Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Terpstra over het bericht «Protest kost bouwers handenvol geld: Bezwaar maken voor financieel gewin gaat over rug woningzoekenden»
Vragen van het lid Terpstra (CDA) aan de Minister voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Protest kost bouwers handenvol geld: Bezwaar maken voor financieel gewin gaat over rug woningzoekenden» (ingezonden 18 september 2020).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
9 november 2020) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 270.
Vraag 1
Kent u de berichten «Protest kost bouwers handenvol geld: Bezwaar maken voor financieel
gewin gaat over rug woningzoekenden» en «Hoe bewoners van het Wijnhaveneiland zich
voor veel geld laten afkopen door projectontwikkelaars»?1
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het verdienmodel van bewoners die geld opstrijken door middel
van bezwaarschriften?
Antwoord 2
Als een belanghebbende stelt schade te lijden door een project, is het legitiem wanneer
hij dat in bezwaar of beroep aanvoert. Als een belanghebbende tevreden is met compensatie
van die schade in plaats van het niet doorgaan van het project, is dat een gerechtvaardigde
uitkomst van een procedure of van een overeenkomst ter minnelijke schikking.
Vraag 3
Deelt u de mening dat bezwaar maken, puur op basis van financieel gewin, beneden alle
peil is zeker gezien de huidige woningnood? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Het is onwenselijk dat een belanghebbende puur op basis van financieel gewin bezwaar
maakt of beroep instelt met als doel een overeenkomst ter minnelijke schikking met
financiële compensatie. Dit komt de versnelling van de woningbouw niet ten goede.
Vraag 4
Bent u het ermee eens dat financiële motieven om een bezwaarprocedure in te stellen
een oneigenlijke manier is van bezwaar maken? Zo ja, is het mogelijk om juridische
stappen te nemen richting deze bewoners?
Antwoord 4
Een belanghebbende kan puur vanwege financiële motieven bezwaar maken en op die manier
een project vertragen en een minnelijke schikking met financiële compensatie uitlokken.
Een projectontwikkelaar is niet verplicht een dergelijke overeenkomst te sluiten.
Indien vaststaat dat het de indiener van een bezwaarschrift te doen is om een vergoeding
anders dan wegens vergoeding van schade die hij zal lijden door een voorgenomen project,
kan het bestuursorgaan of een rechter een bezwaar of een beroep niet-ontvankelijk
verklaren, omdat het bezwaar of beroep voor een ander doel wordt ingediend dan de
behartiging van de belangen van de indiener.
Vraag 5
Heeft u aanwijzingen dat deze problematiek zich ook in andere wijken in Nederland
voordoet? Zo ja, waar en in welke omvang? Zo nee, bent u bereid daar een onderzoek
naar te starten?
Antwoord 5
Ik ben ervan op de hoogte dat projectontwikkelaars en andere opdrachtgevers soms een
schikking treffen met een partij die in bezwaar of beroep is gegaan. Het zijn overeenkomsten
tussen particuliere partijen en deze schikkingen zijn niet openbaar. Ik ben daarom
niet op de hoogte van waar en in welke de mate dit voor komt.
Een onderzoek naar dergelijke kwesties is uitermate lastig. Over het algemeen wordt
er bij de afspraken een clausule opgenomen dat partijen details van de schikking niet
openbaar maken. Geen van de betrokken partijen heeft daarbij belang. Bovendien is
het niet eenvoudig vaststellen of een schikking of het schikkingsbedrag in verhouding
staat tot de schadevergoeding die zou zijn verkregen bij het doorlopen van de bestuurlijke
of juridische procedure en/of de kans dat project geen doorgang vindt.
Vraag 6
Wilt u, samen met de VNG, een oplossing zoeken voor de problematiek rondom bezwaarschriften
en riante financiële deals?
