Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Becker over het bericht 'COA zoekt honderden extra plekken voor asielzoekers in Oost-Nederland'
Vragen van het lid Becker (VVD) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «COA zoekt honderden extra plekken voor asielzoekers in Oost-Nederland» (ingezonden 24 september 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 9 november
            2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 383.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) zoekt honderden
               extra plekken voor asielzoekers in Oost-Nederland»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat zoveel extra plekken nodig zijn voor de
               opvang van asielzoekers, doordat de asielketen is vastgelopen en ook doordat veel
               veilige landers een beroep doen op onze asielprocedures terwijl ze helemaal geen recht
               hebben op asiel? Zo ja, wat doet u aan de fundamentele oorzaken?
            
Antwoord 2
            
Ik ben van mening dat de huidige situatie rondom het opvangtekort zeer onwenselijk
               is. Het klopt dat het COA meer opvangplekken nodig heeft omdat niet alle asielaanvragen
               binnen de vastgestelde termijnen worden afgehandeld. Hierdoor verblijven asielzoekers
               in afwachting van een besluit langer in de opvang. Op 3 maart jl. heb ik een Taskforce
               in het leven geroepen om de achterstanden bij de IND weg te werken.
            
Volledigheidshalve vermeld ik dat op dit moment 7.000 vergunninghouders in de opvang
               verblijven. Medio 2020 hadden gemeenten een achterstand van 2.205 plaatsingen op de
               taakstelling. De aanwezigheid van vergunninghouders drukt logischerwijs op de capaciteitsbehoefte
               bij het COA en is bovendien niet bevorderlijk voor hun integratie en participatie.
            
Veilige landers dienen veelal kansarme asielaanvragen in. Ook veilige landers hebben
               recht op een eerlijke asielprocedure en tijdens deze procedure hebben zij recht op
               opvang. Dit vormt een zware belasting voor de asielketen. Recent heb ik de opvangomstandigheden
               voor de groep wiens asielaanvraag in spoor 2 wordt afgedaan versoberd, teneinde het
               indienen van een asielaanvraag in Nederland te ontmoedigen. Bij brief van 14 september
               jl. heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd.2
Vraag 3
            
Hoeveel opvangplekken heeft het COA op dit moment en hoe verhoudt zich dit tot het
               benodigd aantal plekken voor alle asielzoekers en statushouders die op een COA-locatie
               moeten verblijven? Kunt u een prognose geven van het benodigd aantal plekken voor
               de komende drie jaar en om welk type asielzoekers het dan gaat (hoeveel veilige landers/dublin/spoor
               4)?
            
Antwoord 3
            
Op peildatum 28 oktober 2020 verbleven circa 27.500 bewoners bij COA, waarvan 7.000
               vergunninghouders. Daarmee zit het COA vrijwel op de maximaal verantwoorde bezetting
               (ruim 95 procent). Voor iedere opvanglocatie geldt dat het COA niet de maximale bezetting
               (100 procent) kan benutten. Hier liggen overwegingen die verband houden met de leefbaarheid,
               veiligheid en beheersbaarheid aan ten grondslag, ook voor de omgeving van de locaties.
               Daarnaast wordt het COA ook geacht om voldoende quarantaineplekken op locaties te
               reserveren in geval van een besmetting met COVID-19.
            
Mijn ministerie maakt samen met de organisaties uit de vreemdelingenketen prognoses.
               Het COA vertaalt die prognose vervolgens naar een verwachte bezetting en de daaruit
               volgende capaciteitsbehoefte. Deze capaciteitsbehoefte is continue in beweging. Dit
               heeft, naast onzekerheid van de in-, door- en uitstroom, te maken met bijvoorbeeld
               het verloop van bestuursovereenkomsten en onderhoud aan locaties. De onzekerheid rondom
               COVID-19 maakt het extra lastig om de capaciteitsbehoefte in te schatten. Ik kan dus
               geen prognose geven voor de komende drie jaar, net zomin als een uitsplitsing naar
               type asielzoekers.
            
