Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Agnes Mulder over het verzekeren van zonnepanelen en voor de kosten van het opruimen van schade veroorzaakt door brand bij zonnepanelen
Vragen van het lid Agnes Mulder (CDA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het verzekeren van zonnepanelen en voor de kosten van het opruimen van schade veroorzaakt door brand bij zonnepanelen (ingezonden 1 oktober 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 16 november
2020). Zie ook Aanhangsel Han530delingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 530.
Vraag 1
Klopt het dat er, zoals de Minister van Financiën tijdens het notaoverleg over verduurzaming
van de financiële sector van 2 september 2020 aangaf, op 3 september 2020 een overleg
heeft plaatsgevonden tussen het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, verzekeraars
en andere betrokken partijen over de verzekerbaarheid van zonnedaken?1
Antwoord 1
Dat klopt. Dit volgt uit mijn toezegging aan de PvdA tijdens het AO Klimaat en Energie
van 2 juli jl. om de Kamer nader te informeren over de verzekerbaarheid van zonnepanelen.
Met de beantwoording van deze vragen geef ik tevens invulling aan deze toezegging.
Vraag 2
Welke onderwerpen zijn er tijdens dit overleg met verzekeraars en de zonnesector aan
de orde gekomen? Tot welke concrete uitkomsten heeft dit gesprek geleid en welke vervolgafspraken
zijn er naar aanleiding van dit gesprek gemaakt?
Antwoord 2
Tijdens het overleg is gesproken over de probleemafbakening, mogelijke oplossingsrichtingen
en vervolgstappen. De belangrijkste conclusies hieruit zijn:
De verzekerbaarheid van (grote) bedrijfspanden is een algemeen vraagstuk. De aanwezigheid
van zon-op-dak is slechts een van de aspecten die daar in beperkte mate aan bijdraagt.
Het aanbrengen van een zonnestroominstallatie op het dak vergroot mede door de hogere
verzekerde waarde van het pand het risico voor de verzekeraar. Hierdoor is in een
aantal gevallen dit risico te groot gebleken of werd de premie zo hoog dat deze panden
praktisch onverzekerbaar werden. Dit risico kan grotendeels worden beperkt wanneer
de initiatiefnemers vooraf in gesprek treden met hun verzekeraar zodat er helderheid
geschapen kan worden over mogelijke risico’s en de (veiligheids)eisen voor verzekerbaarheid.
Behalve de aanwezigheid van een zonnestroominstallatie op het dak spelen ook andere
factoren een rol bij de verzekerbaarheid van bedrijfspanden. Te denken valt hierbij
aan de combinatie van de zonnestroominstallatie met de dakconstructie, de gebruikte
dakisolatiematerialen, het gebruik en de waarde van het pand en de panelen.
De vrijwillige kwaliteits- en erkenningsregelingen die sinds 2011 door de zonnestroomsector
in ontwikkeling zijn, leveren een belangrijke bijdrage aan de verzekerbaarheid van
bedrijfspanden met zonnepanelen. In 2020 is een certificeringsregeling genaamd Scios
Scope 12 geïntroduceerd, wat de onafhankelijke inspectie op de kwaliteit van zonnestroominstallaties
mogelijk maakt.
Ook wordt het herziene landelijke keurmerk InstallQ gelanceerd wat een verzwaarde
erkenningsregeling voor zonnestroominstallateurs is. Ook komt de Nederlandse Brandweer
dit jaar nog met een richtlijn aangaande de veilige integratie van zonnestroomsystemen
op daken en velden. Met de introductie van methoden voor onafhankelijke kwaliteitsborging,
zoals bijvoorbeeld de Scios Scope 12 en het herziene InstallQ keurmerk, verwachten
verzekeraars dat de kwaliteit van de installatie van zonnestroomsystemen omhoog gaat
en daarmee de verzekerbaarheid toeneemt.
De samenwerking van de sector en bovengenoemde initiatieven begint zijn vruchten af
te werpen: de kwaliteit van nieuwe zonnestroominstallaties wordt steeds beter.
De volgende afspraken zijn gemaakt:
Verzekeraars geven aan vaak pas achteraf geïnformeerd te worden over het feit dat
op het dak een zonnestroominstallatie is aangebracht. De betrokken partijen hebben
afgesproken er actief aan te werken om klanten, makelaars en adviseurs bewust te maken
van de noodzaak om de verzekeraar in een vroeg stadium te betrekken.
Verzekeraars mogen in verband met de mededingingswet geen onderlinge afspraken maken
over acceptatiebeleid, premies of preventiemaatregelen. Iedere verzekeraar zal daarom
op eigen wijze gebruik maken van de door de branches aangeboden kwaliteitsborging.
Ik ben in gesprek met de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om te verkennen welke
mogelijkheden er zijn om als verzekeringsbranche collectief afspraken te mogen maken
over minimale preventie-eisen ten aanzien van zonnestroomsystemen om de verzekerbaarheid
te vergroten.
