Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Eijs en De Groot over het bericht ‘Fundering van 1 miljoen huizen bedreigd door laag grondwaterpeil’
Vragen van de leden Van Eijs en De Groot (beiden D66) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Fundering van 1 miljoen huizen bedreigd door laag grondwaterpeil» (ingezonden 2 oktober 2020).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 9 november 2020). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 493.
Vraag 1
Kent u het artikel «Fundering van 1 miljoen huizen bedreigd door laag grondwaterpeil»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de conclusie van het aangehaalde Deltares-onderzoek dat er ongeveer 1 miljoen
woningen gevaar lopen, met mogelijk tot € 100.000 aan schade per huishouden? Wat zijn
uw inspanningen om dit tegen te gaan?
Antwoord 2
In het recente Deltares-onderzoek2 wordt aangegeven dat naar verwachting tussen de 750.000 en 1.000.000 woningen op
een fundering staan die gevoelig kan zijn voor bodemdaling en lage grondwaterstanden.
Bij het merendeel van de panden, aldus dit onderzoek, is de verwachte ordegrootte
van herstelkosten beperkt, tussen de € 500 en € 10.000. Bij een kleiner deel van de
panden zullen grondige herstelwerkzaamheden en/ of een nieuwe fundering nodig zijn:
hier kunnen de kosten oplopen tot € 30.000–120.000. Het gaat hierbij om mogelijke
kosten per eigenaar per pand en niet per huishouden. Een groot deel van deze woningen
wordt ook bewoond door huurders. Ik deel de conclusie zoals in de vraag geformuleerd
dus niet.
Zoals al bij eerdere beantwoording van Kamervragen aangegeven3 zet ik mij op verschillende manieren in om huiseigenaren te ondersteunen bij het
verstevigen van de fundering en het voorkomen van verzakkingen. Ten eerste door de
ontwikkeling van de «Landelijke viewer indicatieve aandachtsgebieden funderingsproblematiek».
Deze viewer geeft op de kaart weer in welke gemeenten woningen staan die mogelijk
gefundeerd zijn op houten funderingspalen. De viewer wordt dagelijks gemiddeld 1.500 maal
geraadpleegd. Makelaars en taxateurs zijn tevens verplicht een afdruk uit deze viewer
toe te voegen aan het taxatierapport bij een specifieke funderingsparagraaf, wanneer
een woning wordt getaxeerd voor verkoop. Voorts ben ik voornemens om dit jaar nog
een update van de richtlijnen voor kwalitatief goed en uniform funderingsonderzoek
te ondersteunen.
Daarnaast ondersteun ik bij onderzoek naar en ontwikkeling van preventieve maatregelen,
zoals lokale grondwaterinfiltratie en drainage en het tegengaan van bacteriële aantasting
bijvoorbeeld.
Ook heb ik gefaciliteerd in het oprichten van het Fonds Duurzaam Funderingsherstel,
ten behoeve van particuliere eigenaren die op de reguliere hypotheekmarkt niet in
aanmerking komen voor een lening om de fundering van hun woning te herstellen. Wanneer
de gemeente waarin de woning is gelegen een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten
met het fonds, kunnen deze eigenaren in aanmerking komen voor een marktconforme lening.
Met het Rijksprogramma Aanpak Funderingsproblematiek (RPAF) bekijken we welke andere
ontwikkelingen in het veld interessant zijn en ondersteuning behoeven. Daarnaast heeft
het Rijk meegewerkt aan de opbouw van het Kennis Centrum Aanpak Funderingsproblematiek
(KCAF) met een funderingsloket, waar woningeigenaren met potentiële funderingsproblemen
terecht kunnen voor informatie over de aanpak van onderzoek en herstel.
Vraag 3
In hoeverre heeft u in beeld hoeveel en op welke locatie woningen met houten funderingen
staan en wat zijn uw inspanningen om droogte van deze houten palen te voorkomen?