Vraag 4
            
Hoe verlopen de gesprekken tussen het COA en gemeenten over het creëren van nieuwe
               opvanglocaties tot op heden en welke rol speelt de Provinciale regietafel hierbij
               met welke instrumenten?
            
Antwoord 4
            
Ik heb van het COA begrepen dat de organisatie met maximale welwillendheid het gesprek
               met gemeenten aangaat over het openen van nieuwe opvanglocaties en onder welke voorwaarden.
               De organisatie is daarbij wel gebonden aan wettelijke en financiële kaders. De gesprekken
               over het realiseren van nieuwe locaties worden in beginsel bilateraal en in beslotenheid
               gevoerd, dus tussen het COA en een gemeente. Met de revitalisering van de provinciale
               regietafels eind 2019 is gepoogd deze inspanningen kracht bij te zetten. Mede hierdoor
               is een klein aantal extra opvangplekken gerealiseerd en zijn bestuursovereenkomsten
               verlengd. Het is aan de individuele tafels om naar eigen inzicht de tot hun beschikking
               staande instrumenten aan te wenden.
            
Vraag 5, 6 en 8
            
Welke veel genoemde knelpunten zien gemeenten waardoor zij geen opvanglocatie willen
               of kunnen bieden? Heeft u, ook begrip voor de aarzeling bij sommige gemeenten om meer
               asielopvang te gaan bieden en ook voor hun oproep dat dan in elk geval iets moet worden
               gedaan aan de negatieve kanten- o.a. via goede ondersteuning bij overlastgevende asielzoekers?
            
Is het juist dat veel gemeenten best opvang zouden willen bieden als zij daaraan bepaalde
               voorwaarden zouden mogen verbinden, bijvoorbeeld ten aanzien van aantallen of het
               type asielzoeker, bijvoorbeeld geen veilige landers, maar dat het COA deze mogelijkheden
               maar beperkt biedt?
            
Deelt u de mening dat draagvlak en veiligheid in de omgeving essentieel is voor alle
               omwonenden van asielzoekerscentra? Zo ja, bent u bereid alle gemeenten meer keuze
               te gaan geven in aantallen en type asielzoekers en de omstandigheden waaronder zij
               dit doen?
            
Antwoord 5, 6 en 8
            
Laat ik vooropstellen dat ik begrijp dat de komst en opvang van asielzoekers veel
               gevolgen heeft voor een gemeente. De knelpunten die gemeenten zien, zijn divers van
               aard en verschillen aanzienlijk naar gelang de lokale situatie. Over de knelpunten
               is het COA in gesprek met betreffende gemeenten, al dan niet aan de provinciale regietafel.
               Bovendien is er ook aandacht voor aan de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie
               (hierna: LRT).
            
Specifiek ten aanzien van overlastgevende asielzoekers blijf ik onverminderd inzetten
               op een harde, integrale aanpak. Zo kunnen overlastgevers worden overgeplaatst naar
               de speciale Handhaving- en Toezichtlocatie. Daarnaast wordt gewerkt met een Top X-aanpak
               waarmee de meest hardnekkige overlastgevers in kaart zijn gebracht en individueel
               worden aangepakt. Ook zetten de vier ketenmariniers alles op alles om, samen met gemeenten
               en andere betrokken partijen, maatwerk te leveren in de aanpak van overlastgevers.
               Tot slot heb ik een miljoen euro beschikbaar gesteld waarmee gemeenten lokale maatregelen
               kunnen treffen om overlast tegen te gaan.
            
Het is in dit verband belangrijk om te benoemen dat het COA de wettelijke taak heeft
               om asielzoekers op te vangen en te begeleiden, ongeacht aantallen en type asielzoekers.
               Deze taak kan worden teruggevoerd op de juridische verplichting die Nederland ingevolge
               de Opvangrichtlijn heeft om asielzoekers met recht op opvang ook daadwerkelijk een
               opvangplek te bieden. Dit is een absolute ondergrens die in Europees verband niet
               ter discussie lijkt te staan.
            