Antwoord 6
De huidige wet- en regelgeving kent al mogelijkheden om misbruik van recht tegen te
gaan. Een bezwaarschrift kan niet-ontvankelijk worden verklaard als de bevoegdheid
om bezwaar te maken, wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven,
op een zodanige wijze dat dit gebruik blijk geeft van kwade trouw. Dat blijkt bijvoorbeeld
uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 oktober
2018 betreffende de Wet hergebruik van overheidsinformatie (Who) (ECLI:NL:RVS:2018:3151).
Ook in de beroepsfase geldt dat het beroep niet-ontvankelijk is indien de appellant
geen belanghebbende is (artikel 8:1 Awb) of bij misbruik van recht.
Bij verdere aanpassing vind ik het risico te groot dat rechtsbescherming van partijen
die voor hun gerechtvaardigde belangen opkomen wordt aangetast. Het is onmogelijk
op voorhand onderscheid te maken tussen goedwillende belanghebbenden en belanghebbende
die misbruik maken van hun recht. Ik vind het wel uitermate belangrijk om procedures
rondom woningbouw waar mogelijk te versnellen.
Hiervoor zijn belangrijke stappen gezet met de bestuursrechtelijke versnellingen in
de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw). Ik wijs hierbij op het «permanent worden van
de Chw», de aanpassing van de Chw waarin ik bijvoorbeeld het projectuitvoeringsbesluit
beter toepasbaar maak en het opnemen van onderdelen uit de Chw in de Algemene wet
bestuursrecht. Door toepassing van deze versnellingen ontstaat eerder duidelijkheid
over de houdbaarheid van deze besluiten en wordt vertraging beperkt. Een goede afweging
tussen de maatschappelijke opgave op het gebied van woningbouw en andere belangen
is noodzakelijk. Door inzet van deze instrumenten kan proceduretijd worden bespaard,
zonder dat partijen in hun rechtsgang worden belemmerd.
Vraag 7
Bent u bereid in overleg te treden met vertegenwoordigers van projectontwikkelaars
om ze ervan te overtuigen geen geheime schikking te treffen en deze perverse prikkel
een halt toe te roepen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet? Wilt u de resultaten
van dat overleg met de Kamer delen?
Antwoord 7
Mede dankzij uw vragen is er mijns inziens in de media al veel ruchtbaarheid aan deze
gang van zaken gegeven. Het ligt op de weg van de koepelorganisaties om hun leden
hierover nog verdere voorlichting te geven.
Vraag 8
Wat ziet u in de oplossingsrichting om de lange duur van de procedures, inclusief
hoger beroep, te versnellen? Wat ziet u in de oplossingsrichting om de zwijgplicht
van deze geheime schikking tussen bewoners en projectontwikkelaars aan te pakken?
Antwoord 8
Bij de totstandkoming van de Chw heeft de versnelling van de doorlooptijd van procedures
een belangrijke rol gespeeld. Een van de wijzigingen die is doorgevoerd is dat de
bestuursrechter bij veel soorten projecten uitspraak doet binnen zes maanden na afloop
van de beroepstermijn. Deze termijn wordt in de meeste gevallen gehaald. Er zijn ook
andere nodige versnellingen gerealiseerd, zoals de invoering van het relativiteitsvereiste
dat op 1 januari 2013 is opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht waardoor een beroep
alleen slaagt als het daadwerkelijk strekt tot de bescherming van de belangen van
de appellant (artikel 8:69a Awb).
Het huidige recht kent al mogelijkheden om misbruik tegen te gaan. Een bestuursorgaan
kan een bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaren als vast komt te staan dat de bevoegdheid
om bezwaar te maken, wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven,
op een zodanige wijze dat dit gebruik blijk geeft van kwade trouw.
Ik acht het niet gewenst in te grijpen in de contractvrijheid die partijen genieten.
Als partijen overeenkomen te schikken en daarover geen openheid geven, hebben zij
daar kennelijk beide belang bij en dit valt onder een van de beginselen van contractvrijheid.
Vraag 9
Wilt u bovenstaande vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.