Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de stand van zaken bij het CBR
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 881
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 12 november 2020
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 28 mei
2020 over maatregelen in relatie tot COVID-19 (Kamerstukken 29 398 en 25 295, nr. 828), over de brief van 10 juli 2020 over toepassing van artikel 1 van de Tijdelijke
wet COVID-19 Justitie en Veiligheid (Kamerstukken 29 398 en 25 295, nr. 842), over de brief van 31 augustus 2020 over informatie over aanpassing van het ontwerpbesluit
in verband met het voorkomen van negatieve gevolgen voor rijbewijzen door de beperkende
maatregelen ter bestrijding van COVID-19 (Kamerstuk 29 398, nr. 850), over de brief van 26 juni 2020 over de maandrapportage van het CBR mei 2020 (Kamerstuk
29 398, nr. 838), over de brief van 20 juli 2020 over de maandrapportage van het CBR juni 2020 (Kamerstuk
29 398, nr. 846),over de brief van 24 augustus 2020 over de maandrapportage van het CBR juli 2020
(Kamerstuk 29 398, nr. 848), over de brief vcan 21 september 2020 over de maandrapportage van het CBR augustus
2020 (Kamerstuk 29 838, nr. 856), over de brief van 2 juli 2020 over het eindverslag van Pier Eringa inzake de problematiek
bij het CBR (Kamerstuk 29 398, nr. 840), over de brief van 21 september 2020 over verlenging van de maatregel in relatie
tot COVID-19 (Kamerstukken 29 398 en 25 295, nr. 855) en over de brief van 25 september 2020 over de stand van zaken bij het CBR (Kamerstuk
29 398, nr. 858).
De vragen en opmerkingen zijn op 1 oktober 2020 aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 9 november 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
2
VVD-fractie
2
PVV-fractie
3
CDA-fractie
4
D66-fractie
5
SP-fractie
6
PvdA-fractie
7
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken voor
het schriftelijk overleg CBR en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de betreffende
beleidsbrieven en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken. Deze leden hebben
de hierbij de volgende vragen.
De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld dat het door de Minister meerdere keren
toegezegde onderzoek naar de stelselherziening voor de rijgeschiktheid nog steeds
niet is afgerond. Daarom benutten deze leden deze schriftelijke vragenronde om meer
informatie te krijgen over de omvang van het aantal personen dat jaarlijks door het
CBR gekeurd moet worden en stellen in dat kader de volgende vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor het schriftelijk
overleg en hebben daarover de volgende inbreng.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief d.d. 25 september 2020
van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de stand van zaken bij het CBR
en hebben nog enkele vragen.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de invoering van de algemene maatregel
van bestuur (AMvB) van 1 december 2019 voor de verlenging van het rijbewijs voor 75-jarigen
geleid heeft tot een inloop van de achterstanden bij het CBR. Kan de Minister hier
een toelichting op geven?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het gaat met de achterstanden met betrekking
tot de theorie-examens en de praktijkexamens voor het rijbewijs. Deze leden ontvangen
berichten dat mensen soms tot vijftien weken moeten wachten op het theorie-examen.
Is de Minister het met deze leden eens dat dit te lang is? Ook duurt het nu gemiddeld
vier tot vijf maanden, voordat het praktijkexamen afgenomen wordt. Wat wordt eraan
gedaan om deze wachttijden te beperken? Welke garantie is er dat in Q1 2021 de achterstanden
zijn ingelopen?
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over eventuele vertragingen, nu Nederland
te maken krijgt met een tweede golf van het virus. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen
dat de achterstanden dit keer niet weer verder oplopen? Welke acties worden hierin
genomen? Mocht het oplopen van de wachttijd onvermijdelijk zijn, is de Minister dan
bereid ervoor te zorgen dat men daar zo min mogelijk last van heeft door bijvoorbeeld
het verlengen van de coulanceregelingen?
De leden van de VVD-fractie willen de Minister bedanken voor de snelle beantwoording
van de schriftelijke vragen die deze leden vorige week stelden over de chauffeur in
Drenthe die vanwege zijn handicap niet meer mocht rijden (Aanhangsel Handelingen II
2020/21, nr. 276). Het is goed dat het gesprek met de desbetreffende chauffeur vanuit het CBR wordt
aangegaan om een nadere toelichting te geven over het besluit betreffende zijn aanvraag.
Daarbij is het goed dat de communicatie van besluiten met een dergelijke impact onder
de aandacht is. Deze leden vragen nog wel hoe in de toekomst voorkomen gaat worden
dat dit soort situaties zich voordoen.
De leden van de VVD-fractie ontvangen nog steeds schrijnende berichten over mensen
die hoge kosten moeten maken voor de verlenging van hun rijbewijs. Zo moet iemand
met ADHD een psychische keuring ondergaan en opnieuw een rijexamen doen voor bij elkaar
zo’n € 500. Komen deze bedragen de Minister bekend voor? Is zij het met deze leden
eens dat dit erg hoge kosten zijn voor een diagnose die niet aangepast is, maar wel
iedere vijf jaar tot een herziening van het rijbewijs leidt?
De leden van de VVD-fractie vragen wat de stand van zaken betreffende de Gezondheidsraad
is. Wanneer is een antwoord van de Gezondheidsraad voorzien?
De leden van de VVD-fractie zijn op de hoogte van het feit dat ook de Stichting Wetenschappelijk
Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) werkt aan een onderzoek over welke structurele
veranderingen denkbaar zijn. Deze leden kijken uit naar dit rapport en vragen de Minister
wanneer dit te verwachten valt. Welke opties zijn denkbaar om de dienstverlening bij
het CBR structureel te verbeteren? Welk tijdpad is daarbij realistisch?
PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of zij ervan op de hoogte is dat
het CBR de eisen met betrekking tot voertuiglengte, as-afstanden en gewichten gewijzigd
heeft. Alles lijkt erop dat hiermee kleine rijscholen gedwongen worden om te investeren
in nieuw materiaal, iets wat in deze coronatijd niet mogelijk is. Is dat de bedoeling?
En is zij bereid de rijschoolhouders hier wat ruimte te gunnen, zodat zij niet in
de financiële problemen komen?
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of zij op de hoogte is van de problemen
omtrent het BE-rijbewijs en nieuwe voertuigen. Deze leden ontvingen een noodkreet
van een chauffeur uit Alkmaar. Die heeft zijn BE-rijbewijs van voor 2013, maar merkt
nu dat nieuwe voertuigen veelal een C1-rijbewijs vereisen. De vrees is dat een hele
groep lotgenoten straks een probleem heeft, omdat nieuwe voertuigen niet meer gereden
mogen worden met hun rijbewijs, omdat een extra keuring voor problemen kan zorgen.
Is de Minister daarvan op de hoogte en welke mogelijkheden ziet zij om iets aan dit
probleem te doen?
De leden van de PVV-fractie vragen graag aandacht voor trucker Gerrie Pol. Een eenarmige
trucker, die al 31 jaar lang werkt als vrachtwagenchauffeur, maar nu, twee jaar voor
zijn pensioen, te horen krijgt dat zijn rijbewijs is ingetrokken door het CBR. Het
CBR verwees naar een wetswijziging in 2000, twintig jaar geleden dus. Deze leden vragen
of de Minister dit ook niet te zot voor woorden vindt. Gaat zij mee in het «wet is
wet»-verhaal van het CBR, of gaat zij ervoor zorgen dat deze chauffeur, die zijn leven
lang hard heeft gewerkt, weer aan de slag mag? En is zij het met deze leden eens dat
deze trucker een voorbeeld is voor al die mensen die hard willen werken en, ondanks
alle uitdagingen, iets moois van hun leven willen maken?
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister hoe het CBR kan stellen dat de
coronamaatregelen effect hebben en daarmee het werk veilig kan worden uitgevoerd,
als het CBR de eigen medewerkers niet test?
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister waarom de taken van het CBR en
de RDW van elkaar zijn losgeknipt, als dat leidt tot onhandige situaties. Zo kan het
CBR niet melden wanneer een rijbewijs verloopt, terwijl dat voor het proces wel handig
zou zijn. Is de Minister bereid naar deze situatie te kijken en opties uit te werken
die hier verandering in kunnen brengen?
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of er al zicht is op een terugkeer
naar de normale gang van zaken bij het CBR of dat deze nog een tijd onder toezicht
blijft staan.
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of zij ook bredere stappen neemt
omtrent de aanpak van de problemen bij het CBR. Belangrijke zaken als malafide artsen
of louche rijschoolhouders dragen wel bij aan de problemen van het CBR, maar vallen
niet onder deze instantie zelf. Werkt zij ook in deze sectoren aan aanvullende oplossingen?
CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie willen beginnen met een compliment voor de medewerkers
van het CBR. Deze leden merken dat hun mailbox eerst alleen maar volstroomde met klachten,
terwijl nu ook e-mails binnenkomen van mensen die mailen dat ze goed geholpen zijn
door het CBR. Deze personen geven aan dat ze zonder al te veel problemen tijdig hun
rijbewijs hebben gekregen en zijn daar blij mee. Deze leden beginnen dit ook terug
te zien in de cijfers. Wat vindt de Minister het meest opvallend als zij kijkt naar
de cijfers?
De leden van de CDA-fractie constateren dat het probleem nog zeker niet geheel is
opgelost. Deze leden hebben zorgen als het gaat om het aantal passieve dossiers dat
nog steeds hoger ligt dan voorheen. Als twee meest voorkomende redenen worden in de
rapportage van augustus wachttijd bij de specialist en het uitstellen in verband met
COVID-19 aangegeven. Juist in de coronatijd vinden deze leden het belangrijk dat mensen
zich veilig kunnen bewegen. Bijvoorbeeld naar het winkelcentrum om boodschappen te
doen, of om even eropuit te gaan om een frisse neus te halen. De auto is daarin een
belangrijk en veilig vervoermiddel, zeker voor 70-plussers of voor mensen die in de
risicogroep vallen. Is de Minister/CBR bereid om met de medisch specialisten in gesprek
te gaan om te kijken hoe deze achterstand kan worden weggewerkt?
De leden van de CDA-fractie zagen in het nieuws dat de heer Pol, al jarenlang vrachtwagenchauffeur
op een melktankwagen, niet meer mag rijden.1 De chauffeur rijdt al jaren in een aangepaste wagen en heeft geen verandering in
zijn medische situatie gehad sinds de vorige verlenging van zijn rijbewijs. Deze leden
horen graag van de Minister hoe het kan dat er geen verlenging is gegeven. Daarnaast
willen deze leden graag weten hoe dit aan de heer Pol is gecommuniceerd. Deze leden
vinden het belangrijk dat iedereen mee kan doen in de maatschappij. Deze leden prijzen
dan ook de inzet van het CBR in 1989, toen de hoofdexaminator persoonlijk het examen
aflegde van de heer Pol. Omdat hij zo zelf kon oordelen of de rijvaardigheid van de
heer Pol voldoende was. Verkeersveiligheid stond voorop, maar het CBR leverde maatwerk.
Als er twijfel bestaat of de heer Pol voldoende in staat is om goed te reageren in
een noodsituatie, is het CBR bereid om de heer Pol dan een test te laten afleggen
via een rijsimulator waar het rijden in een tankwagen gesimuleerd wordt? Zou de Minister
dit na kunnen gaan? Deze leden hebben begrepen dat deze rijsimulatoren bijvoorbeeld
beschikbaar zijn in Wageningen bij GreenDino. Maatwerk, zoals in 1989, met een modern
randje noemen deze leden dat.
De leden van de CDA-fractie constateren dat uit de stukken van juli ook naar voren
komt dat er een schaarste is in keuringscapaciteit (bij de keuringsartsen). Is dat
nog steeds zo? Deze leden lezen dat de Minister aangeeft dat de schaarste pas in het
eerste kwartaal van 2021 zou worden ingelopen. Is deze prognose nog steeds hetzelfde?
