Amendement (gewijzigd/nader/vervangend) : Gewijzigd amendement van het lid Van Meenen ter vervanging van nr. 13 over het bevorderen van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef bij bestuurders in het funderend onderwijs
35 352 Wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs
Nr. 30
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID VAN MEENEN TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER
NR. 13
Ontvangen 17 november 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het opschrift wordt een aanhef ingevoegd, luidende:
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:.
2. Na de aanhef (nieuw) wordt de onderdeelsaanduiding «A» ingevoegd.
3. In onderdeel A (nieuw) vervalt in de aanhef «van de Wet op het primair onderwijs».
4. Na het voorgestelde lid 3a wordt een lid toegevoegd, luidende:
3b. Het bevoegd gezag draagt tevens zorg voor de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef,
waarbij scholen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen,
zich ten minste onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen.
5. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
Na artikel 164 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 164c Commissie van advies
1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek
advies te geven indien hij, vanwege het door het bevoegd gezag niet nakomen van de
verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te bevorderen als bedoeld
in artikel 8, lid 3b, overweegt een besluit te nemen als bedoeld in artikel 164 dan
wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Onze Minister neemt geen besluit als bedoeld in het eerste lid dan nadat hij advies
heeft gevraagd aan de commissie van advies.
3. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid
tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.
4. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld
bij ministeriële regeling.
II
Artikel II wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het opschrift wordt een aanhef ingevoegd, luidende:
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:.
2. Na het opschrift (nieuw) wordt de onderdeelsaanduiding «A» ingevoegd.
3. In onderdeel A (nieuw) vervalt in de aanhef «van de Wet op de expertisecentra».
4. Na het voorgestelde lid 4a wordt een lid toegevoegd, luidende:
4b. Het bevoegd gezag draagt tevens zorg voor de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef,
waarbij scholen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen,
zich ten minste onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen.
5. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
Na artikel 146a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 146b Commissie van advies
1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek
advies te geven indien hij, vanwege het door het bevoegd gezag niet nakomen van de
verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te bevorderen als bedoeld
in artikel 11, lid 4b, overweegt een besluit te nemen als bedoeld in artikel 146,
dan wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Onze Minister neemt geen besluit als bedoeld in het eerste lid dan nadat hij advies
heeft gevraagd aan de commissie van advies.
3. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid
tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.
4. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld
bij ministeriële regeling.
III
In artikel III, onderdeel A, wordt aan het voorgestelde artikel 17 een lid toegevoegd,
luidende:
3. Het bevoegd gezag draagt tevens zorg voor de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef,
waarbij scholen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen,
zich ten minste onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen.
IV
Aan artikel III wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
D
Na artikel 104a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 104b Commissie van advies
1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek
advies te geven indien hij, vanwege het door het bevoegd gezag niet nakomen van de
verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te bevorderen als bedoeld
in artikel 17, derde lid, overweegt een besluit te nemen als bedoeld in artikel 104
dan wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Onze Minister neemt geen besluit als bedoeld in het eerste lid dan nadat hij advies
heeft gevraagd aan de commissie van advies.
3. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid
tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.
4. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld
bij ministeriële regeling.
V
Artikel V wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het opschrift wordt een aanhef ingevoegd, luidende:
De Wet primair onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:.
2. Na de aanhef (nieuw) wordt de onderdeelsaanduiding «A» ingevoegd.
3. In onderdeel A (nieuw) vervalt in de aanhef «van de Wet primair onderwijs BES».
4. Na het met onderdeel A (nieuw) voorgestelde lid 3a wordt een lid toegevoegd, luidende:
3b. Het bevoegd gezag draagt tevens zorg voor de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef,
waarbij scholen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen,
zich ten minste onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen.
5. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
Na artikel 129 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 129a Commissie van advies
1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek
advies te geven indien hij, vanwege het door het bevoegd gezag niet nakomen van de
verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te bevorderen als bedoeld
in artikel 10, lid 3b, overweegt een besluit te nemen als bedoeld in artikel 129 dan
wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Onze Minister neemt geen besluit als bedoeld in het eerste lid dan nadat hij advies
heeft gevraagd aan de commissie van advies.
3. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid
tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.
4. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld
bij ministeriële regeling.