Antwoord 3
In mijn brieven van 14 februari 2014 en 12 juni 20144 heb ik uw Kamer reeds geïnformeerd over de omvang van de problematiek van houten
paalfunderingen. Deze problematiek komt neer op tussen de 400.000 en 700.000 funderingsproblemen
met woningen op houten palen en tussen de 150.000 en 300.000 woningen gefundeerd op
staal.
De viewer indicatieve aandachtgebieden funderingsproblematiek geeft op de kaart weer
in welke gemeenten woningen staan die mogelijk gefundeerd zijn op houten funderingspalen.
Deze waarschijnlijkheid is gebaseerd op het bouwjaar van de panden en de bodemsoort.
Alle houtfunderingen zijn gevoelig voor aantasting door schimmels indien het hout
in contact komt met zuurstof ten gevolge van lage grondwaterstanden. Omdat het proces
zich ondergronds afspeelt, is het onmogelijk aan te geven waar dit al gaande is en
waar het bij een risico blijft.
Bijna alle factoren die een rol spelen bij funderingsproblematiek zijn onzeker, niet
landelijk op pandniveau beschikbaar en gebaseerd op een inschatting. Vandaar ook dat
we spreken over «indicatieve aandachtsgebieden funderingsproblematiek».
Het Rijk voert op diverse terreinen beleid ten aanzien van bodemdaling en droogte.
In het kader van het Deltaprogramma Zoetwater wordt voor de periode 2022–2027 800
mln. euro beschikbaar gesteld om de toekomstige beschikbaarheid van zoetwater beter
te borgen, zodat Nederland beter weerbaar wordt tegen droogte en watertekorten.
In het kader van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie start vanaf 2021 de impulsregeling
ruimtelijke adaptatie. Hiermee wordt vanuit het Rijk 200 mln. euro beschikbaar gesteld
als bijdrage aan maatregelen ter beperking van wateroverlast, hittestress, droogte
en gevolgen van overstromingen5.
De Minister van LNV neemt de regie bij de aanpak van bodemdaling in veenweidegebieden
en heeft daartoe het nationaal Veenplan opgesteld. Daarvoor is in het klimaatakkoord
voor de periode 2020–2030 276 mln. euro beschikbaarheid gesteld6.
Specifiek voor het Groene Hart hebben Rijk en regio een Regiodeal afgesproken en stellen
daarvoor samen 20 mln. euro beschikbaar. Het doel van de Regiodeal is om via een samenwerking
tussen overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven handelingsperspectieven voor
burgers, ondernemers en overheden te bieden en innovatieve oplossingen te vinden zowel
voor de stedelijke als de landelijke problematiek rondom bodemdaling.
Voor een klimaatbestendig land- en watergebruik in bebouwd gebied is kennis van de
stedelijke watervraag en (vooral) handelingsperspectief nodig. Om hier antwoord op
te krijgen is, op basis van aanbevelingen van de beleidstafel Droogte, afgesproken
dat gemeenten de regie nemen bij de aanpak van droogte in het bebouwd gebied en onderzoek
doen naar klimaatbestendig land- en watergebruik in bebouwd gebied met focus op:
de watervraag van de stad, kwalitatief en kwantitatief, inclusief de watervraag van
adaptatiemaatregelen voor hitte en droogte en hoe daarin voorzien kan worden;
het handelingsperspectief: maatregelen die kunnen worden genomen om schade te vermijden;
de omvang van vermijdbare schade van bovengenoemde maatregelen in bebouwd gebied.
Deze actie wordt getrokken door de VNG en gemeenten, met input van waterschappen,
Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie, Deltaprogramma Zoetwater en het Nationaal Kennisprogramma
Bodemdaling.
Voorts is in het kader van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) afgesproken
dat alle overheden voor hun grondgebied stresstesten uitvoeren, om de kwetsbaarheden
voor klimaatverandering in beeld te brengen. Daarbij gaat het ook om bodemdaling.