Is het nog steeds zo dat er minder keuringsverslagen worden ingediend dan men zou
verwachten, als men het afzet tegen het aantal keuringen dat zou moeten plaatsvinden?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de coulanceregeling voor (aspirant-)taxichauffeurs
met terugwerkende kracht is verlengd tot 1 oktober 2020. De coulanceregeling is nu
beëindigd. Kan de staatsecretaris bevestigen dat het probleem voor deze groep is opgelost?
Zo nee, overweegt de Staatssecretaris dan een verlenging?
De leden van de CDA-fractie viel op dat er bij een autorijbewijs wel een examen is
dat af is voor mensen met faalangst, maar bij een motorrijbewijs niet. Bij een motorrijbewijs
moet je eerst vier keer zakken, voordat je extra tijd krijgt. Klopt dit? Zo ja, kan
de Minister aangeven waarom hier een verschil in zit? Is het niet efficiënter en voor
de persoon die zijn motorrijbewijs wil halen aangenamer als dit, net als bij het autorijbewijs
eerder kan worden aangevraagd?
D66-fractie
Aantallen
De leden van de D66-fractie lezen in het jaarverslag van het CBR dat in 2019 bijna
800.000 mensen een gezondheidsverklaring hebben moeten overleggen. Dat betekent dat
afgelopen jaar één op de twaalf personen met een rijbewijs, een verklaring over hun
gezondheid in verband met hun rijvaardigheid hebben moeten overleggen. Deze leden
vinden dit een ontzettend hoog aantal. Zeker wanneer dat wordt afgezet tegen het aantal
mensen dat een rijbewijs met een termijnbeperking heeft gekregen (ruim 150.000) en
het aantal van slechts circa 9.500 mensen dat op basis van deze verklaring uiteindelijk
het oordeel «ongeschikt» heeft gekregen. Deze leden vragen aan de Minister om deze
cijfers te specificeren. Wat is het aantal personen geweest dat in 2019 een gezondheidsverklaring
ter beoordeling heeft voorgelegd vanwege het bereiken van de leeftijd van 75 jaar?
Wat is het aantal personen geweest dat in 2019 een gezondheidsverklaring ter beoordeling
heeft voorgelegd voor een andere reden, zoals genoemd in de Regeling eigen geschiktheid
2000? Graag zien deze leden een overzicht tegemoet van het aantal beoordeelde gezondheidsverklaringen
uitgesplitst per categorie, zoals genoemd in de Regeling eisen geschiktheid 2000.
Voorts vragen deze leden om een specificatie van het aantal personen dat op basis
van een aangeleverde gezondheidsverklaring uiteindelijk een rijbewijs met een termijnbeperking
heeft gekregen. Ook hier graag weer uitgesplitst naar personen van 75 jaar en ouder
en de overige personen naar categorie, zoals genoemd in de Regeling eisen geschiktheid
2000.
Tot slot vragen deze leden om een specificatie van het aantal personen dat op basis
van een aangeleverde gezondheidsverklaring uiteindelijk als eindoordeel «ongeschikt»
heeft gekregen, wederom uitgesplitst naar personen van 75 jaar en ouder en de overige
personen verbijzonderd naar de categorieën, zoals genoemd in de Regeling eisen geschiktheid
2000.
De leden van de D66-fractie merken op dat uit onderzoek van Radio1 Reporter is gebleken
dat het wetenschappelijke bewijs tussen vormen van Autisme Spectrum Stoornis (ASS)
en de rijvaardigheid zeer dun is. Het onderzoek hiernaar is bovendien gedateerd (uit
2013). Deze leden zijn dan ook blij dat de Minister de Gezondheidsraad hierover opnieuw
om advies vraagt. Ook onderschrijven deze leden de noodzaak dat categorie 10 uit de
Regeling eisen geschiktheid 2000 tegen het licht wordt gehouden. Gaat de Minister
over andere stabiele ziektebeelden (zoals ADHD en dwarslaesie) of ziektebeelden waarvan
men hersteld is, maar waarvoor wel een beoordelingsverplichting geldt (zoals na een
TIA of hartinfarct) nader advies aanvragen van de Gezondheidsraad? Zo ja, wanneer
kunnen de resultaten hiervan aan de Kamer worden toegezonden? Zo nee, maakt een herbeoordeling
van de stabiele ziektebeelden dan wel deel uit van de voorgenomen stelselherziening?
Immers, over de noodzaak voor (en effectiviteit van) periodieke keuringen bij stabiele
ziektebeelden zijn eerder al kritische vragen gesteld. Deze leden lezen in een onderzoek
uit 2012 dat in opdracht van toenmalig Minister Schultz is uitgevoerd door het bureau
Andersson Elffers Felix dat: «De effectiviteit van het afgeven van rijbewijzen met
een beperkte geldigheidsduur en de mogelijkheid van het eisen van herkeuringen is
beperkt voor mensen met een stabiel ziektebeeld (ADHD) of met ziekten waarvan een
chauffeur hersteld is (zoals een TIA). Indien eenmaal is vastgesteld dat een dergelijke
aandoening de geschiktheid niet (meer) nadelig beïnvloedt, lijken deze herkeuringen
niet effectief.» Deze leden vragen of het bureau Andersson Elffers Felix, dat ook
nu weer het onderzoek voor het ministerie uitvoert, deze mening nog steeds is toegedaan.
Deze leden lezen in hetzelfde onderzoek van Andersson Elffers Felix dat hiervoor werd
geciteerd, dat het periodiek keuren van (toen 70-plussers) niet volgt uit een Europese
verplichting. Het is een zogenaamde ex-ante-kop, oftewel een eigen keuze van Nederland
om deze groep van personen te keuren boven een willekeurige leeftijdsgrens. Kan de
Minister inzicht geven in hoe destijds (2012) het besluit tot stand is gekomen om
de leeftijdsgrens te stellen op 75 jaar? Wordt de conclusie uit het rapport van 2012
door Andersson Elffers Felix nogmaals door hen bevestigd dat het stellen van een generieke
leeftijdsgrens waarboven de rijgeschiktheid van een persoon beoordeeld moet worden,
niet volgt uit een Europese verplichting? Is de Minister het met deze leden eens dat
het daarom een politieke keuze is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke aspecten spelen
dan volgens de Minister een rol bij het stellen van die leeftijdsgrens op 75 jaar?
Maakt de generieke leeftijdsgrens van 75 jaar deel uit van de door de Minister aangekondigde
stelselherziening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de Minister aangeven op welke wijze
de hiervoor bedoelde aspecten voor het stellen van een nieuwe leeftijdsgrens zijn
betrokken?
SP-fractie
De leden van de SP-fractie constateren dat het nog niet gaat met de wachttijden bij
het CBR. Het aantal passieve dossiers van verlopen rijbewijzen neemt nog maar mondjesmaat
af, nadat er door de coronacrisis een oplopende wachtlijst is ontstaan. Deze leden
vragen de Minister wat de effecten van de nieuwe maatregelen gaan zijn op deze wachttijden.
Gaan die dan weer toenemen? Zijn er scenario’s uitgewerkt waarbij de beperkende maatregelen
nog strakker worden? Zo ja, wat gaat het effect van dergelijke maatregelen worden
op de wachtlijst? Zo nee, gaat dit nog wel op korte termijn gebeuren? Kan de Minister
ten slotte op dit punt aangegeven wat de ketenregie, zoals de heer Eringa voorstelt,
voor een effect zal hebben op de wachtlijsten in een situatie als deze, ervan uitgaande
dat het coronavirus nog wel even onder ons blijft?
De leden van de SP-fractie constateren dat de wachttijden voor theorie-examens de
laatste tijd ook fors aan het oplopen zijn, met soms meer dan drie maanden tussen
het moment van aanvraag en het daadwerkelijke examen. Kan de Minister toelichten of
dit samenhangt met de uiterst rommelige verlopen herstart van het CBR enkele maanden
geleden? Zo nee, wat is hier dan wel aan de hand? En wanneer gaat dit op orde zijn?
De leden van de SP-fractie brengen de motie van het lid Laçin (Kamerstuk 29 398, nr. 681) in herinnering. Deze motie is bijna anderhalf jaar geleden ingediend. Wanneer kan
de Kamer de resultaten van dit onderzoek tegemoetzien?
PvdA-fractie
COVID-19 gevolgen wachttijden
De leden van de PvdA-fractie constateren dat als gevolg van COVID-19 en het stilleggen
van examens de wachttijden zijn opgelopen. In de brief worden de wachttijden voor
theorie- en praktijkexamens door de Minister gemeld. Deze leden horen graag van de
Minister hoelang de wachttijden momenteel zijn voor de tussentijdse toets en BNOR-examens.
Kan de Minister aangeven of de verschillen in reserveringstermijn voor het theorie-examen
tussen verschillende examenlocaties voor COVID-19 ook al zo groot waren? Is de Minister
het eens met deze leden dat grote verschillen in reserveringstermijn voor het theorie-examen
snel structureel moeten worden opgelost?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat vanaf 1 oktober alle 21 locaties voor
theorie-examens zes dagen in de week geopend zullen zijn om de achterstanden weg te
werken. Deze leden vragen de Minister waarom niet veel eerder is besloten om de 21
locaties voor theorie-examens zes dagen per week te openen. Deze leden horen graag
op welke manier er afgelopen voorjaar al door het CBR is geanticipeerd op een hoog
aantal aanvragen voor theorie- en praktijkexamens. Deze leden vragen de Minister of
leerlingen actief geïnformeerd worden over de wachttijden en de mogelijkheid om op
een andere locatie theorie-examen af te leggen. Zo ja, hoe?
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de CBR-maandrapportage over
augustus 2020. Deze leden constateren dat de instroom van gezondheidsverklaringen
in augustus afnam. Deze leden vragen welke gevolgen COVID-19 heeft op de prognoses
van het CBR, bijvoorbeeld als het gaat om het aantal examenaanvragen. Deze leden vragen
of de Minister bijvoorbeeld een stijging van het aantal examenaanvragen verwacht,
omdat het besmettingsrisico in de auto lager is dan in het openbaar vervoer. Of verwacht
zij juist een daling van het aantal examenaanvragen vanwege de economische gevolgen
van COVID-19 en een stijgende werkloosheid?
Inwerkingtreding van de AMvB verlenging EU-verordening
De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden met de inwerkingtreding van de AMvB verlenging
EU-verordening en meer coulance voor 75-plussers die een herkeuring moeten doorlopen.
Tegelijkertijd vrezen deze leden dat hiermee ook knelpunten vooruit worden geschoven.
Deze leden vragen hoeveel herkeuringen van 75-plussers door de AMvB precies zijn uitgesteld.
Deze leden vragen of de werking van de AMvB nogmaals kan worden verlengd als de COVID-19-crisis
in 2021 nog niet is opgelost. Is de Minister het met deze leden eens dat het CBR moet
anticiperen op het hoge aantal herkeuringen dat uitgevoerd moet worden, zodra de verordening
voorbij is? Deze leden vragen hoe het CBR anticipeert op het moment dat de verlenging
eindigt en veel ouderen alsnog herkeurd moeten worden.
Rapport-Eringa
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het CBR Visiedocument Rijgeschiktheid
en het rapport-Eringa. Deze leden kijken met belangstelling uit naar de eindrapportage
van de SWOV en AEF-onderzoek dat medio oktober wordt gepubliceerd. Deze leden vragen
de Minister wat zij vindt van de aanbevelingen uit het rapport-Eringa. Deze leden
vragen de Minister of zij verrast is door de inhoud van het rapport-Eringa. Deze leden
vragen of de Minister het beeld herkent dat de interne cultuur bij het CBR een probleem
is voor het functioneren van de organisatie. Deze leden vragen wat de Minister vindt
van het CBR-visiedocument. Deze leden horen graag of de Minister vindt dat het CBR
momenteel voldoende concrete actie onderneemt om het stelsel rijgeschiktheid te verbeteren.