VI
In artikel VI, onderdeel A, wordt aan het voorgestelde artikel 42 een lid toegevoegd,
luidende:
3. Het bevoegd gezag draagt tevens zorg voor de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef,
waarbij scholen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen,
zich ten minste onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen.
VII
Aan artikel VI wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
D
Na artikel 184 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 184a Commissie van advies
1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek
advies te geven indien hij, vanwege het door het bevoegd gezag niet nakomen van de
verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te bevorderen als bedoeld
in artikel 42, derde lid, overweegt een besluit te nemen als bedoeld in artikel 184
dan wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Onze Minister neemt geen besluit als bedoeld in het eerste lid dan nadat hij advies
heeft gevraagd aan de commissie van advies.
3. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid
tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.
4. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld
bij ministeriële regeling.
VIII
In artikel VII, onderdeel 1, wordt «lid 3a» vervangen door: «lid 3a, lid 3b».
IX
In artikel VIII, onderdeel a, onder A, wordt aan het met artikel III, onderdeel A,
voorgestelde artikel 2.2 een lid toegevoegd, luidende:
3. Het bevoegd gezag draagt tevens zorg voor de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef,
waarbij scholen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen,
zich ten minste onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen.
X
In artikel VIII, onderdeel a, onder A, wordt aan artikel III een onderdeel toegevoegd,
luidende:
D
Na artikel 10.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10.2 Commissie van advies
1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek
advies te geven indien hij, vanwege het door het bevoegd gezag niet nakomen van de
verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te bevorderen als bedoeld
in artikel 2.2, derde lid, overweegt een besluit te nemen als bedoeld in artikel 10.1,
dan wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Onze Minister neemt geen besluit als bedoeld in het eerste lid dan nadat hij advies
heeft gevraagd aan de commissie van advies.
3. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid
tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.
4. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld
bij ministeriële regeling.
XI
In artikel VIII, onderdeel b, onder A, wordt aan het voorgestelde artikel 2.2 een
lid toegevoegd, luidende:
3. Het bevoegd gezag draagt tevens zorg voor de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef,
waarbij scholen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen,
zich ten minste onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen.
XII
Aan artikel VIII, onderdeel b, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
D
Na artikel 10.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10.2 Commissie van advies
1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek
advies te geven indien hij, vanwege het door het bevoegd gezag niet nakomen van de
verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te bevorderen als bedoeld
in artikel 2.2, derde lid, overweegt een besluit te nemen als bedoeld in artikel 10.1.
2. Onze Minister neemt geen besluit als bedoeld in het eerste lid dan nadat hij advies
heeft gevraagd aan de commissie van advies.
3. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid
tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap.
4. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld
bij ministeriële regeling.
Toelichting
De indiener wil, op vergelijkbare wijze als in het hoger onderwijs, ook in het funderend
onderwijs bij bestuurders een bevordering van hun maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
invoeren. De bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt ten
minste in dat de instellingen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel
vertegenwoordigen, zich onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen.
Een belangrijk element van deze wet is dat burgerschap een integraal onderdeel is
van de schoolcultuur. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk om zorg te dragen dat
de schoolcultuur in overeenstemming is met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat
en de universeel aanvaarde mensenrechten waardoor leerlingen een respectvolle, veilige
oefenplaats geboden krijgen en leraren in veiligheid hun beroep kunnen uitoefenen.
Hierbij is het passend dat de bestuurders zich onthouden van discriminatoire gedragingen
en uitlatingen.
Indien de Minister meent dat een instelling zich niet aan deze wettelijke opdracht
heeft gehouden, zullen de uitlatingen die daartoe aanleiding geven worden voorgelegd
aan de Commissie beoordeling uitingen maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.
Deze commissie heeft tot taak de Minister te adviseren ten aanzien van de beoordeling
of sprake is van discriminatoire uitlatingen dan wel van uitlatingen die in strijd
zijn met de principes van de democratische rechtsstaat. Van belang is hierbij om te
benadrukken dat de commissie geen toezicht houdt op de kwaliteit van het onderwijs.
De commissie heeft daarmee een andere functie dan de inspectie in het funderend onderwijs.
Van Meenen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, Tweede Kamerlid