Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kops en Wilders over het bericht 'Huurder moet langer wachten en is duurder uit'
Vragen van de leden Kops en Wilders (beiden PVV) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Huurder moet langer wachten en is duurder uit» (ingezonden 19 oktober 2020).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
11 november 2020).
Vraag 1
Kent u het bericht «Huurder moet langer wachten en is duurder uit»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe reageert u op de analyse van de Woonbond, waaruit blijkt dat (1) de wachttijd
voor een sociale huurwoning flink is opgelopen, (2) het aantal sociale huurwoningen
met ruim 100.000 is afgenomen, (3) de huurprijzen zijn gestegen en (4) huurders fors
meer kwijt zijn aan woonlasten dan kopers?
Antwoord 2
De analyse van de Woonbond ziet op de periode 2013 – 2018. Het aantal woongelegenheden
van corporaties in het gereguleerde huursegment is deze periode afgenomen met 91.000
(bron: dVi). Hier staat een toename van het aantal woongelegenheden van corporaties
in het niet gereguleerde segment tegenover van 43.000 (bron: AW Staat van de corporatiesector
2019 en Sectorbeeld 2014). Cijfers over 2019 laten overigens een groei zien van de
totale corporatievoorraad met 17.000 woongelegenheden.
Ik vind het belangrijk dat corporaties meer sociale huurwoningen gaan bouwen. Dankzij
de vermindering verhuurderheffing nieuwbouw hebben corporaties aanvragen ingediend
die de komende vijf jaar moeten leiden tot de bouw van 150.000 nieuwe sociale huurwoningen.
In de bestuurlijke afspraken heb ik met VNG en AEDES afspraken gemaakt waarmee we
willen bereiken dat in de komende twee jaar de bouw van de 150.000 sociale huurwoningen
kan starten, met het oog op het versnellen van de nieuwbouw door corporaties in de
komende twee jaar naar 25.000 woningen per jaar. Hierdoor verwacht ik dat de wachttijden
voor een sociale huurwoning zal gaan afnemen.
De betaalbaarheid van de huren is voor mij een belangrijke prioriteit, zoals ik ook
toelicht in het antwoord op vraag 3 en 4. Daarom kies ik er voor verschillende maatregelen
te nemen om de huren voor huurders betaalbaarder te maken, waaronder het wetsvoorstel
eenmalige huurverlaging huurders met lager inkomen (Kamerstuk 35 578).
Dat huurders een hogere huurquote hebben komt voornamelijk omdat de huurders vaker
een lager inkomen hebben. Desalniettemin laat WoOn2018 zien dat de huurquotes van
huurders in de voorgaande jaren zijn afgenomen. Dat komt onder andere doordat de inkomens
van huurders sneller zijn gestegen dan de woonlasten, dat door passend toewijzen het
aandeel dure scheefwoners afgenomen is, en doordat woningcorporaties meer betaalbare
huurwoningen hebben gebouwd.
Vraag 3, 4
Is dit – met recent nog de grootste huurstijging in zes jaar tijd2 – nu werkelijk het treurige resultaat van het huurbeleid van tien jaar Rutte? Schaamt
u zich hier niet kapot voor?
Bent u ervan op de hoogte dat volgens het Nibud een kwart van de huurders – zo’n 800.000
huishoudens – financieel klem zit?3 Bent u ertoe bereid de huren alsnog fors te verlagen?
Antwoord 3, 4
De huurenquête 2020 van het CBS laat zien dat de huurverhogingen voor zittende huurders
(gemiddeld 2,4%) onder de inflatie (2,6%) van voorgaand jaar gebleven. Mede hierdoor
zijn de meeste huurders in staat de huur te betalen. Dat neemt niet weg dat de betaalbaarheid
van huren een belangrijke prioriteit voor mij is.
Sinds dit jaar heb ik de gemiddelde huurverhoging voor woningcorporaties beperkt met
de Wet wijziging Huursomstijging. Op 3 juli jl. is het wetsvoorstel Tijdelijke huurkorting
(Kamerstuk 35 516) ingediend bij de Tweede Kamer, waarmee ik wettelijke belemmeringen wegneem om een
tijdelijke huurkorting aan huurders te geven die bijvoorbeeld een tijdelijke inkomensval
doormaken. De maatregelen in het wetsvoorstel Huur en inkomensgrenzen (Kamerstuk 35 518) dragen bij aan een betere verdeling van betaalbare huurwoningen in de bestaande
voorraad en het in lijn brengen van de huur met de kwaliteit van de woning gegeven
de draagkracht van de huurder. Bovendien wordt het Besluit huurprijzen woonruimte
ter maximering van het WOZ-aandeel voorgehangen bij uw Kamer. Ik kondigde daarnaast
recent aan dat de huurverhogingen in de vrije en gereguleerde sector worden gemaximeerd
op inflatie + 1%. Deze maatregelen zijn gericht op zowel de gereguleerde sector als
de vrije sector waarmee de betaalbaarheid voor huurders in brede zin worden ondersteund.