Verder horen deze leden graag welke aanvullende maatregelen de Minister neemt naar
aanleiding van de aanbevelingen van het rapport-Eringa.
Keten rijvaardigheid en kwaliteitsimpuls rijschoolbranche
De leden van de PvdA-fractie lezen in het eindrapport van Eringa dat een regierol
voor het CBR wordt aanbevolen binnen de keten rijvaardigheid en bij het verbeteren
van de kwaliteit van rijscholen. Een vorm van regulering/certificering zou een mogelijkheid
kunnen zijn, zo merkt het CBR op. Deze leden hebben ook kennisgenomen van de brief
d.d. 4 september 2020 (Kamerstuk 29 398, nr. 851) waarin de Minister aan de Kamer liet weten dat zij voornemens is om onder leiding
van een externe voorzitter een commissie te vormen met de Alliantie Samen Sterk, het
CBR en IBKI. Deze leden begrijpen dat het doel van deze commissie is om een heldere
probleemanalyse te schetsen aan de hand waarvan varianten worden onderzocht die het
meest kansrijk zijn om de sector een stevige kwaliteitsimpuls te geven. Hierbij staat
de vergroting van de verkeersveiligheid en het verder borgen daarvan voorop. Deze
leden begrijpen dat de aanbevelingen van de Alliantie Samen Sterk zullen worden betrokken.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of zij het wenselijk vindt dat het
CBR een regierol gaat spelen in de keten rijvaardigheid, gezien de grote achterstanden
en veranderopgave die het CBR komende tijd heeft. Deze leden vragen of de Minister
dit nader kan motiveren. Deze leden vragen wanneer de Kamer nader over de vervolgstappen
van deze commissie geïnformeerd zal worden.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of zij lessen heeft getrokken uit
het faillissement van de Zoetermeerse Verkeersschool Aalbregt? Zo ja, welke? Waarom
voert de Minister de aangenomen motie van het lid Kuiken (Kamerstuk 29 398, nr. 403) niet gewoonweg uit, die vraagt om een keurmerk en onafhankelijk klachtenmeldpunt
in de rijscholenbranche? Is de Minister het met deze leden eens dat het zeer noodzakelijk
is om de cowboys onder de rijscholen daadkrachtig aan te pakken? Is de Minister bereid
om nog dit jaar te komen met een keurmerk, een klachtenmeldpunt en strengere eisen
voor rijscholen?
Is de Minister het met de leden van de PvdA-fractie eens dat marktwerking een grote
rol speelt binnen de keten rijvaardigheid als het gaat om de kwaliteit van de rijschoolbranche
en het slagingspercentage bij rijexamens? Deze leden vragen welke rol de Minister
ziet voor het Ministerie van IenW als het gaat om de keten rijvaardigheid en het verbeteren
van de kwaliteit van de rijschoolbranche. Deze leden vragen of de rol van het Ministerie
van IenW ook onderdeel van de probleemanalyse wordt die deze commissie zal schetsen.
Advies Gezondheidsraad en gevolgen transportbranche
De leden van de PvdA-fractie lezen in de brief van 25 september over de stand van
zaken CBR: «het advies van de Gezondheidsraad over het gebruik van categorie II geneesmiddelen
door beroepschauffeurs wordt op dit moment om uitvoerbaarheidsredenen niet overgenomen.
Dit advies vraagt beroepschauffeurs om bij gebruik van categorie II medicatie een
verklaring van een arts te kunnen overleggen, waaruit blijkt dat de chauffeur geen
rijgevaarlijke bijwerkingen ervaart van het medicijn. Het CBR heeft echter aangeven
maar een deel van de groep beroepschauffeurs tijdens de verlenging van het rijbewijs
te treffen. Dit advies heeft tevens gevolgen voor de transportbranche. Daarom zal
ik de mogelijkheden en implicaties van dit advies samen met de transportbranche en
het CBR nader verkennen.»
De leden van de PvdA-fractie vragen om een nadere toelichting over de uitvoerbaarheidsredenen
waarom het advies van de Gezondheidsraad over categorie II-geneesmiddelen door beroepschauffeurs
niet wordt overgenomen. Deze leden vragen de Minister op welke termijn de implicaties
van dit advies van de Gezondheidsraad samen met de transportbranche verkend zijn.
Deze leden vragen de Minister of dit op korte termijn met de transportbranche besproken
kan worden.
Impactanalyse keuringsartsen
De leden van de PvdA-fractie constateren dat het toezicht op de kwaliteit en kosten
van keuringsartsen en medisch specialisten is voorbehouden aan de IGJ (kwaliteit van
de zorgverlenging) en de NZa (maximumtarieven die artsen hanteren). Deze leden constateren
dat het CBR aangeeft wél een rol te willen spelen in het beter functioneren van de
keten (conform eindrapport-Eringa).
De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer de Minister het advies van het CBR verwacht
over hoe de keten met medische keuringen beter kan gaan functioneren. Deze leden vragen
wanneer de Minister de Kamer hierover kan infomeren. Deze leden vernemen graag van
de Minister of de andere ketenpartners, IGJ en NZa, ook zijn gevraagd om een advies
over de rol en samenwerking met het CBR. Deze leden vragen of de NZa, IGJ en CBR ook
een gezamenlijk advies kunnen uitbrengen over het versterken van deze keten medische
keuringen.
II Reactie van de bewindspersoon
Inleiding
In relatie tot het SO CBR op 1 oktober geef ik u met deze brief antwoord op de door
uw Kamer gestelde vragen. Allereerst zal ik de vragen beantwoorden die COVID-19-gerelateerd
zijn, vervolgens zal ik ingaan op de vragen over de werkvoorraad rijgeschiktheid en
de verlopen rijbewijzen. Daarna komen aan de orde de antwoorden op vragen over de
AMvB, het stelsel rijgeschiktheid, het eindrapport-Eringa en de motie over de rol
van het ministerie bij de problematiek van het CBR. Vervolgens sta ik stil bij de
keuringen en de specifieke casus van een vrachtwagenchauffeur. Tot slot informeer
ik u over de rijschoolbranche en enkele specifieke punten rondom rijbewijseisen.
COVID-19 en reserveringstermijnen examens
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister hoe het CBR kan stellen dat de
coronamaatregelen effect hebben en daarmee het werk veilig kan worden uitgevoerd,
als het CBR de eigen medewerkers niet test.
Het CBR heeft uitvoerige protocollen om de veiligheid van klanten en medewerkers zo
goed als mogelijk te waarborgen. Sinds het begin van de herstart van de dienstverlening
worden bijvoorbeeld, naast uiteraard het stellen van de triagevragen, alleen examens
afgenomen als zowel examinator als kandidaat een mondkapje dragen. Daarnaast hebben
examinatoren de ruimte om een examen geen doorgang te laten vinden als zij de situatie
rond de gezondheid niet vertrouwen. Kandidaten van wie het examen vanwege coronarisico’s
geen doorgang kan vinden, kunnen dit bij het CBR kosteloos inhalen. Sinds eind september
jongstleden zijn de maatregelen nog verder aangescherpt en wordt ook van bezoekers
gevraagd een mondkapje te dragen in de publieksruimtes van de CBR-locaties.
Met de afkondiging door het kabinet van de nieuwe maatregelen per 19 oktober heeft
het CBR verdere aanvullende maatregelen genomen ter bescherming van medewerkers, kandidaten
en opleiders. Een daarvan betreft de voorwaarde bij het afnemen van een praktijkexamen
dat ook tijdens de rijlessen (sinds 19 oktober) kandidaat en opleider een mondkapje
hebben gedragen. Is dat niet het geval dan wordt het examen (kosteloos) uitgesteld.
Een examinator kan zich in alle gevallen laten testen, zoals dat voor elke Nederlandse
burger geldt. Als het CBR weet dat een examinator in contact is geweest met een positief
geteste kandidaat of collega, dan gelden de regels van quarantaine en wordt de examinator
verzocht zich te laten testen als daar aanleiding toe is.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het gaat met de achterstanden met betrekking
tot de theorie-examens en de praktijkexamens voor het rijbewijs. Deze leden ontvangen
berichten dat mensen soms tot vijftien weken moeten wachten op het theorie-examen.
Is de Minister het met deze leden eens dat dit te lang is? Ook duurt het nu gemiddeld
vier tot vijf maanden, voordat het praktijkexamen afgenomen wordt. Wat wordt eraan
gedaan om deze wachttijden te beperken? Welke garantie is er dat in Q1 2021 de achterstanden
zijn ingelopen?
De leden van de SP-fractie constateren dat de wachttijden voor theorie-examens de
laatste tijd ook fors aan het oplopen zijn, met soms meer dan drie maanden tussen
het moment van aanvraag en het daadwerkelijke examen. Kan de Minister toelichten of
dit samenhangt met de uiterst rommelige verlopen herstart van het CBR enkele maanden
geleden? Zo nee, wat is hier dan wel aan de hand? En wanneer gaat dit op orde zijn?
Vanwege COVID-19 zijn de wachttijden voor de theorie-examens gemiddeld 10,4 weken,
met een maximale reserveringstermijn van 14 weken (stand eind oktober). Dat is ruim
boven de reserveringstermijnen die klanten gewend waren vóór COVID-19 (minder dan
4 weken) en boven de afgesproken kpi (< 4 weken).
Het CBR geeft aan dat het oplopen van de reserveringstermijnen niet te maken heeft
met de opstart, maar met het gegeven dat de dienstverlening van 16 maart tot 18 mei
heeft stilgelegen waardoor er in totaal 300.000 theorie- en praktijkexamens geen doorgang
hebben kunnen vinden en ingehaald moesten worden na de herstart. Daarnaast speelt
in belangrijke mate mee dat in de zalen waar de theorie-examens worden afgenomen de
1,5 meter in acht genomen moet worden. Dit leidt ertoe dat slechts de helft van de
examenplaatsen kan worden gebruikt. Bij de inzet van theorie-examens geeft het CRB
daarnaast prioriteit aan de beroepsexamens, wat gevolgen heeft voor het inplannen
van de theorie-examens voor het B-rijbewijs.
Het CBR geeft aan dat het de door de leden van de VVD-fractie genoemde wachttijden
voor praktijkexamens niet herkent. De gemiddelde reserveringstermijn voor een B-examen
is 7,3 weken, met een maximale reserveringstermijn van 9 weken (stand eind oktober).
Het CBR heeft diverse maatregelen genomen om de reserveringstermijnen zo snel mogelijk
weer binnen de normen te krijgen. Bij de praktijkexamens wordt zoveel mogelijk overwerk
ingezet en de opleidingen voor bijscholing van examinatoren zijn tijdelijk stilgelegd
om meer examencapaciteit te creëren. Ook bij de theorie-examens wordt overwerk ingezet
en worden sinds de herstart circa 25% meer medewerkers ingezet dan in de reguliere
situatie. Ook zijn de theorielocaties op meer dagen geopend (inclusief avond- en weekendopenstelling)
en is een extra examenlocatie in Rijswijk in gebruik genomen. Door deze maatregelen
is de totale capaciteit aan examenplaatsen 140% vergeleken met oktober 2019 (stand
eind oktober 2020). Vanaf begin oktober zijn nagenoeg alle 21 theorie-examenlocaties
6 dagen per week geopend. Vanwege noodzakelijk onderhoud aan de locaties en uitval
van medewerkers is dit overigens niet altijd mogelijk. In totaal geeft dat circa 120
openingsdagen per week. In de reguliere situatie zijn er circa 50 openingsdagen per
week.
Met het oplopen van het aantal COVID-19-besmettingen in Nederland wordt ook het CBR
daar in toenemende mate mee geconfronteerd. Dan gaat het om kandidaten die verstek
moeten laten gaan bij een examen omdat ze klachten hebben, maar ook medewerkers die
vanwege een besmetting in de omgeving in quarantaine moeten of vanwege klachten uit
voorzorg thuis moeten blijven. Hiermee wordt het een steeds grotere uitdaging om de
dienstverlening volledig te kunnen continueren, alle geplande examens ook af te kunnen
nemen en alle theorie-examenlocaties 6 dagen per week open te houden. In de tweede
helft van oktober hebben hierdoor op een aantal dagen niet alle praktijkexamens doorgang
kunnen vinden. De kandidaten die het betreft krijgen kosteloos een uitstelexamen.