Tot slot blijven het Verbond van Verzekeraars, Holland Solar, Techniek Nederland,
de Nederlandse Vereniging voor Isolatie Industrie, Brandweer NL en ik het gesprek
voortzetten over welke aanvullende kwaliteitsborging of andere proportionele maatregelen
er nog nodig zijn om de verzekerbaarheid van bedrijfspanden met een zonnestroominstallatie
te vergroten.
Vraag 3
Bent u bekend met het feit dat het verzekeren tegen de schade veroorzaakt door onder
andere de asdeeltjes en het glas van de zonnepanelen, die na een brand vaak worden
verspreid over weilanden en andere omliggende gebieden, erg moeilijk of zelfs onmogelijk
is?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Deelt u de mening dat ook als zonnepanelen niet de oorzaak van de brand zijn, het
verzekeren van de kosten van het opruimen van schade alsnog een onderwerp is om met
de verzekeraars te bespreken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn gaat u
ook hierover met de verzekeraars in gesprek?
Antwoord 4
Hier is over gesproken met het Verbond van Verzekeraars. Omgevingsschade na een brand
met zonnepanelen is een nieuw element.
Opruimingskosten zijn zakelijk vaak niet, dan wel beperkt, meeverzekerd op de brandpolis.
Verzekerden kunnen hiervoor een aparte verzekering of extra dekking afsluiten. In
dit kader is het Verbond van Verzekeraars een onderzoek gestart naar mogelijkheden
voor eenduidige opruimingsmethoden, bijvoorbeeld met hulp van Stichting Salvage.
Op dit moment is nog niet duidelijk hoe groot het risico is op het verspreiden van
deeltjes uit zonnepanelen bij brand en wat de precieze effecten hiervan zijn op de
omgeving. Hoewel het te betreuren is dat dit tweemaal in korte tijd tot schade heeft
geleid, betreft het een nieuw fenomeen dat eerst nader onderzocht dient te worden.
Zoals aangegeven in mijn vorige beantwoording zijn het Instituut Fysieke Veiligheid
(IFV), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Nederlandse
organisatie voor toegepast onderzoek (TNO) hier op dit moment mee bezig (Aanhangsel
Handelingen 2020–2021 II, nr. 184). Op 5 november jl. heeft er overleg plaats gevonden tussen deze partijen en zijn
de verschillende onderzoeken onderling op elkaar afgestemd.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de problemen rondom het verzekeren van zonnepanelen alsmede
voor de eventuele kosten van het opruimen van deeltjes die uit zonnepanelen ontsnappen
bij brand zo snel mogelijk moeten worden opgelost en dat het tempo waarin daartoe
tot nu toe stappen zijn gezet volstrekt ontoereikend is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Er wordt door alle betrokken partijen hard gewerkt om binnen de kaders van de mededingingswet
de problematiek met betrekking tot het verzekeren van zonnepanelen aan te pakken.
Zoals aangegeven in mijn antwoorden op vraag 2 en vraag 4, verloopt het overleg en
de samenwerking met en tussen marktpartijen en de verzekeringsbranche constructief
en worden er de nodige acties ondernomen om bestaande knelpunten zo spoedig mogelijk
op te lossen. Op dit moment voorzie ik hier bovenop de voortzetting van deze gesprekken
geen aanvullende rol voor de overheid in.
Vraag 6
Deelt u de mening dat indien deze problemen niet snel worden opgelost dit kan leiden
tot vertraging en grote hinder voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving, omdat
inwoners en bedrijven de financiële risico’s die dan ontstaan bij het installeren
van zonnepanelen op daken niet zelf kunnen dragen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Nee. Het merendeel van de projecten is goed verzekerbaar. Voor commerciële en andere
grote daken is er een gestage verbetering gaande als het gaat om de installatiekwaliteit.
Hierbij helpt het wanneer initiatiefnemers vooraf in gesprek treden met hun verzekeraar
zodat er voor beide partijen helderheid bestaat over mogelijke risico’s. Voor zover
bekend beperkt de problematiek rondom de verzekerbaarheid van zonnestroominstallaties
zich tot de (groot)zakelijke markt. Tot nu toe heb ik geen signalen ontvangen dat
burgers met financiële risico’s worden geconfronteerd na de installatie van zonnepanelen
op hun daken.
Vraag 7
Welke stappen zullen de verzekeraars zetten om de hierboven beschreven problematiek
op korte termijn op te lossen, zodat dit geen vertragende factor wordt in de verduurzaming
van de gebouwde omgeving?
Antwoord 7
De brancheverenigingen hebben een aantal acties lopen op dit vlak, die in de beantwoording
van eerdere vragen over dit onderwerp met uw Kamer zijn gedeeld (Kamerstuk 32 813, nr. 563). Zo is er net door het Verbond van Verzekeraars en de Vereniging Nederlandse Assurantie
Beurs (VNAB) een clausule voor de grootzakelijke markt gelanceerd, is de Scios Scope
12 gelanceerd en is er een preventiebrochure uitgegeven. Deze brochure wordt nu geüpdatet
in samenwerking met Techniek Nederland en Holland Solar. Daarnaast loopt er een overleg
met de verzekeraars, zonnepanelenbranche, branche voor isolatie/dakdekkers en de brandweer
(zie antwoord 2).
Het staat individuele (brand)verzekeraars vrij om hier aanvullende producten voor
te ontwikkelen. Dit is echter aan de markt zelf. Vanwege concurrentiebeding binnen
de mededingingswet van de ACM, kunnen en mogen verzekeraars hier onderling geen afspraken
over maken.
Vraag 8
Welke alternatieven ziet u voor het oplossen van deze problematiek als de verzekeraars
niet snel met een oplossing komen?
Antwoord 8
Zoals aangeven in mijn beantwoording op de voorgaande vragen gaat het om een beperkt
risico, waar bovendien door alle betrokken partijen hard aan wordt gewerkt. Ik vind
het in dezen daarbij niet wenselijk dat de overheid de rol van marktpartijen overneemt
en zie op dit moment geen noodzaak voor overheidsingrijpen.
Vraag 9
Klopt het dat in gevallen waar zonnepanelen in brand vliegen en er deeltjes op landbouwgrond
landen, geen enkele instantie onderzoekt of er daardoor schadelijke stoffen in landbouwproducten
terechtkomen als de boer en de afnemer niet zelf besluiten daar onderzoek naar te
doen?
Antwoord 9
Wanneer er bij een brand depositiemateriaal vrijkomt, zal de omgevingsdienst als eerste
indicatie omgevingsmonsters nemen. Vooruitlopend op deze uitslagen dient de producent
uit voorzorg te handelen. Wanneer de producent redenen heeft om te twijfelen aan de
veiligheid van een product, mag dit product niet op de markt gebracht worden. Een
brand met depositie en een uitstaand onderzoek zijn beide reden om hieraan te twijfelen.
Mochten de uitslagen vervolgens uitwijzen dat de voedselveiligheid niet meer gegarandeerd
kan worden, zal de producent (landbouwer) passende maatregelen moeten nemen. De producent
heeft uiteindelijk de verantwoordelijkheid om een veilig product op de markt te brengen.
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) houdt toezicht op het handelen van
de producent. Zo nodig zal de NVWA handhavend optreden.
Vraag 10
Deelt u de mening dat het onwenselijk is om dit, gezien het grote belang van voedselveiligheid,
geheel aan de inschatting van de boer, afnemer of leverancier af te laten afhangen?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat dergelijk onderzoek altijd
plaats gaat vinden als er door brand aan zonnepanelen mogelijk schadelijke stoffen
in landbouwproducten terecht kunnen komen?
Antwoord 10
Het stelsel van voedselveiligheid in Nederland is gebaseerd op eigen verantwoordelijk
van de ondernemers. Bij enige twijfel over of vermoedens van onveilig voedsel is de
producent verplicht dit te melden bij de NVWA en actie te ondernemen. De NVWA houdt
hier toezicht op.
Vraag 11 en 12
Wanneer verwacht u de uitkomsten van het onderzoekproject «DIRECT' naar duurzaam en
veilig ontwerp van zonnestroominstallaties en de brandexperimenten met zonnepanelen
die het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gaat uitvoeren aan de
Kamer te kunnen presenteren?
Op welk moment zult u hierover in overleg gaan met de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat om te bezien of er eventueel vervolgstappen nodig zijn en waaruit zouden
deze vervolgstappen kunnen bestaan?
Antwoord 11 en 12
DIRECT is gestart in 2019 en loopt tot medio 2021, dan zullen de resultaten worden
gepresenteerd. De brandexperimenten van het RIVM staan nu gepland voor Q2 2021. De
resultaten zullen naar verwachting in de tweede helft van 2021 beschikbaar zijn. Zodra
de brandexperimenten van het RIVM en het vooronderzoek van het IFV zijn afgerond,
zal ik hierover in overleg treden met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
om te bezien of er eventueel vervolgstappen nodig zijn.
Vraag 13
Wanneer verwacht u duidelijkheid van het Instituut Fysieke Veiligheid over de vraag
of er een aanvullende aanbeveling nodig is voor de brandbestrijding bij zonnepanelen
en of het behulpzaam is om deze aanbevelingen op te nemen in een protocol?2
Antwoord 13
Het streven van het IFV is om in het tweede kwartaal van 2021 de vraag te beantwoorden
of er een aanvullende aanbeveling nodig is voor de brandbestrijding bij zonnepanelen
en of het behulpzaam is om deze aanbevelingen op te nemen in een protocol.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.