Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Nijboer en Gijs van Dijk over 1 miljoen verzakkende huizen door bodemdaling
Vragen van de leden Nijboer en Gijs vanDijk (beiden PvdA) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Infrastructuur en Waterstaat over 1 miljoen verzakkende huizen door bodemdaling (ingezonden 15 september 2020).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 9 november 2020) Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 254.
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van het bericht «Bodemdaling groter dan verwacht: miljoen huizen
kunnen verzakken»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Welke kosten zijn gemoeid met de verzakking van 1 miljoen woningen, totaal en gemiddeld
per woning?
Antwoord 2
De kosten voor funderingsonderzoek- en herstel zijn gelieerd aan het aantal vierkante
meters grondgebonden oppervlak van een woning. In het verleden werd bij volledig funderingsherstel
uitgegaan van gemiddelde herstelkosten per pand van € 65.000. Als gevolg van de bouwkostenstijgingen
is dit bedrag opgelopen naar gemiddeld € 80.000 per pand. Zoals ik in antwoord op
eerdere Kamervragen2 heb aangegeven liggen de schattingen over het aantal woningen met funderingsproblemen
tussen de 550.000 en 1.000.000 woningen. Onbekend is voor welk deel van deze woningen
sloop en vervangende nieuwbouw zal plaatsvinden. In een recent rapport van Deltares3 wordt aangegeven dat de verwachte schade tot 2050 als gevolg van paalrot en verschilzetting
van op staal gefundeerde woningen tussen 5 en 39 miljard euro ligt. Door toename van
droogte als gevolg van de klimaatverandering kan dit oplopen tot tussen de 8 en 54
miljard euro. Hierbij wordt aangegeven dat bij het merendeel van de panden de kosten
van herstel beperkt zijn tot tussen de 500 en 10.000 euro. Bij een kleiner deel van
de panden zullen grondige herstelwerkzaamheden en/of een nieuwe fundering nodig zijn.
De kosten hiervoor worden geschat tussen de 30.000 en 120.000 euro per pand.
Vraag 3
Vindt u het redelijk dat de kosten volledig voor rekening van huiseigenaren komen,
ook als zij zonder kennis over funderingsproblematiek de woning hebben gekocht?
Antwoord 3
De risico’s verbonden aan het eigen woningbezit, zoals onderhoud en herstel, komen
ten laste van de eigenaar. Dit geldt ook voor de fundering van de woning. Dat is een
kenmerkend verschil tussen het eigenaar zijn en het huren van een woning. Bij verkoop
van een woning geldt dat de verkopende partij verplicht is bekende gebreken te melden
en dat de aankopende partij een onderzoekplicht heeft. Daarnaast is de taxateur van
een pand verplicht in het taxatierapport een paragraaf op te nemen over de staat van
de fundering. Mocht een van de partijen hierin nalatig zijn geweest staat de weg naar
de rechter open.
De afgelopen jaren is de bewustwording rond funderingsproblematiek sterk vergroot.
Zo is er nu een standaard funderingsparagraaf in NVM-koopovereenkomsten, die waar
nodig toegevoegd kan worden en is er sinds 2018 verbeterde aandacht voor funderingsschade
of risico’s daartoe in taxaties https://www.kcaf.nl/fundering-in-model-taxatierapport/. Dit draagt bij aan vroegtijdige constatering, de mogelijkheid tot het nemen van
preventieve of levensduur-verlengende maatregelen en aan het voorkomen van procedures
na de koop inzake mogelijke verborgen of niet gemelde gebreken.
Vraag 4
Kunt u een overzicht bieden per gemeente, provincie of waterschap welk beleid wordt
gevoerd ten aanzien van het grondwaterpeil en welke doelen dit beleid nastreeft?
Antwoord 4
Uit navraag bij de koepels van provincies, waterschappen en gemeenten blijkt dat het
niet mogelijk is om dit overzicht op de gestelde termijn «en detail» te verstrekken;
dit zou een zeer omvangrijke inventarisatie vergen van alle plannen en beleidsstukken
van de betreffende overheden die gerelateerd zijn aan grondwaterbeheer. Het is uiteraard
wel mogelijk om inzicht te bieden in de wijze waarop peilbeheer in Nederland is geregeld
en welke afwegingen daarbij een rol spelen.