Als de dienstverlening niet verder gehinderd wordt door de verdere verspreiding van
het virus, is de verwachting van het CBR dat met de ingezette maatregelen de reserveringstermijnen
zullen gaan dalen. Wanneer de termijnen weer binnen de afgesproken kpi liggen, is
moeilijk te voorspellen en is in sterke mate afhankelijk van de ontwikkeling van COVID-19
en het moment dat de beperkende maatregelen kunnen worden afgeschaald. Het CBR kan
dan ook op dit onzekere moment geen uitspraak doen wanneer de reserveringstermijnen
weer binnen de kpi zijn. Voor wat betreft de werkvoorraad rijgeschiktheid medisch
heeft het CBR mij bevestigd dat de prognose van Q1 2021 op orde nog steeds actueel
is.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat als gevolg van COVID-19 en het stilleggen
van examens de wachttijden zijn opgelopen. In de brief worden de wachttijden voor
theorie- en praktijkexamens door de Minister gemeld. Deze leden horen graag van de
Minister hoelang de wachttijden momenteel zijn voor de tussentijdse toets en BNOR-examens.
Kan de Minister aangeven of de verschillen in reserveringstermijn voor het theorie-examen
tussen verschillende examenlocaties voor COVID-19 ook al zo groot waren? Is de Minister
het eens met deze leden dat grote verschillen in reserveringstermijn voor het theorie-examen
snel structureel moeten worden opgelost?
De reserveringstermijn voor de tussentijdse toets is gelijk aan die van het reguliere
B-examen en op dit moment (eind oktober) gemiddeld 7,3 weken (minimaal 1 week, maximaal
9 weken, kpi < 7 weken). De reserveringstermijn voor de nader-onderzoek-examens is
op dit moment (eind oktober) gemiddeld 6,4 weken (minimaal 1 week, maximaal 11 weken,
kpi ≤ 5 weken).
Het CBR geeft aan dat vóór COVID-19 de verschillen in reserveringstermijnen voor een
theorie-examen tussen de locaties minder groot waren. Alle locaties zaten ruim binnen
de kpi van maximaal 4 weken reserveringstermijn. Er was geen sprake van grote verschillen
tussen de locaties. Het CBR doet er alles aan om de reserveringstermijnen zo snel
mogelijk omlaag te krijgen.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat vanaf 1 oktober alle 21 locaties voor
theorie-examens zes dagen in de week geopend zullen zijn om de achterstanden weg te
werken. Deze leden vragen de Minister waarom niet veel eerder is besloten om de 21
locaties voor theorie-examens zes dagen per week te openen. Deze leden horen graag
op welke manier er afgelopen voorjaar al door het CBR is geanticipeerd op een hoog
aantal aanvragen voor theorie- en praktijkexamens. Deze leden vragen de Minister of
leerlingen actief geïnformeerd worden over de wachttijden en de mogelijkheid om op
een andere locatie theorie-examen af te leggen. Zo ja, hoe?
Stapsgewijs is sinds de herstart de capaciteit voor het afnemen van theorie-examens
bij het CBR uitgebreid. Er zijn vanaf de herstart van de werkzaamheden in mei jongstleden
steeds meer openingsdagen bij gekomen. Dit is tijdens de intelligente lockdown door
het CBR voorbereid.
Het openstellen van nagenoeg alle locaties 6 dagen per week (in totaal circa 120 openingsdagen
per week) is een forse toename van capaciteit vergeleken met de reguliere situatie
(circa 50 openingsdagen per week). Het CBR geeft aan dat het een uitdaging is om daar
voldoende medewerkers voor in te kunnen zetten. Er is een groot aantal extra medewerkers
aangetrokken die ook opgeleid moeten worden. Daarnaast wordt maximaal overgewerkt.
Het vergt tijd om de openingsdagen met 150% uit te breiden.
Met het oplopen van het aantal COVID-19-besmettingen in Nederland wordt ook het CBR
daar in toenemende mate mee geconfronteerd. Dit heeft tot gevolg dat er een toename
is van het aantal medewerkers dat vanwege een besmetting in de omgeving in quarantaine
moet of vanwege klachten uit voorzorg thuis moet blijven. Hiermee wordt het een steeds
grotere uitdaging om de dienstverlening volledig te kunnen continueren en alle theorie-examenlocaties
6 dagen per week open te houden. In de tweede helft van oktober hebben hierdoor op
een aantal dagen niet alle praktijkexamens doorgang kunnen vinden. De kandidaten die
het betreft krijgen kosteloos een uitstelexamen.
De actuele reserveringstermijnen worden gecommuniceerd op de website van het CBR.
Bij het reserveren van een examen wordt de kandidaat geadviseerd ook bij andere locaties
naar mogelijkheden te kijken. Op de website is ook informatie te vinden over het wijzigen
van een theorie-examen naar een mogelijk eerder examenmoment.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de CBR-maandrapportage over
augustus 2020. Deze leden constateren dat de instroom van gezondheidsverklaringen
in augustus afnam. Deze leden vragen welke gevolgen COVID-19 heeft op de prognoses
van het CBR, bijvoorbeeld als het gaat om het aantal examenaanvragen. Deze leden vragen
of de Minister bijvoorbeeld een stijging van het aantal examenaanvragen verwacht,
omdat het besmettingsrisico in de auto lager is dan in het openbaar vervoer. Of verwacht
zij juist een daling van het aantal examenaanvragen vanwege de economische gevolgen
van COVID-19 en een stijgende werkloosheid?
De verwachting is dat de examenaantallen stijgen ten opzichte van eerdere inschattingen
voor 2021. Dit komt vanwege het stilleggen van de dienstverlening van half maart tot
half mei 2020 en het daarna voorzichtig weer opstarten. Dit betekent dat ruim 154.000
minder praktijkexamens B in de periode half maart tot en met eind juni zijn afgenomen.
Het overgrote deel van de kandidaten die een autopraktijkexamen wil doen wordt nu
later dan gepland verwacht.
Tegelijkertijd verwacht het CBR dat door de economische gevolgen van COVID-19 en de
stijgende werkloosheid er een daling zal zijn van het aantal examens. De exacte omvang
is op dit moment nog moeilijk in te schatten en zal ook afhankelijk zijn van de duur
van de pandemie of er nog verdere maatregelen komen om de verspreiding van het virus
in te dammen en de duur van deze maatregelen.
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over eventuele vertragingen, nu Nederland
te maken krijgt met een tweede golf van het virus. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen
dat de achterstanden dit keer niet weer verder oplopen? Welke acties worden hierin
genomen? Mocht het oplopen van de wachttijd onvermijdelijk zijn, is de Minister dan
bereid ervoor te zorgen dat men daar zo min mogelijk last van heeft door bijvoorbeeld
het verlengen van de coulanceregelingen?
Indien verminderde beschikbaarheid van keuringsartsen leidt tot het verlopen van rijbewijzen,
dan wordt dit ondervangen door de Corona AMvB, die voorziet in een verlenging van
9 maanden indien het rijbewijs voor 1 december verloopt en een verlenging van 1 jaar
voor 75-plussers waarvan het rijbewijs voor 1 juni 2021 verloopt. Ik ga er op dit
moment vanuit dat dit voldoende is. Het aantal verlopen rijbewijzen wordt gemonitord
door het CBR, zoals u via de maandelijkse rapportages kunt volgen. Een verlenging
van de geldigheidstermijn van examens zal overwogen worden indien duidelijk wordt
dat de laatste verlenging van de geldigheid van theorie- en praktijkexamens voor rijvaardigheid
en deelexamens voor code 95 onvoldoende soelaas biedt.
Werkvoorraad rijgeschiktheid en verlopen rijbewijzen
De leden van de CDA-fractie willen beginnen met een compliment voor de medewerkers
van het CBR. Deze leden merken dat hun mailbox eerst alleen maar volstroomde met klachten,
terwijl nu ook e-mails binnenkomen van mensen die mailen dat ze goed geholpen zijn
door het CBR. Deze personen geven aan dat ze zonder al te veel problemen tijdig hun
rijbewijs hebben gekregen en zijn daar blij mee. Deze leden beginnen dit ook terug
te zien in de cijfers. Wat vindt de Minister het meest opvallend als zij kijkt naar
de cijfers?
Zoals u in de afgelopen maanden in de maandrapportages ook hebt kunnen zien lopen
de wachttijden en de werkvoorraad terug. Verder valt op dat het aantal verlopen rijbewijzen
afneemt en de reactietermijnen vrijwel binnen de kpi liggen. Op 30 september jl. heb
ik bij een (digitaal) werkbezoek aan medewerkers van het CBR gehoord hoe hard er bij
het CBR nog steeds gewerkt wordt om de achterstanden in te lopen. Ik heb hiervoor
veel waardering.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het probleem nog zeker niet geheel is
opgelost. Deze leden hebben zorgen als het gaat om het aantal passieve dossiers dat
nog steeds hoger ligt dan voorheen. Als twee meest voorkomende redenen worden in de
rapportage van augustus wachttijd bij de specialist en het uitstellen in verband met
COVID-19 aangegeven. Juist in de coronatijd vinden deze leden het belangrijk dat mensen
zich veilig kunnen bewegen. Bijvoorbeeld naar het winkelcentrum om boodschappen te
doen, of om even eropuit te gaan om een frisse neus te halen. De auto is daarin een
belangrijk en veilig vervoermiddel, zeker voor 70-plussers of voor mensen die in de
risicogroep vallen. Is de Minister/CBR bereid om met de medisch specialisten in gesprek
te gaan om te kijken hoe deze achterstand kan worden weggewerkt?
De leden van de CDA-fractie constateren dat uit de stukken van juli ook naar voren
komt dat er een schaarste is in keuringscapaciteit (bij de keuringsartsen). Is dat
nog steeds zo? Deze leden lezen dat de Minister aangeeft dat de schaarste pas in het
eerste kwartaal van 2021 zou worden ingelopen. Is deze prognose nog steeds hetzelfde?
Is het nog steeds zo dat er minder keuringsverslagen worden ingediend dan men zou
verwachten, als men het afzet tegen het aantal keuringen dat zou moeten plaatsvinden?
De belangrijkste reden voor het aantal verlopen rijbewijzen passieve dossiers is gelegen
in het feit dat de gezondheidsverklaring niet op tijd wordt ingediend. Van de 8.790
passieve verlopen rijbewijzen eind augustus was 42% (3.657) pas na de verloopdatum
door de burger ingediend. Deze waren dus bij voorbaat verlopen. 32% (2.817) werd ergens
tussen 0–3 maanden voor de verloopdatum ingediend. Het CBR adviseert de gezondheidsverklaring
nog steeds 3–4 maanden voor de verloopdatum in te dienen, zodat er voldoende tijd
is om het gehele proces te doorlopen. Het gehele proces bestaat uit: verwijzen, maken
van een afspraak met keuringsarts en/of specialist, de keuring ondergaan, maken van
het keuringsverslag, beoordeling door het CBR en het nemen van het uiteindelijke besluit.
In 26% (2.316) van de passieve verlopen rijbewijzen was de gezondheidsverklaring 3
maanden of meer voor de verloopdatum ingediend. Bij deze groep gaf ongeveer een kwart
aan te wachten op een afspraak bij de specialist en 10% stelde de keuring zelf uit.
In 12% van de gevallen is de reden van uitstellen COVID-19. De meerderheid van de
genoemde redenen is persoonlijk van aard. Mensen geven aan de procedure te willen
stoppen omdat ze toch afzien van een rijbewijs, inmiddels geen auto meer hebben, ziek
zijn geworden, zijn opgenomen in een verzorgingstehuis etc.
