoog
72%
Marokko
47%
Mozambique
In schuldnood
141%
Niger
Gemiddeld
28%
Nigeria
13%
Republiek van de Congo
In schuldnood
54%
Rwanda
Gemiddeld
63%
São Tomé en Príncipe
In schuldnood
59%
Senegal
Gemiddeld
59%
Sierra Leone
Hoog
49%
Somalië
In schuldnood
-
Zuid Afrika
55%
Zuid-Soedan
In schuldnood
Soedan
In schuldnood
122%
Tanzania
Laag
32%
Togo
Gemiddeld
36%
Tunesië
101%
Oeganda
Laag
42%
Zambia
Hoog
120%
Zimbabwe
In schuldnood
62%
X Noot
1
Op basis van IMF LIC DSA overzicht 30 september 2020: https://www.imf.org/external/pubs/ft/dsa/dsalist.pdf
X Noot
2
Op basis van Wereldbank International Debt Statistics 2021 publicatie: https://openknowledge.worldbank.org/bitstream/handle/10986/34588/978146…)
Een grotere rol voor de EU richt zich in eerste instantie op het meer gezamenlijk
optrekken van de EU in de multilaterale fora waar over de schuldenproblematiek wordt
gesproken. Dit heeft geen aanvullende financiële implicaties. Tevens zet het Kabinet
erop in dat investeringen die volgen op eventuele schuldmaatregelen ten goede komen
aan groen, duurzaam en inclusief herstel. Hierbij kan mogelijk gebruik worden gemaakt
van het bestaande EU OS-instrumentarium, zonder additionele financiële implicaties.
De Verenigde Staten zijn lid van de Club van Parijs en de G20 en ondersteunen net
als Nederland het DSSI en het «Common
Framework for Debt Treatments beyond the DSSI». Het Kabinet verwacht de constructieve samenwerking op deze dossiers ook met de nieuwe
regering voort te zetten.
Nederland zal hierbij het belang van transparantie en betrokkenheid van alle crediteuren
bij schuldverlichtingsinitiatieven benadrukken. De leden van de CDA-fractie vragen
hoe de Minister de transparantie realiseert en of de financiering alleen via multilaterale
organisaties verloopt of ook bestaat uit coördinatie van bilaterale ondersteuningsprogramma’s
en op welke manier de Kamer wordt geïnformeerd.
7. Antwoord kabinet
Schuldentransparantie is belangrijk voor zowel debiteuren als crediteuren om te zorgen
dat het aangaan van schuldfinanciering verantwoord is, zowel qua impact die het heeft
op de totale hoogte van de schuld als de voorwaarden waaronder landen lenen. Bovendien
zorgt het ervoor dat dat alle stakeholders in een betrokken land de eigen regering
verantwoordelijk kunnen houden voor de manier waarop de publieke financiën en schulden
beheerd worden. Daarnaast is transparantie van groot belang om goed te kunnen bepalen
of schuldposities houdbaar zijn. In het DSSI is daarom een transparantieverplichting
als voorwaarde opgenomen. Nederland draagt al langere tijd bij aan technische assistentie
via onder andere de Wereldbank en het IMF, zodat kwetsbare landen ondersteund worden
bij versterking van hun begrotingsbeleid. Het vergroten van schuldentransparantie
is daar een belangrijk onderdeel van.
Multilaterale organisaties zijn uitgesloten van schuldkwijtschelding onder het «Common Framework for Debt Treatments beyond DSSI». Bilaterale claims vallen wel binnen de reikwijdte van de regeling.
Er hebben de afgelopen jaren slechts beperkt schuldherstructureringen plaatsgevonden.
De Club van Parijs communiceert hierover normaliter via haar website. De Kamer wordt
in beginsel via de reguliere begrotingsverantwoording geïnformeerd over de budgettaire
effecten van eventuele schuldherstructureringen.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat het kabinet een versterkte
rol steunt van de EU in de aanpak van de schuldenproblematiek. Naast de EU hebben
de G20, de Club van Parijs, het IMF en de Wereldbank een rol in de schuldverlichtingsinitiatieven.
Kan de Minister toelichten hoe coördinatie van deze initiatieven plaatsvindt en hoe
de rolverdeling is tussen de verschillende betrokken actoren? Kan de Minister daarnaast
in het bijzonder toelichten welke rol de Verenigde Staten op zich nemen? Verwacht
de Minister dat die rol geïntensiveerd zal worden met het aantreden van de Biden-regering?
8. Antwoord kabinet
De Club van Parijs en de G20 hebben in nauw overleg het «Common Framework on Debt Treatments beyond the DSSI» uitgewerkt. In het G20-overleg tussen Ministers van Financiën en gouverneurs van
Centrale Banken van 14 november jl. is het document formeel aangenomen. Het IMF en
de Wereldbank zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het uitvoeren van de schuldhoudbaarheidsanalyses
(DSA's). Deze analyses worden gebruikt om te bepalen of schulden houdbaar zijn en
daarmee of herstructurering van de schuld noodzakelijk zou zijn alvorens het IMF of
de Wereldbank financiering kunnen verstrekken.
Bij herstructureringen in het kader van Club van Parijs en toekomstige herstructureringen
onder het Common Framework is het een vereiste dat deze gepaard gaan met programma’s
van het IMF waarin door middel van het stellen van voorwaarden wordt gewerkt aan structurele
economische aanpassingen die het groeipotentieel van het betreffende land vergroten
en duurzaam herstel van markttoegang bewerkstelligen. Zo wordt getracht een toekomstige
schuldencrisis te voorkomen. De Wereldbank heeft daarnaast een belangrijke rol als
anticyclische financier, zodat lage- en middeninkomenslanden ook in crisistijden geld
kunnen lenen voor duurzame ontwikkeling. Het IMF en de Wereldbank verstrekken ten
slotte ook technische assistentie en capaciteitsopbouw op het vlak van schuldenbeheer.
De Verenigde Staten zijn lid van de Club van Parijs en de G20 en ondersteunen net
als Nederland het DSSI en het Common
Framework for Debt Treatments beyond DSSI. Het Kabinet verwacht de constructieve samenwerking op deze dossiers ook met de nieuwe
Amerikaanse regering voort te zetten.
De schuldverlichtingsinitiatieven zijn onderdeel van een bredere COVID-19 aanpak ter
ondersteuning van ontwikkelingslanden. Heeft er inmiddels al een tussentijdse evaluatie
plaatsgevonden van de Team Europe aanpak? Zo ja, in hoeverre is de aanpak tot nu toe
voldoende gender-sensitief geweest en heeft het bijgedragen aan groen en inclusief
herstel? Zo nee, is de Minister bereid te pleiten voor een tussentijdse evaluatie
met in het bijzonder aandacht voor de gender-sensitiviteit van het noodpakket en de
bijdrage aan groen en inclusief herstel?
9. Antwoord kabinet
Er heeft nog geen tussentijdse evaluatie plaatsgevonden over de Team Europe-aanpak. Het kabinet vindt het hier ook nog te vroeg voor. Net als andere EU-ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s,
worden ook de programma’s van de Europese Commissie in het kader van de internationale
COVID- response geëvalueerd. In de jaarlijkse brief over EU-OS uit juli 2019 ontving
uw Kamer meer informatie over dergelijke evaluaties.1 In deze evaluaties is in meer of mindere mate aandacht voor gender en klimaat. Zo
wordt in de monitoring reports over de implementatie van het EU Gender Action Plan ingegaan op gender-sensitiviteit
van EU-ontwikkelingssamenwerking. Hetzelfde geldt voor de programma’s uitgevoerd door
de Europese lidstaten en hun ontwikkelingsinstellingen en -banken, die ieder eigen
evaluatieregimes hebben. Het kabinet is daarnaast van mening dat binnen Team Europe
oog moet blijven voor geleerde lessen om de effectiviteit van de Europese samenwerking,
ook post-COVID, verder te bevorderen. Het kabinet heeft hier aandacht voor gevraagd
en zal dit ook blijven doen, met specifieke aandacht voor gendersensitiviteit en de
mate waarin wordt bijgedragen aan en groen en inclusief herstel.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben grote zorgen over de schuldenproblematiek
van ontwikkelingslanden. Wat is de appreciatie van het kabinet met betrekking tot
de verlenging van het Debt Service Suspension Initiative (DSSI) tot juni 2021? Welk bedrag aan betalingen hebben de landen die voor DSSI in
aanmerking komen gepland staan bij Nederland voor de periode van januari tot juni
2021?
10. Antwoord kabinet
Nederland heeft het DSSI en de verlenging daarvan gesteund om landen te voorzien van
essentiële liquiditeit in de economische en financiële schok die de pandemie teweegbrengt,
en om te voorkomen dat liquiditeitsproblemen leiden tot meer structurele schuldenproblemen.
De verwachting is echter dat in sommige landen een meer substantiële schuldverlichting
nodig is dan door het DSSI wordt geboden. Voor die groep landen is het recent aangenomen
«Common Framework» ontwikkeld. In de periode dat het DSSI verlengd wordt, van 1 januari 2021 tot 30 juni
2021, staan betalingen van in totaal EUR 3,65 miljoen gepland aan Nederland van landen
die voor het DSSI in aanmerking komen. Betalingen worden conform de voorwaarden van
het DSSI uitgesteld wanneer een land een aanvraag doet bij Nederland.
Deze leden zijn blij dat er een eerste aanzet ligt voor een Common Framework, maar zijn wel bang dat ook de effectiviteit van dit instrument uiteindelijk zal
tegenvallen. Wat is de verwachting van het kabinet met betrekking tot het Common Framework? Kan de Minister nader ingaan op de doelstellingen van het initiatief?
11. Antwoord kabinet
De doelstelling van het Common Framework is een gestructureerde aanpak te bewerkstelligen voor ontwikkelingslanden die ondanks
het DSSI kampen met onhoudbare schuldenniveaus. Het kabinet ziet dit raamwerk als
een hoopvolle stap naar betere coördinatie tussen traditionele crediteuren in de Club
van Parijs en de opkomende G20-crediteuren, waarbij de gezamenlijke committering aan
een aantal kernprincipes instrumenteel zal zijn in het bereiken van tijdige en ordelijke
herstructureringen. De effectiviteit zal echter pas duidelijk worden als het raamwerk
daadwerkelijk zal worden geïmplementeerd.
Het Common Framework betreft in principe alle publiek en publiek-gegarandeerde schulden, dus ook schulden
aan private crediteuren. De leden van de GroenLinks-fractie delen het uitgangspunt
van een gelijkwaardige bijdrage tussen de verschillende groepen crediteuren. Zij vragen
zich echter af hoe dat zal worden afgedwongen. Het lijkt erop dat het Common Framework die taak vooral neerlegt bij het aanvragende ontwikkelingsland. Klopt dat, zo vragen
deze leden? Zo ja, hoe realistisch is het om te verwachten dat een individueel ontwikkelingsland
het voor elkaar krijgt dat onwelwillende crediteuren, zoals China of private crediteuren,
aan tafel komen? Moet die druk niet direct vanuit de G20 worden opgevoerd, en niet
via ontwikkelingslanden zelf, zo vragen deze leden?
12. Antwoord kabinet
In lijn met bestaand beleid van de Club van Parijs zullen schuldherstructureringen
onder het Common Framework een zogenaamde «comparability of treatment» clausule bevatten. Deze clausule bepaalt dat het land dat schuldherstructurering
aanvraagt bij alle crediteuren ten minste een gelijk niveau van schuldverlichting
moet eisen. Nieuw aan deze regeling is dat naast de traditionele Club van Parijs-crediteuren
ook China en andere opkomende crediteuren zich hier via de G20 aan gecommitteerd hebben.
De Club van Parijs en G20 zijn daarnaast in doorlopend overleg met de private crediteuren,
vertegenwoordigd door het Institute of International Finance, om ervoor te zorgen dat zij ook meedoen.