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat beheer van het grondwaterpeil afhankelijk
is van regionale en lokale omstandigheden (bodemtype, hoog of laag Nederland), waarbij
het doel is om het ruimtegebruik zo goed mogelijk te accommoderen en zowel wateroverlast
als watertekorten zoveel mogelijk te voorkomen.
Het grondwaterbeheer in Nederland is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheden
en eigenaren. Provincies bieden het algemene kader voor het grondwaterbeheer, maar
hebben geen formele rol ten aanzien van het grondwaterpeil in stedelijk gebied. Waar
mogelijk faciliteren (het proces), stimuleren (de samenwerking en kennisontwikkeling)
en verbinden de provincies partijen4. Provincies ondersteunen op deze manier de gemeenten, waterschappen en particulieren.
Daarbij is het doel enerzijds de kosten voor betrokkenen waar mogelijk te voorkomen
(bestaande bouw) en anderzijds in te zetten op duurzaam, veilig en efficiënt gebruik
van bodem en ondergrond, met name daar waar het nieuwbouw betreft5.
Waterschappen voeren het peilbeheer van het oppervlaktewater uit door in overleg met
belanghebbenden peilbesluiten (laag Nederland) en streefpeilen (hoog Nederland) vast
te stellen. Via het oppervlaktewaterpeil hebben waterschappen wel invloed op de grondwaterstanden
in een gebied, maar kunnen ze er niet direct sturing aan geven. Waterschappen stellen
met andere woorden geen grondwaterpeilen vast.
Waterschappen beheren het oppervlaktewaterpeil om, via een bestuurlijke afweging,
de aanwezige belangen in het gebied (water aan- en afvoer, waterberging, watervoorziening,
waterkwaliteit) en functies (bebouwde gebieden, landbouw, natuur, etc.) te bedienen.
Waterschappen zetten zich in om de peilen voor het oppervlaktewater jaarrond te handhaven.
In (langdurig) droge perioden zullen grondwaterstanden onvermijdelijk dalen, ook in
gebieden waar het oppervlaktewaterpeil kan worden gehandhaafd via wateraanvoer. Voor
situaties van watertekorten is een wettelijke verdringingsreeks ingesteld voor de
verdeling van het beschikbare oppervlaktewater.
Gemeenten hebben een zorgplicht ten aanzien van het grondwater. Deze zorgplicht betekent
dat een gemeente in openbaar gebied maatregelen moet treffen om structureel nadelige
gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemmingen zo veel
mogelijk te voorkomen of te beperken. Dit geldt voor zover het treffen van deze maatregelen
doelmatig is en niet tot de verantwoordelijkheid van een waterschap of provincie behoort.
Vraag 5
Vindt u het redelijk dat de kosten volledig voor rekening van huiseigenaren komen,
ook al worden de problemen mede veroorzaakt door het grondwaterpeil dat vooral gunstig
is voor anderen?
Antwoord 5
Uit jurisprudentie blijkt dat de overheid niet aansprakelijk is voor de funderingsschade
aan een woning als gevolg van de hoogte van de grondwaterstand. Eigenaren van woningen
zijn zelf verantwoordelijk voor de staat van de fundering onder hun woning en voor
het grondwater op hun perceel. Zoals ik al eerder heb aangegeven6 vind ik dat overheden de morele verplichting dragen om mogelijke impact op funderingen
mee te bij grondwaterbeheer. Daarbij moet worden aangetekend dat gemeenten en waterschappen
soms voor dilemma’s komen te staan, bijvoorbeeld als peilverlaging bij het ene huis
zorgt dat wateroverlast wordt voorkomen, maar bij het andere huis bijdraagt aan funderingsschade
door droogte.
Vraag 6
Is uw beleid voldoende om de verzakking van 1 miljoen woningen te adresseren, en verdere
verzakkingen te voorkomen? Kunt u dit cijfermatig onderbouwen?
Antwoord 6
Het beheer van grondwaterstanden in het stedelijk gebied is complex, omdat het moet
anticiperen op zowel natuurlijk fluctuaties van het grondwaterpeil als de gevolgen
van klimaatverandering (zowel langere perioden van droogte als vaker voorkomen van
extreme regenval). Die complexiteit wordt nog eens vergroot doordat, met name in historische
binnensteden, gebouwen verschillend zijn gefundeerd. Bodemzetting in het stedelijk
gebied wordt daarnaast veroorzaakt door druk van bebouwing, opgebrachte grond, bouwmaterialen
en infrastructuur. Het beheer van het oppervlaktewater en grondwater door waterschappen
en gemeenten kan dan ook niet garanderen dat verdere verzakking van woningen wordt
voorkomen. Gegeven de aard van het beleid is daar geen cijfermatige onderbouwing bij
te gegeven.
Vraag 7
Welk beleid voert u om verdere bodemdaling en uitdroging te voorkomen? Welk budget
is hiermee gemoeid, en wie profiteert daarvan?
Antwoord 7
Het Rijk voert op diverse terreinen beleid ten aanzien van bodemdaling en droogte.
In het kader van het Deltaprogramma Zoetwater wordt voor de periode 2022–2027 800
mln. euro beschikbaar gesteld om de toekomstige beschikbaarheid van zoetwater beter
te borgen, zodat Nederland beter weerbaar wordt tegen droogte en watertekorten.
In het kader van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie start vanaf 2021 de impulsregeling
ruimtelijke adaptatie. Hiermee wordt vanuit het Rijk 200 mln. euro beschikbaar gesteld
als bijdrage aan maatregelen ter beperking van wateroverlast, hittestress, droogte
en gevolgen van overstromingen7.
De Minister van LNV neemt de regie bij de aanpak van bodemdaling in veenweidegebieden
en heeft daartoe het nationaal Veenplan opgesteld. Daarvoor is in het klimaatakkoord
voor de periode 2020–2030 276 mln. euro beschikbaarheid gesteld8.
Specifiek voor het Groene Hart hebben Rijk en regio een Regiodeal afgesproken en stellen
daarvoor samen 20 mln. euro beschikbaar. Het doel van de Regiodeal is om via een samenwerking
tussen overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven handelingsperspectieven voor
burgers, ondernemers en overheden te bieden en innovatieve oplossingen te vinden zowel
voor de stedelijke als de landelijke problematiek rondom bodemdaling.
Voor een klimaatbestendig land- en watergebruik in bebouwd gebied is kennis van de
stedelijke watervraag en (vooral) handelingsperspectief nodig. Om hier antwoord op
te krijgen is, op basis van aanbevelingen van de beleidstafel Droogte, afgesproken
dat gemeenten de regie nemen bij de aanpak van droogte in het bebouwd gebied en onderzoek
doen naar klimaatbestendig land- en watergebruik in bebouwd gebied met focus op:
de watervraag van de stad, kwalitatief en kwantitatief, inclusief de watervraag van
adaptatiemaatregelen voor hitte en droogte en hoe daarin voorzien kan worden;
het handelingsperspectief: maatregelen die kunnen worden genomen om schade te vermijden;
de omvang van vermijdbare schade van bovengenoemde maatregelen in bebouwd gebied.
Deze actie wordt getrokken door de VNG en gemeenten, met input van waterschappen,
Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie, Deltaprogramma Zoetwater en het Nationaal Kennisprogramma
Bodemdaling.
Voorts is in het kader van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) afgesproken
dat alle overheden voor hun grondgebied stresstesten uitvoeren, om de kwetsbaarheden
voor klimaatverandering in beeld te brengen. Daarbij gaat het ook om bodemdaling.
Via de zogenaamde risicodialoog worden uitvoeringsprogramma’s opgesteld. Het is aan
de betreffende overheden zelf te bepalen welk beleid en uitvoering ze op basis daarvan
willen voeren. Bij de uitvoering van adaptatiemaatregelen kunnen decentrale overheden
gebruik maken van de eerdergenoemde impulsregeling ruimtelijke adaptatie.