Nadat de intelligente lockdown uit het voorjaar werd opgeheven zag het CBR het aantal
keuringen geleidelijk oplopen. In september schommelde het aantal rapporten dat het
CBR wekelijks ontvangt tussen de 120–130% van het aantal pre-corona. Inmiddels ziet
het CBR de druk op de zorg toenemen wat in de laatste weken van oktober leidde tot
een daling van het aantal ontvangen keuringsrapporten tot circa 110% ten opzichte
van pre-corona.
Met de AMvB 75+ en de Europese coulanceregeling kan men met een verlopen rijbewijs
langer blijven rijden. Hiermee zorgen de verlopen rijbewijzen op dit moment nauwelijks
voor een probleem dat burgers niet kunnen rijden.
Het CBR heeft niet aangegeven dat de schaarste bij externe medisch specialisten in
Q1 is opgelost, daar heeft het CBR geen invloed en geen zicht op. De prognose van
het CBR is, met de huidige wachtlijsten bij externe medisch specialisten, dat de dienstverlening
uiterlijk in het eerste kwartaal van 2021 weer op orde is.
De leden van de SP-fractie constateren dat het nog niet gaat met de wachttijden bij
het CBR. Het aantal passieve dossiers van verlopen rijbewijzen neemt nog maar mondjesmaat
af, nadat er door de coronacrisis een oplopende wachtlijst is ontstaan. Deze leden
vragen de Minister wat de effecten van de nieuwe maatregelen gaan zijn op deze wachttijden.
Gaan die dan weer toenemen? Zijn er scenario’s uitgewerkt waarbij de beperkende maatregelen
nog strakker worden? Zo ja, wat gaat het effect van dergelijke maatregelen worden
op de wachtlijst? Zo nee, gaat dit nog wel op korte termijn gebeuren? Kan de Minister
ten slotte op dit punt aangegeven wat de ketenregie, zoals de heer Eringa voorstelt,
voor een effect zal hebben op de wachtlijsten in een situatie als deze, ervan uitgaande
dat het coronavirus nog wel even onder ons blijft?
Het CBR geeft aan dat de werkvoorraad en het aantal verlopen rijbewijzen afneemt.
Gegeven de AMvB 75+ en de Europese coulance zijn er nauwelijks mensen die niet aan
het verkeer kunnen deelnemen door de langere wachttijden bij het CBR. Het CBR verwacht
nog steeds in het eerste kwartaal van 2021 op orde te zijn met de dienstverlening
voor de rijgeschiktheid. Als door een eventuele lockdown de reguliere zorg weer op
slot gaat, dan zal dat impact hebben omdat mensen zich dan niet kunnen laten keuren.
De beoordeling door het CBR loopt dan wel door, net zoals tijdens de eerste intelligente
lockdown in de periode maart-mei 2020.
Het CBR heeft aangegeven de gedachte om als regisseur in de keten op te treden te
omarmen. Het kost echter tijd om een rol als ketenregisseur uit te werken en af te
wegen of het CBR aan een dergelijke rol in de toekomst invulling kan geven. Daarnaast
geldt specifiek voor de ketenregie rijgeschiktheid dat de SWOV mogelijke alternatieven
voor het stelsel rijgeschiktheid heeft onderzocht. Mogelijk heeft dit effect op een
eventuele rol als ketenregisseur. Ketenregie zal geen directe remedie zijn mochten
de keuringen als gevolg van een eventuele tweede lockdown stil komen te vallen.
Aantallen gezondheidsverklaringen
De leden van de D66-fractie lezen in het jaarverslag van het CBR dat in 2019 bijna
800.000 mensen een gezondheidsverklaring hebben moeten overleggen. Dat betekent dat
afgelopen jaar één op de twaalf personen met een rijbewijs, een verklaring over hun
gezondheid in verband met hun rijvaardigheid hebben moeten overleggen. Deze leden
vinden dit een ontzettend hoog aantal. Zeker wanneer dat wordt afgezet tegen het aantal
mensen dat een rijbewijs met een termijnbeperking heeft gekregen (ruim 150.000) en
het aantal van slechts circa 9.500 mensen dat op basis van deze verklaring uiteindelijk
het oordeel «ongeschikt» heeft gekregen. Deze leden vragen aan de Minister om deze
cijfers te specificeren. Wat is het aantal personen geweest dat in 2019 een gezondheidsverklaring
ter beoordeling heeft voorgelegd vanwege het bereiken van de leeftijd van 75 jaar?
Wat is het aantal personen geweest dat in 2019 een gezondheidsverklaring ter beoordeling
heeft voorgelegd voor een andere reden, zoals genoemd in de Regeling eigen geschiktheid
2000? Graag zien deze leden een overzicht tegemoet van het aantal beoordeelde gezondheidsverklaringen
uitgesplitst per categorie, zoals genoemd in de Regeling eisen geschiktheid 2000.
Voorts vragen deze leden om een specificatie van het aantal personen dat op basis
van een aangeleverde gezondheidsverklaring uiteindelijk een rijbewijs met een termijnbeperking
heeft gekregen. Ook hier graag weer uitgesplitst naar personen van 75 jaar en ouder
en de overige personen naar categorie, zoals genoemd in de Regeling eisen geschiktheid
2000.
Tot slot vragen deze leden om een specificatie van het aantal personen dat op basis
van een aangeleverde gezondheidsverklaring uiteindelijk als eindoordeel «ongeschikt»
heeft gekregen, wederom uitgesplitst naar personen van 75 jaar en ouder en de overige
personen verbijzonderd naar de categorieën, zoals genoemd in de Regeling eisen geschiktheid
2000.
In 2019 hebben 772.394 bestuurders een gezondheidsverklaring ingediend bij het CBR.
Daarvan behoorde 256.925 bestuurders tot de groep die in de leeftijdskeuring valt
(75+). In Tabel 1 is de instroom van het aantal gezondheidsverklaringen weergegeven
per categorie. Tabel 2 laat zien hoeveel personen na indiening van de Gezondheidsverklaring
en het nader onderzoek door een arts een beperking krijgt opgelegd. Tabel 3 geeft
aan hoeveel personen uiteindelijk ongeschikt verklaard worden.
Tabel 1
Instroom GV’s 2019: 772.394
Klantgroep
Instroom GV’s
Vernieuwen rijbewijs 75+
256.925
Vernieuwen rijbewijs ABE
29.479
CDE
130.041
Examenkandidaten ABE en tussentijdse meldingen
69.403
Niet-medisch (16 x NEE)1
286.546
X Noot
1
De categorie niet-medisch zijn bestuurders die op hun Gezondheidsverklaring alle vragen
met «nee» kunnen beantwoorden. Nader onderzoek is bij hen niet nodig.
Tabel 2
Besluit met beperking 2019: 154.842
Klantgroep
(Termijn)beperking
Vernieuwen rijbewijs 75+
79.487
Vernieuwen rijbewijs ABE
25.271
CDE
38.409
Examenkandidaten ABE en tussentijdse meldingen
11.675
Tabel 3
Ongeschikt besluit 2019: 9.444
Klantgroep
Besluit ongeschikt
Vernieuwen rijbewijs 75+
3.389
Vernieuwen rijbewijs ABE
2.025
CDE
168
Examenkandidaten ABE en tussentijdse meldingen
3.862
Uitsplitsing van deze gegevens naar categorie medische aandoening is helaas niet mogelijk.
Dat heeft ermee te maken dat de aandoeningen die in de Regeling eisen geschiktheid
2000 (REG2000) worden vermeld, bij de verwerking door het CBR worden vertaald in een
groter aantal specifiekere typen aandoeningen. Dat leidt in de praktijk tot meer dan
honderd verschillende typen aandoeningen, waarbij ook weer honderden varianten mogelijk
zijn. Daarbij komt dat mensen soms meerdere aandoeningen hebben, waarbij een besluit
over ongeschiktheid of beperkte geschiktheid niet één-op-één terug te herleiden is
naar één specifieke aandoening.
Toezicht CBR
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of er al zicht is op een terugkeer
naar de normale gang van zaken bij het CBR of dat deze nog een tijd onder toezicht
blijft staan.
Ik ben van mening dat het aangescherpt toezicht op het CBR op dit moment nog nodig
is. Het CBR heeft aangegeven te verwachten dat de werkvoorraad medische rijgeschiktheid
in het eerste kwartaal 2021 op orde is. Zolang de werkvoorraad nog niet op genormaliseerd
niveau is, acht ik het van belang om het aangescherpt toezicht aan te houden.
AMvB verlenging EU verordening
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de invoering van de algemene maatregel
van bestuur (AMvB) van 1 december 2019 voor de verlenging van het rijbewijs voor 75-jarigen
geleid heeft tot een inloop van de achterstanden bij het CBR. Kan de Minister hier
een toelichting op geven?
De AMvB 75+ heeft het mogelijk gemaakt dat senioren met een verlopen rijbewijs, als
gevolg van de wachttijden bij het CBR, de weg op konden. Door 75-plussers een administratieve
verlenging van het rijbewijs van een jaar te geven ontstond tevens ruimte om de achterstanden
bij de overige indieners van een gezondheidsverklaring in te lopen (beroepschauffeurs,
examenkandidaten, tussentijdse melders en mensen met een rijbewijs met een beperking).
Deze achterstanden zijn inmiddels vrijwel volledig ingelopen en de reactietermijnen
zijn weer nagenoeg binnen de afgesproken kpi (< 28 dagen). Daarmee is vervolgens weer
ruimte ontstaan om senioren die onder de AMvB vallen in behandeling te nemen. Het
aantal mensen onder de AMvB doelgroep neemt dan ook met forse schreden af. Op het
hoogtepunt in maart van dit jaar vielen bijna 120.000 dossiers in de AMvB 75+. Inmiddels
(eind oktober) is dat teruggelopen naar circa 51.000. Het CBR verwacht dat in het
eerste kwartaal van 2021 de werkvoorraden op orde zijn en de reactietermijnen allemaal
binnen de afgesproken kpi zullen blijven.
De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden met de inwerkingtreding van de AMvB verlenging
EU-verordening en meer coulance voor 75-plussers die een herkeuring moeten doorlopen.
Tegelijkertijd vrezen deze leden dat hiermee ook knelpunten vooruit worden geschoven.
Deze leden vragen hoeveel herkeuringen van 75-plussers door de AMvB precies zijn uitgesteld.
Deze leden vragen of de werking van de AMvB nogmaals kan worden verlengd als de COVID-19-crisis
in 2021 nog niet is opgelost. Is de Minister het met deze leden eens dat het CBR moet
anticiperen op het hoge aantal herkeuringen dat uitgevoerd moet worden, zodra de verordening
voorbij is? Deze leden vragen hoe het CBR anticipeert op het moment dat de verlenging
eindigt en veel ouderen alsnog herkeurd moeten worden.
Dagelijks stromen er mensen in de «75plus AMvB» (zodra zij een gezondheidsverklaring
indienen en voldoen aan de criteria). Ook vindt er dagelijks uitstroom plaats uit
de AMvB omdat er een eindbesluit wordt genomen. Het is dus een dynamische voorraad.
Onderstaand de aantallen senioren die onder de AMvB vielen (cijfers ultimo maand):
December 2019:
85.858
Januari 2020:
101.628
Februari 2020:
114.130
Maart 2020:
119.359
April 2020:
107.933
Mei 2020:
98.220
Juni 2020:
89.470
Juli 2020:
73.518
Augusts 2020:
61.640
September 2020:
54.125
Het is niet exact aan te geven hoeveel keuringen later plaatsvinden dan in een normale
situatie. Veel instromers in de AMvB 75+ krijgen via het automatisch protocol een
verwijzing naar de keuringsarts die zij geacht worden op te volgen. Daar vindt de
keuring dus net zo snel plaats als onder normale omstandigheden. Alleen in de gevallen
waar het gezondheidsbeeld complexer is en er een handmatige verwijzing plaats moet
vinden, vindt deze later plaats dan in de reguliere situatie
Het CBR ziet geen gevaar dat knelpunten vooruit worden geschoven en dat er een stuwmeer
aan dossiers ontstaat. Dat vindt op dit moment ook niet plaats. Het afhandelen van
de voorraad dossiers die onder de AMvB 75+ vallen vordert gestaag. Het CBR verwacht
nog steeds dat de werkvoorraden uiterlijk in het eerste kwartaal van 2021 op genormaliseerd
niveau zijn. De AMvB 75+ wordt na 1 december 2020 nog met 6 maanden verlengd tot 1 juni
2021.