Deze leden zijn benieuwd in hoeverre China aan boord is bij het Common Framework en hoe wordt voorkomen dat er, net zoals bij het DSSI, onduidelijkheid ontstaat over
de mate van betrokkenheid. Heeft China duidelijk toegezegd dat leningen van Chinese
staatsbanken, zoals de Exim Bank en de China Development Bank, ook onder het Common Framework vallen? Gebruiken de EU en de lidstaten, en Nederland in het bijzonder, hun contacten
met de Chinese autoriteiten om deze te wijzen op hun gedeelde verantwoordelijkheid
met betrekking tot de schuldenproblematiek van ontwikkelingslanden? Is de Minister
bereid om China hier direct op aan te spreken?
13. Antwoord kabinet
Er bestaat een aanhoudend verschil in zienswijze over de toepassing van de regeling
voor de verschillende Chinese entiteiten die relevant is voor zowel het DSSI als het
Common Framework. Het Kabinet is, net als veel andere landen, van mening dat de China Development
Bank net als de China Exim Bank onder het Common Framework en DSSI valt, en deelt dit standpunt ook binnen de multilaterale context van de Club
van Parijs. Indien opportuun, kan Nederland dit ook bilateraal opbrengen.
Dezelfde leden vragen zich ook af in hoeverre vertegenwoordigers van private crediteuren
achter het Common Framework staan en welke drukmiddelen de Europese Unie en haar lidstaten inzetten om private
crediteuren zover te krijgen dat zij het Common Framework ondersteunen en daar ook daadwerkelijk naar handelen.
14. Antwoord kabinet
Zie het antwoord op vraag 12. Het Common Framework is aangenomen door de officiële bilaterale crediteuren vertegenwoordigd in de Club
van Parijs en G20. Gedurende de onderhandelingen over de uitwerking van het raamwerk
heeft er overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de private crediteuren.
Deze worden ook geacht de regeling desgevraagd uit te voeren. De Europese Unie is
via een deel van haar lidstaten speler in deze discussie.
Deze leden vinden het een gemiste kans dat het Common Framework alleen betrekking heeft op landen die in aanmerking komen voor het DSSI-initiatief.
Waarom kan het Common Framework niet net zo goed worden toegepast op middeninkomenslanden? In het verslag van het
schriftelijk overleg Wereldbank (Kamerstuk 26 234, nr. 244) gaf het kabinet aan de zorgen met betrekking tot middeninkomenslanden te delen,
maar dat het niet voor de hand zou liggen om het DSSI-initiatief uit te breiden naar
deze groep, omdat een groter deel van hun schuld wordt gehouden door private crediteuren.
Dit argument zou dan niet van toepassing zijn op het al dan niet betrekken van middeninkomenslanden
bij het Common Framework. Deelt het kabinet deze opvatting? Is de Minister dan bereid om er bij de bespreking
in de Raad op aan te dringen om het Common Framework ook van toepassing te laten zijn op middeninkomenslanden?
15. Antwoord kabinet
Zoals aangegeven ziet het kabinet solidariteit onder crediteuren als een voorwaarde
voor herstructurering van schulden. Sinds grote historische regelingen als HIPC en
MDRI is de crediteurensamenstelling van veel ontwikkelingslanden meer divers geworden,
hetgeen coördinatie tussen crediteuren complexer maakt. Nederland ziet het Common Framework als een eerste stap naar nauwere samenwerking tussen crediteuren en richting debiteuren,
en hoopt dat toepassing van het raamwerk in de toekomst kan worden uitgebreid tot
een grotere groep debiteurenlanden.
In het schriftelijk overleg Wereldbank schreef het kabinet in antwoord op vragen van
de GroenLinks-fractie dat «verdere schuldverlichtende maatregelen, als die al gepast
zijn, slechts beperkt en onder strikte voorwaarden kunnen worden genomen». Hoe verhoudt
dat antwoord zich tot het Common Framework, zo vragen deze leden?
16. Antwoord kabinet
Het Common Framework wordt op een case-by-case-basis toegepast, in die gevallen waar bestaande maatregelen, zoals het Debt Service Suspension Initiative (DSSI) en IMF-programma’s, niet voldoende zijn om schuldkwetsbaarheden aan te pakken.
De parameters van de schuldherstructurering worden in overleg tussen G20- en Club
van Parijs-crediteuren en in afstemming met de debiteur vastgesteld. Het Common Framework voorziet in een benadering die in principe alleen afschrijvingen of kwijtschelding
toepast als uit de schuldhoudbaarheidsanalyse van het IMF en Wereldbank blijkt dat
dit noodzakelijk is.
Het Common Framework bestaat zo voor een belangrijk deel uit bestaande processen en voegt hieraan geen
aanvullende voorwaarden toe. Landen die van het raamwerk gebruik maken hebben nog
steeds een IMF-programma met strikte voorwaarden nodig. Nederland zal ervoor blijven
pleiten dat ook voorwaarden die moeten bijdragen aan een groen, inclusief en duurzaam
herstel worden meegenomen.
Ook schreef het kabinet in het verslag van het schriftelijk overleg Wereldbank dat
de vraag of schuldkwijtschelding gepast is, nu niet aan de orde is. Kan het kabinet
dat verder toelichten, nu landen als Zambia en Suriname op het randje van faillissement
balanceren? Wat vindt het kabinet ervan dat private crediteuren het Zambiaanse verzoek
tot uitstel van betaling naast zich neer hebben gelegd? Hoe kan de Europese Unie Zambia
ondersteunen in dit dossier?
17. Antwoord kabinet
Ontwikkelingslanden die kampen met onhoudbare schulden kunnen een aanvraag tot herstructurering
doen die tot schuldverlichting kan leiden onder het onlangs overeengekomen Common Framework.
Als voorwaarde geldt daarbij dat een land aantoonbaar bereid moet zijn om economische
hervormingen door te voeren binnen een door het Internationaal Monetair Fonds goedgekeurd
programma. Het is van groot belang dat alle crediteuren, inclusief private crediteuren,
meedoen met een eventuele herstructurering, om de lasten gelijk te verdelen.
Zambia heeft reeds een aanvraag onder het DSSI ingediend. De EU kan Zambia ondersteunen
via het EU OS-instrumentarium.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij om te lezen dat de Raad zal worden bijgewoond
door Kristalina Georgieva, de Managing Director van het IMF. Deze leden vragen of
het kabinet van de gelegenheid gebruik wil maken om twee andere, gerelateerde punten,
aan te snijden. Allereerst zijn deze leden bezorgd dat, ondanks pleidooien van IMF-economen
om de fout van excessieve bezuinigingsdrift na de crisis van 2008 niet te herhalen,
en juist ruimte te zoeken voor extra publieke investeringen, analyse van recente IMF-programma’s
erop wijst dat er in de praktijk nog weinig is veranderd. Oxfam bericht dat 76 van
91 onderzochte IMF-leningen sinds maart 2020 voorwaarden bevatten die landen juist
richting bezuinigingen dirigeert. Is de Minister bereid om mevrouw Georgieva hierover
te bevragen, en er op aan te dringen dat het IMF in haar leningen en programma’s nadrukkelijk
aandacht besteedt aan de ruimte voor publieke investeringen?
18. Antwoord kabinet
Tijdens de Jaarvergadering van het IMF pleitte de Managing Director (MD), Kristalina
Georgieva ervoor om in tijden van crisis steunpakketten niet te snel af te bouwen
en daarmee het precaire herstel af te remmen. Een transitie van brede naar meer gerichte
overheidssteun kan daarbij gunstig zijn. Nederland onderschrijft die analyse. MD Georgieva
riep verder recent op te verzekeren dat landen voldoende ademruimte hebben om de crisis
door te komen en erkende dat naast het schuldenmoratorium, het Debt Service Suspension Initiative (DSSI), en het Common Framework, meer ondersteuning aan lage-inkomenslanden noodzakelijk is. Er wordt door middel
van schuldkwijtschelding aan het IMF via het Catastrophe Containment and Relief Trust
(CCRT) voor een substantiële groep lage-inkomenslanden budgettaire ruimte vrijgemaakt
voor crisisbestrijding, maar ook door concessionele leningen via de Poverty Reduction
and Growth Trust.
Het overgrote deel van de IMF-leningen die sinds maart 2020 zijn goedgekeurd is noodfinanciering,
waaraan geen ex-post conditionaliteit of volledig programma is gekoppeld. Wel is er
sprake van lichte ex-ante conditionaliteit en moeten landen voldoen aan voorwaarden
zoals adequate terugbetaalcapaciteit. Voor landen met een betalingsbalansproblematiek
die IMF-programma’s nodig hebben geldt dat het doorvoeren van bezuinigingen nodig
kan zijn om de overheidsfinanciën gezond te houden. Dit is onderdeel van een breder
palet aan maatregelen, waarbij ook aandacht is voor groeibevorderende investeringen.
Hierbij wordt gezocht naar de juiste balans, zodat overheden zo goed mogelijk de gevolgen
van de COVID-19 schok kunnen opvangen terwijl zij de budgettaire druk van maatregelen
beperken. Nederland zet zich met het IMF voor deze gebalanceerde aanpak in en brengt
dit ter sprake in de geëigende fora.
Voorts vragen deze leden of het kabinet een update zou willen vragen aan mevrouw Georgieva
met betrekking tot de schepping van extra Special Drawing Rights (SDRs). Wat is de stand van zaken op dit dossier? Welke mogelijkheden ontstaan er
op dit vlak met de verkiezing van Joe Biden als president van de Verenigde Staten?
Is het kabinet bereid om er in de Raad op aan te dringen dat de Europese Unie en haar
lidstaten dit onderwerp aansnijden in gesprekken met Joe Biden en zijn transitieteam?
Is het Nederlandse kabinet bereid om dat te doen?
19. Antwoord kabinet
In de Kamerbrief «Op-ed Financial Times – Pleidooi ter ondersteuning van kwetsbare
Afrikaanse landen» (Kamerstuk 26 234, nr. 239 van 14 april 2020) van 14 april 2020 wordt toegelicht dat Nederland een breed pleidooi
voor de aanpak van schuldproblematiek ondersteunt. In het stuk wordt ook opgeroepen
om SDR’s te alloceren. Het is aan het IMF om een formeel voorstel te doen voor een
dergelijke allocatie, waarna de leden hierover moeten beslissen. Het Fonds heeft een
dergelijk voorstel nog niet gedaan en onderzoekt momenteel of er naast het bestaande
instrumentarium aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om de problematiek aan te
kunnen pakken.
Tot op heden was er binnen het IMFC geen consensus over een SDR-allocatie; onder meer
de VS waren geen voorstander. Op dit moment is onbekend wat de verkiezingsoverwinning
van President-Elect Joe Biden voor dit dossier betekent. Een eventueel voorstel voor
een SDR-allocatie zal door Nederland bestudeerd worden. Dit laat onverlet de eerder
aan de Kamer gedane toezegging dat wanneer er door de leden van het IMF daadwerkelijk
wordt besloten tot een dergelijke SDR allocatie, de Kamer hierover geconsulteerd wordt
en Nederland pas definitief kan instemmen wanneer de Kamer akkoord is met de ophoging
van de daarmee gepaard gaande garanties op de begroting van het Ministerie van Financiën.
De RBZ/OS is niet het geëigende forum om dergelijke stappen te bespreken, dit onderwerp
staat dan ook niet op de agenda.
De leden van de SP-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de G20 en de Club van
Parijs het betalingsmoratorium Debt Service Suspension Initiative hebben ingesteld. Zij steunen de Nederlandse deelname hieraan. Tijdens de COVID-19
pandemie is het namelijk uiterst noodzakelijk dat ontwikkelingslanden geen geld vrij
hoeven te maken voor schuldafbetaling, zodat zij meer middelen kunnen vrijmaken voor
de aanpak van de pandemie. Echter is deelname van multilaterale en private crediteuren
hierbij ook zeer belangrijk, aangezien de kans anders bestaat dat het geld dat vrijkomt
door het DSSI niet beschikbaar komt voor de COVID-aanpak, maar moet worden gebruikt
voor de afbetaling van private en multilaterale schulden. Wat is de Minister van plan
te doen om dit te voorkomen? Is zij bijvoorbeeld bereid om in de Raad meer aandacht
te vragen voor het stimuleren van de deelname van private en multilaterale crediteuren
aan het DSSI?