Via de zogenaamde risicodialoog worden uitvoeringsprogramma’s opgesteld. Het is aan
de betreffende overheden zelf te bepalen welk beleid en uitvoering ze op basis daarvan
willen voeren. Bij de uitvoering van adaptatiemaatregelen kunnen decentrale overheden
gebruik maken van de eerdergenoemde impulsregeling ruimtelijke adaptatie.
Vraag 4
Is het waar dat deze problematiek primair bij betreffende waterschappen ligt, aangezien
zij gaan over het grondwaterbeheer en daarmee de peilwaterstanden?
Antwoord 4
Deze problematiek ligt niet primair bij de waterschappen. Het grondwaterbeheer in
Nederland is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheden en eigenaren. Provincies
bieden het algemene kader voor het grondwaterbeheer, maar hebben geen formele rol
ten aanzien van het grondwaterpeil in stedelijk gebied. Waar mogelijk faciliteren
(het proces), stimuleren (de samenwerking en kennisontwikkeling) en verbinden de provincies
partijen7. Provincies ondersteunen op deze manier de gemeenten, waterschappen en particulieren.
Daarbij is het doel enerzijds de kosten voor betrokkenen waar mogelijk te voorkomen
(bestaande bouw) en anderzijds in te zetten op duurzaam, veilig en efficiënt gebruik
van bodem en ondergrond, met name daar waar het nieuwbouw betreft8.
Waterschappen voeren het peilbeheer van het oppervlaktewater uit door in overleg met
belanghebbenden peilbesluiten (laag Nederland) en streefpeilen (hoog Nederland) vast
te stellen. Via het oppervlaktewaterpeil hebben waterschappen wel invloed op de grondwaterstanden
in een gebied, maar kunnen ze er niet direct sturing aan geven. Waterschappen stellen
met andere woorden geen grondwaterpeilen vast.
Waterschappen beheren het oppervlaktewaterpeil om, via een bestuurlijke afweging,
de aanwezige belangen in het gebied (water aan- en afvoer, waterberging, watervoorziening,
waterkwaliteit) en functies (bebouwde gebieden, landbouw, natuur etc.) te bedienen.
Waterschappen zetten zich in om de peilen voor het oppervlaktewater jaarrond te handhaven.
In (langdurig) droge perioden zullen grondwaterstanden onvermijdelijk dalen, ook in
gebieden waar het oppervlaktewaterpeil kan worden gehandhaafd via wateraanvoer. Voor
situaties van watertekorten is een wettelijke verdringingsreeks ingesteld voor de
verdeling van het beschikbare oppervlaktewater.
Gemeenten hebben een zorgplicht ten aanzien van het grondwater. Deze zorgplicht betekent
dat een gemeente in openbaar gebied maatregelen moet treffen om structureel nadelige
gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemmingen zo veel
mogelijk te voorkomen of te beperken. Dit geldt voor zover het treffen van deze maatregelen
doelmatig is en niet tot de verantwoordelijkheid van een waterschap of provincie behoort.
Vraag 5
Kunt u reflecteren op het feit dat ongeveer 80% van de watersysteemheffing wordt betaald
door huishoudens, terwijl zij geen geborgde vertegenwoordiging hebben in de waterschappen,
terwijl boeren die directe baat hebben bij een lage grondwaterstand en maar 8% van
deze systeemheffing betalen, dat wel hebben?
Antwoord 5
De watersysteemheffing kent vier categorieën belastingplichtigen: ingezetenen, eigenaren
van gebouwen, eigenaren van grond en eigenaren van natuurterreinen. Welk percentage
van de kosten mag worden toegerekend aan de vier onderscheiden categorieën is vastgelegd
in de Waterschapswet. Binnen de gegeven marges mag een waterschapsbestuur hierover
besluiten nemen en legt daarover verantwoording af aan de kiezers.
In 2019 bedroeg de landelijke opbrengst van de watersysteemheffing € 1.519 miljoen.