Stelsel Rijgeschiktheid en visiedocument CBR
De leden van de VVD-fractie zijn op de hoogte van het feit dat ook de Stichting Wetenschappelijk
Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) werkt aan een onderzoek over welke structurele
veranderingen denkbaar zijn. Deze leden kijken uit naar dit rapport en vragen de Minister
wanneer dit te verwachten valt. Welke opties zijn denkbaar om de dienstverlening bij
het CBR structureel te verbeteren? Welk tijdpad is daarbij realistisch?
SWOV heeft de mogelijke alternatieven voor het stelsel rijgeschiktheid onderzocht.
De vijf deelonderzoeken waaruit dit onderzoek bestaat, zijn 19 oktober gepubliceerd.
Op basis van de uitkomsten van deze onderzoeken zullen beleidskeuzes in ontwikkelrichting
van het toekomstig stelsel gemaakt kunnen worden. Vervolgens zal het CBR gevraagd
worden om middels een uitvoeringstoets in kaart te brengen wat de consequenties van
een eventuele specifieke stelselwijzigingen zijn voor de uitvoeringspraktijk. Daarbij
komt dan ook een tijdslijn voor implementatie in beeld.
De leden van de PvdA fractie vragen wat de Minister vindt van het CBR-visiedocument.
Deze leden horen graag of de Minister vindt dat het CBR momenteel voldoende concrete
actie onderneemt om het stelsel rijgeschiktheid te verbeteren.
Op basis van de kennis en ervaring met de uitvoering heeft het CBR een visie opgesteld.
De visie geeft aan waar CBR mogelijkheden ziet voor verbetering. Zoals u weet heeft
SWOV op mijn verzoek een onderzoek uitgevoerd naar alternatieven voor het huidige
stelsel rondom rijgeschiktheid. De SWOV heeft 19 oktober de eindrapportage van de
onderzoeken gepubliceerd. Op basis van deze inbreng en met de inbreng van het CBR,
zal ik onder anderen met het CBR in gesprek gaan over het medische stelsel en zal
ik daarnaast breed met stakeholders in gesprek gaan over het medische stelsel. Binnenkort
zal ik uw Kamer hierover berichten.
Eindrapport Eringa
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het CBR Visiedocument Rijgeschiktheid
en het rapport-Eringa. Deze leden kijken met belangstelling uit naar de eindrapportage
van de SWOV en AEF-onderzoek dat medio oktober wordt gepubliceerd. Deze leden vragen
de Minister wat zij vindt van de aanbevelingen uit het rapport-Eringa. Deze leden
vragen de Minister of zij verrast is door de inhoud van het rapport-Eringa. Deze leden
vragen of de Minister het beeld herkent dat de interne cultuur bij het CBR een probleem
is voor het functioneren van de organisatie.
Verder horen deze leden graag welke aanvullende maatregelen de Minister neemt naar
aanleiding van de aanbevelingen van het rapport-Eringa.
Het eindrapport en de aanbevelingen van de heer Eringa zijn zeer behulpzaam en worden
door het CBR en IenW omarmd. De beelden zoals geschetst door de heer Eringa zijn herkenbaar
en sluiten aan bij de informatie die ik ontvang van het CBR. Als eigenaar en opdrachtgever
van het CBR zie ik dat de nieuwe directie flinke stappen zet, ook op het gebied van
de cultuur bij het CBR, en steun ik de directie waar mogelijk.
De aanbevelingen van de heer Eringa worden door het CBR opgepakt. Er is veelvuldig
contact tussen het CBR en mijn ministerie, waarbij de opvolging van de diverse aanbevelingen
van de heer Eringa regelmatig onderwerp van gesprek is. Daarnaast heb ik het CBR gevraagd
om, in samenspraak met mijn ministerie, te komen met een langetermijnplan voor de
ontwikkeling van het CBR in den brede.
Motie rol ministerie
De leden van de SP-fractie brengen de motie van het lid Laçin (Kamerstuk 29 398, nr. 681) in herinnering. Deze motie is bijna anderhalf jaar geleden ingediend. Wanneer kan
de Kamer de resultaten van dit onderzoek tegemoetzien?
De motie is ingevuld door de Galan Groep te vragen de rol van het ministerie bij de
problematiek bij het CBR te laten onderzoeken. Het rapport van de Galan Groep is op
13 juni 2019 samen met een Kamerbrief (Kamerstuk 29 398, nr. 718) aan de Kamer aangeboden.
Leeftijdskeuring
De leden van de D66-fractie lezen in het onderzoek van Andersson Elffers Felix uit
2012, dat het periodiek keuren van (toen 70-plussers) niet volgt uit een Europese
verplichting. Het is een zogenaamde ex-ante-kop, oftewel een eigen keuze van Nederland
om deze groep van personen te keuren boven een willekeurige leeftijdsgrens. Kan de
Minister inzicht geven in hoe destijds (2012) het besluit tot stand is gekomen om
de leeftijdsgrens te stellen op 75 jaar? Wordt de conclusie uit het rapport van 2012
door Andersson Elffers Felix nogmaals door hen bevestigd dat het stellen van een generieke
leeftijdsgrens waarboven de rijgeschiktheid van een persoon beoordeeld moet worden,
niet volgt uit een Europese verplichting? Is de Minister het met deze leden eens dat
het daarom een politieke keuze is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke aspecten spelen
dan volgens de Minister een rol bij het stellen van die leeftijdsgrens op 75 jaar?
Maakt de generieke leeftijdsgrens van 75 jaar deel uit van de door de Minister aangekondigde
stelselherziening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de Minister aangeven op welke wijze
de hiervoor bedoelde aspecten voor het stellen van een nieuwe leeftijdsgrens zijn
betrokken?
Het klopt dat het stellen van een generieke leeftijdsgrens niet volgt uit een Europese
verplichting. De leeftijdsgebonden keuring is een keuze die Nederland heeft gemaakt
vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid. Naarmate de leeftijd vordert neemt de kans
op functiebeperkingen toe. Naar aanleiding van een onderzoek van SWOV is de leeftijd
destijds van 70 naar 75 jaar gegaan. De eindrapportage van de SWOV die onlangs gepubliceerd
is noemt als één van de alternatieven om het huidige stelsel efficiënter te maken
het afschaffen van de leeftijdskeuring. Ik zal uw Kamer in november inlichten over
de vervolgstappen naar aanleiding van de uitkomsten van de SWOV-eindrapportage en
het CBR Visiedocument.
Regeling eisen geschiktheid 2000 en Gezondheidsraad
De leden van de VVD-fractie vragen wat de stand van zaken betreffende de Gezondheidsraad
is. Wanneer is een antwoord van de Gezondheidsraad voorzien?
Er is frequent overleg met de Gezondheidsraad om te bezien hoe regelgeving over rijden
met aandoeningen kan worden geactualiseerd. De beleidslijn voor het stellen van geschiktheidseisen
is nog steeds versoepelen waar mogelijk, aanscherpen waar expliciet nodig voor de
verkeersveiligheid. Zo heb ik de Gezondheidsraad om advies gevraagd over de medische
keuring voor mensen met een autismespectrumstoornis, de noodzaak van de verplichte
rijtest bij ADHD en de verplichte herkeuring voor mensen met een pacemaker.
Ik informeer u over deze adviezen wanneer ik reactie heb ontvangen van de Gezondheidsraad.
Daarnaast ga ik met de Gezondheidsraad in gesprek over hoe we de Regeling Eisen Geschiktheid
2000 continu met elkaar kunnen blijven actualiseren, waarbij de Gezondheidsraad nieuwe
wetenschappelijke inzichten over aandoeningen proactief signaleert.
De leden van de D66-fractie merken op dat uit onderzoek van Radio1 Reporter is gebleken
dat het wetenschappelijke bewijs tussen vormen van Autisme Spectrum Stoornis (ASS)
en de rijvaardigheid zeer dun is. Het onderzoek hiernaar is bovendien gedateerd (uit
2013). Deze leden zijn dan ook blij dat de Minister de Gezondheidsraad hierover opnieuw
om advies vraagt. Ook onderschrijven deze leden de noodzaak dat categorie 10 uit de
Regeling eisen geschiktheid 2000 tegen het licht wordt gehouden. Gaat de Minister
over andere stabiele ziektebeelden (zoals ADHD en dwarslaesie) of ziektebeelden waarvan
men hersteld is, maar waarvoor wel een beoordelingsverplichting geldt (zoals na een
TIA of hartinfarct) nader advies aanvragen van de Gezondheidsraad? Zo ja, wanneer
kunnen de resultaten hiervan aan de Kamer worden toegezonden? Zo nee, maakt een herbeoordeling
van de stabiele ziektebeelden dan wel deel uit van de voorgenomen stelselherziening?
Immers, over de noodzaak voor (en effectiviteit van) periodieke keuringen bij stabiele
ziektebeelden zijn eerder al kritische vragen gesteld. Deze leden lezen in een onderzoek
uit 2012 dat in opdracht van toenmalig Minister Schultz is uitgevoerd door het bureau
Andersson Elffers Felix dat: «De effectiviteit van het afgeven van rijbewijzen met
een beperkte
geldigheidsduur en de mogelijkheid van het eisen van herkeuringen is beperkt voor
mensen met een stabiel ziektebeeld (ADHD) of met ziekten waarvan een chauffeur hersteld
is (zoals een TIA). Indien eenmaal is vastgesteld dat een dergelijke aandoening de
geschiktheid niet (meer) nadelig beïnvloedt, lijken deze herkeuringen niet effectief.»
Deze leden vragen of het bureau Andersson Elffers Felix, dat ook nu weer het onderzoek
voor het ministerie uitvoert, deze mening nog steeds is toegedaan.
In de regelgeving is vastgelegd dat bij een volstrekt stabiele aandoening een herkeuring
niet nodig is. Dit kan bij ADHD het geval zijn: indien op basis van het rapport van
de psychiater en de rijtest blijkt dat de aandoening de rijvaardigheid niet nadelig
beïnvloedt, wordt de kandidaat onbeperkt geschikt verklaard. Indien gebleken is uit
een rijtest dat men, eventueel met aanpassingen aan de auto, veilig kan rijden, hoeft
men daarna niet meer terug te komen. Voor een TIA geldt dat er wel een initiële medische
beoordeling nodig is, maar indien er na twee weken geen met de geschiktheid interfererende
lichamelijke of geestelijke functiestoornis is, kan een kandidaat op basis van de
door de keurend arts ingevulde beroertevragenlijst onbeperkt geschikt worden verklaard.
Indien er nieuwe wetenschappelijke inzichten bekend zijn over rijden met een aandoening,
kan de Gezondheidsraad worden gevraagd om hier opnieuw advies over uit te brengen.
De SWOV en AEF hebben de mogelijke alternatieven voor het stelsel rijgeschiktheid
onderzocht. De vijf deelonderzoeken waaruit dit onderzoek bestaat, zijn 19 oktober
gepubliceerd op de websites van SWOV en AEF. In november worden de rapporten met inhoudelijke
duiding met uw Kamer gedeeld. Op basis van de uitkomsten van de onderzoeken zullen
beleidskeuzes gemaakt kunnen worden en zal nagegaan kunnen worden welke aanpassingen
aan regelgeving en in uitvoering daarbij effectief en haalbaar zijn. Uitgangspunt
is dat het nieuwe stelsel meer risicogestuurd is en ruimte biedt voor maatwerk in
de uitvoering. Het anders keuren van stabiele medische aandoeningen kan hier onderdeel
van zijn.