Vraag 8
Welke maatregelen gaat u treffen om huiseigenaren te ondersteunen bij het verstevigen
van de fundering en het voorkomen van verzakkingen?
Antwoord 8
De aandacht voor de gevolgen van droogte op infrastructuur, waaronder de waterkeringen,
heeft al lang de aandacht in aanleg, beheer (inspectie) en onderhoud. Dit mede door
het Deltaprogramma waarin Rijk en regionale overheden samen met partners werken aan
het klimaatbestendig maken van Nederland. In lijn met de Nationale Adaptatie Strategie
en conform het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie worden stresstesten en risicodialogen
uitgevoerd om de gevolgen van klimaatverandering op de infrastructuur blijvend te
betrekken bij te nemen maatregelen. Hierbij is ook aandacht voor andere gevolgen van
(extreme) droogte door klimaatverandering op de infrastructuur, zoals bodemdaling,
natuur- en bermbranden en aantasting van nog bestaande houten funderingen.
Nederland heeft lange ervaring met het functioneel (onder)houden van de waterkeringen.
Daartoe dient een internationaal vermaarde systematiek van 12-jarige toetsing van
de primaire keringen. Deze toetsing wordt gevolgd door een programmering van het opheffen
van de geconstateerde kwetsbaarheden.
Daarnaast worden keringen bij bijzondere omstandigheden, zoals storm en droogte, extra
geïnspecteerd. Geconstateerde verzwakkingen worden, wanneer nodig, direct gerepareerd.
Bij de regionale keringen voeren de waterschappen vanuit provinciale normen, zeker
bij veendijken, maatregelen uit om de droogtegevoeligheid te beperken.
Om risico’s ten gevolge van droogtegevoeligheid van dijken bij lage wateraanvoer tegen
te gaan, bijvoorbeeld door het uitzakken van peilen, heeft dit belang in het wettelijke
instrument verdringingsreeksde hoogste prioriteit.
Vraag 9
Welke maatregelen gaat u treffen om infrastructuur en dijken te beschermen tegen de
gevolgen van uitdroging?
Antwoord 9
Zoals al bij eerdere beantwoording van Kamervragen aangegeven9 zet ik mij op verschillende manieren in om huiseigenaren te ondersteunen bij het
verstevigen van de fundering en het voorkomen van verzakkingen. Ten eerste door de
ontwikkeling van de «Landelijke viewer indicatieve aandachtsgebieden funderingsproblematiek».
Deze viewer geeft op de kaart weer in welke gemeenten woningen staan die mogelijk
gefundeerd zijn op houten funderingspalen. De viewer wordt dagelijks gemiddeld 1.500
maal geraadpleegd. Makelaars en taxateurs zijn tevens verplicht een afdruk uit deze
viewer toe te voegen aan het taxatierapport bij een specifieke funderingsparagraaf,
wanneer een woning wordt getaxeerd voor verkoop. Voorts ben ik voornemens om dit jaar
nog een update van de richtlijnen voor kwalitatief goed en uniform funderingsonderzoek
te ondersteunen.
Daarnaast ondersteun ik bij onderzoek naar en ontwikkeling van preventieve maatregelen,
zoals lokale grondwaterinfiltratie en drainage en het tegengaan van bacteriële aantasting
bijvoorbeeld.
Ook heb ik gefaciliteerd in het oprichten van het Fonds Duurzaam Funderingsherstel,
ten behoeve van particuliere eigenaren die op de reguliere hypotheekmarkt niet in
aanmerking komen voor een lening om de fundering van hun woning te herstellen. Wanneer
de gemeente waarin de woning is gelegen een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten
met het fonds, kunnen deze eigenaren in aanmerking komen voor een marktconforme lening.
Met het Rijksprogramma Aanpak Funderingsproblematiek (RPAF) bekijken we welke andere
ontwikkelingen in het veld interessant zijn en ondersteuning behoeven. Daarnaast heeft
het Rijk meegewerkt aan de opbouw van het Kennis Centrum Aanpak Funderingsproblematiek
(KCAF) met een funderingsloket, waar woningeigenaren met potentiële funderingsproblemen
terecht kunnen voor informatie over de aanpak van onderzoek en herstel.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.