Landelijk gezien was de bijdrage van de groepen in de opbrengst als volgt (cijfers
van de Unie van Waterschappen (UvW)):
• Ingezetenen (ingezetenenheffing): 41,2%
• Eigenaren gebouwen (heffing gebouwd): 46,6%
• Grondeigenaren (heffing ongebouwd): 11,9%
• Eigenaren van natuurterreinen (heffing natuur): 0,3%
Binnen de categorie gebouwd is de verhouding tussen de bijdrage van woningeigenaren
81% en de eigenaren van andere objecten 19%.
Grosso modo betalen ingezetenen ongeveer 80% van de watersysteemheffing. Agrariërs
betalen de heffing ongebouwd (het overgrote deel van de 11,9%), maar betalen ook de
heffing gebouwd en de ingezetenenheffing. Het is niet bekend welk deel zij hiermee
in totaliteit betalen.
In het algemeen bestuur van een waterschap zijn de volgende groepen vertegenwoordigd:
ingezetenen, eigenaren van grond, eigenaren van natuurterreinen (natuur) en eigenaren
of gebruikers van bedrijfsruimten (bedrijven). In alle waterschappen bestaat het algemeen
bestuur van een waterschap in meerderheid uit een vertegenwoordiging van de categorie
ingezetenen (zonder dat er geborgde zetels voor ingezetenen zijn).
Het aantal zetels in de algemene besturen bedroeg in 2019 in totaal 602. De verdeling
van dit aantal over de categorieën is als volgt:
Ingezetenen: 442 zetels, 73,4% van het totale aantal zetels;
Ongebouwd: 71 zetels, 11,8% van het totale aantal zetels;
Bedrijven: 63 zetels, 10,5% van het totale aantal zetels;
Natuur: 26 zetels, 4,3% van het totale aantal zetels.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de bevindingen uit het onderzoek van Deltares, samen met andere
onderzoeken die bevestigen dat de kosten voor huiseigenaren zullen stijgen door dalende
grondwaterpeilen9, moeten worden meegenomen in zowel de herziening van het belastingstelsel van de
waterschappen als uw appreciatie van het advies van de commissie-Boelhouwer over de
geborgde zetels? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De waterschappen mogen volgens de huidige systematiek alleen belasting heffen voor
het zuiveren van water en voor kosten die gemaakt worden om het watersysteem in stand
te houden. Het uitgangspunt van de waterschapsbelastingen is dat een evenredige bijdrage
aan de kosten van het watersysteem wordt geleverd. De kosten die het waterschap maakt
voor grondwaterbeheer zijn een onderdeel van de watersysteemheffing. Vergoeding van
funderingsschade aan een woning is dit niet. Uit jurisprudentie blijkt ook dat de
overheid niet aansprakelijk is voor de funderingsschade aan een woning als gevolg
van de hoogte van de grondwaterstand. Eigenaren van de woningen zijn hier zelf voor
verantwoordelijk. Daarmee is er geen reden om dit in de genoemde trajecten mee te
nemen.
Vraag 7
Kunt u aangeven op welke wijze u precies de «vinger aan de pols houdt» met betrekking
tot de herziening van het belastingstelsel van de waterschappen met betrekking tot
de rechtvaardigheid van het systeem, zoals u aangaf in de beantwoording van onze schriftelijke
vragen van 20 december 2019?10 Hoe ziet uw participatie bij de herziening er precies uit?
Antwoord 7
Vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is er regelmatig overleg over
de ontwikkelingen binnen het onderzoek naar een mogelijke herziening van het belastingsysteem.
Het element van «rechtvaardigheid», de mogelijkheid voor een bestuur om de lasten
in redelijkheid over de diverse categorieën te kunnen verdelen, is in de overwegingen
en het overleg een belangrijk aspect.
Vraag 8
Bent u van mening dat de kosten van een omslag in de landbouw naar grondwaterpeil-afhankelijke
landbouwmethodes nog opwegen tegen de kosten van inactie die bijvoorbeeld worden gepresenteerd
door dit Deltares-onderzoek, maar ook door het eerdere onderzoek van het Planbureau
voor de Leefomgeving?11 Indien u van mening bent dat een omslag uiteindelijk resulteert in lagere maatschappelijke
kosten, kunt u aangeven hoe u hier de landelijke regie op gaat voeren? In hoeverre
heeft u hiervoor bijvoorbeeld overleg gevoerd met uw collega van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit?
Antwoord 8
Waterpeilverhoging in veenweidegebieden is noodzakelijk om de negatieve effecten van
bodemdaling tegen te ondergaan. Met geleidelijke waterpeilverhoging in combinatie
met de inzet van innovatieve drainagetechnieken kan bodemdaling wellicht worden vertraagd,
met verdergaande waterpeilverhoging in combinatie met alternatieve (natte) vormen
van landgebruik kan verdere bodemdaling wellicht tot stilstand worden gebracht. Onderzoek
en de uitvoering van gebiedspilots onder meer in het kader van het Nationaal Kennisprogramma
Bodemdaling, het Klimaatakkoord en de Regiodeal Bodemdaling Groene Hart moet uitwijzen
welke waterpeilverhoging met bijbehorend landgebruik in welke gebieden kosteneffectief
kan worden uitgevoerd en toekomstperspectief biedt voor het desbetreffende gebied,
mede in relatie tot het willen realiseren van bredere gebiedsopgaven. Zoals in de
Kamerbrief over de Rijksbrede inzet op bodemdaling van 20 juni 201912 is aangegeven, heeft de Minister van LNV het voortouw en de regie als het gaat om
de problematiek van veenoxidatie en bodemdaling in het veenweidegebied. Als invulling
daarvan heeft de Minister van LNV op 13 juli jl. het Veenplan aan de Tweede Kamer
aangeboden13.
Vraag 9
In welke mate wordt er in de woningbouw momenteel nog gebruik gemaakt van houten palen
in plaats van alternatieve funderingsmethoden?
Antwoord 9
Na de Tweede Wereldoorlog zijn houten paalfunderingen langzamerhand vervangen door
geprefabriceerde betonnen palen. Sinds 1970 worden nauwelijks nog houten palen voor
fundering gebruik, behalve voor lichte constructies.
Vraag 10
Welke andere oorzaken dan een laag grondwaterpeil zijn er die bijdragen aan beschadigde
funderingen van woningen en bent u bereid onderzoek te (laten) doen naar de staat
van funderingen en de mogelijke reparatie daarvan?
Antwoord 10
Behalve een laag grondwaterpeil kunnen bij houten paalfunderingen de volgende problemen
ontstaan:
Aantasting van houten palen door bacteriën;
Funderingspalen worden naar beneden getrokken (negatieve kleef);
Fundering is niet meer berekend op huidige gewicht (overbelasting) door aan- of opbouw;
Verkeerd gefundeerd bij bouw van de woning;
Woning wordt van de funderingspalen omhoog gedrukt.
Houten paalfunderingen en op staal gefundeerde woningen kunnen daarnaast funderingsproblemen
krijgen als gevolg van beschadiging door (planten)wortels, bodemdaling en trillingen
(bijvoorbeeld door zwaar verkeer, bouwwerkzaamheden in de omgeving).
Eigenaren van woningen zijn zelf verantwoordelijk voor de staat van hun woning en
dus ook voor de staat van de fundering. Wel ondersteun ik via het Rijksprogramma Aanpak
Funderingsproblematiek (RPAF) bewustwording over de problematiek en bijvoorbeeld de
totstandkoming van herziene richtlijnen voor funderingsonderzoek, opdat er kwalitatief
goed en uniform onderzoek wordt uitgevoerd, breed gedragen door het veld, en laagdrempelig
en vrij toegankelijk. De huidige richtlijnen, zijn op te vragen bij het KCAF, die
ook voorlichting geven over goed funderingsonderzoek.
Bewoners kunnen individueel onderzoek doen maar het is altijd beter in de wijk samen
te werken. Voor gemeenten en woningeigenaren zijn brochures beschikbaar over een effectieve
aanpak en worden netwerkbijeenkomsten en congressen georganiseerd. Een aantal gemeenten
met excessieve problemen ondersteunt bewoners actief, bijvoorbeeld met bemiddeling
tussen buren als ze er samen niet uitkomen, of subsidieert onderzoek. Bij onderzoek
wordt veelal de voorwaarde gesteld dat de onderzoeksresultaten dan ook publiek mogen
worden gemaakt. Deze intensievere benadering en werkwijze heeft tot doel te voorkomen
dat onderzoek wordt uitgesteld en er een gevaarlijke woonsituatie ontstaat. Bij gemeenten
ligt de verantwoordelijkheid te handhaven op gevaarlijke en overlast gevende woonsituaties.
De Woningwet biedt hiervoor de basis en gemeenten worden hierover mede vanuit het
RPAF geïnformeerd.
Vraag 11
Hoe kan er worden voorkomen dat er – gegeven dat verzekeraars momenteel niet uitkeren
bij funderingsproblematiek door geleidelijke schade – voor bewoners nu of in de toekomst
een grote kostenpost ontstaat?
Antwoord 11
Ik zet mij op verschillende manieren in om huiseigenaren te ondersteunen bij het verstevigen
van de fundering en het voorkomen van verzakkingen. Ten eerste door de ontwikkeling
van de «Landelijke viewer indicatieve aandachtsgebieden funderingsproblematiek». Deze
viewer geeft op de kaart weer in welke gemeenten woningen staan die mogelijk gefundeerd
zijn op houten funderingspalen. De viewer wordt dagelijks gemiddeld 1.500 maal geraadpleegd.
Makelaars en taxateurs zijn tevens verplicht een afdruk uit deze viewer toe te voegen
aan het taxatierapport bij een specifieke funderingsparagraaf, wanneer een woning
wordt getaxeerd voor verkoop. Voorts ben ik voornemens om dit jaar nog een update
van de richtlijnen voor kwalitatief goed en uniform funderingsonderzoek te ondersteunen.
Daarnaast ondersteun ik bij onderzoek naar en ontwikkeling van preventieve maatregelen,
zoals lokale grondwaterinfiltratie en drainage en het tegengaan van bacteriële aantasting
bijvoorbeeld.
Ook heb ik gefaciliteerd in het oprichten van het Fonds Duurzaam Funderingsherstel,
ten behoeve van particuliere eigenaren die op de reguliere hypotheekmarkt niet in
aanmerking komen voor een lening om de fundering van hun woning te herstellen. Wanneer
de gemeente waarin de woning is gelegen een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten
met het fonds, kunnen deze eigenaren in aanmerking komen voor een marktconforme lening.
Met het Rijksprogramma Aanpak Funderingsproblematiek (RPAF) bekijken we welke andere
ontwikkelingen in het veld interessant zijn en ondersteuning behoeven. Daarnaast heeft
het Rijk meegewerkt aan de opbouw van het Kennis Centrum Aanpak Funderingsproblematiek
(KCAF) met een funderingsloket, waar woningeigenaren met potentiële funderingsproblemen
terecht kunnen voor informatie over de aanpak van onderzoek en herstel.
Vraag 12
Waar kunnen bewoners zich melden voor onderzoek naar de staat van de funderingen van
hun woning?
Antwoord 12
Een groot aantal bureaus en bedrijven bieden funderingsonderzoeken aan. Gelet op de
complexiteit van de materie en diversiteit van aanbod is het verstandig eerst informatie
in te winnen.
Het KCAF informeert burgers over het onderzoek naar en de aanpak van funderingsproblematiek,
via haar loket maar ook met voorlichtingsmateriaal zoals een stappenplan, mede tot
stand gekomen met inzet van het Rijk.
Daarnaast is er sinds dit jaar een Rijksprogramma Aanpak Funderingsproblematiek (RPAF).
De uitvoering van dit programma is belegd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO) en draagt bij aan de ontwikkeling, verzameling en deling van kennis met professionele
partijen die een rol kunnen spelen in de aanpak van de problematiek: lokale overheden
en woningcorporaties.
Vraag 13
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 13
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.