Gezondheidsraad en transportbranche
De leden van de PvdA-fractie lezen in de brief van 25 september over de stand van
zaken CBR: «het advies van de Gezondheidsraad over het gebruik van categorie II geneesmiddelen
door beroepschauffeurs wordt op dit moment om uitvoerbaarheidsredenen niet overgenomen.
Dit advies vraagt beroepschauffeurs om bij gebruik van categorie II medicatie een
verklaring van een arts te kunnen overleggen, waaruit blijkt dat de chauffeur geen
rijgevaarlijke bijwerkingen ervaart van het medicijn. Het CBR heeft echter aangeven
maar een deel van de groep beroepschauffeurs tijdens de verlenging van het rijbewijs
te treffen. Dit advies heeft tevens gevolgen voor de transportbranche. Daarom zal
ik de mogelijkheden en implicaties van dit advies samen met de transportbranche en
het CBR nader verkennen.»
De leden van de PvdA-fractie vragen om een nadere toelichting over de uitvoerbaarheidsredenen
waarom het advies van de Gezondheidsraad over categorie II-geneesmiddelen door beroepschauffeurs
niet wordt overgenomen. Deze leden vragen de Minister op welke termijn de implicaties
van dit advies van de Gezondheidsraad samen met de transportbranche verkend zijn.
Deze leden vragen de Minister of dit op korte termijn met de transportbranche besproken
kan worden.
De adviezen van de experts uit de Gezondheidsraad zijn waardevol en worden in de meeste
gevallen integraal overgenomen. Bij het advies over de aanpassing van hoofdstuk 10
van de Regeling eisengeschiktheid 2000 was dit echter niet mogelijk, omdat het CBR
heeft aangegeven dat het advies in de huidige vorm niet uitvoerbaar is. Dit advies
stelt dat beroepschauffeurs die categorie II geneesmiddelen gebruiken voortaan een
verklaring van een arts moeten kunnen overleggen waaruit blijkt dat zij geen rijgevaarlijke
bijwerkingen ervaren.
Het CBR heeft aangegeven geen informatie te hebben over of een groep 1- rijbewijs
beroepsmatig wordt gebruikt, bijvoorbeeld door een taxichauffeur. Het CBR zou dit
bewust moeten gaan uitvragen en chauffeurs uit deze groep die rijgevaarlijke medicatie
uit categorie II gebruiken zouden dan een code 100 opgelegd krijgen. Dit betekent
dat het rijbewijs alleen voor privédoeleinden gebruikt mag worden.
Daarnaast zou implementatie van dit advies voor het CBR zorgen voor een hoge werkvoorraad,
langere doorlooptijden en wijzigingen in het automatisch protocol.
Dit advies heeft tevens gevolgen voor de transportbranche. Daarom zal ik de mogelijkheden
en implicaties van dit advies voor het einde van het jaar samen met de branche en
het CBR nader verkennen. Met de implementatie van de andere drie adviezen zal niet
gewacht worden, omdat het hier om versoepelingen gaat.
Hoge kosten psychische keuringen ADHD
De leden van de VVD-fractie ontvangen nog steeds schrijnende berichten over mensen
die hoge kosten moeten maken voor de verlenging van hun rijbewijs. Zo moet iemand
met ADHD een psychische keuring ondergaan en opnieuw een rijexamen doen voor bij elkaar
zo’n € 500. Komen deze bedragen de Minister bekend voor? Is zij het met deze leden
eens dat dit erg hoge kosten zijn voor een diagnose die niet aangepast is, maar wel
iedere vijf jaar tot een herziening van het rijbewijs leidt?
Mensen met ADHD of ADD die voor de eerste keer rijexamen doen zijn volgens de Regeling
eisen geschiktheid 2000 verplicht om zich medisch te laten keuren. Zij brengen een
bezoek aan een psychiater en doen een verplichte rijtest. Het klopt dat het bezoek
aan de psychiater kosten met zich meebrengt. De kosten die de psychiater in rekening
brengt zijn afhankelijk van de bestede tijd. De tarieven zijn vastgesteld door de
Nederlandse Zorg autoriteit (NZa).
De verplichte rijtest brengt geen kosten met zich mee. Het onderzoek van een psychiater
is van belang om na te gaan welke personen met ADHD/ADD veilig kunnen deelnemen aan
het verkeer. Het CBR heeft aangegeven dat het overgrote deel van de mensen met ADHD
die op basis van dit rapport geschikt worden verklaard, ook voor een onbepaalde termijn
geschikt wordt verklaard. Dit betekent dat zij niet elke vijf jaar terug hoeven te
komen. Alleen in bijzondere gevallen waarin de medisch beoordelaar van het CBR nog
verkeersveiligheidsrisico’s ziet, bijvoorbeeld bij alcoholmisbruik in het verleden,
kan een termijnbeperking worden opgelegd.
Impactanalyse Keuringsartsen
De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer de Minister het advies van het CBR verwacht
over hoe de keten met medische keuringen beter kan gaan functioneren. Deze leden vragen
wanneer de Minister de Kamer hierover kan infomeren. Deze leden vernemen graag van
de Minister of de andere ketenpartners, IGJ en NZa, ook zijn gevraagd om een advies
over de rol en samenwerking met het CBR. Deze leden vragen of de NZa, IGJ en CBR ook
een gezamenlijk advies kunnen uitbrengen over het versterken van deze keten medische
keuringen.
Het CBR heeft aangegeven de gedachte om als regisseur in de keten op te treden te
omarmen. Het kost echter tijd om een rol als ketenregisseur uit te werken en af te
wegen of het CBR aan een dergelijke rol in de toekomst invulling kan geven. Met de
NZa en de IGJ is reeds contact over de kwaliteit en het toezicht op artsen. Ik heb
het CBR gevraagd bij de uitwerking van de rol als ketenregisseur ook met deze partijen
af te stemmen.
Het CBR heeft mij eind september de «Beleidsverkenning borging kwaliteit medische
informatie» toegezonden. In de beleidsverkenning geeft het CBR aan dat het reeds diverse
activiteiten uitvoert om artsen te informeren, voor te lichten en te binden. Zo is
er naast een tweetal nieuwsbrieven gericht op de specifieke
doelgroepen van enerzijds keurend artsen en anderzijds medisch specialisten, een afdeling
Specialistenbeheer en is de functie van Accountmanagement ingericht als duidelijk
aanspreekpunt voor vragen van keurend artsen, medisch specialisten en patiëntverenigingen.
Daarnaast zijn er regelmatig bijeenkomsten met verenigingen van medisch specialisten
en patiëntenverenigingen en is er een jaarlijkse congresdag voor keurend psychiaters.
Het CBR geeft aan dat het onvoldoende aantoonbaar is in hoeverre deze activiteiten
bijdragen aan het beoogde doel, zeker als het gaat over een zeer groot aandeel keurend
artsen die slechts een zeer gering aantal keuringen uitvoeren. Het uitbreiden van
activiteiten gericht op artsen zonder duidelijk aantoonbare meerwaarde, is iets waar
het CBR niet zonder meer prioriteit aan wil geven. Het CBR ziet digitalisering als
de best haalbare, toetsbare en effectieve methode om aantoonbaar bij te dragen aan
de borging van de kwaliteit van medische informatie die artsen aan het CBR leveren.
Door bijvoorbeeld te investeren in de ontwikkeling van een meer gestructureerd digitaal
rapport, neemt de kans op fouten af en nemen de mogelijkheden voor beoordeling door
een automatisch protocol sterk toe.
Vrachtwagenchauffeur
De leden van de VVD-fractie willen de Minister bedanken voor de snelle beantwoording
van de schriftelijke vragen die deze leden vorige week stelden over de chauffeur in
Drenthe die vanwege zijn handicap niet meer mocht rijden (Aanhangsel Handelingen II
2020/21, nr. 276). Het is goed dat het gesprek met de desbetreffende chauffeur vanuit het CBR wordt
aangegaan om een nadere toelichting te geven over het besluit betreffende zijn aanvraag.
Daarbij is het goed dat de communicatie van besluiten met een dergelijke impact onder
de aandacht is. Deze leden vragen nog wel hoe in de toekomst voorkomen gaat worden
dat dit soort situaties zich voordoen.
De leden van de PVV-fractie vragen graag aandacht voor trucker Gerrie Pol. Een eenarmige
trucker, die al 31 jaar lang werkt als vrachtwagenchauffeur, maar nu, twee jaar voor
zijn pensioen, te horen krijgt dat zijn rijbewijs is ingetrokken door het CBR. Het
CBR verwees naar een wetswijziging in 2000, twintig jaar geleden dus. Deze leden vragen
of de Minister dit ook niet te zot voor woorden vindt. Gaat zij mee in het «wet is
wet»-verhaal van het CBR, of gaat zij ervoor zorgen dat deze chauffeur, die zijn leven
lang hard heeft gewerkt, weer aan de slag mag? En is zij het met deze leden eens dat
deze trucker een voorbeeld is voor al die mensen die hard willen werken en, ondanks
alle uitdagingen, iets moois van hun leven willen maken?
De leden van de CDA-fractie zagen in het nieuws dat de heer Pol, al jarenlang vrachtwagenchauffeur
op een melktankwagen, niet meer mag rijden.3 De chauffeur rijdt al jaren in een aangepaste wagen en heeft geen verandering in
zijn medische situatie gehad sinds de vorige verlenging van zijn rijbewijs. Deze leden
horen graag van de Minister hoe het kan dat er geen verlenging is gegeven. Daarnaast
willen deze leden graag weten hoe dit aan de heer Pol is gecommuniceerd. Deze leden
vinden het belangrijk dat iedereen mee kan doen in de maatschappij. Deze leden prijzen
dan ook de inzet van het CBR in 1989, toen de hoofdexaminator persoonlijk het examen
aflegde van de heer Pol. Omdat hij zo zelf kon oordelen of de rijvaardigheid van de
heer Pol voldoende was. Verkeersveiligheid stond voorop, maar het CBR leverde maatwerk.
Als er twijfel bestaat of de heer Pol voldoende in staat is om goed te reageren in
een noodsituatie, is het CBR bereid om de heer Pol dan een test te laten afleggen
via een rijsimulator waar het rijden in een tankwagen gesimuleerd wordt? Zou de Minister
dit na kunnen gaan? Deze leden hebben begrepen dat deze rijsimulatoren bijvoorbeeld
beschikbaar zijn in Wageningen bij GreenDino. Maatwerk, zoals in 1989, met een modern
randje noemen deze leden dat.
Het besluit van het CBR heeft grote impact op het leven van de betrokken chauffeur.
Met de leden van de VVD-factie ben ik het eens dat het CBR zorgvuldiger had moeten
zijn in de wijze waarop dit besluit naar betrokkene gecommuniceerd is. Tijdens mijn
werkbezoek aan het CBR op 30 september jl. heb ik hier nadrukkelijk aandacht voor
gevraagd. Het CBR heeft aangeven de wijze waarop het besluit naar betrokkene is gecommuniceerd,
per brief, zeer te betreuren. De algemeen directeur van het CBR heeft inmiddels persoonlijk
contact opgenomen met de betrokkene. Het CBR heeft gezegd de leerpunten uit deze individuele
zaak mee te nemen voor de toekomst. Binnen het CBR wordt gekeken hoe het proces zodanig
aangepast kan worden dat ingrijpende besluiten op een andere, meer persoonlijke manier
gecommuniceerd kunnen worden.
Ik deel met de leden van de PVV- en CDA-fractie fractie dat het lovenswaardig is dat
iemand met een beperking volledig participeert in de maatschappij. Zoals ik in het
nota-overleg van 12 oktober jl. (Kamerstuk 29 398, nr. 878) richting uw Kamer heb gezegd, past mij verder wel terughoudendheid bij het beantwoorden
van vragen over deze individuele zaak omdat besluiten over dergelijke aanvragen toekomen
aan de deskundigen van het CBR. Het is niet aan mij om in die beoordeling te treden.