Tot slot merk ik op dat er binnen mijn ministerie na de verhoogde asielinstroom in
               2015 en 2016 veel aandacht is uitgegaan naar de vraag hoe draagvlak voor de opvang
               van asielzoekers te behouden en onbehagen te beperken. Een belangrijk gegeven daarbij
               is dat de vestiging van een locatie het draagvlak niet a priorionder druk hoeft te zetten. Sterker nog, door de komst van een opvanglocatie gaat,
               zo blijkt uit onderzoek, men in de regel positiever denken over asielzoekers, bijvoorbeeld
               omdat het lokale werkgelegenheid en inkoop stimuleert en scholen meer aanwas krijgen.
               Via de LRT stellen we aanwezige kennis en expertise graag beschikbaar teneinde gemeenten
               te helpen bij het creëren van lokaal draagvlak.
            
Vraag 7
            
Is het juist dat u een pilot overweegt om een aantal gemeenten de mogelijkheid te
               bieden locaties te openen voor een kleiner aantal asielzoekers? Hoeveel gemeenten
               doen hier aan mee en op welke termijn moet de pilot zijn afgerond?
            
Antwoord 7
            
Dat is juist. Naar aanleiding van signalen – ook in uw Kamer geuit – dat er bij gemeenten
               meer bereidwilligheid zou bestaan voor de vestiging van kleinschaliger locaties dan
               voor grotere locaties, heb ik gemeenten de mogelijkheid geboden om te experimenteren
               met kleinschaliger opvang op ongeveer tien locaties, met als uitgangspunt een omvang
               van minimaal 150 opvangplekken. Dit is de ondergrens om kwaliteit, doelmatigheid en
               efficiëntie van de opvang, zoals momenteel geboden door het COA, te kunnen blijven
               garanderen. De kaders voor dergelijke kleinschaliger locaties worden op dit moment
               gefinaliseerd. Gemeenten zijn welkom om zich bij het COA te melden; veel interesse
               is echter niet getoond en van concrete realisatie is vooralsnog geen sprake.
            
Vraag 9
            
Kunt u bij uw antwoord ook inzicht geven in het minimumaantal opvangplekken dat een
               opvanglocatie momenteel van het COA moet bieden? In hoeverre is sprake van financiële
               schaalvoordelen bij het creëren van grotere opvanglocaties? In hoeverre kan dit eventuele
               voordeel worden ingezet om nadelen van grotere locaties voor omwonenden te compenseren?
            
Antwoord 9
            
Een opvanglocatie van het COA heeft in de regel tussen de 450 en 500 opvangplekken.
               Met een dergelijke omvang kan het COA de door wet- en regelgeving gevraagde voorzieningen
               realiseren binnen de financiële kaders. Naarmate de omvang groter is, kan het COA
               meer voorzieningen aanbieden en realiseren. De voorzieningen omvatten de begeleiding
               van bewoners, taalonderwijs, publieke gezondheidszorg, curatieve particuliere gezondheidszorg
               en het verzorgen van (brand)veiligheid op locatie.
            
Teneinde gemeenten tegemoet te komen in de wens tot kleinschaliger locaties, zoals
               beschreven in het antwoord op vraag 7, heb ik het COA gevraagd te experimenteren met
               kleinschaliger opvang op ongeveer tien locaties. Het COA heeft aangegeven dat dienstverlening
               van minimaal 150 opvangplekken operationeel ingevuld kan worden zonder afbreuk te
               doen aan de verplichtingen zoals neergelegd in de Opvangrichtlijn, mits de voorzieningen
               (bijvoorbeeld scholen of medische zorg) op of in de nabijheid van de locatie beschikbaar
               zijn.
            
De aanname dat er nadelen van grotere locaties voor omwonenden zouden uitgaan, volg
               ik niet. De schaalgrootte van een locatie staat in principe los van het plaatsvinden
               van overlast of andere onwelgevalligheden. Van bepalend belang is in de eerste plaats
               de wijze waarop het COA de dienstverlening heeft ingericht. Ik heb er vertrouwen in
               dat het COA kwalitatief goede opvang en begeleiding biedt die ook doelmatig en kostenefficiënt
               is.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.