20. Antwoord kabinet
Het kabinet ziet een brede deelname van crediteuren als voorwaarde voor schuldverlichtingsinitiatieven
en zal dit onderstrepen tijdens de aankomende Raad.
Multilaterale ontwikkelingsbanken worden in het Common Framework gevraagd opties te ontwikkelen voor de manier waarop zij het beste kunnen bijdragen
aan de lange termijn financieringsnoden van ontwikkelingslanden. Dat is inclusief
gebruikmaking van ervaringen uit het verleden, en met behoud van hun kredietbeoordeling
en lage financieringskosten. Nederland steunt deze benadering, omdat multilaterale
financiering al zeer concessioneel is en er in de crisis extra middelen beschikbaar
zijn gesteld, bijvoorbeeld via de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) van het
IMF. Ook deelt Nederland de inschatting van onder andere de multilaterale banken en
denktank ODI dat ontwikkelingslanden door deelname van multilaterale crediteuren aan
het DSSI uiteindelijk netto niet geholpen worden. Private crediteuren worden wel geacht
deel te nemen, conform de zogenaamde «comparability of treatment» clausule in regelingen van de Club van Parijs. Deze bepaalt dat het aanvragende land
bij alle crediteuren die geen onderdeel van de regeling uitmaken ten minste een gelijk
niveau van schuldverlichting moet eisen. Met hun aanvraag onder het DSSI stemmen ontwikkelingslanden
in om de hiermee vrijkomende middelen te gebruiken voor uitgaven aan hun gezondheidszorg
of sociale stelsels. Het IMF en de Wereldbank houden hier toezicht op.
De leden van de SP-fractie lezen daarnaast dat de G20 en de Club van Parijs inmiddels
bezig zijn met een Common Framework om de solvabiliteitsproblemen van ontwikkelingslanden op te lossen. Zij delen de
analyse dat het noodzakelijk is om een echte oplossing te vinden voor deze problemen.
Zij willen daarom graag weten hoe de Minister het Common Framework voor zich ziet. In hoeverre is zij bijvoorbeeld bereid om schulden kwijt te schelden?
Wat is zij van plan te doen om ervoor te zorgen dat er een brede groep crediteuren
(inclusief private en multilaterale crediteuren) gaat deelnemen aan het Common Framework?
21. Antwoord kabinet
Voor de appreciatie van het Common Framework for Debt Treatments beyond the DSSI zie het antwoord op vraag 1. Indien het IMF middels een schuldhoudbaarheidsanalyse
bepaalt dat een voor het DSSI in aanmerking komend land kampt met onhoudbare schulden
en het betreffende land een aanvraag indient, dan zal Nederland dit verzoek positief
bezien. Hierbij kan worden aangetekend dat sinds de grote schuldverlichtingsinitiatieven
van begin deze eeuw Nederland slechts beperkt nieuwe leningen heeft verstrekt aan
lage inkomenslanden. Zie verder het antwoord op vraag 20.
Zij lezen ook dat het kabinet een versterking van de rol van de EU in de aanpak van
de schuldenproblematiek steunt. In welke opzichten vindt het kabinet dat de rol van
de EU moet worden versterkt? Wat zijn hiervan de verwachte voor- en nadelen?
22. Antwoord kabinet
De EU-lidstaten kunnen gezamenlijk krachtiger optreden in de relevante multilaterale
fora zoals de G20, Club van Parijs, IMF en de Wereldbank. Daarnaast kan de EU via
het EU- ontwikkelingsinstrumentarium een belangrijke rol spelen door te zorgen dat
nieuwe investeringen na eventuele schuldmaatregelen bijdragen aan groen, duurzaam
en inclusief economisch herstel, waardoor landen minder snel terugvallen in schuldenproblematiek,
en de mondiaal overeengekomen doelen van Agenda 2030 en het Parijs Klimaatakkoord
behalen in 2030. Door gezamenlijk optrekken in EU-verband kan voorts tegenwicht geboden
worden aan andere geopolitieke spelers. De Europese Commissie is echter geen crediteur
en geen lid van het IMF of de Wereldbank.
De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet inzet op aandacht voor groen en inclusief
herstel bij de multilaterale respons op de schuldenproblematiek. Zij steunen deze
inzet, maar hebben hier nog wel enkele vragen over. Zo vragen zij zich af of het kabinet
ook op andere beleidsterreinen maatregelen gaat nemen om een groen en inclusief herstel
mogelijk te maken. De vele belastingverdragen die Nederland heeft gesloten met ontwikkelingslanden
faciliteren bijvoorbeeld vaak belastingontwijking via Nederland. Dit is een groot
probleem voor deze landen, dat hun inkomsten verkleint en daarmee bijdraagt aan de
opbouw van schulden. Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat deze
belastingverdragen om deze reden grondig moeten worden herzien, dan wel opgezegd dienen
te worden?
23. Antwoord kabinet
Ons internationaal georiënteerde belastingstelsel kan onbedoeld aantrekkelijk zijn
voor structuren waarmee belasting kan worden ontweken, bijvoorbeeld door geld via
Nederland naar landen met een laag belastingtarief te laten stromen. Belastingontwijking
gaat ten koste van de Nederlandse belastingopbrengsten, maar ook van de belastingopbrengsten
in andere landen, waaronder die van ontwikkelingslanden. Het kabinet vindt belastingontwijking
ongewenst, omdat het ervoor zorgt dat de kosten van algemene voorzieningen worden
afgewenteld op burgers en bedrijven die geen belasting ontwijken. De aanpak van belastingontwijking
is daarom een speerpunt van dit kabinet.
Nederland zet in op het opnemen van effectieve antimisbruikbepalingen in belastingverdragen
om oneigenlijk gebruik van de belastingverdragen tegen te gaan. Daarnaast heeft het
kabinet al vele maatregelen genomen of aangekondigd om belastingontwijking tegen te
gaan. Tot die maatregelen behoren een conditionele bronbelasting op renten en royalty’s
(per 1 januari 2021) en de aangekondigde bronbelasting op dividenden (per 1 januari
2024) naar laagbelastende jurisdicties. Deze maatregelen verhinderen multinationals
om (bijvoorbeeld) vanuit ontwikkelingslanden, via Nederland, geldstromen onbelast
te laten neerslaan in laagbelastende jurisdicties. Verder is het voor een effectieve
aanpak van belastingontwijking noodzakelijk om in internationaal verband te werken
aan maatregelen. Het kabinet moedigt daarom de strijd tegen belastingontwijking aan
en wil, waar mogelijk, een voortrekkersrol vervullen. Nederland heeft zich steeds
constructief opgesteld in de discussies over een herziening van het internationale
winstbelastingsysteem die op dit moment worden gevoerd in het Inclusive Framework
(IF)2 georganiseerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
Op deze wijze zet dit kabinet zich actief en op meerdere fronten in om belastingontwijking
te voorkomen.
In de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid (NFV 2011) is aangegeven dat Nederland rekening
houdt met de bijzondere positie van ontwikkelingslanden. In relatie tot ontwikkelingslanden
heeft Nederland daarom in de afgelopen jaren meer begrip getoond voor onder meer verzoeken
om een uitgebreider begrip vaste inrichting in het belastingverdrag op te nemen of
om relatief hoge bronbelastingtarieven in het belastingverdrag op te nemen. In de
NFV 2020 is de bereidheid verwoord om (nog) meer heffingsrechten aan ontwikkelingslanden
toe te kennen. Daarnaast hecht Nederland, zoals aangegeven, een groot belang aan het
opnemen van antimisbruikbepalingen in belastingverdragen met ontwikkelingslanden zodat
het ontwikkelingsland niet ten onrechte in zijn heffingsbevoegdheid wordt beperkt.
In het kader van de schuldenproblematiek van ontwikkelingslanden nam de Kamer afgelopen
juni de gewijzigde motie van het lid Alkaya c.s. aan waarin de regering werd verzocht
«zich in te zetten in alle relevante internationale instellingen, zoals de Wereldbank,
IMF en de Club van Parijs, voor de verlenging van de bevriezing van de schuldafbetalingen
zolang als noodzakelijk of voor een ander passend instrument al naar gelang de noodzaak,
en zich tegelijkertijd in te zetten voor duurzame oplossingen van de schuldenproblematiek
voor de meest kwetsbare landen» (Kamerstuk 33 625, nr. 313). De leden van de SP-fractie zouden graag van de Minister willen weten hoe het staat
met de uitvoering van deze motie.
24. Antwoord kabinet
De leden van de Club van Parijs en G20 besloten 14 oktober jl. om het DSSI met een
half jaar te verlengen tot en met 30 juni 2021. Tevens kwamen zij overeen om ten tijde
van de voorjaarsvergaderingen van het IMF en de Wereldbank een besluit te nemen over
een mogelijke verdere verlenging tot eind 2021. In lijn met de motie Alkaya c.s. heeft
Nederland deze verlenging gesteund.
Zij lezen daarnaast dat het kabinet het van belang vindt dat landen worden gesteund
in hun ontwikkeling op een uitgebreide lijst van gebieden. Hoewel de leden van de
SP-fractie het belang van brede, inclusieve en duurzame ontwikkeling ook nadrukkelijk
onderstrepen, stellen zij toch een aantal vraagtekens bij deze uitspraak van het kabinet.
Hoe kan het dat het kabinet zich hier zo ambitieus opstelt op het gebied van ontwikkelingssamenwerking,
terwijl zij niet bereid is om hier voldoende geld voor vrij te maken in de Nederlandse
begroting? Is de Nederlandse oproep voor een ambitieus ontwikkelingsbeleid op multilateraal
niveau nog wel geloofwaardig als Nederland zelf bezuinigt op haar eigen ontwikkelingssamenwerkingsbudget?
25. Antwoord kabinet
Het kabinet heeft in de reactie op het AIV-advies «Nederland en de wereldwijde aanpak
van COVID-19» (Kamerstuk 33 625, nr. 320 van 10 juli 2020) aangegeven welke maatregelen worden genomen ter ondersteuning van
het ODA-budget. In 2020 wordt in totaal EUR 500 miljoen uit de algemene middelen toegevoegd
aan de BHOS-begroting, waarvan EUR 350 miljoen om de effecten van de krimp van het
BNI op het ODA-budget op te vangen en EUR 150 miljoen voor aanvullende inspanningen
om de coronacrisis in de meest kwetsbare landen te bestrijden. Op basis van deze keuzes
is voor 2020 en 2021 een stabilisatie van het ODA-budget voorzien. Nederland is en
blijft daarmee een relatief grote speler op het gebied van internationale samenwerking,
ook onder de huidige moeilijke omstandigheden. Op basis van deze positie kan Nederland
met recht pleiten voor een ambitieus ontwikkelingsbeleid op multilateraal niveau.
De leden van de SP-fractie lezen ook dat het kabinet pleit voor meer aandacht voor
de aanpak van ontbossing en het uitfaseren van fossiele brandstoffen in ontwikkelingslanden.
Gezien de ernst van de mondiale klimaatcrisis steunen zij deze inzet volkomen. Echter
zouden zij graag zien dat deze punten ook meer worden meegenomen in het Nederlandse
en Europese handelsbeleid. Zo ondersteunt Nederland door middel van exportkredietverzekeringen
nog voor 4,4 miljard euro aan fossiele export. Deze ondersteuning werkt het uitfaseren
van fossiele brandstoffen door ontwikkelingslanden tegen, doordat er hierdoor juist
extra wordt geïnvesteerd in fossiele brandstoffen. Is het kabinet daarom bereid de
exportkredietverzekeringen voor fossiele export zo snel mogelijk te stoppen?
26. Antwoord kabinet
Nederland zet internationaal, in EU en in OESO verband in op een ambitieuze agenda
voor vergroening en het uitfaseren van ekv-dekking op fossiele transacties. Nederland
heeft daarbij de ambitie om te komen tot een Europese positie voor het beperken van
fossiele transacties en trekt daarbij op met landen als Frankrijk, Denemarken en Zweden.
Daarnaast blijft Nederland inzetten op het stimuleren van meer groene ekv-transacties
wereldwijd, inclusief ontwikkelingslanden. Zo zijn de voorwaarden voor groene ekv-transacties
recentelijk verruimd (zie Kamerbrief 2020Z21711). Het nemen van unilaterale stappen bij het beperken van fossiele transacties heeft
gelet op het gewenste level playing field niet de voorkeur van het kabinet. Dit zou immers kunnen leiden tot het verplaatsen
van productie naar andere landen waardoor de Nederlandse export schade ondervindt,
IMVO sturing vanuit Nederland verloren gaat en er geen klimaatwinst is.
Daarnaast werkt de Nederlandse steun aan het Europese handelsverdrag met Mercosur
het doel van het tegengaan van ontbossing in ontwikkelingslanden tegen. In het Amazonegebied
vindt namelijk op grote schaal ontbossing plaats, vaak ten gunste van de productie
van landbouwproducten. Door de handel met Mercosur te bevorderen, kan het handelsverdrag
ervoor zorgen dat de vraag naar deze producten toeneemt, wat verdere ontbossing stimuleert.
Hoe verenigt de Minister de steun aan dit verdrag met de Nederlandse oproep om meer
aandacht te hebben voor het tegengaan van ontbossing in ontwikkelingslanden? Is zij
bereid om, in lijn met de aangenomen motie van het lid Ouwehand c.s., zich uit te
spreken tegen het handelsverdrag tussen de EU en Mercosur (Kamerstuk 21 501–20, nr. 1517)?
27. Antwoord kabinet
Het kabinet zet zich in lijn met de Kamerbrief: »Internationale inzet bosbehoud en
bosherstel» in om ontbossing wereldwijd te stoppen. Het behoud van de regenbossen
in de Amazone en aanpalende gebieden zijn een cruciaal onderdeel van dit beleid (Kamerbrief
van 9 Maart 2020 van de Ministers van BHOS en LNV, Kamerstukken 30 196 en 31793, nr. 708).
Zoals eerder is aangegeven, heeft het kabinet nog geen positie kunnen innemen over
het voorgenomen associatieakkoord tussen de Europese Unie en de Mercosur-landen. De
regering zal de balans opmaken van de voor- en nadelen van dit associatieakkoord als
alle daartoe noodzakelijke stukken beschikbaar zijn, zoals de teksten van de akkoorden
en de tariefcontingenten. Ook de uitkomsten van het EU Duurzaamheidseffecten onderzoek
en van het gevraagde onderzoek naar aanleiding van de motie van het lid Voordewind
c.s. (Kamerstuk 34 952, nr. 75 van 4 juli 2019) zijn hiervoor relevant.
De leden van de PvdA-fractie lazen met belangstelling in de geannoteerde agenda over
de ontwikkelingen rond het Common Framework. Niet alleen de ongelijkheid tussen mensen maar ook de ongelijkheid tussen landen
is tijdens de COVID-crisis vergroot. Sommige landen worstelen door de COVID-crisis
met acute liquiditeitsproblemen. Maakt schuldsanering ook onderdeel uit van deze aanpak?
28. Antwoord kabinet
Nederland heeft het DSSI en de verlenging daarvan gesteund om te voorkomen dat liquiditeitsproblemen
leiden tot structurele schuldenproblematiek. De verwachting is echter dat in sommige
landen een meer substantiële schuldverlichting nodig is dan door het DSSI wordt geboden.
Voor die groep landen is het recent aangenomen Common Framework ontwikkeld, waaronder schuldverlichting mogelijk is. Onder het huidige raamwerk wordt
dit alleen voorzien als dit noodzakelijk is op basis van de schuldhoudbaarheidsanalyse
van het IMF en de WB en de bereidheid van crediteuren.
De leden vragen zich verder af of de Minister bereid is bij haar pleidooi voor «groen,
inclusief en duurzaam herstel» ook te pleiten voor het naleven van de richtlijnen
voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking
en Ontwikkeling (OESO) en ook in Europees verband strenger toe te zien op de daadwerkelijke
naleving daarvan?
29. Antwoord kabinet
Het kabinet hecht eraan dat het Europese instrumentarium voor partnerlanden wordt
ingezet ten behoeve van economisch herstel dat groen, inclusief en duurzaam is. Het
kabinet is van mening dat IMVO, gebaseerd op de OESO richtlijnen, bijdraagt aan een
duurzaam herstel van de coronacrisis naar een maatschappij met betere arbeidsomstandigheden
wereldwijd en een geringere milieu en klimaatbelasting. Het kabinet zet daartoe actief
in op een verplichting voor gepaste zorgvuldigheid (due diligence), bij voorkeur Europees, zoals aangegeven in de beleidsnota Van Voorlichten tot Verplichten
(Kamerstuk 26 485, nr. 337). De Europese Commissie heeft aangegeven hiervoor in het tweede kwartaal van 2021
met een voorstel te zullen komen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Europese
inzet rond het verbinden van investeringen en schuldverlichting aan de SDG-agenda.
Kan de Minister aangeven welke concrete stappen hiertoe worden gezet, en is de Minister
bereid er hierbij op aan te dringen om niet alleen te kijken naar de positieve impact
van Europese investeringen, maar ook de negatieve impact op de wereldwijde SDG-agenda
mee te nemen in de aanpak? Daarbij denken de leden in het bijzonder aan belastingontwijking-
of ontduiking, milieuconsequenties en de impact op gender. Hoe zal de toetsing van
de impact van Europese investeringen vooraf plaatsvinden? Welke partijen zijn hier
actief bij betrokken?
30. Antwoord kabinet
Voorzitter van de Europese Commissie Von der Leyen riep dit voorjaar op om investeringen
en schuldverlichting te verbinden aan de SDG’s en het kabinet steunt haar in die oproep.
De achterliggende gedachte is dat wanneer schuldverlichting plaatsvindt, erop moet
worden toegezien dat de investeringen die daarop volgen ten goede komen aan groen,
inclusief en duurzaam economisch herstel en dus bijdragen aan de SDG’s en aan de klimaatdoelstellingen
van het Akkoord van Parijs. Besluitvorming over schuldverlichting vindt plaats in
het kader van de G20, de Club van Parijs en het IMF en bestaat tot nu toe uit het
overeenkomen
van het DSSI en het Common Framework zoals hierboven beschreven. Van grootschalige schuldverlichting is op dit moment
geen sprake. Het kabinet roept de Commissie op om met voorstellen te komen om deze
in de toekomst voorziene investeringen te verbinden aan inzet op de SDG’s. Het ligt
daarbij voor de hand dat daarbij ook gebruik zal worden gemaakt van het EU-ontwikkelingsinstrumentarium
en de daarbij behorende voorafgaande toetsingskaders.
Gender
De leden van de CDA-fractie onderstrepen het belang van het versterken van de positie
van vrouwen en meisjes en zijn verheugd met de toenemende inzet op Europees niveau
daaromtrent en de inzet van het kabinet. Deze leden vragen de Minister daarbij ook
nadrukkelijk misstanden door hulpverleners te adresseren. Deze leden vragen de Minister
of er op Europees niveau of in de genoemde samenwerkingsverbanden en projecten mogelijkheden
bestaan voor internationale vervolging van hulpverleners die misbruik maken van de
kwetsbaren in de samenleving, hetgeen vaak meisjes en vrouwen zijn. Deze leden vragen
de Minister om dit te adresseren en indien nodig te verzoeken om op Europees niveau
een onderzoek in te stellen naar internationale vervolgingsmethodes of het opstellen
van zwarte lijsten. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tevens in hoeverre
mensen met een beperking deel uitmaken van deze programma’s.
31. Antwoord kabinet
De Nederlandse aanpak is sterk gericht op preventie van misbruik door hulpverleners.
In dat kader wordt een aanpak aangemoedigd die bestaat uit meer effectieve screening
vooraf bij rekrutering, alsook door data-uitwisseling van partnerorganisaties over
misbruik. Indien sprake is van een vermoeden van een strafbaar feit op basis van de
nationale wetgeving kan aangifte worden gedaan. Data- en privacy wetgeving bemoeilijkt
een internationale of Europese aanpak. Het VK lanceerde een pilot project dat wordt
uitgevoerd door Interpol. In 2021 zullen resultaten beschikbaar zijn en kan een aanpak
in breder internationaal verband opnieuw overwogen worden.
Datacollectie op SEAH in de hulpsector is vertrouwelijk en het samenstellen van geaggregeerde
cijfers – ook inzake mensen met een beperking – is nog werk in uitvoering.
De leden van D66-fractie zijn verheugd te lezen dat het kabinet breed aandacht zal
vragen voor gender en daarbij ook het belang van aandacht voor seksuele en reproductieve
gezondheid en rechten (SRGR) en de gelijke rechten van LHBTI-personen zal benadrukken.
Een onderdeel daarvan is het mainstreamen van gender in alle programmering. In hoeverre
verwacht de Minister dat het Gender Action Plan III (2021–2025) ook betrekking zal
hebben op het EU-beleid ten opzichte van multilaterale instellingen? Is de Minister
bereid ervoor te pleiten dat ook het mainstreamen van gender binnen alle programma’s
van deze instellingen onderdeel van het actieplan wordt?
32. Antwoord kabinet
Het Actieplan bevat een doelstelling van dat 85% van alle nieuwe EU externe programma’s
bijdragen aan gendergelijkheid. Deze doelstelling geldt daarom ook voor verschillende
VN programma’s die de Europese Commissie financiert, waaronder het EU-VN Spotlight-initiatief.
De verwachting is dat de EU in GAP III haar leiderschapsrol op gendergelijkheid, vrouwenrechten
en versterking van de positie van vrouwen wil versterken in multilateraal verband
en internationale fora. Zo zal de Europese Commissie, samen met de EU-lidstaten, actief
deelnemen aan de Generation Equality Forums ter viering van Beijing+25. Deze organiseert UN Women met Mexico en Frankrijk, in nauwe samenwerking met het maatschappelijk middenveld,
de private sector en internationale organisaties. De Europese Commissie is tevens
co-lead van de Generation Equality Action Coalition ter bestrijding van gender gerelateerd geweld.
De VN heeft eigen instrumenten om te werken aan het mainstreamen van gender binnen programma’s in partnerlanden, zoals het UN System-wide Action Plan on Gender Equality and the Empowerment of Women (SWAP) en het UN Country Team SWAP. Hiermee worden VN-organisaties gemonitord op hun bijdrage aan gendergelijkheid. Nederland
onderstreept samen met andere VN- en EU-lidstaten in verschillende VN-bestuursorganen
het belang van deze gendermainstreaming.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevreden met de kabinetsinzet op dit punt
en danken de Minister voor de uitgebreide toelichting hierop in de geannoteerde agenda.
Zij vragen zich af hoe de besluitvorming over het actieplan er uit zal zien in de
Raad.
33. Antwoord kabinet
Het Gender Action Plan is een document van de Europese Commissie en de Europese Dienst
voor Extern Optreden. Naar verwachting wordt GAP III eind november gepubliceerd. Lidstaten
nemen vervolgens naar verwachting Raadsconclusies aan over het Actieplan.
De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet handelsbeleid ziet als een platform
om de economische empowerment van vrouwen te stimuleren. Tegelijkertijd stelt het
kabinet zich afwachtend op bij het opstellen van wetgeving op het gebied van Internationaal
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO), waardoor er nog steeds mensen worden
uitgebuit in productieketens van Nederlandse multinationals. Deze uitbuiting is juist
een blokkade voor de economische empowerment van mensen. Hoe verklaart de Minister
deze tegenstelling?
34. Antwoord kabinet
Het klopt dat het kabinet het handelsbeleid als platform ziet om de economische empowerment
van vrouwen te stimuleren. Dit kan, zoals uiteengezet in het non-paper over handel
en gender, onder meer door samenwerking op het gebied van handel en gender te versterken
onder EU-handelsakkoorden, waaronder via kennisuitwisseling over dataverzameling,
het delen van best practices en bewustmaking. Het IMVO-beleid draagt eraan bij omdat het toewerkt naar het doel
dat bedrijven risico’s voor mens en milieu in waardenketens van bedrijven voorkomen
of aanpakken, ook voor vrouwen en meisjes. Het kabinet financiert de ontwikkeling
van specifieke handreikingen voor bedrijven om gender te integreren in hun gepaste
zorgvuldigheid (due diligence). Het kabinet zet in op ambitieuze brede due diligence wetgeving, bij voorkeur op Europees niveau, om dit doel te bereiken, zodat gezamenlijk
meer impact gerealiseerd kan worden in derde landen.
De leden van de PvdA-fractie zijn erg blij met de inzet van het kabinet ten aanzien
van het derde Gender Action Plan, dat eind deze maand zal verschijnen. Vanuit informele
bronnen weten de genoemde leden dat er in verschillende drafts nadruk werd gelegd op inclusiviteit en intersectionaliteit, iets dat zij zeer waarderen.
Zoals de Minister in haar brief al stelt, is het belangrijk dat de Raad het onderwerp
«gender» breed benadert, en daarmee recht doet aan belangrijke en aan elkaar verbonden
onderwerpen als gendergelijkheid, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten
(SRGR), vrouwenrechten en de gelijke rechten van LHBTI-personen. Ook tegen de weerwil
van een aantal andere conservatieve lidstaten, waarvan bekend is dat zij steeds beter
georganiseerd en mondiger Europese beleidsstukken van een brede inzet op gendergelijkheid
en vrouwenrechten proberen te ontdoen. Kan de Minister toezeggen dat zij compromisloos
vasthoudt aan de progressieve inzet en taalgebruik van GAP III?
35. Antwoord kabinet
Het kabinet maakt zich zorgen om de wereldwijde pushback tegen o.a. gendergelijkheid,
SRGR en vrouwenrechten. Nederland staat pal voor deze EU-kernwaarden. Het GAP III
is een document van de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden.
Naar verwachting zal GAP III een ambitieuze agenda bevatten, hetgeen het kabinet verwelkomt.
Lidstaten besluiten niet over de inhoud van GAP III, maar zullen wel Raadsconclusies
aannemen over GAP III. Nederland zal, zoveel mogelijk in coalitieverband, streven
naar ambitieuze Raadsconclusies.
Verder is het belangrijk dat het (vervolg) voornemen in het GAP III dat 85% van alle
nieuwe EU externe maatregelen bijdragen aan gendergelijkheid gewaarborgd blijft. De
leden van de PvdA-fractie zouden daar wel aan willen toevoegen dat hiernaast ook programma’s
met gender als primary target van belang blijven (in GAP II was dat 20%). Is de Minister bereid om zich hier ook
sterk voor te maken?
36. Antwoord kabinet
Het huidige GAP II heeft een target van 85% van programma’s die bijdragen aan gendergelijkheid.
Het GAP II heeft echter geen target voor programma’s met gender als hoofddoelstelling.
De doelstelling van 85% genderrelevante programma’s zal in GAP III gewaarborgd blijven.
Deze doelstelling is ook opgenomen in de Raadspositie over de verordening van het
nieuwe EU Externe Financieringsinstrument voor het volgende Meerjarig Financieel Kader
(2021–2027), het Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI). In deze Raadspositie staat tevens een target van 5% voor programma’s die
gendergelijkheid als hoofddoelstelling hebben. Het Europese Parlement streeft in de
triloog een hogere target na.
Daarnaast zijn de leden van de PvdA-fractie verheugd om te lezen dat het kabinet onder
andere het belang van (directe) steun aan vrouwenorganisaties zal benadrukken. De
leden willen daar graag over meegeven dat het bij deze directe steun niet alleen om
regionale en internationale organisaties moet gaan (hoezeer zij bijvoorbeeld ook de
woorden over het EU-VN Spotlight-initiatief waarderen), maar vooral lokale gendergelijkheids-
en vrouwenrechtenorganisaties directe steun behoeven. Dit ook ter bevordering van
de autonomie van lokale gendergelijkheid- en vrouwenrechtenorganisaties, in zowel
de interne als externe inzet vanuit GAP III – zeker in die Europese lidstaten waar
gendergelijkheid en vrouwenrechten steeds openlijker onder druk komen te staan. Hoe
ziet de Minister dit?
37. Antwoord kabinet
GAP III richt zich specifiek op de externe actie van de EU. Naar verwachting zal,
net als binnen het huidige GAP II, er tevens in het GAP III aandacht zijn voor participatie
van vrouwenrechtenorganisaties. De in maart 2020 gepubliceerde «Gender Equality Strategy 2020–2025» van de Europese Commissie richt zich op gendergelijkheid binnen de EU.
In deze strategie staat dat specifieke financiering voor projecten ten behoeve van
maatschappelijke organisaties en openbare instellingen die specifieke acties uitvoeren,
waaronder het voorkomen en bestrijden van gender gerelateerd geweld, beschikbaar zal
zijn via het programma Citizens, Equality, Rights and Values. Nederland dringt er binnen de EU op aan dat alle EU lidstaten zich inzetten voor
het behalen van de doelstellingen op het gebied van gendergelijkheid, zowel intern
als extern en benadrukt daarbij het belang van directe steun aan vrouwenrechtenorganisaties.
Zou de Minister zich met betrekking tot de betekenisvolle participatie van lokale
gendergelijkheids- en vrouwenrechtenorganisaties, ervoor willen inzetten dat deze
ook echt kunnen meepraten in alle fasen van implementatie van GAP III, met bijvoorbeeld
het opstellen van implementatieplannen en gender analyses die hiervoor vooraf worden
gedaan, evenals beleidsdialogen op landenniveau en tussentijdse evaluaties?
38. Antwoord kabinet
Nederland benadrukt het belang van betekenisvolle participatie en leiderschap van
vrouwen en vrouwenrechtenorganisaties in EU-verband, en specifiek voor GAPIII. Naar
verwachting zal, net als binnen het huidige GAP II, er tevens in het toekomstige GAP
III aandacht zijn voor participatie van vrouwenrechtenorganisaties. Zo werkt de EU
voor de uitvoering van programma’s in partnerlanden momenteel samen met een breed
scala aan actoren, zoals lokale autoriteiten en maatschappelijke organisaties, waaronder
vrouwelijke activisten, mensenrechtenverdedigers, jongeren, religieuze actoren en
op geloof gebaseerde organisaties, media, culturele actoren en beïnvloeders. In de
EU roadmaps voor EU-samenwerking met het maatschappelijk middenveld in partnerlanden wordt een
genderperspectief geïntegreerd evenals participatie van lokale vrouwen- en jeugdorganisaties.
De roadmaps bevorderen betekenisvolle participatie van het maatschappelijk middenveld, inclusief
lokale gendergelijkheids- en vrouwenrechtenorganisaties, in besluitvorming.
Ook spreken de leden van de PvdA-fractie de hoop uit dat in GAP III sterk ingezet
gaat worden op het beschermen van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers/ vrouwenrechtenactivisten.
Zeker gezien de verder krimpende maatschappelijke, politieke en financiële ruimte
waarin zij moeten opereren, terwijl de COVID-19 crisis laat zien waarom hun werk zo
belangrijk is.
39. Antwoord kabinet
Het kabinet deelt de zorgen over krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld,
die nog sterker onder druk is komen te staan door disproportionele crisismaatregelen
en de regressieve wind ten aanzien van vrouwenrechten en verdedigers van deze rechten.
Naar verwachting zal het bevorderen van een veilige omgeving, ook online, voor het
maatschappelijk middenveld, inclusief meisjes- en vrouwenrechtenorganisaties, vrouwelijke
mensenrechtenverdedigers, vredesbouwers, vrouwelijke journalisten en vertegenwoordigers
van inheemse volkeren, onderdeel uitmaken van GAP III. Daarnaast blijft Nederland
zich multilateraal inzetten voor de bescherming van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers.
Als het gaat om de verbinding van GAP III met andere EU-actieplannen en -beleidsstukken,
is het goed te vernemen dat tijdens de consultaties er onder meer aandacht is besteed
aan het integreren van GAP III met andere actieplannen. In hoeverre komen de doelstellingen
van onder meer het EU Vrouwen Vrede en Veiligheid Actieplan terug in GAP III? Maken
de Green Deal en de EU-strategie voor aanpassing aan klimaatverandering bijvoorbeeld
integraal onderdeel uit van GAP III?
40. Antwoord kabinet
Een van de verwachte prioriteiten van GAPIII is om de synergie met de Women, Peace and Security (WPS)-agenda te borgen en beter te integreren. Ook is het de bedoeling dat de WPS-
monitoring – en rapportage geleidelijk afgestemd zullen worden op GAPIII. Daarnaast
heeft GAP III naar verwachting prioriteiten op het vlak van het aangaan van uitdagingen
en benutten van kansen die worden geboden door de groene transitie en de digitale
transformatie.
Tot slot over GAP III: het is fantastisch ook dat Nederland inzet op gender-responsive COVID-19 beleid en programma’s. Zou de Minister – in het licht van GAP-III maar ook
in het kader van de «Build Back Better»-agenda – ook willen inzetten op gender transformatief
beleid en programma’s? Dat wil zeggen dat de aanpak van de COVID-19 crisis niet alleen
ten goede komt aan vrouwen, mannen en gender non-conforme mensen, maar ook bijdraagt
aan – waar nodig – sociale transformatie om te komen tot gendergelijkheid.
41. Antwoord kabinet
De COVID-19 crisis vergroot bestaande genderongelijkheden en dreigt deze te bestendigen.
Zwaarbevochten voortuitgang op dit terrein loopt het risico in snel tempo teniet te
worden gedaan. Het is dan ook belangrijk dat COVID-19 beleid en programma’s zich er
met een gender-sensitieve benadering minimaal voor inzetten dat dit voorkomen wordt.
Waar mogelijk zet ik mij ook in voor gender transformatie, omdat het mijn ambitie
is om een bijdrage te leveren aan het bereiken van gendergelijkheid en de empowerment
van vrouwen en meisjes (SDG5), als een van de prioriteiten in mijn beleidsagenda Investeren in Perspectief.
De leden van de PvdA-fractie verwelkomen de inzet van de Minister op gendermainstreaming
in vrede en veiligheidsprocessen, onder andere via een nieuw Nationaal Actieplan 1325,
en dat uitdraagt in EU verband. Een ander belangrijk element van het EU Actieplan
over Vrouwen, Vrede en Veiligheid is accountability en rapportage van de inzet op deze agenda door EU-lidstaten. Publieke monitoring
en rapportage is cruciaal om beleid en programma’s gericht op inclusieve vrede en
veiligheid te kunnen volgen en bij te kunnen sturen of te intensiveren waar nodig.
Lang niet alle EU-lidstaten – ook niet als zij wel een nationaal actieplan op Vrouwen,
Vrede en Veiligheid hebben – monitoren hun inzet en/of maken dit inzichtelijk. Met
als gevolg dat ook in Europa onvoldoende impact wordt gemaakt en we – 20 jaar na de
aanname van VN Veiligheidsraad Resolutie 1325 – onderpresteren, terwijl geweld tegen
vrouwelijke vredesactivisten toeneemt. Zou de Minister zich daarom eveneens hard willen
maken voor betere accountability en rapportage door EU-lidstaten?
42. Antwoord kabinet
Ja. Nederland is voorstander van een transparant monitorings-en evaluatieproces. Het
EU-Actieplan over Vrouwen, Vrede en Veiligheid is van vrij recente datum, juli 2019,
en staat wat betreft rapportage en monitoring nog aan het begin van een structureel
proces. Van belang is dat dit proces op een constructieve wijze plaatsvindt, zodat
men van elkaars aanpak en beleid kan leren en vervolgens op basis van geleerde lessen
kan verbeteren. Behalve de EU-lidstaten en de EU-instituties, zijn daarvoor ook de
maatschappelijke organisaties van groot belang en zij worden hierbij dan ook door
de Nederlandse overheid nauw betrokken. Een degelijk en transparant proces op het
terrein van Monitoring, Evaluatie en Leren (MEL) en een constructieve samenwerking
met maatschappelijke partners zal onze gezamenlijke (EU) en individuele (EULS) inzet
op de volledige implementatie van de Vrouwen, Vrede en Veiligheidsagenda ten goede
komen.
De leden van de PvdA-fractie vinden het belangrijk dat in het in de brief genoemde
non-paper aan de Europese Commissie wordt gevraagd om gendergelijkheid en women’s economic empowerment op te nemen in de EU Trade Policy Review. Het non-paper bevat een aantal goede punten
die, mits effectief in de praktijk gebracht, kunnen helpen. De vraag is hoe ze in
praktijk gebracht gaan worden en hoe daadwerkelijke vooruitgang gemeten en gemonitord
wordt. Is de Minister bereid om ook hier op goede monitoring in te zetten, ook met
het oog op de schadelijke gevolgen van EU handelsbeleid op vrouwen en gendergelijkheid?
Daar wordt in het non-paper namelijk nu niet op ingegaan.
43. Antwoord kabinet
Het kabinet zet zich in voor het in kaart brengen van gendergedifferentieerde effecten
voorafgaand aan het afsluiten van handelsakkoorden en na de inwerkingtreding daarvan.
Nederland heeft de Europese Commissie hiertoe opgeroepen door middel van de inbreng
voor de Trade Policy Review en het non-paper over handel en gender. Als onderdeel
van de Sustainability Impact Assessments worden ook mogelijke negatieve effecten van handelsakkoorden in kaart gebracht. Het
is zaak om handelsbelemmeringen die de toegang van vrouwen tot internationale markten
belemmeren en onderliggende oorzaken voor ongelijkheden te adresseren door middel
van nationaal beleid. Een handelsakkoord kan daarbij een faciliterende rol spelen
bijvoorbeeld door in dat kader best practices te delen.
Daarnaast ontbreken in het non-paper een aantal belangrijke punten, die wel in een
in 2018 door het Europees Parlement aangenomen motie op gendergelijkheid in EU-handelsovereenkomsten
terugkomen. Een aantal van de aanbevelingen in de motie zijn bijvoorbeeld dat handelsovereenkomsten
een ambitieus en afdwingbaar trade and sustainable development (TSD) hoofdstuk moeten bevatten, dat handelsovereenkomsten nooit mensenrechten, vrouwenrechten
of bescherming van het milieu mogen overrulen, en een aantal diensten – zoals water,
educatie, openbaar vervoer, gezondheidszorg – niet zouden moeten worden geliberaliseerd.
Kan de Minister hier op ingaan?
44. Antwoord kabinet
De afspraken over handel en duurzame ontwikkeling in bilaterale EU-handelsakkoorden
zijn juridisch bindend. In deze hoofdstukken is ook het zogenaamde right to regulate vastgelegd wat gaat over het recht van verdragspartijen om nationaal beleid te voeren
ten behoeve van milieubescherming en arbeidsrechten. Tevens voorzien handelsakkoorden
in een eigen geschillenbeslechtingsmechanisme om de naleving van de afspraken over
handel en duurzame ontwikkeling af te dwingen. Nederland roept in het Frans-Nederlandse
non-paper over handel, duurzaamheid en sociaaleconomische ontwikkeling op tot effectieve
implementatie van afspraken over handel en duurzame ontwikkeling (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1541).
Publieke diensten zijn in EU-handelsakkoorden beschermd. De EU spreekt in haar handelsakkoorden
met derde landen af welke bestaande publieke diensten er over en weer zijn, zowel
op nationaal als op lokaal niveau, en maakt de nodige afspraken ter bescherming daarvan.
Daarnaast maakt de EU afspraken over mogelijk toekomstige publieke diensten die zowel
op nationaal als op lokaal niveau als publieke diensten zouden kunnen worden beschouwd,
en verdragspartijen behouden zich het recht voor die niet te liberaliseren. Overheden
in de verdragspartijen krijgen daarbij het recht zelf te bepalen welke diensten publieke
diensten zijn. De mogelijk toekomstige publieke diensten zijn niet limitatief bepaald.
Het gaat bijvoorbeeld om diensten als milieudiensten, onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten,
gezondheidsdiensten, transportdiensten, diensten op het gebied van sociale- en menswetenschappen
en om diensten op het gebied van technische testen en analyses.
De Minister heeft eerder tijdens een door het ministerie, de Wereldhandelsorganisatie
(WTO) en de Wereldbank georganiseerde conferentie gezegd dat handelsbeleid een do no harm-principe zou moeten bevatten. Toch komt dit niet terug in het non-paper. Is de Minister
bereid om dit – evenals de uitgangspunten van de eerdergenoemde EP-motie – ook een
uitgangspunt te maken in de kabinetsinzet in de EU Trade Policy Review?
45. Antwoord kabinet
Het hanteren van het do no harm principe betekent in het kader van handelspolitiek dat verdragspartijen mogelijke
negatieve effecten in kaart brengen en waar mogelijk mitigeren. Nederland heeft de
Europese Commissie reeds opgeroepen tot het systematisch in kaart brengen van gendergedifferentieerde
effecten van handelsakkoorden. Handel draagt bij aan het versterken van de positie
van vrouwen bijvoorbeeld door het genereren van betere banen en het verhogen van lonen
voor vrouwen. Wel kunnen met name niet- of laaggeschoolde vrouwen kwetsbaar zijn voor
de gevolgen van toenemende concurrentie en van veranderende productieketens ten gevolge
van handel. Het is van belang dat overheden deze risico’s mitigeren door nationaal
flankerend beleid gericht op het verbeteren van de toegang van vrouwen tot onderwijs,
financiële diensten en digitale technologieën.
AOB
Verder lezen de leden van de VVD-fractie dat tijdens de videoconferentie de lopende
onderhandelingen over het Post-Cotonouverdrag en het nieuwe externe financieringsinstrument
NDICI besproken zullen worden. Mede op basis van het verslag van de vorige, informele
Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 29 september 2020, hebben zij
hier enkele vragen over.
Voorgenoemde leden lezen dat Nederland bij de vorige RBZ/Ontwikkelingssamenwerking
heeft aangedrongen op het verankeren van goede terugkeerafspraken in het akkoord.
Zij delen deze inzet. Zij lezen tevens dat Nederland heeft aangegeven niet te willen
buigen voor druk om de teksten in het akkoord over Seksuele en Reproductieve Gezondheid
en Rechten (SRGR) af te zwakken. Ook deze inzet delen de leden. Deelt de Minister
de opvatting dat evenmin voor politieke druk gebogen zou moeten worden om de teksten
over migratieafspraken af te zwakken?
46. Antwoord kabinet
Het kabinet is van mening dat het EU-onderhandelingsmandaat moet worden gevolgd, zowel
op het gebied van SRGR als op het gebied van migratie.
Daarnaast hechten voorgenoemde leden er waarde aan om te blijven benadrukken dat het
van cruciaal belang is dat in het Post-Cotonouverdrag opgenomen wordt dat de partnerlanden
een plicht hebben om hun eigen onderdanen, die zich illegaal bevinden op het grondgebied
van de andere partij, zonder voorwaarden terug te nemen. Deze leden nemen op basis
van eerdere antwoorden van de Minister aan dat zij dit belang eveneens onderstreept.
Kan de Minister toelichten of dit het punt is binnen het onderwerp migratie waar op
dit moment nog geen overeenstemming over is bereikt? Zo nee, welke andere concrete
verschillen in de posities van de Europese landen en de partnerlanden zijn er op dit
moment?
47. Antwoord kabinet
Het kabinet onderstreept inderdaad het belang van een herbevestiging in een vervolgverdrag
van de plicht voor beide partijen om onderdanen, die zich illegaal bevinden op het
grondgebied van de andere partij, zonder voorwaarden terug te nemen. Dit is een van
de onderwerpen waarover nog geen overeenstemming met de ACP-groep is bereikt. Daarnaast
wordt in de onderhandelingen nog gesproken over de te nemen stappen en consequenties
bij het niet naleven van bepalingen uit het verdrag en over operationele afspraken
op het gebied van terugkeersamenwerking. Op al deze punten is nog geen overeenstemming
bereikt. Het kabinet zal een nieuw verdrag uiteindelijk in zijn geheel beoordelen.
Kan de Minister eveneens toelichten hoe het onderwerp migratie en meer specifiek de
plicht tot terugkeer op dit moment is opgenomen in de conceptteksten? Wat is het standpunt
van de Commissie ten aanzien van de wijze waarop omgegaan moet worden met de vaststelling
van nationaliteit en de terugkeer van eigen onderdanen en op welk standpunt stellen
de partnerlanden zich? Wat zijn in vergelijkbare zin de standpunten met betrekking
tot de controle van het volgen van de uiteindelijk gemaakte afspraken en de sancties
wanneer dit niet gebeurt?
48. Antwoord kabinet
Het kabinet hecht zeer aan het herbevestigen van de plicht tot het terugnemen van
eigen onderdanen in het vervolgverdrag. In de onderhandelingen heeft de Europese Commissie
dit belang ook consequent uitgedragen richting de partnerlanden, in lijn met het EU-onderhandelingsmandaat.
Daarnaast wordt in de onderhandelingen nog gesproken over de te nemen stappen en consequenties
bij het niet naleven van bepalingen uit het verdrag en over operationele afspraken
op het gebied van terugkeersamenwerking. Op al deze punten is nog geen overeenstemming
bereikt.
Daarnaast lezen de voorgenoemde leden dat ook binnen de onderhandelingen over NDICI
er nog overeenstemming moet worden bereikt over het punt van migratie. Kan de Minister
concreet toelichten welke standpunten op dit moment ten aanzien van dit onderwerp
nog niet in overeenstemming zijn gebracht? Kan zij daarnaast inzichtelijk maken wat
de voorgenomen hulp in het NDICI is voor de landen in Noord-Afrika?
49. Antwoord kabinet
In de triloog met het Europees Parlement wordt wat betreft de migratie-tekst nog overeenstemming
gezocht over pre-ambule 30 en artikel 8.7, in het bijzonder over de hoogte van de
spending-target voor migratie-gerelateerde uitgaven, over de mogelijke inzet van OS-middelen als
positieve of negatieve prikkel richting partnerlanden, en over de referentie in recital
30 aan een faciliteit binnen het NDICI om flexibel in te kunnen spelen op onvoorziene
omstandigheden.
Het is nog niet bekend hoeveel NDICI financiering verschillende landen toe zal komen.
Wel staat in de Raadspositie over de NDICI verordening dat ten minste EUR 17,217 miljard
(in prijzen van 2018) miljard geografische fondsen ten goede zal komen aan de Nabuurschapsregio,
waaronder Noord-Afrika.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd of er inmiddels een eindakkoord over
het NDICI is bereikt? Kan de Minister nader ingaan op de punten waar nog naar overeenstemming
werd gezocht? Wat is de positie van het kabinet op die punten?
50. Antwoord kabinet
De Nederlandse inzet in de NDICI onderhandelingen is uiteengezet in een BNC fiche
dat uw Kamer in augustus 2018 toekwam.3 Op 18 september jl. bereikten EU lidstaten overeenstemming over de volledige Raadspositie
over de NDICI verordening. De triloog met het Europees Parlement is nog gaande. Het
streven is dat de triloog voor het einde van het jaar wordt afgerond. Met name op
de punten governance, de klimaattarget en migratie wordt op dit moment nog naar overeenstemming gezocht.