Bovendien loopt er momenteel een juridische procedure rondom dit besluit.
Wat de vraag van de CDA-fractie betreft naar een hernieuwde beoordeling, bijvoorbeeld
met behulp van een rij-simulator, is het ook aan de deskundigen van het CBR om daarin
een afweging te maken. Een rit in een rijsimulator is volgens het CBR in dit specifieke
geval geen oplossing, omdat de bestuurder nog steeds in alle gevallen met twee armen
het stuur moet kunnen vastgrijpen. Een rit in een rij-simulator zou daarom niet tot
een andere uitkomst leiden.
Het CBR heeft in 2003 in een landelijk overleg met alle Deskundigen Praktische Rijgeschiktheid
invulling gegeven aan de eisen voor wat betreft de rijgeschiktheid voor mensen met
een lichamelijke handicap (hoofdstuk 9 Regeling eisen geschiktheid 2000). Hierbij
is vastgesteld dat personen met een amputatie (of het ontbreken van de arm) in of
boven het ellebooggewricht ongeschikt zijn voor het besturen van een vrachtauto. De
ongeschiktheid komt met name door het niet kunnen ingrijpen tijdens noodsituaties.
In dergelijke gevallen is het door het ontbreken van een arm onmogelijk om een zwaar
voertuig voldoende onder controle te houden. Dit risico wordt vergroot door het gewicht,
de omvang en lading van het voertuig waarin gereden wordt. De gevolgen van een ongeval
bij een vrachtwagen zijn groter dan bij een personenauto. Wanneer er sprake is van
een amputatie onder het ellebooggewricht, is het wel mogelijk dat er een verklaring
van rijgeschiktheid wordt afgegeven. Om die reden kan er dan wel met behulp van een
prothese een rij-test afgenomen worden. Dat is helaas niet van toepassing op dit individuele
geval.
Kwaliteit rijschoolbranche
De leden van de PvdA-fractie PvdA-fractie vragen of het wenselijk is dat het CBR een
regierol gaat spelen in de keten rijvaardigheid, gezien de grote achterstanden en
veranderopgave die het CBR komende tijd heeft. Deze leden vragen wanneer de Kamer
nader over de vervolgstappen van deze commissie geïnformeerd zal worden.
De leden van de PvdA-fractie vragen welke lessen worden getrokken uit het faillissement
van de Zoetermeerse Verkeersschool Aalbregt en waarom de Minister de aangenomen motie
van het lid Kuiken (Kamerstuk 29 398, nr. 403) niet gewoonweg uitvoert, inhoudend dat een keurmerk en onafhankelijk klachtenmeldpunt
in de rijscholenbranche wordt gerealiseerd. Is de Minister het met deze leden eens
dat
het zeer noodzakelijk is om de cowboys onder de rijscholen daadkrachtig aan te pakken?
Is de Minister bereid om nog dit jaar te komen met een keurmerk, een klachtenmeldpunt
en strengere eisen voor rijscholen? Daarnaast vragen deze leden of de Minister het
met de PvdA-fractie deelt dat marktwerking een grote rol speelt binnen de keten rijvaardigheid
als het gaat om de kwaliteit van de rijschoolbranche en het slagingspercentage bij
rijexamens. Deze leden vragen welke rol de Minister ziet voor het Ministerie van IenW
als het gaat om de keten rijvaardigheid en het verbeteren van de kwaliteit van de
rijschoolbranche. Deze leden vragen of de rol van het Ministerie van IenW ook onderdeel
van de probleemanalyse wordt die deze commissie zal schetsen.
De leden van de PvdA-fractie stellen vragen over de kwaliteitsverbetering in de rijscholenbranche.
Ik heb de heer Roemer bereid gevonden om advies te geven over de vraag hoe deze kwaliteitsslag
in de rijscholenbranche het beste kan worden gemaakt. De heer Roemer zal dit advies
tot stand brengen in samenwerking met een begeleidingscommissie die breed zal zijn
samengesteld. Het advies zal zich toespitsen op een goede vorm van certificering voor
de rijscholen, die aansluit bij de probleemanalyse en kan rekenen op draagvlak. Begin
volgend jaar zal het onderzoek zijn afgerond. De resultaten van dit onderzoek zal
ik dan met u delen.
Doel van dit onderzoek is om een heldere probleemanalyse tot stand te brengen die
meer zicht biedt op de omvang van de signalen in de branche die vragen oproepen over
de kwaliteit van de branche. Een faillissement van een rijschool is een voorbeeld
van een dergelijk signaal. Daarnaast zijn er ook signalen die duiden op onjuiste voorlichting
aan consumenten, bijvoorbeeld over slagingspercentages en de inhoud van examens en
opleiding, waardoor leerlingen niet adequaat worden opgeleid. Het is belangrijk dat
leerlingen zich goed oriënteren op een rijschool die goede kwaliteit levert. Ik heb
signalen ontvangen dat er «turbo-opleiders» in de sector actief zijn die de gewenste
kwaliteit niet leveren en daar waarschuw ik voor.
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of zij ook bredere stappen neemt
omtrent de aanpak van de problemen bij het CBR. Belangrijke zaken als malafide artsen
of louche rijschoolhouders dragen wel bij aan de problemen van het CBR, maar vallen
niet onder deze instantie zelf. Werkt zij ook in deze sectoren aan aanvullende oplossingen?
Naar de vermeende casus dat mensen door wat te betalen een gunstig keuringsrapport
van een keuringsarts kunnen verkrijgen, is vorig jaar door het CBR onderzoek gedaan.
Daar bleek geen concrete aanwijzing voor te zijn. Ook bij de Inspectie Gezondheidzorg
en Jeugd en de Nederlandse Zorgautoriteit zijn geen aanwijzingen bekend dat er door
keuringsartsen verklaringen tegen betaling zijn afgegeven. Naast de waarborgen voor
de kwaliteit van de medische keuringen die bij het CBR zijn belegd, houdt de Inspectie
toezicht op de kwaliteit van de zorg die door artsen wordt geleverd en hun handelen
op basis van respectievelijk de «Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg» en de
«Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg». Daarnaast bepaalt de Nederlandse
Zorgautoriteit de maximumtarieven die keuringsartsen en medisch specialisten voor
de prestaties mogen rekenen. Hiermee biedt het huidige stelsel voldoende mogelijkheden
om toezicht te houden op de kwaliteit van de keuringsartsen en medisch specialisten.
Als het gaat om de kwaliteit van de rijschoolbranche in het licht van signalen die
erop duiden dat de kwaliteit van deze branche soms onvoldoende is, verwijs ik naar
het antwoord op de vragen van de PvdA-fractie zoals hierboven vermeld.
Eisen voertuigen rijschoolhouders
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of zij ervan op de hoogte is dat
het CBR de eisen met betrekking tot voertuiglengte, as-afstanden en gewichten gewijzigd
heeft. Alles lijkt erop dat hiermee kleine rijscholen gedwongen worden om te investeren
in nieuw materiaal, iets wat in deze coronatijd niet mogelijk is. Is dat de bedoeling?
En is zij bereid de rijschoolhouders hier wat ruimte te gunnen, zodat zij niet in
de financiële problemen komen?
Het is bekend dat het CBR in overleg met de branche nieuwe eisen heeft geformuleerd
voor examenvoertuigen. Hiervoor moet nog een formeel besluit worden genomen, in de
vorm van een aanpassing van het Reglement rijbewijzen wat nog aan de Kamer en mijzelf
is. Indien dit besluit genomen wordt zal dit een overgangsbepaling bevatten om rekening
te houden met de afschrijvingstermijn van de bestaande voertuigen.
Rijbewijzen nieuwe voertuigen
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of zij op de hoogte is van de problemen
omtrent het BE-rijbewijs en nieuwe voertuigen. Deze leden ontvingen een noodkreet
van een chauffeur uit Alkmaar. Die heeft zijn BE-rijbewijs van voor 2013, maar merkt
nu dat nieuwe voertuigen veelal een C1-rijbewijs vereisen. De vrees is dat een hele
groep lotgenoten straks een probleem heeft, omdat nieuwe voertuigen niet meer gereden
mogen worden met hun rijbewijs, omdat een extra keuring voor problemen kan zorgen.
Is de Minister daarvan op de hoogte en welke mogelijkheden ziet zij om iets aan dit
probleem te doen?
Het is mij bekend dat de laatste jaren bepaalde voertuigen zodanig groter en zwaarder
worden uitgevoerd dat deze niet meer met een B-rijbewijs bereden kunnen worden. Op
korte termijn is hier geen oplossing voor te bieden omdat de rijbewijscategorieën
duidelijk zijn omschreven in de Europese derde rijbewijsrichtlijn die – met uitzondering
van elektrisch voortgedreven bestelbussen – geen ruimte biedt om hiervan af te wijken.
Nederland heeft in het kader van de evaluatie van de derde rijbewijsrichtlijn bij
de Commissie wel aandacht gevraagd voor dit probleem. Mogelijk kan de vierde rijbewijsrichtlijn
een oplossing hiervoor bieden, bijvoorbeeld door het makkelijker te maken om een voertuig
in de categorie 3.500–4.250 kg te mogen besturen.
Motorrijbewijs en faalangst
De leden van de CDA-fractie vragen of het juist is dat er voor mensen die voor een
motorrijbewijs willen afrijden géén faalangst examen bestaat. Zo ja, kan de Minister
aangeven waarom hier een verschil in zit? Is het niet efficiënter en voor de persoon
die zijn motorrijbewijs wil halen aangenamer als dit, net als bij het autorijbewijs
eerder kan worden aangevraagd?
Het faalangstexamen bestaat alleen voor diegenen die examen doen voor het autorijbewijs.
Het CBR geeft aan dat bij de invoering van het faalangstexamen is gebleken dat vooral
voor de doelgroep jonge beginnende automobilisten behoefte was aan een dergelijk examen.
Het motorexamen daarentegen wordt vaak vanuit een hobbymatige motivatie gedaan. De
kracht van het faalangstexamen komt daarnaast bij de motor minder tot zijn recht omdat
de examinator achter de examenkandidaat aanrijdt.
Coulance en taxichauffeurs
De leden van de CDA-fractie lezen dat de coulanceregeling voor (aspirant-)taxichauffeurs
met terugwerkende kracht is verlengd tot 1 oktober 2020. De coulanceregeling is nu
beëindigd. Kan de staatsecretaris bevestigen dat het probleem voor deze groep is opgelost?
Zo nee, overweegt de Staatssecretaris dan een verlenging?
Volgens de informatie van het CBR is de capaciteit voor de praktijkexamens voor taxi
afdoende voor de vraag. Door de coulanceregeling hebben aspirant- taxichauffeurs met
een verlopen tijdelijk certificaat langer de tijd om hun examen te halen. Mochten
individuele chauffeurs toch in de knel komen, dan zoekt het CBR naar een maatwerkoplossing.
Namens de Staatssecretaris kan ik bevestigen dat het probleem is opgelost en dat een
verdere verlenging van de coulance niet nodig is.
Proces verlopen rijbewijzen RDW en CBR
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister waarom de taken van het CBR en
de RDW van elkaar zijn losgeknipt, als dat leidt tot onhandige situaties. Zo kan het
CBR niet melden wanneer een rijbewijs verloopt, terwijl dat voor het proces wel handig
zou zijn. Is de Minister bereid naar deze situatie te kijken en opties uit te werken
die hier verandering in kunnen brengen?
Het CBR kan voor alle gevallen online het rijbewijsregister raadplegen en aanpassingen
kunnen snel in overleg met de RDW worden afgestemd en uitgevoerd. Het is vooralsnog
niet duidelijk of het vanuit het perspectief van een goede klantbediening een probleem
is dat de RDW de communicatie naar groepen rijbewijshouders verzorgt. Ik ben bereid
om te bezien of de huidige taakverdeling problemen oproept.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier