Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Wijngaarden en Van Gent over Demonstratie tegen omstreden pedopartij
Vraag van de leden Van Wijngaarden en Van Gent (beiden VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Demonstratie tegen omstreden pedo-partij» (ingezonden 16 september 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) mede namens de Minister
            van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 16 november 2020). Zie ook
            Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 268.
         
Vraag 1
            
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Demonstratie tegen omstreden pedo-partij» en
               de petitie «Stop de PVND» welke al door een half miljoen Nederlanders is getekend?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2, 3 en 5
            
Deelt u de opvatting dat de Partij voor Naastenliefde, Vrijheid en Diversiteit (PNVD)
               feitelijk een verwerpelijke en kwaadaardige doorstart is van de vereniging Martijn
               welke door de Hoge Raad is verboden in 2014 en welke in strijd is met het belang van
               het kind?
            
In hoeverre komen de werkzaamheden van PNVD en Martijn wel en niet overeen en hoe
               verhoudt dit zich tot artikel 140 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht?
            
Is het correct dat de oprichting van de PVND in gang is gezet door personen die opgepakt
               zijn voor het bezit van kinderporno?
            
Antwoord 2, 3 en 5
            
Het Openbaar Ministerie (OM) doet onderzoek. Over lopende onderzoeken worden geen
               mededelingen gedaan.
            
Vraag 4 en 11
            
Hoe verhoudt het eventueel door de Nederlandse Staat toestaan van de PVND welke seks
               door volwassenen met kinderen wil legaliseren zich tot artikel 3 lid 1 jo. artikel
               19 van het door Nederland in 1995 geratificeerde Internationaal Verdrag inzake de
               rechten van het kind (IVRK), dat voorschrijft dat bij alle maatregelen betreffende
               kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen
               voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten
               of wetgevende lichamen, de belangen van het kind de eerste overweging dienen te vormen?2
Is het kabinet bereid in gesprek te gaan over de wenselijkheid van het toestaan van
               de PVND met het Kinderrechtencomité dat toeziet op de naleving van het IVRK en met
               de leden van het Kinderrechtencollectief, en hierover te rapporteren aan de Kamer?
            
Antwoord 4 en 11
            
Op grond van artikel 3, eerste lid IVRK dienen bij alle maatregelen betreffende kinderen
               de belangen van het kind de eerste overweging te zijn. Artikel 19 IVRK betreft het
               recht van het kind om beschermd te worden tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk
               geweld, letsel of misbruik, lichamelijke of geestelijke verwaarlozing of nalatige
               behandeling, mishandeling of exploitatie, met inbegrip van seksueel misbruik. Zoals
               aangegeven in de beantwoording van vragen 2, 3 en 5 doet het OM onderzoek, waarbij
               geldende wet- en regelgeving uiteraard betrokken wordt. Op de uitkomst van dat onderzoek
               kan niet worden vooruitgelopen.
            
Vraag 6
            
Deelt het kabinet de opvatting dat veroordeelde overtuigingsdaders zoals terroristen
               en zedendelinquenten welke niet alleen uit drift maar tevens uit overtuiging handelen
               vaker uit het passief kiesrecht gezet kunnen en mogen worden?
            
Antwoord 6
            
Als algemeen criterium geldt dat ontzetting uit het kiesrecht (de wet kent geen onderscheid
               tussen ontzetting uit het actief of het passief kiesrecht) alleen mogelijk dient te
               zijn ten aanzien van strafbare gedragingen die naar hun wettelijke omschrijving een
               ernstige aantasting van de grondslagen van het staatsbestel betekenen.3 Hier moet bijvoorbeeld gedacht worden aan misdrijven tegen de veiligheid van de staat,
               zoals terroristische misdrijven (zie onder meer de artikelen 304c en 354b Sr) en bepaalde
               ambtsmisdrijven. Ontzetting uit het kiesrecht is een vergaande maatregel die raakt
               aan fundamentele waarden in onze democratie. Een maatregel die «ultimum remedium»
               is. Ontzetting uit het kiesrecht kan daarom uitsluitend door de rechter, als bijkomende
               straf, worden opgelegd bij een veroordeling tot een gevangenisstaf van ten minste
               een jaar en alleen bij de in de wet bepaalde gevallen. Uit art. 251 Sr volgt dat ontzetting
               uit het kiesrecht niet mogelijk is in geval van veroordeling voor een zedenmisdrijf.
            
Dit laat onverlet dat ik sterk inzet op de aanpak van online seksueel kindermisbruik.
               Om die reden informeer ik uw Kamer regelmatig over mijn hernieuwde aanpak van online
               seksueel kindermisbruik. Deze aanpak bestaat zowel uit een strafrechtelijke en preventieve
               aanpak als wel publiek-private samenwerking, waarbij gezamenlijk gewerkt wordt aan
               een schoon internet zonder kinderpornografische content.4
Vraag 7
            
Hoe vaak heeft het Openbaar Ministerie (OM) in de periode 2015 t/m 2020 ontzetting
               uit het passief kiesrecht voor deze overtuigingsdaders geëist en in hoeveel van deze
               gevallen gaat de rechter hier in mee?
            
Antwoord 7
            
Het OM houdt geen registratie bij van de eis tot ontzetting uit het kiesrecht.
Vraag 8
            
Hoe is ontzetting uit het passief kiesrecht verankerd in richtlijnen van het OM en
               is de Minister van Justitie en Veiligheid bereid hierover in gesprek te treden met
               het College van procureurs-generaal met als doel dat het OM bij overtuigingsdaders
               vaker eist dat zij uit hun kiesrecht worden ontzet?
            
Antwoord 8
            
Zoals hierboven aangegeven kan ontzetting uit het kiesrecht uitsluitend als bijkomende
               straf door de rechter opgelegd worden. Deze bijkomende straf is niet opgenomen in
               de strafvorderingsrichtlijnen van het OM. Deze richtlijnen zien met name op de hoofdstraffen.
               De ontzetting uit het kiesrecht is bovendien een uitzonderlijke bijkomende straf die
               zeer casuïstisch van aard is.
            
Vraag 9
            
Hoeveel Nederlanders zijn op 1 september 2020 ontzet uit hun passief kiesrecht?
Antwoord 9
            
Uitsluiting van het kiesrecht wordt geregistreerd in de Basisregistratie personen
               (BRP). Het is niet mogelijk om in de BRP een telling uit te voeren van het aantal
               personen dat op een bepaalde datum in het verleden was uitgesloten van het kiesrecht.
               Op 29 september 2020 zijn 10 personen met de Nederlandse nationaliteit (of daarmee
               gelijkgesteld) die in Nederland woonachtig zijn volgens de BRP uitgesloten van het
               kiesrecht.
            
Vraag 10
            
Wie controleert feitelijk na een verkiezing van een gemeenteraad of de Tweede Kamer
               of degenen die zijn gekozen niet zijn ontzet uit hun kiesrecht, en kunt u dit antwoord
               toelichten?
            
Antwoord 10
            
Een nieuwgekozen lid van een vertegenwoordigend orgaan moet een gewaarmerkt uittreksel
               uit de Basisregistratie personen overleggen aan het vertegenwoordigend orgaan (art.
               V 3 van de Kieswet), waaruit zou moeten blijken of betrokkene voldoet aan de voorwaarden
               voor zijn benoeming. Een van die voorwaarden is dat betrokkene niet mag zijn uitgesloten
               van het kiesrecht.5 Overigens is gebleken dat het uittreksel niet standaard informatie bevat over uitsluiting
               van het kiesrecht. Uw Kamer heeft thans een wetsvoorstel in behandeling dat uitsluiting
               van het kiesrecht expliciet toevoegt aan de criteria waarover het uittreksel informatie
               moet bevatten.6
Vraag 12
            
Kan de PVND onder de nieuwe wet politieke partijen verboden worden en op welke termijn
               wordt dit wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer?
            
Antwoord 12
            
Binnen de huidige wet- en regelgeving vallen politieke partijen onder de algemene
               regeling voor het verbieden van rechtspersonen (artikel 2:20 BW). De afzonderlijke
               regeling in het voorstel voor een Wet op de politieke partijen (Wpp) zal meer toegesneden
               zijn op de specifieke positie van politieke partijen. De Wpp is momenteel nog in voorbereiding
               en het streven is om het wetsvoorstel eind dit jaar in consultatie te brengen. Precieze
               uitwerking van deze regeling luistert zeer nauw, maar het ligt voor de hand dat partijverboden
               slechts kunnen worden opgelegd als «ultimum remedium» indien sprake is van een concrete
               en reële bedreiging voor de democratische rechtsstaat. Of dit het geval is dient door
               de rechter te worden bepaald.
            
Vraag 13
            
Kunt u deze vragen een voor een en voorafgaand aan het algemeen overleg Zeden beantwoorden?
Antwoord 13
            
Het algemeen overleg Zeden van 6 oktober jl. is omgezet naar een schriftelijk overleg.
               Op 5 november 2020 is de beantwoording hiervan verzonden aan uw Kamer. Het is niet
               gelukt om de onderhavige vragen te beantwoorden voorafgaand aan het schriftelijk overleg.
               Wel heb ik in mijn beantwoording van het schriftelijk overleg verwezen naar de onderhavige
               beantwoording.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.