De triloog wordt namens de Raad door het Duits EU voorzitterschap gevoerd, op basis
van de Raadspositie.
Verslag informele RBZ/Ontwikkelingssamenwerking van 29 september 2020
In het verslag van de informele RBZ/Ontwikkelingssamenwerking van 29 september lezen
de leden van de GroenLinks-fractie dat er bij de Raad voor werd gepleit om kapitaalvlucht
en belastingontduiking te bestrijden. Deze leden steunen dat pleidooi van harte, zeker
ook in het licht van het recente rapport van UNCTAD, waarin wordt vastgesteld dat
Afrika jaarlijks 89 miljard dollar misloopt door kapitaalvlucht. Hoe kijkt het kabinet
hiernaar en wat doet Nederland concreet om dit probleem aan te pakken? Is de Minister
bereid om er bij de Raad op aan te dringen om, samen met UNCTAD, te onderzoeken welke
rol de EU en EU-lidstaten spelen in het faciliteren van deze kapitaalvlucht en concrete
maatregelen voor te stellen om dit probleem aan te pakken?
51. Antwoord kabinet
Het kabinet vindt de kapitaalvlucht uit Afrika een belangrijk vraagstuk dat de economische
ontwikkeling en het bereiken van de SDG’s ondermijnt. Om de kapitaalvlucht succesvol
te bestrijden zullen Afrikaanse landen hun beleid tegen onder meer belastingontduiking,
corruptie, illegale handel en witwassen, moeten versterken. Intensieve internationale
samenwerking is nodig om hen daarbij te ondersteunen. Nederland werkt hier actief
aan mee in organisaties zoals UNODC, FATF en OESO. Zo biedt Nederland technische assistentie
ter versterking van instituties, zoals belastingdienst en douane, waardoor Afrikaanse
landen beter in staat zijn om kapitaalvlucht te bestrijden. Het kabinet dringt er
op aan dat deze onderwerpen ook op EU niveau blijvend de aandacht houden.
De leden van de SP-fractie lezen in het verslag van de informele Raad Buitenlandse
Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 29 september 2020 dat er werd gepleit voor het
voorkomen van kapitaalvlucht en belastingontduiking. Zijn hierbij nog concrete maatregelen
voorgesteld om dit te doen? Zo nee, is de Minister bereid om erop toe te zien dat
deze er alsnog komen?
52. Antwoord kabinet
Tijdens de Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking in september
werd gesproken over EU-Afrika relaties en de rol hierin van Team Europe. In dit kader
pleitten verschillende EU-lidstaten voor een bredere benadering op overheidsinkomsten,
onder meer via het voorkomen van kapitaalvlucht en belastingontduiking. Hiertoe zijn
tijdens de Raad geen concrete maatregelen voorgesteld.
Om kapitaalvlucht te bestrijden, ondersteunt het kabinet, via organisaties als UNODC,
FATF en OESO, Afrikaanse landen bij de versterking van onder meer beleid tegen belastingontduiking.
Het kabinet zet zich ervoor in dat deze thema’s ook in EU-verband worden aangekaart.
Zij lezen daarnaast dat Zweden tijdens deze Raad heeft gepleit om de Europese steun
voor de aanpak van COVID-19 in Wit-Rusland niet aan de overheid te geven, maar aan
lokale maatschappelijke organisaties. Zij zijn het eens met deze oproep. EU-steun
hoort niet terecht te komen bij corrupte regimes, zoals dat van Wit-Rusland. Zij willen
daarom graag weten of Nederland deze oproep ondersteund heeft.
53. Antwoord kabinet
Ja, het kabinet is voorstander van het zoveel mogelijk afbouwen van steun aan de centrale
overheid van Belarus ten behoeve van extra steun aan de bevolking, het maatschappelijke
middenveld en de vrije pers in Belarus. Nederland heeft hier in EU-verband al meerdere
keren voor gepleit. Zoals vastgelegd in de Raadsconclusies van de RBZ van 12 oktober
jl. kiest de EU voor het zoveel mogelijk afbouwen van EU-steun aan de Belarussische
autoriteiten op centraal niveau en voor meer steun aan het Belarussische volk en het
maatschappelijk middenveld. De EU is op dit moment bezig met de herbestemming van
de middelen die eerder naar de centrale overheid zouden gaan. De besluitvorming over
deze herbestemming is momenteel gaande.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de COVID-crisis bestaande ongelijkheden
heeft vergroot, waarbij de meest gemarginaliseerden vaak extra hard getroffen worden.
Dat zou indirect betekenen dat van het grootste belang is dat de Europese COVID-inzet
gendersensitief is. Kan de Minister aangeven of, en zo ja, hoe dat momenteel het geval
is?
54. Antwoord kabinet
In de Team Europe benadering is de inzet op gendergelijkheid en het versterken van
de positie van vrouwen en meisjes prioritair. Commissaris Urpilainen en de Hoge Vertegenwoordiger
Borrell benadrukten eerder in een gezamenlijke verklaring dat de COVID-19 response
inclusief en gendersensitief moet zijn en risico op gender-based violence moet mitigeren4. Hiertoe maakt de Commissie bijvoorbeeld gebruik van het EU-VN Spotlight Initiatief waarmee onder meer vrouwenrechtengroepen worden ondersteund bij hun bijdrage aan nationaal
beleid op COVID-19 en negatieve effecten van de COVID-19 crisis op vrouwen en meisjes
worden gemitigeerd.
In het algemeen heeft de EU de ambitie om gendersensitief op te treden, zoals uiteen
is gezet in het EU Gender Action Plan. In het toekomstig EU extern financieringsinstrument
onder het volgende Meerjarig Financieel Kader, het Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI), wordt een gendersensitieve benadering van de EU gewaarborgd. In de Raadspositie
over de NDICI verordening staat dat het instrument een overkoepelende gendertarget
heeft; minstens 85% van de programma’s moeten 1 of 2 scoren op de OESO gender marker
en hiervan moet 5% gender als principal objective hebben. Afhankelijk van de uitkomsten van de triloog met het Europees Parlement over
de NDICI-verordening, zullen deze richtlijnen ook van toepassing zijn op de EU-programmering
in het kader van de COVID-19 respons vanaf 2021.
In het verslag van de informele Raad schrijft de Minister dat de EU van onderop zou
moeten werken aan empowerment van vrouwen, jeugd en kwetsbare groepen, zodat zij hun
overheid ter verantwoording kunnen roepen. De leden van de PvdA-fractie steunen dit
streven naar empowerment van vrouwen, jeugd en kwetsbare groepen van harte, en zouden
de Minister willen vragen te bevestigen dat het doel van empowerment breder is dan
alleen deze doelgroep in staat te stellen hun overheid ter verantwoording te roepen
en hoe de Minister het traject naar het (uiteindelijke) doel voor ogen heeft.
55. Antwoord kabinet
Empowerment van vrouwen, jeugd en kwetsbare groepen dient meerdere doelen. Het draagt bij aan
het vergroten van kansen voor deze groepen op bijvoorbeeld werk en inkomen, onderwijs
en gezondheidszorg. Door middel van empowerment zijn deze groepen beter in staat voor
zichzelf op te komen en hun rechten te claimen, onder meer door hun overheid ter verantwoording
te roepen. Wanneer overheden verantwoording afleggen naar alle gelederen van hun eigen
bevolking, dan draagt dat bij aan het versterken van de democratische rechtsstaat.
Empowerment is daarmee goed voor mensen zelf en het verbeteren van hun rechtspositie, en voor
de democratische en duurzame ontwikkeling van een land.
Ook de betrokkenheid van lokale organisaties is een cruciale voorwaarde voor het bereiken
van de meest gemarginaliseerden. Kan de Minister aangeven hoe daar vanuit de Europese
inzet werk van wordt gemaakt?
56. Antwoord kabinet
Het kabinet onderstreept het belang van lokale organisaties in het bereiken van de
meest gemarginaliseerde groepen door hun legitimiteit, kennis van de betreffende context
en effectieve strategieën. Ook binnen de EU is er aandacht voor het ondersteunen van
en samenwerken met een lokaal maatschappelijk middenveld. De EU loopt internationaal
voorop in haar financiering aan lokale organisaties middels bijvoorbeeld het Civil Societies and Local Authorities programma en European Instrument for Democracy and Human Rights. In het nieuwe Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 is de Europese Commissie tevens
voornemens onder het financieringsinstrument Neighbourhood, Development and International Coooperation Instrument steun aan het maatschappelijk middenveld voort te zetten. Daarnaast staan EU delegaties
in contact met maatschappelijke organisaties om van hen te horen wat er speelt en
hen waar mogelijk ondersteuning te bieden. Het kabinet heeft zich bovendien met succes
ingespannen voor aandacht voor een divers en lokaal maatschappelijk middenveld in
het nieuwe EU actieplan Mensenrechten en Democratie.
De Minister pleitte tijdens de informele Raad eveneens voor meer aandacht voor cash transfers en sociale vangnetten in de EU-programmering om deze groepen te bereiken en hun kwetsbaarheid
te verkleinen. De leden van de PvdA-fractie zijn erg blij met dit pleidooi en de inzet
van de Minister met betrekking de meerwaarde van cashtransfer en sociale vangnetten.
Ook de directeur van het World Food Program (WFP), dhr. Beasley gaf aan dat het WFP
steeds meer aan cash transfers doet, momenteel ter waarde van USD 2,1 miljard, terwijl vroeger vrijwel alle voedselhulp
in kind werd gegeven. Lokaal inkopen stimuleert lokale economieën en kleinschalige landbouw.
Nederland riep op tot meer gezamenlijke actie; een verbeterde voedselzekerheid kan
niet wachten en daartoe zijn meer investeringen nodig. Met name in stedelijke omgevingen
zijn cash transfers een goed instrument. De leden van de PvdA-fractie vragen wat de achtergrond is van
de zinsnede in het verslag: «Met name in stedelijke omgevingen zijn cash transfers een goed instrument.» Waarom meent de Minister dat met name in stedelijke omgevingen
cash transfers een goed instrument zijn terwijl de WFP-directeur aangeeft dat cash transfers lokaal
inkopen stimuleert, wat de lokale economieën stimuleert en de kleinschalige landbouw.
Dat laatste vindt toch ook vooral buiten de stedelijke gebieden plaats? Hoe verhoudt
zich de constatering dat met name in stedelijke omgevingen cash transfers een goed instrument zijn zich tot de lokale meerwaarde van cash tranfers?
57. Antwoord kabinet
Cash transfers kunnen inderdaad bijdragen aan versterking van de lokale economie en
(voedsel-)landbouw indien daarmee begunstigden in staat worden gesteld om meer lokale
producten aan te schaffen. Ook bij cash transfers voor de stedelijke bevolking zullen
lokale (voedsel-) producenten kunnen profiteren. De opmerking over het specifieke
nut van cash transfers in de stedelijke omgeving houdt verband met de analyse van
onder meer het WFP en de Wereldbank dat de coronacrisis de informele sector in de
steden onevenredig hard treft. Daarbij zijn in stedelijke gebieden doorgaans betere
randvoorwaarden aanwezig voor het snel en op schaal opzetten van cash-transfer programma’s:
mobiele telefonie en financiële dienstverlening zijn over het algemeen in stedelijke
omgevingen beter beschikbaar dan op het platteland van ontwikkelingslanden.
Tijdens de informele raad heeft Nederland aangegeven dat COVID-19 de kwetsbaarheid
van onze wereldwijde voedselzekerheid heeft aangetoond en de noodzaak voor meer robuuste
en inclusieve voedselsystemen duidelijk heeft gemaakt. De VN Food System Summit van volgend jaar biedt een goede gelegenheid om een stap te zetten naar een meer
duurzame voedselvoorziening. Het zou goed zijn als de EU daar met een proactieve en
verenigde EU-boodschap komt, met aandacht voor coherentie, inclusief het handelsbeleid.
De EU moet zich daarom hard blijven maken voor een open, duurzaam en inclusief handelssysteem,
zo stelde Nederland. Kan de Minister aangeven hoe dit pleidooi is ontvangen en in
welke fase een proactieve en verenigde EU-boodschap op het gebied van coherentie inclusief
het handelsbeleid zich bevindt en hoe de Minister die coherentie in het handelsbeleid
tot uitdrukking zou willen zien komen?
58. Antwoord kabinet
Tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking heeft Nederland
benadrukt dat open, duurzaam en inclusief handelsbeleid kan bijdragen aan duurzame
ontwikkeling en voedselzekerheid. Tijdens de COVID-19 pandemie heeft een aantal overheden
importbeperkende maatregelen op voedsel getroffen. Zulke maatregelen hebben een «multiplier
effect»: het is voor andere landen aantrekkelijk om soortgelijke maatregelen te treffen.
Het gevolg daarvan is dat prijzen snel kunnen stijgen, met grote gevolgen voor ontwikkelingslanden.
De Nederlandse inbreng in brede zin werd tijdens de Raad verwelkomd.
De EU inzet voor de Food System Summit (FSS) wordt op dit moment voorbereid. In deze fase is nog niet geheel duidelijk welke
elementen terug zullen komen in de top en in de EU positie. In aanloop naar de FFS
zal de Raad naar verwachting conclusies aannemen over de top. Nederland verwacht dat
coherentie, inclusief het handelsbeleid, onderdeel van de boodschap uitmaakt.
Tot slot zijn de leden van de PvdA-fractie benieuwd hoeveel lidstaten het in het verslag
genoemde pleidooi van Zweden steunen en wat de inzet van Nederland hier was. Zweden
stelde dat de 60 miljoen euro aan COVID-19 middelen niet bij de overheid van Wit-Rusland
terecht zou moeten komen. In hoeverre is er voor het vergroten van EU-steun aan niet-statelijke
actoren, in de erkenning dat de absorptiecapaciteit beperkt is, gezocht naar alternatieve
kanalen en verwacht de Minister dat dit binnen afzienbare tijd tot concrete resultaten
zal leiden?
59. Antwoord kabinet
Zoals vastgelegd in de Raadsconclusies van de RBZ van 12 oktober jl. kiest de EU voor
het zoveel mogelijk afbouwen van EU-steun aan de Belarussische autoriteiten op centraal
niveau en voor meer steun aan het Belarussische volk en het maatschappelijk middenveld.
Nederland heeft dit in EU-verband meerdere keren gesteund. De EU is op dit moment
bezig met de herbestemming van de middelen die eerder naar de centrale overheid zouden
gaan. De besluitvorming over deze herbestemming is momenteel gaande.
Overig
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welke implicaties de berichtgeving
over een lagere economische krimp in 2020 dan aanvankelijk gedacht en geraamd heeft
voor de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
60. Antwoord kabinet
De cijfers uit het conjunctuurbeeld van het CBS over de Nederlandse economie hebben
geen directe implicaties voor de begroting van BHOS of het ODA-budget. Het ODA-budget
is gekoppeld aan het BNI en wordt tweemaal per jaar (bij Voorjaarsnota en bij Miljoenennota)
aangepast op grond van ramingen van het CPB. Mocht het CPB komend voorjaar een gunstigere
economische ontwikkeling voorzien dan in de ramingen bij afgelopen Miljoenennota,
dan vertaalt zich dat in de Voorjaarsnota 2021 in een hoger ODA-budget.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welke reactie de EU onderneemt op de
situatie in Tigray, het noorden van Ethiopië, waar een humanitaire ramp dreigt. Deze
leden vragen de Minister of dit ter sprake zal komen in de Raad en Nederland bereid
is bij te dragen aan humanitaire hulp en de regering van buurland Sudan kan ondersteunen
in de opvang van vluchtelingen. De Hoge Vertegenwoordiger, Josep Borrell, noemt het
gevaar van een «grote humanitaire ramp acuut». Deze leden vragen of de Minister dit
onderschrijft en eveneens het gevaar ziet voor toenemende vluchtelingenstroom richting
Europa. Deze leden vragen de Minister bovendien in hoeverre Nederlanders aanwezig
zijn in deze regio. Indien dit niet wordt behandeld tijdens deze Raad, vragen deze
leden de Minister deze situatie in Ethiopië te agenderen.
61. Antwoord kabinet
Het kabinet onderschrijft de zorgen over de humanitaire noden die ontstaan als gevolg
van de gevechtshandelingen in Tigray, zowel in Tigray zelf als over de grens met Soedan.
Nederland verwelkomt in dit licht de agendering van de situatie in Ethiopië op de
Raad Buitenlandse Zaken van 19 november onder «current affairs». Nederland draagt via ongeoormerkte bijdragen aan het Central Emergency Response
Fund (CERF) van de VN bij aan reeds lopende humanitaire respons. Verzoeken om bij
te dragen aan aanvullende internationale noodhulpverlening zal Nederland op de gebruikelijke
wijze in overweging nemen. Naast financiering is ook goede en veilige toegang voor
humanitaire hulpverlening van groot belang. De vluchtelingen die in Soedan aankomen
worden daar opgevangen door de VN en het Rode Kruis. Soedan en VN houden vooralsnog
rekening met een toestroom tot wel 200.000 vluchtelingen. Op basis van beschikbare
informatie bevinden zich naar schatting acht Nederlanders in het gebied.
In de geannoteerde agenda maakt de Minister geen notie van de aanstaande EU-Afrika
top. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welke Raad van Ministers van de
EU de voorbereiding doet van deze Top. Tevens vragen deze leden de Minister met de
Kamer te delen wat de Nederlandse inzet via de EU wordt voor deze Top.
62. Antwoord kabinet
Op 9 december zal er een bijeenkomst plaatsvinden tussen EU regeringsleiders en een
aantal leiders van de Afrikaanse Unie. De zesde EU-AU Top die gepland stond voor oktober
2020 kon niet plaats vinden vanwege COVID-19 en zal naar verwachting in de eerste
helft van 2021 alsnog plaatsvinden. Tijdens de Europese Raad van 15 en 16 oktober
jl. werd de zogenaamde «EU-AU leaders» meeting» van 9 december voorbereid. Hierover
werd uw Kamer geïnformeerd via de Geannoteerde Agenda voor de Europese Raad (Kamerstuk
21 501-20, nr. 1611) en het verslag (Kamerstuk21 501-20, nr. 1620). Zoals hierin gedeeld is de Nederlandse inzet gericht op een breed partnerschap
tussen de EU en Afrika, gebaseerd op gedeelde belangen en uitdagingen en gelijkwaardigheid
(in lijn met Kamerstuk 21 501-20, nr. 1618 motie van het lid Leijten c.s.). Nederland vraagt daarbij met name aandacht voor
versterkte samenwerking op het gebied van klimaat, banen en investeringen, landbouw
en voedselzekerheid en migratie en mobiliteit. Ook pleit Nederland voor een gedegen
voorbereiding van aanstaande bijeenkomsten waarbij ook het maatschappelijk middenveld
goed betrokken wordt.
Tenslotte maken de leden van de GroenLinks-fractie zich grote zorgen over recente
ontwikkelingen in twee belangrijke ontvangers van ontwikkelingssamenwerking van de
Europese Unie en haar lidstaten, te weten Ethiopië en Mozambique. Kan de Minister
nader ingaan op de conflictsituaties in deze twee landen, en is de Minister bereid
hier nadrukkelijk aandacht voor te vragen in de Raad? Welke rol kunnen de Europese
Unie en haar lidstaten, en Nederland in het bijzonder, spelen om te proberen bij te
dragen aan de beëindiging van deze conflicten?
63. Antwoord kabinet
Het kabinet maakt zich grote zorgen over de escalatie van geweld in Ethiopië, en specifiek
de militaire confrontatie in de Tigray regio. De gevechten leiden tot vele doden en
gewonden, waaronder burgerslachtoffers. Nederland verwelkomt dan ook de bespreking
van de situatie in Ethiopië onder «current affairs» op de Raad Buitenlandse Zaken van 19 november. In EU verband steunt Nederland de
intensieve diplomatieke inspanningen van EU Hoge Vertegenwoordiger Borrell, en steunt
de EU de oproepen van Afrikaanse Unie en de regionale organisatie van landen in de
Hoorn regio IGAD tot de-escalatie van het conflict, een staakt het vuren en het vinden
van een uitweg middels dialoog. Vooralsnog heeft premier Abiy het aanbod voor bemiddeling
van de Soedanese premier Hamdok, in zijn rol als voorzitter van IGAD, niet geaccepteerd.
Aanhoudende diplomatieke druk van de EU en lidstaten kan bijdragen aan het vinden
van openingen tot dialoog en beëindiging van het geweld.
Het kabinet maakt zich eveneens zorgen over het aanhoudende geweld in de provincie
Cabo Delgado in Noord-Mozambique. Het kabinet moedigt de belangrijkste regionale spelers
Zuid-Afrika en Tanzania aan actief mee te werken aan een oplossing van dit conflict.
Het is van belang dat buurlanden maar ook regionale spelers als de Southern African Development Community (SADC) en de AU druk uitoefenen om tot stabilisering van de situatie en een einde
aan het geweld te komen.
Naar aanleiding van een verzoek van de Mozambikaanse Minister van Buitenlandse Zaken
voor steun overweegt de EU momenteel hoe die steun vorm te geven. Daartoe zal, wanneer
COVID-19 dat toestaat, een fact finding missie naar de regio afreizen. De situatie is ook kort besproken tijdens de Raad
Buitenlandse Zaken van 12 oktober jl.
Deze leden maken zich ook grote zorgen over berichten dat de opvang van vluchtelingen
in de Mozambikaanse provincie Cabo Delgado ernstig tekortschiet, en zij vrezen dat
er ook te weinig gebeurt om de grote vluchtelingenstroom die nu op gang begint te
komen in Noord-Ethiopië op te kunnen vangen. Is de Minister bereid om er bij de Raad
op aan te dringen om extra financiële middelen vrij te maken voor het ondersteunen
van vluchtelingen als gevolg van deze twee conflictsituaties? Wat kan Nederland betekenen
in dit opzicht?
64. Antwoord kabinet
In Ethiopië draagt de EU EUR 44,29 miljoen bij aan humanitaire projecten. Deze steun
is ook voor hulpverlening aan ontheemden en vluchtelingen in Ethiopië. De EU volgt
de humanitaire situatie in Tigray en de vluchtelingstroom naar Soedan nauwlettend.
In Mozambique maakte de EU (ECHO) in juli van dit jaar EUR 5 miljoen extra vrij voor
hulp aan vluchtelingen. In totaal is EUR 8 miljoen beschikbaar gesteld voor Cabo Delgado
en de regio blijft een prioriteit voor ECHO in 2021. Zoals in antwoord op vraag 63
is aangeven, zal de EU in kaart brengen welke steun geboden kan worden in reactie
op het verzoek van de Mozambikaanse regering.
Nederland zal nauw contact onderhouden met de Europese Commissie over de zich ontwikkelende
humanitaire noden in de Tigray regio in Noord-Ethiopië, in Soedan waar vluchtelingen
vanuit Tigray een veilig heenkomen zoeken en de Mozambikaanse provincie Cabo Delgado
en pleiten voor een adequate bijdrage vanuit de EU.
Verzoeken om bij te dragen aan aanvullende internationale noodhulpverlening zal Nederland
op de gebruikelijke wijze in overweging nemen.
II. Volledige agenda
Geannoteerde agenda voor de VTC Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
van 23 november 2020. Brief regering d.d. 12-11-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(Kamerstuk 21 501-02, nr. 2238)
Verslag informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 29 september
2020. Brief regering d.d. 09-10-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(Kamerstuk 21 501-02, nr. 2220)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier