Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Alkaya over de brandbrief van cryptocurrencybedrijven in Nederland
Vragen van het lid Alkaya (SP) aan de Minister van Financiën over de brandbrief van cryptocurrencybedrijven in Nederland (ingezonden 5 november 2020).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 19 november 2020).
Vraag 1 en 2
Wat is uw mening over het bericht dat cryptocurrencybedrijven in Nederland de markt
uit gereguleerd dreigen te worden, omdat ze niet door de registratieprocedure van
DNB komen?1 Heeft u de betreffende brief van VBNL aan DNB ook ontvangen en wat is uw reactie
hierop?
Klopt het dat DNB ook tijdens het lopende registratieproces eisen heeft toegevoegd?
Klopt het dat deze eisen niet gelden voor bijvoorbeeld banken en verzekeraars, hoewel
zij onder dezelfde wet vallen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 1 en 2
De betreffende brief van VBNL (Verenigde Bitcoinbedrijven Nederland) is mij bekend.
In oktober heeft een gesprek plaatsgevonden tussen het ministerie en de VBNL. Hierbij
heeft VBNL een aantal aspecten uit de brief toegelicht, waaronder de zienswijze van
VBNL dat DNB extra eisen heeft gesteld. In dit gesprek heeft het ministerie uiteengezet
dat DNB in het kader van het integriteitstoezicht is aangewezen als toezichthouder
op cryptodienstverleners. DNB is als toezichthouder onafhankelijk en heeft een wettelijk
mandaat om, binnen de grenzen van de wet, invulling te geven aan (open) normen in
deze wetgeving. Naleving van de Sanctiewet (Sw) kan per type dienstverlening anders
ingevuld worden. De kern is echter hetzelfde: het voldoende in beeld hebben van alle
relaties, het controleren van inkomende en uitgaande transacties en die, als ze gerelateerd
zijn aan personen of organisaties die gesanctioneerd zijn, blokkeren en melden aan
DNB. Deze eisen gelden voor de gehele financiële sector.
DNB geeft aan vanaf het begin van het registratieproces met geïnteresseerde partijen
in gesprek geweest te zijn over de eisen uit de Sw en de benodigde aanpassingen die
partijen dienen door te voeren om aan de Sw te voldoen. Deze eisen zijn volgens DNB
niet gewijzigd in de afgelopen maanden. In september heeft DNB een webinar georganiseerd,
omdat veel partijen moeite bleken te hebben met een concrete invulling van de verplichtingen
uit de Sw. Gedurende dit webinar heeft DNB een aantal voorbeelden en good practices gedeeld over de invulling van de normen uit de Sw. Een overzicht hiervan staat op
website van DNB.2 Zowel tijdens het webinar, als op de website van DNB, is door DNB duidelijk gemaakt
dat het gaat om voorbeelden en good practices en niet om verplichte maatregelen. De
voorbeelden die DNB heeft gedeeld met de sector zijn niet limitatief; als partijen
andere oplossingen hebben om aan de Sw te voldoen, dan kunnen zij dit in de registratieaanvraag
voorleggen aan DNB. DNB zal vervolgens beoordelen of met de voorgestelde maatregelen
inderdaad wordt voldaan aan de normen uit de Sw.
Ten slotte maak ik uit de brief van VBNL niet op dat de eisen die DNB hanteert onuitvoerbaar
zijn, maar dat VBNL een andere interpretatie hanteert van de Sw dan DNB. Het feit
dat er reeds meerdere partijen zijn geregistreerd (zie ook het antwoord op vraag 3)
en zij kennelijk wel aan de eisen uit de Sw kunnen voldoen, laat zien dat DNB geen
eisen oplegt die onuitvoerbaar zijn. Als een partij het niet eens is met een besluit
van DNB over een registratie-aanvraag, dan kan de betreffende partij bezwaar aantekenen
bij DNB. Daarna staat de mogelijkheid tot beroep bij de rechtbank open.
Vraag 3 en 4
Klopt het dat er sinds mei van dit jaar 38 vergunningaanvragers zijn geweest in deze
groep, waarvan er tot nu toe slechts één succesvol de registratieprocedure heeft doorlopen?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat bedrijven buiten de wet vallen en hun
activiteit moeten staken doordat er problemen of onduidelijkheden zijn rondom registratieprocedures?
Antwoord 3 en 4
Op 21 mei zijn 48 registratieprocedures gestart en in de periode daarna nog vijf.
In de nieuwsbrief van DNB voor cryptodienstverleners van 21 oktober 2020 meldt DNB
dat er op dat moment nog 38 registratieaanvragen in behandeling zijn3. Een aantal bedrijven heeft de procedure tussentijds om verschillende redenen beëindigd,
bijvoorbeeld omdat zij nog bezig zijn met het opzetten van een bedrijf en het voor
registratie te vroeg is, of omdat er uiteindelijk geen registratie nodig blijkt te
zijn voor de diensten die verleend zullen worden. Volgens het openbaar register aanbieders
cryptodiensten van DNB4 zijn er op 17 november 2020 zeven bedrijven geregistreerd. In de komende dagen zullen
naar verwachting meer registraties bekend worden.
Met de implementatie van de herziene vierde anti-witwasrichtlijn is er voor het eerst
wetgeving opgesteld voor aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele
valuta en fiduciaire valuta en aanbieders van bewaarportemonnees. Ik kan mij voorstellen
dat dit leidt tot nieuwe uitdagingen voor deze partijen. DNB heeft mij laten weten
vanaf het begin intensief contact te hebben onderhouden met alle partijen die een
registratieaanvraag hebben ingediend. DNB heeft verder partijen begeleid bij vragen
over hoe zij hun bedrijfsmodellen en processen kunnen inrichten om aan de wetgeving
te voldoen. Partijen blijven zelf verantwoordelijk voor de inhoud en volledigheid
van hun aanvraag. DNB kan een aanvraag pas in behandeling nemen als deze volledig
is, en kan een registratie pas doorvoeren als de partijen aan de wettelijke eisen
voor een registratie voldoen. Het is de verantwoordelijkheid van de partijen zelf
om op tijd een volledige en correcte aanvraag bij de toezichthouder in te dienen en
aan te tonen dat zij aan de eisen kunnen voldoen.
Vraag 5
Gaat u de deadline van 21 november aanstaande met minstens een maand verlengen? Gaat
u laten onderzoeken of de klachten van deze bedrijven over het optreden van DNB in
dit registratieproces gegrond zijn?
Antwoord 5
De Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn bepaalt dat crypto-aanbieders
over een registratie bij DNB moeten beschikken om hun diensten in of vanuit Nederland
aan te kunnen bieden. Bij wijze van overgangsrecht is in die wet geregeld dat partijen
die al actief waren en zich voor de inwerkingtreding van de wet bij DNB gemeld hadden
gedurende zes maanden zonder registratie actief mogen blijven. Deze termijn verloopt
op 21 november aanstaande. DNB heeft op 16 november 2020 aangegeven ernaar te streven
om trajecten die niet voor 21 november zijn afgerond, maar waarin de aanvraag op korte
termijn aan alle eisen zal voldoen, alsnog snel af te ronden.5 Dit betekent in de praktijk dat deze partijen hun werkzaamheden niet direct hoeven
te staken na 21 november. DNB geeft aan met de aanbieders in gesprek te gaan om te
bespreken wat dit concreet betekent voor hun individuele registratietraject. Dit is
in mijn ogen een goede oplossing, waarbij partijen die net iets meer tijd nodig hebben
voor hun registratieaanvraag tegemoet worden gekomen. Het formeel verlengen van de
termijn vergt een wetswijziging. Los van het feit dat dit te lang zou duren, is dat,
gezien de bekendmaking van DNB, mijns inziens ook niet nodig.
Zoals eerder aangegeven is DNB een onafhankelijk toezichthouder die, binnen het normenkader
dat middels wetgeving is vastgesteld, praktische eisen opstelt die voortvloeien uit
de wetgeving. Partijen die het niet eens zijn met de interpretatie van DNB dienen
met DNB is gesprek te gaan. Als partijen het niet eens zijn met een besluit van DNB
over het al dan niet registreren van een partij, kunnen zij gebruik maken van de procedure
van bezwaar bij DNB, of in het uiterste geval een gang naar de rechter.
Vraag 6
Gaat u de evaluatie genoemd in de motie Alkaya/van der Linde6 naar voren halen om zo eerder inzicht te krijgen over het mogelijk verdringende effect
van de administratieve lasten en procedures?
Antwoord 6
Voor een gedegen evaluatie is het nodig dat een wet een bepaalde tijd van kracht is.
Een evaluatie op een te korte termijn zou tot een onvolledig beeld kunnen leiden.
Ik kom begin 2021 terug bij uw Kamer met een voorstel voor de uitvoering van de evaluatie
genoemd in de motie Alkaya/Van der Linde en bekijk hierbij of het noodzakelijk en
nuttig is om de evaluatie naar voren te halen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.