Vraag 5
Deelt u de conclusie dat het onacceptabel is en blijft dat statushouders nog steeds
met voorrang een sociale huurwoning krijgen, terwijl de Nederlanders jarenlang op
de wachtlijst moeten staan? Bent u ervan op de hoogte dat er in tien jaar Rutte meer
dan 110.000 sociale huurwoningen aan statushouders zijn toegewezen, terwijl het huidige
tekort aan sociale huurwoningen zo’n 80.000 bedraagt? Deelt u de mening dat die woningen
van en voor de Nederlanders zijn?
Antwoord 5
Nee, ik deel die mening niet. Er wordt in Nederland geen onderscheid gemaakt op basis
van nationaliteit. Iedereen in Nederland wordt in gelijke gevallen gelijk behandeld.
Dat uitgangspunt is in onze Grondwet verankerd. De gemeente is verantwoordelijk voor
het huisvesten van vergunninghouders conform de halfjaarlijkse taakstelling. Veelal
wordt in samenwerking met corporaties gezocht naar een passende woning voor vergunninghouders,
waarvan is bepaald dat zij verblijfsrecht in Nederland hebben, en andere doelgroepen.
Gemeenten kunnen er echter ook voor kiezen om statushouders op een andere wijze te
huisvesten.
Nadat de verplichte urgentiestatus van statushouders per 1 juli 2017 uit de Huisvestingswet
is gehaald kunnen gemeenten zelf bepalen welke categorieën woningzoekenden ze als
urgentiecategorie in de huisvestingsverordening wensen op te nemen. Deze keuze is
daarmee lokaal bepaald. Dat statushouders op dit moment nog steeds door de meeste
gemeenten in een urgentieregeling als voorrangscategorie worden beschouwd, is het
gevolg van de afwegingen die gemeenten hebben gemaakt gegeven enerzijds de huidige
lokale situatie op de woningmarkt en anderzijds de taakstelling die gemeenten hebben
om statushouders te huisvesten. Tijdige huisvesting is niet alleen in het belang van
statushouders, maar ook in het belang van de Nederlandse samenleving. Dan kunnen zij
tenslotte sneller participeren in en bijdragen aan de Nederlandse samenleving. Bovendien
zorgt een snelle doorstroom naar huisvesting ervoor dat de maatschappelijke impact
en financiële kosten die gepaard gaan met de opvang van asielzoekers beperkt worden
gehouden.
Nog belangrijker dan de toewijzing van woningen is de beschikbaarheid van voldoende
woningen. Door veel partijen wordt daarom gezamenlijk hard gewerkt om het aanbod te
vergroten. Daarbij is het van belang te zorgen voor meer flexibiliteit op de woningmarkt
en betere aansluiting met de asielopvang te creëren. Het kabinet heeft daarom 3 miljoen
euro beschikbaar gesteld voor een tiental pilots waarbij wordt geëxperimenteerd met
flexibele opvang- en/of huisvestingsoplossingen. Te denken valt aan het tijdelijk
en gemixt huisvesten van verschillende doelgroepen alsook het aanbieden van opvangoplossingen
in de buurt van de gemeente van uitplaatsing. De eerste pilots zijn dit jaar gestart.
Ten slotte wijs ik op het beschikbaar stellen van 50 miljoen euro voor 2020 als stimulans
voor de bouw van (flexibele) huisvesting voor kwetsbare groepen, waaronder vergunninghouders.
Deze woningen kunnen doorgaans snel geplaatst worden, doordat een impuls wordt gegeven
aan concrete projecten die snel te realiseren zijn.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de woningmarkt een grote puinhoop is, die onder uw bewind alleen
maar groter is geworden? Deelt u de conclusie van de Woonbond, dat de huurder onder
Rutte slecht af is? Zo nee, wat hebt u de afgelopen jaren dan in ’s hemelsnaam voor
de huurders gedaan (behalve uitgeknepen en aan hun lot over gelaten)?
Antwoord 6
Nee, die mening deel ik niet. In mijn antwoord op vraag 3 en 4 heb ik geschetst welke
maatregelen ik heb genomen en heb aangekondigd. WoOn2018 laat zien dat de gemiddelde
huurquote de afgelopen jaren tijdens deze kabinetsperiode is afgenomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.