Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda JBZ-raad van 8 en 9 oktober 2020 (asiel- en vreemdelingenbeleid) inzake EU-migratiepact (Kamerstuk 32317-629)
32 317 JBZ-Raad
Nr. 641 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 10 november 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 28 september
2020 over de geannoteerde agenda voor de JBZ-raad van 8–9 oktober 2020 (Kamerstuk
32 317, nr. 629).
De vragen en opmerkingen zijn op 2 oktober 2020 aan de Staatssecretaris van Justitie
en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 6 november 2020 zijn de vragen beantwoord.
De oorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Tielens-Tripels
SO- JBZ Asiel en migratie
VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de plannen van de Europese Commissie
(EC) en zijn positief over het feit dat de EC een nieuw voorstel doet om het bestaande
Europees gemeenschappelijke asielstelsel te verbeteren. De leden van de VVD-fractie
pleiten al jaren voor een strenger Europees asielstelsel. Met dichte grenzen voor
gelukszoekers, opvang in de regio voor vluchtelingen en snelle terugkeer van uitgeprocedeerden.
De Europese Commissie erkent deze doelen nu ook. Dat is positief. De VVD-fractie vindt
het voorstel zoals het er nu ligt echter nog onvoldoende om als Nederland mee in te
kunnen stemmen. Het plan is niet streng genoeg aan de buitengrens, bevat geen effectieve
regels over terugkeer en biedt te veel ruimte aan NGO’s die mensensmokkel in de hand
werken. Nederland zou daarom moeten inzetten op een aantal stevige aanpassingen in
het voorstel waardoor het asielstelsel écht verbeterd wordt ten opzichte van de huidige
situatie en er daadwerkelijk een einde komt aan kansarme immigratie richting Nederland,
voordat het op instemming van de leden van de VVD kan rekenen. Deze leden delen evenwel
de mening van het kabinet dat de hervorming van het bestaande asielrecht en -beleid
binnen de EU een kans biedt om bestaande problemen bij asiel aan te pakken. Daarbij
kan solidariteit zoals het kabinet terecht constateert alleen het sluitstuk zijn van
de discussie, omdat effectief beperken van de instroom en het op orde hebben van terugkeer
noodzakelijke voorwaarden zijn voordat de lidstaten een eerlijke en behapbare bijdrage
kunnen leveren aan de opvang van echte vluchtelingen en het terugsturen van hen die
dat niet zijn. Dat gezegd hebbende hebben de leden van de VVD-fractie de volgende
vragen:
De instroom van asielzoekers in de EU moet wat de VVD-fractie betreft zoveel mogelijk
beperkt worden door opvang in de regio als uitgangspunt te nemen wanneer het eigen
land onveilig is. Hiertoe zijn afspraken met derde landen noodzakelijk over opvang
en over het terugdringen van irreguliere migratie. De Europese Commissie zegt hier
eindelijk concreter op te willen inzetten en dat is winst. Kan het kabinet aangeven
of er ook een concreet plan ligt met te ondernemen acties en een tijdspad om tot deze
afspraken te komen? En welke instrumenten de EC wil inzetten om hier ook echt impact
te kunnen hebben, zoals handel, OS en visumbeleid?
Antwoord
Naast de toelichting in de Mededeling van de Commissie aan het Europees parlement,
de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over
een nieuw migratie- en asielpact1 zijn niet meer concretere voorstellen voor het maken van afspraken met derde landen
gedeeld. Dergelijke plannen zullen de Commissie en de lidstaten de komende tijd samen
moeten voorbereiden en uitwerken. Dit is een van de punten waar het kabinet ook aandacht
voor zal vragen. Kortheidshalve verwijst het kabinet u naar het BNC-fiche over de
Algemene Mededeling dat met uw Kamer wordt gedeeld. Wat betreft het inzetten van instrumenten
heeft de Commissie gemeld dat een breed scala aan instrumenten kan worden ingezet
om migratiesamenwerking te verbeteren, waaronder handel, ontwikkelingssamenwerking
en visumbeleid.
Het kabinet is het met de VVD-fractie eens dat er in Europees verband een plan per
land moet zijn hoe de migratiesamenwerking inclusief terugkeersamenwerking te verbeteren.
Het gepresenteerde voorstel biedt daartoe alle handvatten en de juiste focus aangezien
de Europese Commissie zelf stelt dat migratie een centraal onderwerp met herkomst-
en transitlanden is en niet in isolatie moet worden bekeken, maar als onderdeel van
brede partnerschappen. Het kabinet zal initiatieven en voorstellen ontplooien om te
zorgen voor systematische uitwerking en vervolg van deze mededeling. Een instrument
wat daarbij impact kan hebben is de herziene Europese Visumcode die een nieuw artikel
bevat dat in Europees verband visummaatregelen mogelijk maakt ten aanzien van landen
die voor de EU van belang zijn op het gebied van terugkeer. Hierbij kan een onderscheid
aangebracht worden in de voorwaarden voor het verstrekken van visa aan een derde land
dat niet voldoende meewerkt aan het terugnemen van eigen onderdanen die irregulier
op EU-grondgebied verblijven en een derde land dat wel meewerkt. Ook kan de programmering
van EU-middelen flexibeler worden ingezet om migratiesamenwerking te bevorderen. Het
kabinet zal zich actief inzetten voor de uitwerking van deze en andere plannen.
Illegale instroom in de EU moet vervolgens zoveel mogelijk worden voorkomen door de
buitengrenzen streng te controleren. De leden van de VVD-fractie zijn dan ook voorstander
van de voorstellen die de kennis en capaciteit van EASO en Frontex vergroten en vinden
het belangrijk dat Nederland hier stevig aan bijdraagt. Wanneer asielzoekers desalniettemin
toch aankomen aan de grens van de Europese Unie, is het goed dat via een strenge buitengrensprocedure
mensen worden geregistreerd en vervolgens naar het passende asieltraject worden geleid.
Deze leden vinden het belangrijk dat daar direct onderscheid wordt gemaakt op basis
van kansrijk- en kansarmheid van de asielverzoeken, maar snappen niet dat de EC bij
de beoordeling het percentage op het zeer lage 20% wil vaststellen. Hoe is de EC hiertoe
gekomen? Is het kabinet het met de VVD eens dat de voorselectie in een effectieve
buitengrensprocedure op een veel hoger percentage voor kansrijkheid moet worden vastgesteld
en logischer zou zijn 75% te hanteren zoals ook in 2015 gebeurde bij de herplaatsingsafspraken?
Zo ja, is het kabinet bereid zich hiervoor in te spannen? Het is de bedoeling dat
de beoordeling kansarm/kansrijk in een fasttrack van 5 dagen wordt afgehandeld. Op
basis waarvan is dat een realistisch streven?
Antwoord
Het is (vooralsnog) niet duidelijk hoe de Commissie tot het percentage van 20% is
gekomen, maar vast staat dat zorgen over potentieel moeilijk beheersbare aantallen
asielzoekers in de grensprocedure in lidstaten van eerste aankomst hierbij een rol
hebben gespeeld. Het kabinet is in beginsel voorstander van toepassing van de grensprocedure
op alle irreguliere aankomsten ongeacht nationaliteit, waarbij wel rekening wordt
gehouden met kwetsbare groepen, zoals ook nu het geval is in de toepassing van de
grensprocedure in Nederland. Dit moet bijdragen aan een snelle scheiding tussen kansarme
en kansrijke asielaanvragen, waarbij de laatste groep zo nodig ook in een andere context
de rest van de procedure kan doorlopen, bijvoorbeeld in geval van capaciteitsproblemen.
Het is daarbij belangrijk te onderkennen dat de grensprocedure in de optiek van de
Commissie niet is bedoeld als de asielprocedure van de Unie, maar als eerste filter
om de duidelijk kansarme gevallen vroegtijdig te ondervangen. Het is van belang dat
de grensprocedure op alle vreemdelingen kan worden toegepast, ongeacht hun nationaliteit,
waar wel rekening wordt gehouden met kwetsbare groepen, zoals ook nu het geval is
in de toepassing van de grensprocedure in Nederland. Leidend moet zijn of de aanvraag
naar verwachting kan worden afgedaan in de versnelde procedure of als niet ontvankelijk
zal worden afgewezen. Het percentage van 20% dat is genoemd door de Commissie is een
ondergrens van de aanvragen die in elk geval in de grensprocedure moeten worden afgedaan.
De ondergrens vormt een minimum om te voorkomen dat lidstaten aan de buitengrenzen
van de Unie in de grensprocedure onder de werklast zouden ineenzakken. Deze hoogte
van de ondergrens zal ongetwijfeld een belangrijk onderdeel worden in de onderhandelingen.
Tijdens de onderhandelingen zal ongetwijfeld ook stil worden gestaan bij de duur van
de screening. Die moet wel realistisch zijn.
Klopt het dat kansarme asielzoekers die niet worden toegelaten in een reguliere asielprocedure
in een 12-wekenprocedure in een opvangfaciliteit aan de grens worden opgevangen? Zo
ja; is dit een gesloten faciliteit? De leden van de VVD-fractie is onduidelijk of
het voorstel van de EC spreekt over om de mogelijkheid tot gesloten verblijf of dat
dit ook in alle gevallen gebeurt? Als het niet om een gesloten voorziening gaat, hoe
wordt dan voorkomen dat ook de kansarme migranten alsnog de EU inreizen?
Is er verschil in de mate van voorzieningen die aangeboden moet worden aan kansarme
asielzoekers die veelal kort verblijven voor terugkeer en kansrijke asielzoekers die
in afwachting van verblijf bijvoorbeeld al starten met voorinburgering? Hoe wordt
dit vastgelegd?
Antwoord
Het voorstel voor de Procedureverordening maakt niet expliciet op welke wijze de personen
zullen worden opgevangen gedurende de asielgrensprocedure. In de Opvangrichtlijn is
een bepaling opgenomen die specifiek ziet op de grensprocedure. Die bepaling biedt
een duidelijke grondslag om in afwachting van de beslissing over de toegang bewaring
op te leggen. In situaties als die in Nederland is dat ook de enige realistische oplossing
om te voorkomen dat een vreemdeling die niet aan de voorwaarden voldoet toch toegang
tot Nederland krijgt. De voorstellen van de Commissie laten echter ook ruimte voor
andere mogelijkheden, als bijvoorbeeld in een geografisch gescheiden deel van de lidstaat,
zoals een eiland, een procedure kan worden ingezet. In het voorstel voor de Procedureverordening
bevat het artikel over de terugkeerprocedure volgend op de asielgrensprocedure (wel)
een bepaling die detentie mogelijk maakt. Het niveau van de voorzieningen is neergelegd
in de Opvangrichtlijn. De recent gepresenteerde voorstellen zien niet op een verdere
aanpassing van de Opvangrichtlijn.
Op welke manier wordt het terugkeerbeleid voor afgewezen – eerder kansarme – asielzoekers
vormgegeven? Welke rol spelen Frontex en het EASO daarbij? Verschilt dit van het terugkeerbeleid
voor afgewezen asielzoekers uit kansrijkere aanvragen?
Antwoord
Aansluitend op de efficiëntere grensprocedure zal inderdaad een slag moeten worden
gemaakt om het terugkeerbeleid te versterken. De rol van Frontex in deze volgt uit
het huidige mandaat. Frontex kan lidstaten ondersteuning bieden bij het uitvoeren
van zowel vrijwillige als gedwongen terugkeer in het geval een asielaanvraag wordt
afgewezen. De Commissie erkent in de voorstellen dus dat goede samenwerking met herkomst-
en transitlanden daarbij essentieel is. De gepresenteerde voorstellen en mededelingen
bieden alle handvatten en de juiste focus aangezien de Commissie stelt dat migratie
een centraal onderwerp in de relatie met herkomst- en transitlanden is en niet in
isolatie moet worden bekeken, maar als onderdeel van brede partnerschappen. Een instrument
wat daarbij impact kan hebben is de herziene Europese Visumcode die een nieuw artikel
bevat die in Europees verband visummaatregelen mogelijk maakt ten aanzien van landen
die voor de EU van belang zijn op het gebied van terugkeer. Hierbij kan een onderscheid
worden aangebracht in de voorwaarden voor het verstrekken van visa aan een derde land
dat niet voldoende meewerkt aan het terugnemen van eigen onderdanen die irregulier
op EU-grondgebied verblijven en een derde land dat wel meewerkt. Het voorstel van
de Commissie om een aparte Terugkeercoördinator te benoemen en de introductie van
het concept van return sponsorship zijn elementen die ook bijdragen aan de versterking van het terugkeerbeleid. Ook
bevat de voorgestelde Verordening betreffende asiel- en migratiebeheer aanknopingspunten
voor verdere versterking van leverage mechanismen om in gesprekken met herkomstlanden andere beleidsterreinen bij de gesprekken
over terugkeer te betrekken.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat asielzoekers die eerder door een veilige
derde land zijn gereisd en daar asiel hadden kunnen aanvragen de facto niet meer op
de vlucht zijn maar doorreizen voor een beter bestaan. Wanneer zij aankomen in de
Europese Unie is het derhalve ook logisch dat het eerste land van aankomst verantwoordelijk
is voor het afhandelen van het asielverzoek en het indien nodig verlenen van de asielstatus.
Het is goed dat het nieuwe voorstel van de Europese Commissie dat uitgangspunt versterkt
door de termijn van verantwoordelijkheid te willen verlengen van 18 maanden naar 3
jaar. De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet of zij deze inzet tenminste steunt.
Welke bijdrage kan verlenging van de verantwoordelijkheidsperiode tot langer dan 3
jaar betekenen voor het beperken van secundaire migratiestromen en het nemen van verantwoordelijkheid
voor asielzoekers door de lidstaat van aankomst? Steunt het kabinet de wens van bijvoorbeeld
Duitsland om dit verder op te rekken naar 5–10 jaar? Moet het aankomstlandprincipe
niet het uitgangspunt van elke verdeling zijn in plaats van het sluitstuk waarbij
een asielzoeker moet aantonen dat een ander land bijvoorbeeld in verband met familierelaties
beter passend zou zijn?
Antwoord
In de voorgestelde Verordening betreffende asiel- en migratiebeheer staat dat het
vaststellen van de verantwoordelijke lidstaat voor de behandeling van het asielverzoek,
wordt bepaald aan de hand van de objectieve criteria en op grond van de situatie op
het tijdstip waarop de verzoeker zijn asielverzoek voor de eerste maal bij een lidstaat
indient. Indien er geen gezinsleden van de asielzoeker in een van de lidstaten verblijven
als (erkende) asielzoeker en ook geen van de andere criteria van toepassing zijn,
dan is de lidstaat waar de asielzoeker de EU onrechtmatig is ingereisd de verantwoordelijk
lidstaat, mits er minder dan drie jaar zit tussen die inreis en die eerste asielaanvraag.
De als verantwoordelijk aangewezen lidstaat is ook verantwoordelijk voor de later
ingediende herhaalde aanvragen van diezelfde asielzoeker, ongeacht in welke lidstaat
die zijn ingediend. Het Duitse voorstel waar in de vraag naar wordt gewezen had de
strekking dat de verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke lidstaat na 5 of 10
jaar zou eindigen. Van een dergelijk tijdslot is in het nu voorliggende Commissievoorstel
geen sprake, wat het kabinet van harte steunt.
Effectieve terugkeer van uitgeprocedeerden en illegalen is een van de grote knelpunten
in het huidig Europees asielstelsel. Door gebrek aan medewerking van derde landen,
door de bestaande mogelijkheid om herhaaldelijk asielaanvragen te doen, door de relatieve
onmogelijkheid om uitgeprocedeerden met risico op vertrek met onbekende bestemming
vast te zetten voor uitzetting, blijven te veel mensen die geen recht op asiel hebben
in de EU hangen. In combinatie met slechte registratie zorgt dit ook voor een rondreizend
circus van afgewezen asielzoekers die op goed geluk of voor langere opvang in de EU,
niet vertrekken maar naar een volgend land gaan om daar opnieuw asiel aan te vragen.
Deelt u de mening van de VVD dat al deze voornoemde problemen ondervangen moeten worden
in het herziene Europese asielstelsel? Kan het kabinet toezeggen zich hard te maken
voor effectieve registratie? Het beperken van herhaalde aanvragen tot een herziening
van het landenbeleid van het land van herkomst? Dat bij een afwijzing van een asielverzoek
altijd direct een terugkeerbesluit wordt genomen en blijft kunnen worden genomen?
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 636).
Dat het kunnen vastzetten van uitgeprocedeerde op basis van objectieve risico criteria
zoals een gebrek aan middelen en huisvesting, het veroorzaken van overlast, het plegen
van geweld, mogelijk wordt? Dat het voor landen eenvoudig mogelijk moet worden om
dit bestuurlijk vast te stellen zodat de regels zowel goed als uitvoerbaar zijn en
het verdwijnen in de illegaliteit zo goed als onmogelijk wordt? Bent u het ook met
de VVD eens dat het voorstel tot herziening van het Europees asielstelsel door de
Commissie tegelijkertijd en in balans met de terugkeerrichtlijn die nu ter bespreking
in het Europees parlement ligt, en de procedurerichtlijn, moet worden behandeld? Zo
ja, kunt u een toelichting geven waar het nu staat met deze richtlijnen; zowel inhoudelijk
als procedureel, en toezeggen in te zetten op integrale behandeling van al deze voorstellen?
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
De voorstellen van de Europese Commissie met betrekking tot search and rescue missies
baart de leden van de VVD-fractie zorgen. Vooropgesteld, niemand zou het slachtoffer
mogen worden van mensensmokkel en niemand mag het risico lopen om te verdrinken op
zee. Maar de beste manier om dat te voorkomen is door te zorgen dat asielzoekers niet
hun leven wagen door op een boot van een mensensmokkelaar naar de EU te stappen. De
Turkije deal heeft kunnen voorkomen dat ruim een miljoen asielzoekers naar Europa
zijn gekomen en heeft daarmee naar schatting zeker 1000 verdrinkingsdoden kunnen voorkomen.
Mede daarom zijn deze leden voorstander van opvang in de regio en mede daarom zijn
wij tegen NGO’s die asielzoekers ophalen van zee en naar de kust van de Europese Unie
brengen. Is het kabinet het met de VVD eens dat asielzoekers op zee naar de dichtstbijzijnde
haven, bij voorkeur van herkomst, moeten worden gebracht? Dat nog steeds zou moeten
gelden dat de kustwacht van de landen rond de middellandse zee primair verantwoordelijk
is voor het helpen van mensen in nood op zee en het daarmee in strijd is als NGO’s
in plaats van deze kustwacht te bellen zelf het heft in handen nemen?
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
Is het kabinet het ook met de VVD-fractie eens dat migranten bij eventuele aankomst
via de middellandse zee in de EU in de snelle procedure terecht moeten komen omdat
zij illegaal de EU wilden bereiken en in overwegende mate weinig kans hebben op inwilliging
van het asielverzoek?
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
Klopt het dat de EC een apart herverdelingsmechanisme voorstelt voor asielzoekers
opgehaald in een S&R-missie? Zou het niet beter zijn als het land van aankomst verantwoordelijk
wordt en dat eventuele solidariteit alleen noodzakelijk is als dat land onder zware
druk staat door te hoge instroom? Zo nee, waarom is een apart mechanisme volgens het
kabinet te verkiezen en hoe zou dit moeten werken in de praktijk?
Antwoord
In de Commissievoorstellen vallen migranten die als drenkelingen aan wal worden gebracht
als gevolg van SAR-operaties inderdaad in een aparte categorie en geldt voor hen een
apart solidariteitsmechanisme waar lidstaten op verschillende manieren aan kunnen
bijdragen. Wat het kabinet betreft zou de manier waarop migranten arriveren niet bepalend
moeten zijn voor de procedure die van toepassing is. Het kabinet stelt zich op het
standpunt dat voordat herplaatsing aan de orde is, sprake moet zijn van een disproportionele,
aanhoudende migratiedruk op een lidstaat, waarbij de betreffende lidstaat de verantwoordelijkheid
heeft genomen voor de toepasselijke procedures om de druk op te vangen.
De mate waarin een lidstaat geconfronteerd wordt met asielverzoeken hangt op dit moment
af van de geografische ligging of de welvaart. Hierdoor zien lidstaten van eerste
aankomst zich geconfronteerd met onvoorspelbare en soms hoge instroom en hierdoor
zien welvarende landen dat veel (kansloze) asielzoekers doorreizen, zoals naar Duitsland
en Nederland. Andere lidstaten hebben veel minder last van een hoog aantal asielverzoeken.
Een correctiemechanisme kan daarmee een bijdrage leveren aan een goede verdeling van
het aantal asielzoekers over de lidstaten, maar alleen dan wanneer de buitengrensprocedure
op orde en het terugkeerbeleid effectief is. Kan het kabinet aangeven in welke concrete
omstandigheid sprake zou zijn van vrijwillige herverdeling en wanneer de verplichte
herverdeling aan de orde zou zijn? Wanneer is volgens de EC sprake van «risk of pressure»
en van «situation of crisis»? In welke mate wordt in het voorstel bij het ontstaan
daarvan de inzet van de lidstaat om het eigen asielstelsel op orde te brengen meegewogen
voordat over ondersteuning van andere lidstaten zou moeten worden kunnen gesproken.
Is het kabinet het met de leden van de VVD-fractie eens dat bij eventuele herverdeling
niet alleen naar de initiële maar ook naar de secundaire instroom moet worden gekeken?
Klopt het dat de Commissie de «fair share» zou willen berekenen op basis van het bbp
en inwonertal? Bent u het met deze leden eens dat het onrechtvaardig zou zijn om alleen
deze criteria te gebruiken en niet ook het oppervlak van een land? Immers de omvang
van het bbp hangt samen met het inwonertal, beide stijgen daarmee als gevolg van migratie
en zullen daardoor met de tijd toenemen, terwijl het absorptievermogen in een dichtbevolkt
land als Nederland sneller tegen zijn grenzen aanloopt? Bent u het met de VVD-fractie
eens dat het goed is dat solidariteit breed wordt geïnterpreteerd zodat ook operationele
ondersteuning en ondersteuning bij terugkeer hieronder kan vallen? Op welke manier
wordt in het voorstel een lidstaat die terugkeerders wil begeleiden voor hen verantwoordelijk?
Welke inspraak heeft een lidstaat zelf over het aantal en type afgewezen asielzoekers
die ze wil begeleiden bij terugkeer?
Antwoord
Het kabinet waardeert het innovatieve plan van de Commissie om te komen tot een structureel
solidariteitsmechanisme, waarin lidstaten op verschillende manieren solidariteit kunnen
tonen. Het voorstel van de Commissie laat echter verschillende vragen onbeantwoord,
waaronder met betrekking tot de uitwerking van return sponsorship. Voor een juiste appreciatie van de solidariteitsmaatregelen dient eerst deze verduidelijking
verkregen te worden.
Is het juist dat in de plannen van de Europese Commissie bij herverdeling ook rekening
wordt gehouden met de band die aan asielzoeker mogelijk al heeft met een EU-lidstaat?
Zo ja; hoe gaat dit in zijn werk? Hoe wordt voorkomen dat hierdoor alsnog een onevenredige
druk ontstaat op de «gewilde en welvarende» lidstaten, zoals Nederland?
Antwoord
Het is inderdaad het geval dat de Commissie voorstelt om bij herplaatsing rekening
te houden met de band («meaningful ties») die een asielzoeker heeft met de lidstaat
waar naartoe wordt herplaatst. De uitwerking hiervan roept vragen op. Het kabinet
zal verduidelijking vragen op dit punt in de onderhandelingen.
Heeft het kabinet al een standpunt over de wijze waarop en voorwaarden waaronder Nederland
eventueel zou kunnen deelnemen aan het solidariteitsmechanisme? Kan het kabinet toezeggen
hier niet aan mee te werken als de buitengrensprocedure en de mogelijkheden voor het
afdwingen van terugkeer niet streng op orde zijn? Kan het kabinet ook toezeggen bij
eventuele deelname in zo’n mechanisme de alternatieve opties voorrang te geven boven
het naar Nederland halen van extra asielzoekers? Is het mogelijk om als lidstaat een
quotum te verbinden aan deelname in het solidariteitsmechanisme en zo ja; zou het
kabinet dat willen overwegen?
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
Is het in de nieuwe plannen lidstaten toegestaan om het asielloket in eigen land te
sluiten voor asielzoekers die zich niet aan de buitengrens hebben gemeld en niet zijn
toegewezen via herverdeling? Zo ja, is het kabinet bereid toe te zeggen dat Nederland
in dat geval het loket voor «spontane asielaanvragen» in Nederland zal sluiten? Zo
nee; is het kabinet het dan met de VVD-fractie eens dat de nieuwe regels in dat geval
dreigen een lege huls te worden omdat het voor migranten dan loont de buitengrensprocedure
te omzeilen en direct door te lopen naar een land van voorkeur? Hoe wordt dit voorkomen?
Antwoord
Het sluiten van het asielloket in Nederland voor de in de vraag bedoelde spontane
asielaanvragers is niet mogelijk binnen de huidige wet- en regelgeving, inclusief
de internationale mensenrechtenverdragen waaraan Nederland is gebonden. Wel kan een
in Nederland ingediende spontane asielaanvraag niet in behandeling worden genomen.
Dit kan indien een andere lidstaat daarvoor verantwoordelijk is, op grond van de in
de voorgestelde Verordening betreffende asiel- en migratiebeheer neergelegde criteria.
In het Commissievoorstel is tevens neergelegd dat een asielzoeker in een dergelijk
geval geen recht heeft op de opvangvoorzieningen van de Opvangrichtlijn. Verder vindt
het kabinet het van belang dat de screenings- en grensprocedure aan de buitengrenzen
van de EU geflankeerd wordt door handelingsperspectief in die gevallen waarin de vreemdeling
die procedures heeft ontweken en in een achterland zijn asielverzoek indient. De voorstellen
van de Commissie bieden hiervoor aanknopingspunten aangezien de screeningsprocedure
niet beperkt is tot de grens. In de onderhandelingen zullen de handelingsperspectieven
voor de (achterland)lidstaten verduidelijkt en zo nodig aangescherpt moeten worden.
De leden van de VVD-fractie lezen tot slot dat er naar verwachting een presentatie
wordt gegeven op de JBZ-raad over de relatie met derde landen op de Westelijke Balkan
en Noord-Afrika. Zij vinden het zoals eerder gezegd belangrijk dat er veel aandacht
is voor de externe dimensie van migratie – migranten komen er immers vandaan en moeten
in de meeste gevallen ook weer terug – waarbij zowel oog is voor de ontwikkeling van
derde landen in de regio, het behoud van hun inwoners daar en de terugkeer van uitgeprocedeerden.
In de voorstellen van de Commissie las de VVD-fractie dan ook met tevredenheid dat
de EU zijn onderhandelingsmacht als sterke economische speler moet inzetten om partnerlanden
mee te laten werken aan het realiseren van effectief Europees migratiebeleid. Is het
kabinet het met de VVD eens dat het terugdringen van irreguliere migratie en het terugnemen
van eigen onderdanen – ook de afgewezen asielzoekers die dat niet willen – centraal
moet komen te staan in elk (vrijhandels-) verdrag wat met een derde land wordt gesloten?
Dat het post-Cotonou verdrag afhankelijk moet worden gemaakt van de bereidwilligheid
van partnerlanden om in te zetten op opvang in de eigen regio en terugname van de
eigen onderdanen? Zo ja, op welke manier kan het kabinet zorg dragen dat dit afdwingbare
uitgangspunten in de mogelijke voortzetting van de samenwerking wordt?
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
PVV
De leden van de PVV-fractie hebben in de media het heugelijke nieuws vernomen dat
Hongarije, Tsjechië en Polen niet zullen instemmen met het EU-migratiepact. Voornoemde
leden roepen de Staatssecretaris op om ook namens Nederland aan te geven niet in te
zullen stemmen met dit levensgevaarlijke omvolkingspact.
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
Kan de Staatssecretaris een uitgebreide reactie geven op een aantal voorstellen uit
het EU-migratiepact, zoals de verplichte opname bootmigranten, de verplichte herverdeling
van asielzoekers of anders betalen (en als dit niet genoeg is volgens de EC, dan alsnog
migranten opvangen), de verdeling van illegalen over lidstaten wanneer terugkeer niet
lukt en meer (laaggeschoolde) migranten naar Europa halen, zo vragen de leden van
de PVV-fractie. Is de Staatssecretaris bereid om zich in ieder geval tegen al deze
voorstellen te verzetten, zo vragen de leden van de PVV-fractie.
Welke andere voorstellen ziet de Staatssecretaris in de voorstellen die de Europese
Commissie op 23 september 2020 hebben gepresenteerd die volgens het kabinet echt niet
kunnen? Kunt u dit per wetsvoorstel aangeven en beargumenteren?
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
Deelt de Staatssecretaris tot slot de opvatting van de PVV-fractie dat Nederland te
allen tijde zelf moet kunnen blijven bepalen wie tot Nederland wordt toegelaten en
wie niet? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
geagendeerd voor dit schriftelijk overleg. Zij hebben nog enkele vragen.
Deze leden hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorstellen vanuit de EC
die zien op het EU-migratiepact. Deze leden zijn in het bijzonder verheugd over de
creativiteit die aan de dag wordt gelegd en op de focus op terugkeer in het pact,
momenteel de achilleshiel van het Europese migratiebeleid. De leden van de CDA-fractie
hopen dat dit voorstel de patstelling in de EU kan doorbreken. Toch constateren deze
leden dat er ook nog een hoop onduidelijk is in dit voorstel. Deze leden zijn benieuwd
naar de appreciatie van de Nederlandse regering op het voorstel vanuit de EC. Kunt
u op de verschillende hoofdpunten aangeven wat u daarvan vindt en hoe u denkt dat
dit gaat bijdragen, of juist niet, aan een beter, efficiënter en humaner asielbeleid
in de Europa Unie?
Antwoord
Kortheidshalve verwijst het kabinet u naar het BNC-fiche dat hierover met uw Kamer
is gedeeld.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de onderhandelingen over het Gemeenschappelijk
Europees Asiel Systeem (GEAS) al jaren in een patstelling verkeren. Deze leden constateren
voorts dat het huidige systeem aan herziening toe is. Daarom hopen de leden van de
CDA-fractie dat de voorstellen van de EC in het EU-migratiepact kunnen helpen om deze
patstelling te doorbreken en eindelijk te komen tot een volwaardig GEAS. Daarom is
het van het grootste belang dat de Nederlandse regering zich echt gaat inspannen om
tot een akkoord op deze voorstellen te komen. De leden van de CDA-fractie vragen daarom
aan de Staatssecretaris hoe zij voornemens is tot een breed EU-akkoord te komen? Hoe
gaat zij ervoor zorgen dat de patstelling doorbroken wordt, zonder dat daarbij de
creatieve voorstellen die nu op tafel liggen zonder meer van tafel geveegd worden?
Wat is de inzet van de Nederlandse regering?
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen over de voorstellen
uit het EU-migratiepact die zien op het filteren aan de grens. De leden van de CDA-fractie
zijn ervan overtuigd dat – mits goed uitgevoerd – deze voorstellen echt kunnen bijdragen
aan het verminderen het aantal rondtrekkende migranten binnen het Schengengebied.
Toch hebben de leden van de CDA-fractie hier nog een aantal bedenkingen bij. Wat vindt
de Staatssecretaris van het erkenningspercentage van 20% waarop gefilterd zal gaan
worden? Is dat niet te laag zo vragen de leden van de CDA-fractie. Zou het niet veel
beter werken als er bijvoorbeeld gewerkt wordt met een erkenningspercentage van 30
tot 40 procent, waarop gefilterd gaat worden? Voorkomen moet toch worden dat mensen
die naar verwachting minder dan de helft kans op asiel hebben, alsnog gaan rondtrekken
of hun kamp opslaan en blijven hangen. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris dit?
Antwoord
Het kabinet is in beginsel voorstander van toepassing van de grensprocedure op alle
irreguliere aankomsten ongeacht nationaliteit. Dit moet bijdragen aan een snelle scheiding
tussen kansarme en kansrijke asielaanvragen. Het is daarbij belangrijk te onderkennen
dat de grensprocedure in de optiek van de Commissie niet is bedoeld als de asielprocedure
van de Unie, maar als eerste filter om de duidelijk kansarme gevallen vroegtijdig
te ondervangen. Het is van belang dat de grensprocedure op alle vreemdelingen kan worden toegepast, ongeacht hun nationaliteit, waar wel rekening wordt gehouden met
kwetsbare groepen, zoals ook nu het geval is in de toepassing van de grensprocedure
in Nederland. Leidend moet zijn of de aanvraag naar verwachting kan worden afgedaan
in de versnelde procedure of als niet ontvankelijk zal worden afgewezen. Het percentage
van 20% dat is genoemd door de Commissie is een ondergrens van de aanvragen die in
elk geval in de grensprocedure moeten worden afgedaan. Het staat lidstaten dan ook
vrij de procedure ook op nationaliteiten met een (veel) hoger percentage toe te passen.
De ondergrens vormt een minimum om te voorkomen dat lidstaten aan de buitengrenzen
van de Unie in de grensprocedure onder de werklast zouden ineenzakken. Deze hoogte
van de ondergrens zal ongetwijfeld een belangrijk onderdeel worden in de onderhandelingen.
Voorts vragen deze leden zich af hoe het filteren aan de grens er in de praktijk uit
zal gaan zien. Wat gebeurt er met de migranten uit veilige landen of migranten die
de autoriteiten proberen te misleiden? Worden die echt in bewaring gehouden? Dat is
voor de leden van de CDA-fractie een harde voorwaarde om de problematiek rondom rondtrekkende
migranten aan te kunnen pakken. Voorts vragen deze leden zich af hoe die opvang aan
de randen van de EU er dan precies uit gaat zien? De leden van de CDA-fractie menen
dat een tweede Moria moet worden voorkomen. Welke rol gaat de Europese Commissie precies
spelen bij het bouwen en onderhouden van deze opvangkampen? Wat gaat de European Taskforce
op dit punt precies doen? Wat gaat de Staatssecretaris doen om ervoor te zorgen dat
de opvang aan de randen van de EU op een humane manier gebeurt?
Antwoord
Ten aanzien van het voorstel van de Commissie, verwijst het kabinet kortheidshalve
naar de verschillende BNC-fiches. Het kabinet deelt de zorgen van de leden van het
CDA over de situatie zoals die ontstaan is op het eiland Lesbos, en in het bijzonder
in het kamp Moria. Een van de belangrijke aandachtspunten voor de huidige situatie
op de Griekse eilanden is dat er niet voldoende voortvarend duidelijkheid wordt verschaft
aan de asielzoeker. Op die onderdelen bieden de plannen een duidelijk perspectief
op beter gestroomlijnde procedures, gevolgd door een terugkeerprocedure. De voorwaarden
waaronder de vreemdelingen worden opgevangen volgen uit de Opvangrichtlijn. Duidelijk
is dat voor de invoering van de screenings- en grensprocedures significante aanpassingen
nodig zijn, ook in de fysieke infrastructuur, en dat een aantal lidstaten van eerste
aankomst hierbij hulp nodig zal hebben. De voorstellen voorzien in ondersteuning door
met name EASO en Frontex. Voor delen van de nieuwe screeningsprocedure zal ook geld
uit Europese fondsen beschikbaar komen.
De Taskforce waar de leden van de CDA-fractie naar vragen, is specifiek ingesteld
om de Griekse autoriteiten bij te staan bij het heropbouwen van de opvang en de asielprocedures
op Lesbos. Wat het kabinet betreft zou een dergelijke taskforce, afhankelijk van de
resultaten die het op Lesbos boekt, als voorbeeld kunnen dienen om lidstaten bij te
staan in het verbeteren van hun opvangsystemen en asielprocedures.
De leden van de CDA-fractie vragen om een specifieke appreciatie van de Staatssecretaris
op de voorstellen rondom solidariteit in het EU-migratiepact. Is de Staatssecretaris
van mening dat de voorstellen, zoals deze nu op tafel liggen, de patstelling omtrent
solidariteit kan doorbreken? Juist omdat creatieve oplossingen worden bedacht? Kan
de Staatssecretaris globaal schetsen hoe de bijdrage aan solidariteit vanuit Nederland
er volgens de huidige regering uit zal gaan zien? Bent u voornemens bij te dragen
aan relocatie of ziet zij meer heil in bijvoorbeeld sponsorschap van terugkeer?
Antwoord
De Commissie doet een innovatief voorstel voor een structureel solidariteitsmechanisme.
Het kabinet waardeert deze aanpak, die een interessant nieuw uitgangspunt voor verdere
onderhandelingen biedt. Volgens het solidariteitsmechanisme kunnen lidstaten op verschillende
manieren bijdragen: met herplaatsingen, return sponsorship en/of capaciteitsopbouwprojecten in een andere lidstaat of in derde landen. Het solidariteitsmechanisme
biedt ruimte aan lidstaten om hiertussen te kiezen. Het voorstel roept nog wel de
nodige vragen op over de uitwerking van de verschillende soorten solidariteit, zoals
return sponsorship. Dit zal tijdens de onderhandelingen moeten worden verduidelijkt.
D66
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het nieuwe migratiepact van de
Europese Commissie (EC). Het huidige migratiebeleid in Europa werkt niet. Het is niet
humaan en niet effectief. Het is dan ook goed dat de EC voorstellen presenteert om
deze impasse te doorbreken. Grote uitdagingen moeten we namelijk samen in Europa aanpakken.
De Commissie pleit terecht voor snelle procedures, samenwerking met niet-EU-landen
en gedeelde verantwoordelijkheid en solidariteit tussen lidstaten.
De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld dat het verzet van een kleine groep
lidstaten, zoals Polen en Hongarije, heeft geleid tot het afzwakken van solidariteit
en dat er weinig concreets wordt voorgesteld voor legale migratieroutes. Het is daarentegen
goed dat de EC zegt pal te staan voor het recht van ieder mens om asiel aan te vragen
in Europa. De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen aan de Staatssecretaris
over de nieuwe voorstellen.
Pre-entry screening procedure
De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen over het pre-screeningvoorstel
van de Commissie. Deze leden zijn voorstander van een snelle scheiding tussen asielzoekers
met een geringe kans en asielzoekers met een reële kans van inwilliging van hun asielaanvraag.
Hierbij zijn deze leden echter wel van mening dat in welke procedure of pre-screening
een vreemdeling ook terecht komt, universele mensenrechten vastgelegd in internationale
verdragen overeind moeten blijven. Kan de Staatssecretaris dit bevestigen? Voorts
vragen deze leden of het klopt dat als vreemdelingen zich bevinden in de pre-entry
screening, zij juridisch nog niet worden beschouwd als aanwezig binnen de Schengenzone,
terwijl zei zich feitelijk weldegelijk op Schengenrondgebied bevinden? Indien dit
klopt, wat betekent dit voor de rechten van deze vreemdelingen? In hoeverre ontstaat
hier een juridisch limbo? Welke aanspraak op grondrechten kunnen deze vreemdelingen
concreet maken tijdens deze pre-screeningprocedure, zo vragen de leden van de D66-fractie.
Deze leden zijn van mening dat deze rechten ten alle tijden geborgd moeten zijn.
De pre-entry screening wordt gepresenteerd als een periode waarin «informatie» wordt
verzameld, en daarom is er geen mogelijkheid tot rechterlijke toetsing van de uitkomst
van de screening voorzien. Dus de beslissing om naar een terugkeer-, grens- of asielprocedure
te worden doorverwezen kan niet worden aangevochten bij een rechter. De leden van
de D66-fractie vragen of zij dit zo goed begrijpen en hoe de Staatssecretaris de juridische
houdbaarheid hiervan inschat?
Antwoord
Het kabinet is het met de leden van de D66-fractie eens dat te allen tijde de fundamentele
rechten van asielzoekers en irreguliere migranten moeten worden gerespecteerd. Dat
is ook het uitgangspunt van de voorstellen van de Commissie. Onderdeel van de voorstellen
van de Commissie is dat in elke lidstaat een onafhankelijk controlemechanisme moet
worden ingericht dat toezicht houdt op de naleving van de fundamentele rechten in
de screeningsprocedure, ondersteund door het Europese grondrechtenagentschap.
De notie dat personen nog geen toegang hebben tot het grondgebied van de EU, terwijl
over hun asielaanvraag wordt beslist, is niet nieuw. Ook in Nederland wordt een dergelijke
juridische fictie gehanteerd. Die fictie is op een aantal punten relevant, maar heeft
geen consequenties voor de naleving van fundamentele rechten van asielzoekers. Dit
betekent een recht op een menswaardige behandeling, noodzakelijke medische zorg en
uiteraard een verbod op willekeurige detentie. Deze vreemdelingen hebben weliswaar
niet de formele toegang, maar vallen wel in de rechtsmacht – en dus de verantwoordelijkheid
van de betreffende staten. Gedurende de procedures hebben zij ook toegang tot de gebruikelijke
rechtsmiddelen.
Voorts lezen deze leden dat de pre-screeningprocedure vijf dagen duurt, maar dat lidstaten
de mogelijkheid krijgen om die periode nog eens met vijf dagen te verlengen in uitzonderlijke
omstandigheden. In hoeverre kunnen lidstaten deze «uitzonderlijke omstandigheden»
ook aangrijpen als reden wanneer ze hun eigen procedure niet op orde hebben, ongeacht
de hoeveelheid aangekomen vreemdelingen? En hoe wordt voorkomen dat er te vaak een
beroep wordt gedaan op «uitzonderlijke omstandigheden»? Welke consequenties zijn er
voor lidstaten als blijkt dat na uitstel de procedure nog steeds niet is afgerond?
Antwoord
Het voorstel van de Commissie heeft het inderdaad over een termijn van vijf dagen
voor de screeningsprocedure aan de buitengrens. Bij hoge instroom kan die termijn
worden verlengd tot tien dagen. Een balans moet worden gevonden waarbij de lidstaten
aan de buitengrens die vaak met pieken in de asielinstroom te maken hebben, deze situatie
kunnen opvangen. Het voorstel bevat een aantal waarborgen, waaronder een plicht om
de Commissie te informeren over de situaties waarin de verlenging wordt toegepast.
Dit zal oneigenlijk gebruik snel zichtbaar maken, zodat de Commissie betreffende lidstaat
daarop kan aanspreken.
De leden van de D66-fractie vagen ook hoe de opvang, zowel tijdens de pre-screening,
als in de vervolgprocedures eruit gaat zien, ook als blijkt dat vreemdelingen een
kleine kans op asiel hebben? Kan de Staatssecretaris garanderen dat de opvang voldoet
aan internationale verdragen en vreemdelingen basale grondrechten behouden? Deze leden
menen dat moet worden voorkomen dat er opvangkampen ontstaan, zoals we deze kennen
van de Griekse eilanden. Tot slot op dit punt vragen de leden de Staatssecretaris
toe te lichten hoe de asielprocedure er nu concreet gaat uitzien.
Antwoord
De opvangmodaliteiten gedurende screeningsfase zijn in de voorstellen van de Commissie
aan de lidstaten gelaten. De voorgestelde screeningsprocedure kan in zekere zin worden
gezien als een verlangstuk van de tweedelijnscontrole die ook nu op de grens plaatsvindt.
Deze – relatief korte – periode staat uiteraard niet buiten de verplichting om voorzieningen
en onderdak te bieden die in lijn zijn met de fundamentele rechten. Zoals hiervoor
geschetst is ook voorzien in een onafhankelijk mechanisme dat op de naleving van de
grondrechten ziet.
Monitoringsmechanisme
De leden van de D66-fractie lezen dat de Commissie een voorstel doet voor een monitoringsmechanisme.
Kan de Staatssecretaris nader toelichten of deze monitoring alleen ziet op de screeningprocedure,
of ook op de bredere situatie aan de grenzen, zoals het voorkomen van push backs?
Antwoord
De Screeningsverordening stelt dat er in alle lidstaten een onafhankelijke instantie
is die toeziet op de naleving van de fundamentele rechten. De leden van de D66-fractie
vragen of deze instantie ook toeziet op het voorkomen van push backs, waaronder het
kabinet verstaat het onmiddellijk uitzetten zonder de individuele omstandigheden te
beoordelen. Het toezicht ziet blijkens het voorgestelde artikel 7 ook op de toegang
tot de asielprocedure. Het toezicht ziet er daarmee ook op of tijdens of na de screeningprocedure
wordt overgegaan tot uitzetting zonder dat acht wordt geslagen op de individuele omstandigheden
en beschermingsbehoefte. Het handelen van grenswachters in het kader van het grenstoezicht
valt niet onder deze verordening, maar onder het bereik van de Schengen Grenscode
en wordt dus niet door de bepalingen van deze verordening bestreken. Dit laat onverlet,
dat ook de Schengen Grenscode de verplichting omvat om aan internationale en Europese
wet- en regelgeving te voldoen en fundamentele rechten te waarborgen. Terugkeer en
verwijderingshandelingen in de zin van de terugkeerrichtlijn worden bestreken door
het onafhankelijk toezicht krachtens artikel 8, zesde lid van de Terugkeerrichtlijn.
Voorts vragen deze leden te verduidelijken welke rol en verantwoordelijkheid lidstaten
hebben bij het oprichten en functioneren van dit mechanisme, en welke rol en verantwoordelijkheid
de Commissie heeft. Welke concrete instrumenten heeft de Commissie met dit monitoringsmechanisme
wanneer blijkt dat er push backs aan de grens van een lidstaat plaatsvinden? En welke
rol krijgt het Europese grondrechtenagentschap (FRA) binnen dit monitoringsmechanisme
en in hoeverre krijgen zij bepaalde instrumenten om te kunnen ingrijpen of aan de
bel te trekken? Deze leden hebben twijfels over de effectiviteit van een dergelijk
monitoringsmechanisme als het enkel aan de lidstaten zelf wordt overgelaten, omdat
nu ook al blijkt dat lidstaten zich soms niet houden aan geldende verdragen. Welke
stok achter de deur gaat ervoor zorgen dat deze monitoring onafhankelijk tot stand
komt en ook daadwerkelijk effectief gaat zijn, zo vragen de leden van de D66-fractie
tot slot op dit punt.
Antwoord
De voorstellen maken dat de handelwijze van de lidstaten meer, en nadrukkelijker dan
nu, door het Unierecht wordt bestreken. Ervaringen met het doeltreffende systeem voor
het toezicht op de verplichte terugkeer laten zien dat het wel degelijk mogelijk is
om dergelijke toezichthouders in de lidstaten in te richten, die effectief en onafhankelijk
functioneren. Het voorstel van de Commissie suggereert ook dat het Europese grondrechtenagentschap
een rol krijgt bij het verschaffen van richtsnoeren ten behoeve van deze toezichthouders.
De Commissie zal erop toezien dat dergelijke instanties daadwerkelijk hun rol krijgen
en de periodieke Schengen Evaluaties zullen ook de werking van deze mechanismes tot
onderwerp hebben.
Herverdelingsmechanisme
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris wat zij vindt van het voorgestelde
verdelingsmechanisme voor reddingen op zee.
Antwoord
Kortheidshalve verwijst het kabinet naar de appreciatie in het relevante BNC-fiche.
Is zij het met deze leden eens dat Nederland hierin in de toekomst ook haar verantwoordelijkheid
moet nemen, aangezien het hier gaat om een structurele oplossing die Nederland graag
wenst?2
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
De leden van de D66-fractie hebben begrip voor de behoefte van de EC om in te kunnen
schatten hoeveel «plekken» voor migranten en vluchtelingen er beschikbaar zijn en
dat zij daarom hierover prognoses gaan opstellen. Tegelijkertijd kan deze informatie
ook nuttig zijn voor mensensmokkelaars, als die precies weten hoeveel «plekken» er
beschikbaar zijn. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris dit ziet en hoe zij denkt
misbruikt hiermee te voorkomen?
Antwoord
Het kabinet begrijpt de zorgen van de leden van de D66-fractie dat het openbaar maken
van dergelijke prognoses gedrag van criminele smokkelaars of irreguliere migranten
kan beïnvloeden. Zeker waar het informatie betreft over de omvang van het aantal herplaatsingen
ziet het kabinet, samen met de leden van de D66-fractie, een risico op aanzuigende
werking. Het kabinet zal hier aandacht voor vragen tijdens de onderhandelingen.
De leden van de D66-fractie lezen vervolgens dat de EC wetgeving voorstelt voor een
«solidair crisismechanisme» wanneer er sprake is van «uitzonderlijke situaties». Worden
er objectieve criteria vastgesteld wanneer er sprake is van een uitzonderlijke situatie?
Zou de situatie in het vluchtelingenkamp Moria onder dit nieuwe voorstel ook vallen
onder een «uitzonderlijke situatie»? Welke garantie kan de Staatssecretaris bieden
dat dit mechanisme ook daadwerkelijk ingezet gaat worden, in tegenstelling tot eerdere
crisismechanismen die nooit zijn geactiveerd?
Antwoord
Kortheidshalve verwijst het kabinet u naar het BNC-fiche inzake de voorgestelde Verordening
inzake de aanpak van situaties van crisis en overmacht. Ten aanzien van de eerdere
crisismechanismen die niet zouden zijn geactiveerd, is dezerzijds niet bekend waar
de leden naar verwijzen. Eerder heeft Nederland uitvoering gegeven aan de herplaatsingsbesluiten
uit 2015 en verhoudingsgewijs veel asielzoekers uit Griekenland en Italië overgenomen.
Daarnaast is het Union Civil Protection Mechanism ook meermaals geactiveerd als gevolg van zaken die met asiel en migratie te maken
hebben. Ook daar heeft Nederland herhaaldelijk aan bijgedragen. Wel is het inderdaad
zo dat Nederland niet altijd heeft deelgenomen aan ad hoc herplaatsingen. Dat zijn doorgaans initiatieven van individuele of kleinere groepen
lidstaten.
De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld dat op aandringen van een kleine minderheid
van lidstaten een verplichte herverdelingssleutel voor het verdelen van vreemdelingen
over de lidstaten niet in de voorstellen is opgenomen. Daarvoor is een «terugkeer
sponsorschap» en het bieden van operationele steun voor in de plaats gekomen. Lidstaten
kunnen vervolgens tussen de drie opties kiezen. Deze leden vragen de Staatssecretaris
wat haar inzet is om te voorkomen dat weinig tot geen enkele lidstaat hierdoor meer
bereid is vreemdelingen over te nemen? Welke stok achter de deur komt er om te voorkomen
dat er lidstaten helemaal weigeren om iets te doen? Tot slot op dit punt vragen de
leden van de D66-fractie in hoeverre een lidstaat maar slechts een beperkt aantal
keren dezelfde optie binnen de herverdelingssleutel kan kiezen? Dit om te voorkomen
dat het overnemen van vreemdelingen altijd op dezelfde lidstaten aankomt.
Antwoord
Kortheidshalve verwijst het kabinet u naar de toelichting en appreciatie in het BNC-fiche
inzake de voorgestelde Verordening betreffende asiel- en migratiebeheer. Het voorstel
van de Commissie laat echter een paar vragen onbeantwoord over de werking van het
solidariteitsmechanisme. Voor een juiste appreciatie dient eerst deze verduidelijking
te worden verkregen.
Legale migratie
De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld in het feit dat er geen concrete (wetgevings-)voorstellen
zijn gedaan door de EC op het punt van legale migratie. Deze leden zien legale migratie
namelijk als een van de essentiële onderdelen van het totaalpakket om migratie in
betere banen te leiden en een alternatief te bieden voor levensgevaarlijke reizen.
Deze leden verwijzen hierbij tevens naar de voorstellen die zij al eerder op dit punt
hebben gedaan.3 Is de Staatssecretaris dit met deze leden eens? Hoe gaat zij zich inspannen om te
zorgen dat er toch serieuze stappen gezet gaan worden om de mogelijkheden voor legale
migratie uit te breiden, zowel op Europees als op Nederlands niveau (een ambitie die
eerder tevens is vastgelegd in de integrale migratieagenda van dit kabinet4)?
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
De leden van de D66-fractie lezen wel dat de Commissie legale migratie mogelijkheden
wil «stimuleren» en lidstaten wil «aanmoedigen» haar mogelijkheden voor legale migratie
te vergroten. Deze leden juichen deze oproep van de Commissie toe. Is de Staatssecretaris
van plan gehoor te geven aan deze oproep? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat de
Staatssecretaris concreet doen om legale migratiemogelijkheden te bevorderen? Tot
slot vragen deze leden of de Staatssecretaris van plan is om namens Nederland een
actieve bijdrage te leveren aan de Talent Partnerships?
Antwoord
De inzet van de Commissie op het aantrekken van talent en kennis is grotendeels in
overeenstemming met het huidige Nederlandse beleid. Het kabinet is dan ook in beginsel
positief over deze inzet. Zeker wanneer het gaat om hooggekwalificeerde migratie is
het belangrijk dat de EU in de wereldwijde concurrentie om talent aantrekkelijk blijft.
Het vormen van Talent Partnerships met landen en regio’s buiten de EU kan daar ook
een bijdrage aan leveren, waarbij het kabinet erop wijst dat het huidige Nederlandse
beleid voor kennismigranten, onderzoekers en studenten al ruimhartig is. De Commissie
wil met een aantal voorstellen komen om genoemde doelstelling te bereiken. Het kabinet
wacht deze voorstellen met belangstelling af en zal zich in de onderhandelingen daarover
constructief opstellen.
De leden van de D66-fractie vragen tot slot of de Staatssecretaris bereid is om de
onderhandelingen over de voorstellen die eerder zijn gedaan om legale migratie te
faciliteren, namelijk de blauwe kaartrichtlijn en de richtlijn voor studenten en onderzoekers,
snel af te ronden? De leden van de D66-fractie zijn van mening dat als de Staatssecretaris
de global war on talent serieus neemt dit noodzakelijke stappen zijn om snel te zetten.
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
Partnerschappen met derde landen
De leden van de D66-fractie vinden de paragrafen over het aanpakken van grondoorzaken
van zaken zoals armoede en slecht bestuur aan de vage kant. Des te meer omdat dit
naar de mening van deze leden essentiële elementen zijn in het verminderen van de
noodzaak tot migreren. Uit verschillende onderzoeken blijkt telkens weer dat zogeheten
push factoren in herkomstlanden sterker zijn dan pull factoren in Europa. Is de Staatssecretaris dit met deze leden eens en hoe gaat zij
ervoor zorgen dat hier meer prioriteit aan wordt gegeven?
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
Visa procedure
De leden van de D66-fractie lezen dat de visa procedure vanaf 2025 volledig digitaal
wordt. Deze leden vragen wat dit gaat betekenen voor de huidige procedure waarin mensen
nu nog fysiek een MVV moet aanvragen en ophalen, iets wat onder andere tijdens de
COVID-19 crisis tot problemen heeft geleid?
Antwoord
Anders dan voor het visumproces zijn er geen voornemens het MVV-proces te digitaliseren.
Procedureel
De leden van de D66-fractie vragen hoe de Staatssecretaris nu aankijkt tegen de een-pakketbenadering?
Voorts vragen zij of de Staatssecretaris van mening is dat de voorstellen die eerder
gedaan zijn in het kader van GEAS gezamenlijk of los van het nieuwe migratiepact behandeld
moeten worden. Tot slot vragen deze leden hoe de Staatssecretaris zich samen met de
Commissie ervoor gaat inspannen dat er snel een akkoord over de plannen wordt bereikt,
hoe zij zich gaat inzetten dat de voorstellen ook uitvoerbaar zijn en dat ze daadwerkelijk
geïmplementeerd zullen worden?
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
GroenLinks
De leden van de GroenLinks-fractie zijn voorzichtig optimistisch over het feit dat
de Europese Commissie voorstellen heeft gepubliceerd waarmee de EC hoopt de vastgelopen
onderhandelingen over een gemeenschappelijk Europees asielsysteem uit het slop te
trekken. Deze leden delen de analyse van de regering dat het voorgestelde Migratiepact
kansen biedt om fundamentele tekortkomingen in het Europese migratiebeleid aan te
pakken. Evenwel maken deze leden zich zorgen over de politieke haalbaarheid en diverse
uitvoeringskwesties. Zij stellen daarover graag enkele concrete vragen.
Solidariteitsmechanisme
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke momenten het solidariteitsmechanisme
kan worden geactiveerd. Deze leden lezen over een verschil tussen acute crises en
situaties van aanhoudende druk. Zij vragen de regering dit verschil te duiden. Ook
vragen zij inzichtelijk te maken wie beslist wanneer sprake is van een situatie waarin
het mechanisme wordt geactiveerd.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de huidige situatie in Griekenland concreet
aanleiding zou geven om het solidariteitsmechanisme te activeren, en zo nee, waarom
niet.
Antwoord
Het solidariteitsmechanisme is van toepassing op drie verschillende scenario’s: a)
in geval van ontscheping na een reddingsoperatie op zee (SAR), b) in het geval van
migratiedruk, en c) in geval van een crisissituatie. In deze drie scenario’s is het
de Commissie die het solidariteitsmechanisme activeert. Er is sprake van een situatie
van migratiedruk wanneer (het risico op) een groot aantal aankomsten van vreemdelingen
zorgt voor een druk op het asiel- en opvangsysteem in een lidstaat. Er is sprake van
een crisissituatie wanneer een uitzonderlijk hoge instroom van vreemdelingen ervoor
zorgt dat het asiel-, opvang- en terugkeersysteem van een lidstaat niet meer kan functioneren.
Over de precieze afbakening tussen deze twee situaties heeft het kabinet zelf ook
nog vragen. In de komende periode zal het kabinet de Commissie dan ook vragen om dit
verder te verduidelijken.
Volgens de voorstellen kan een lidstaat de Commissie verzoeken het mechanisme te activeren.
Het zou dan aan de Commissie zijn om de situatie te beoordelen en daar wel of niet
in mee te gaan. De vraag of Griekenland onder een dergelijke situatie valt, is niet
op voorhand vast te stellen. Op basis van de algemene ontwikkeling van de irreguliere
migratiedruk, gecombineerd met de huidige capaciteiten in Griekenland, zou het aannemelijk
zijn dat deze situatie zou worden aangemerkt als een situatie van migratiedruk. Dat
zou betekenen dat de lidstaten worden verzocht om solidariteit te leveren via herplaatsing,
return sponsorship of capaciteitsopbouw.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat lidstaten bij activering van het mechanisme
kunnen kiezen uit het leveren van bijdragen via (1) het herplaatsen van asielzoekers,
(2) het sponsoren van terugkeer van asielzoekers of (3) het leveren van operationele
assistentie. Deze leden vragen of lidstaten ten alle tijde zelfstandig kunnen beslissen
over de vorm van de bijdrage, en zo ja, welke consequenties dit zal hebben wanneer
(nagenoeg) geen lidstaten opteren voor herplaatsing. Indien lidstaten toch gedwongen
kunnen worden om herplaatsing te accepteren, vragen de leden van GroenLinks hoe en
door wie hiertoe kan worden besloten.
Antwoord
Kortheidshalve verwijst het kabinet naar de toelichtingen en de appreciatie daarvan
die zijn opgenomen in de BNC-fiches inzake de overkoepelende mededeling en meer specifiek
het BNC-fiche inzake de voorgestelde Verordening betreffende asiel- en migratiebeheer.
Zoals hierboven is aangegeven in antwoord op vergelijkbare vragen over de werking
van het solidariteitsmechanisme, laat het voorstel van de Commissie een aantal vragen
onbeantwoord. Voor een juiste appreciatie dient eerst deze verduidelijking te worden
verkregen.
Grensprocedure
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vragen over de voorgenomen invulling van
de grensprocedure die de EC voor zich ziet. Deze leden vragen hoe de EC zich voor
heeft genomen de voorgestelde grensprocedure operationeel in het leven te roepen aan
de grenzen van de EU. Deze leden vragen of asielzoekers gedurende fases van de grensprocedures
in gesloten centra worden geplaatst, en zo ja, of ook andere mensenrechten dan verplaatsingsvrijheid
zullen worden afgenomen.
Antwoord
Het voorstel voor de Procedureverordening maakt niet expliciet op welke wijze de personen
zullen worden opgevangen gedurende de asielprocedure. Dit is overigens niet anders
onder de huidige richtlijn. De wijze waarop personen worden opgevangen volgt uit de
Opvangrichtlijn. Deze biedt de mogelijkheid om, in afwachting van de beslissing over
toegang, betrokkene(n) op te houden in gesloten centra. In situaties als die in Nederland
is dat ook de enige realistische oplossing. De voorstellen van de Commissie laten
echter ook ruimte voor andere mogelijkheden, bijvoorbeeld als in een geografisch gescheiden
deel van de lidstaat, zoals een eiland, een procedure kan worden toegepast. Overigens
bevat het artikel over de terugkeerprocedure volgend op de grensprocedure wel een
bepaling die detentie mogelijk maakt. Het niveau van de voorzieningen volgt uit de
opvangrichtlijn en verschilt (dus) niet. De recent gepresenteerde voorstellen zien
niet op een verdere aanpassing van de Opvangrichtlijn.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er een vorm van Europees toezicht komt
op de uit te voeren grensprocedures en de kwaliteit van opvang tijdens die grensprocedures,
en zo ja, door welke instantie(s) dit toezicht zal worden gehouden.
Antwoord
Op meerdere plekken in de Commissievoorstellen wordt een monitoring van de uitvoering
genoemd. Zo ook bijvoorbeeld in de voorgestelde Screeningsverordening. Daarin is opgenomen
dat de lidstaten, in samenspraak met het Europese grondrechtenagentschap, een onafhankelijk
monitoringsmechanisme dienen in te stellen voor de screeningsprocedure. Gedurende
de grensprocedure is de opvangrichtlijn van toepassing.
In de voorgestelde wetteksten is te lezen: «During the examination of applications
subject to a border procedure, the applicants shall be kept at or in proximity to
the external border or transit zones.» De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat
precies wordt bedoeld met «in proximity to the external border» – betekent dit dat
opvanglocaties buiten het Europees grondgebied zullen worden geplaatst? Zo ja, hoe
verhoudt zich dit tot het individueel recht van mensen om binnen de EU asiel aan te
vragen?
Antwoord
Het kabinet is van mening dat er flexibiliteit voor de lidstaten moet zijn om de grensprocedure
in te richten. Het is vaak onpraktisch om dit pal op de grens te moeten doen. Essentieel
is dat de betrokken personen niet onevenredig veel en vaak moeten worden vervoerd
om op de locatie aan te komen waar de grensprocedure wordt uitgevoerd. De Commissie
lijkt de formulering bewust zo te hebben geformuleerd, dat lidstaten ruimte houden
om dat met inachtneming van hun geografische realiteiten in te vullen. Het kan gaan
om vrijheidsontnemende locaties maar ook om vrijheid beperkende locaties, mits effectief
geen toegang tot het gehele grondgebied wordt verschaft. De formulering van de Commissie
zou het daarmee mogelijk maken om opvanglocaties te verspreiden over het grondgebied
van de lidstaat en deze niet alleen aan de buitengrenzen te concentreren. Het voorziet
(dus) niet in opvanglocaties buiten de EU.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of voor de beoordeling of iemand in grensprocedure
moet worden behandeld alleen het toelatingspercentage van het land van herkomst wordt
meegewogen, of dat ook een doorreis door een als veilig aangemerkt derde land hierin
een doorslaggevende factor is? Indien dit laatste het geval is, vragen deze leden
of dit de facto betekent dat alle asielzoekers die door Turkije zijn gereisd in de
grensprocedure moeten.
Antwoord
De verplichting tot het toepassen van de grensprocedure bestaat als de vreemdeling
afkomstig is uit een land waarvoor het inwilligingspercentage blijkens de Eurostat-gegevens
lager is dan 20%. Dit heeft dus alleen betrekking op het land van herkomst. Deze verplichting
bestaat ook indien – kort verwoord – de aanvrager een gevaar voor de openbare orde
of nationale veiligheid is hetzij valse verklaringen heeft afgelegd of vaste documenten
heeft overgedragen. Als de aanvraag om andere redenen kan worden afgewezen in de versnelde
procedure of niet-ontvankelijk is, bijvoorbeeld omdat de aanvrager via een veilig
derde land is gereisd, mogen de lidstaten de grensprocedure toepassen.
Ontscheping drenkelingen
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat eindelijk wordt geprobeerd een oplossing
te vinden voor het ontschepen van op de Middellandse Zee geredde drenkelingen. Deze
leden vragen de regering nader te duiden hoe de door de EC voorgestelde regeling in
de praktijk zal gaan werken. Zullen kuststaten hun havens voor drenkelingen openen
en zal er vervolgens automatische relocatie plaatsvinden op basis van tevoren toegezegde
plekken door lidstaten? Bevat het EC-pact ook afspraken over het tegengaan van de
criminalisering van NGO-schepen die reddingsoperaties uitvoeren?
Antwoord
Kortheidshalve verwijst het kabinet u naar de BNC-fiches inzake de Verordening inzake
asiel- en migratiebeheer, de Aanbeveling voor samenwerking inzake operaties Search
and Rescue en de Richtsnoeren van de Commissie voor de uitvoering van de EU-regels
inzake de omschrijving en bestrijding van hulpverlening bij illegale binnenkomst,
illegale doortocht en illegaal verblijf. De voorgestelde Verordening inzake asiel-
en migratiebeheer voorziet in een solidariteitsmechanisme in het geval van SAR-operaties.
In de genoemde richtsnoeren wijst de Commissie lidstaten op de mogelijkheid om een
uitzondering te maken om bepaalde activiteiten die vanuit humanitair oogpunt zijn
ingegeven, niet strafrechtelijk te vervolgen. Nederland heeft deze humanitaire uitzonderingsclausule
destijds bij de implementatie van de richtlijn in het Nederlandse recht op verzoek
van de Tweede Kamer (bij amendement) destijds niet overgenomen in de in artikel 197a
van het Wetboek van Strafrecht omschreven strafbaarstelling van mensensmokkel.
Kosten
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of zij bekend is met uitlatingen
van het lid Baudet, dat de uitvoering van het EC-pact € 11.000 miljard euro zou kosten.5 Deze leden vragen de regering of deze uitlating enige basis heeft in de realiteit.
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
Politieke steun
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering zicht heeft op de mate van
politieke steun waarop het voorgestelde EC-pact kan rekenen. Zij vragen de regering
om een inschatting van de haalbaarheid van de voorstellen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering voornemens is zich in te
zetten om de politieke steun voor het EC-pact te vergroten.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering bereid is om samen met andere
positief ingestelde lidstaten alternatieve plannen te formuleren om tot een gemeenschappelijke
migratieaanpak te komen, indien de politieke steun voor het EC-pact onvoldoende blijkt,
en zo nee, waarom niet.
Antwoord
In de elementen van de Commissievoorstellen zit, naar de mening van het kabinet, zeker
een basis om de tekortkomingen van het huidige asiel systeem aan te pakken en meer
greep te krijgen op migratie. In de besprekingen zal Nederland zich constructief opstellen.
Wel is het zaak om uiteraard ook kritisch blijven, onder andere op de eenduidigheid
en praktische uitvoerbaarheid van de regels. Zoals bekend is de inzet gericht op een
beter systeem, in Nederland en in andere lidstaten, waarin alle lidstaten hun verantwoordelijkheid
nemen en het doorvoeren van structurele Europese verbeteringen het mogelijk maakt
om structurele solidariteit te bieden. Het kabinet vindt het (dan ook) te vroeg om
alternatieve plannen te formuleren.
Over het algemeen geldt dat er in EU-verband brede overeenstemming is over het belang
van betere terugkeer, het sneller maken van een onderscheid aan de buitengrenzen en
het belang van betere samenwerking met landen van herkomst en transit. De belangrijkste
discussie zal gaan over de verhouding tussen de principes van verantwoordelijkheid
en solidariteit. Het is duidelijk dat verschillende groepen lidstaten andere belangen
hebben en ook vanuit die belangen de voorstellen zullen appreciëren. Zo zullen de
zuidelijke lidstaten zich met name inzetten voor een sterk solidariteitsmechanisme,
waarbij meerdere centraal-Europese lidstaten juist tegen enigerlei verplichtende vormen
zullen zijn. Het kabinet zal inderdaad samen optrekken met gelijkgezinde lidstaten
om de voorstellen constructief, maar ook kritisch, te benaderen en waar mogelijk te
werken aan compromissen die wat het kabinet betreft bij kunnen dragen aan een versterkt
Europees asiel- en migratiebeleid dat ook toekomst- en crisisbestendig is.
Moria
Als onderdeel van het EC-migratiepact werd een plan gepresenteerd om een taskforce
te sturen, die verantwoordelijkheid gaat nemen voor de humanitaire noodsituatie op
het Griekse eiland Lesbos. De leden van de GroenLinks-fractie vragen wanneer deze
taskforce aan de slag gaat, op welke termijn de taskforce humane opvang op het eiland
denkt te realiseren en welke rol UNHCR, EASO en IOM precies krijgen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Moria-taskforce ook de opvangfaciliteiten
en procedures op andere overbelaste Griekse eilanden zal gaan aanpakken, en zo ja,
op welke termijn.
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl., en worden tevens geadresseerd
in de beantwoording van vergelijkbare vragen in deze set.
SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het migratiepact van de Europese
Commissie. De leden vinden het over het algemeen een goede zaak dat er op Europees
niveau afspraken worden gemaakt over asiel en migratie. De leden van de SP delen de
mening dat door eerder falen een beschamende situatie aan de Europese grenzen is ontstaan.
Meer stroomlijning is van belang. Zo voorkomen we situaties zoals die op de Griekse
eilanden. Deelt de regering de mening dat de erbarmelijke omstandigheden op Lesbos
een schandvlek zijn voor Europa en dat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid is
om dat op te lossen?
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
Grensprocedure
De leden van de SP kijken in beginsel positief naar het voorstel voor een snelle eerste
screening aan de Europese grenzen, zodat mensen snel duidelijkheid krijgen of zij
kans maken op asiel of niet. Een eerste screening binnen vijf dagen is ambitieus;
de leden vragen of mensenrechten en internationale verdragen daarbij te allen tijde
in acht worden genomen. De leden plaatsen vraagtekens bij de norm van minimaal 20%
kans als minimum om door te mogen naar een asielprocedure. Wat is hiervan de onderbouwing?
Welke landen voldoen op dit moment aan deze 20%-norm? Voldoet bijvoorbeeld Afghanistan
aan deze norm?
Antwoord
De screeningsprocedure aan de grens gaat vooraf aan de beoordeling van een eventuele
asielaanvraag, die, al naar gelang de uitkomsten van de screeningsprocedure, in de
grensprocedure wordt afgehandeld of in een procedure in het binnenland van de lidstaat.
De genoemde 20%-norm is hierbij bepalend, waarbij zij aangetekend dat het een minimum
betreft en lidstaten de grensprocedure desgewenst dus ook op andere of alle groepen
kunnen toepassen. Wat betreft de toelichting op deze ondergrens, verwijst het kabinet
kortheidshalve naar de beantwoording van vergelijkbare vragen hierover, als ook het
BNC-fiche inzake de voorgestelde Screeningverordening en de voorgestelde Verordening
betreffende asiel- en migratiebeheer. De hoogte van deze ondergrens zal ongetwijfeld
een belangrijk onderdeel worden in de onderhandelingen. Naar de mening van het kabinet
moet in de screeningsprocedure ook niet vooruit gelopen worden op de inhoudelijke
beschermingsmotieven. Deze dienen in de asielprocedure zelf beantwoord te worden.
In dat opzicht lijkt de screeningsprocedure enigszins op de rust en voorbereidingstijd
dit in de Nederlandse grensprocedure vooraf gaat aan de 8-daagse procedure waarin
de asielaanvraag wordt beoordeeld. Dat betekent ook dat na de screening nog geen verwijdering
aan de orde is, als de vreemdeling om bescherming heeft verzocht. Het kabinet heeft
er dan ook vertrouwen in dat deze procedure kan worden ingericht op zodanige wijze
dat mensenrechten en internationale verdragen te allen tijde in acht worden genomen.
Terugkeer
Een effectief asielstelsel vereist een succesvol terugkeerbeleid. Zonder effectief
terugkeerbeleid ontstaan er uitgeprocedeerde asielzoekers die zonder verblijfsvergunning
van land tot land zwerven. De regering slaagt er niet of nauwelijks in om uitgeprocedeerde
asielzoekers te laten terugkeren. Een Europese aanpak kan doeltreffend zijn, maar
mag een landelijke aanpak niet dwarsbomen. Deelt de regering die mening?
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
Landen die hun eigen mensen niet terugnemen moeten meer onder druk worden gezet. Hoe
gaat de EC dat doen? Welke landen krijgen te maken met het visumbeleid? Welke andere
maatregelen worden genomen?
Antwoord
De Commissie erkent in de voorstellen dat goede samenwerking met herkomst- en transitlanden
voor het welslagen essentieel is. De gepresenteerde voorstellen en mededelingen bieden
alle handvatten hiervoor en de juiste focus. De Commissie stelt dat migratie een centraal
onderwerp is in de relatie met herkomst- en transitlanden en niet in isolatie moet
worden bekeken, maar als onderdeel van brede partnerschappen. Daarbij kunnen andere
instrumenten als visa, handel en ontwikkelingssamenwerking worden ingezet als dat
bijdraagt aan de migratie inzet. Hoe de verschillende instrumenten gaan worden ingezet
zal afhangen van het desbetreffende land en op welk niveau de migratiesamenwerking
moet worden verbeterd. Nederland zal daarbij aandringen een systematische en integrale
aanpak. Een belangrijke ambitie van de Commissie, die het kabinet ondersteunt, is
in elk geval werk te maken van betere implementatie van de huidige 24 terug- en overnameoverkomsten
die de EU met derde landen heeft gesloten. Een instrument wat daarbij impact kan hebben
is, zoals leden van de SP opmerken, de herziene Europese Visumcode die een nieuw artikel
bevat die in Europees verband visummaatregelen mogelijk maakt ten aanzien van landen
die voor de EU van belang zijn op het gebied van terugkeer. Hierbij kan een onderscheid
worden aangebracht in de voorwaarden voor het verstrekken van visa aan een derde land
dat niet voldoende meewerkt aan het terugnemen van eigen onderdanen die irregulier
op EU-grondgebied verblijven en een derde land dat wel meewerkt. De Commissie komt
naar wordt verwacht binnen enkele weken met een mededeling over de eerste analyse
van de terugkeersamenwerking met de belangrijkste terugkeerlanden van de EU. Op basis
daarvan kunnen vervolgstappen worden bepaald volgens het proces beschreven in artikel 25Bis
van de Visacode. Daarnaast bevat het voorstel voor een Migratie Management Verordening
aanknopingspunten voor verdere versterking van leverage mechanismen om in gesprekken met herkomstlanden andere beleidsterreinen bij de gesprekken
over terugkeer te betrekken. Dit sluit aan bij de Nederlandse integrale benadering
om de dialoog over terugkeer te verbreden en te versterken. Ook zijn het voorstel
van de Commissie om een aparte Terugkeercoördinator te benoemen en de introductie
van het concept van return sponsorship elementen die aan versterking van terugkeer kunnen bijdragen. Tot slot wordt gewezen
op de rol van Frontex, welke volgt uit het huidige mandaat. Frontex kan lidstaten
ondersteuning bieden bij het uitvoeren van zowel vrijwillige als gedwongen terugkeer
in het geval een asielaanvraag wordt afgewezen. Hoewel de voorstellen van de Commissie
eerst en vooral op de asielprocedures zien, onderkent de Commissie dat effectieve
terugkeer daar waar verblijf niet aan de orde is, een noodzaklelijk onderdeel is van
een geloofwaardig migratiebeleid.
Dublin
Het Dublin principe (asielzoekers moeten bij het eerste land van aankomst asiel aanvragen)
zorgt voor een scheve verhouding binnen de EU. Landen als Griekenland en Italië krijgen
hierdoor te maken met veel meer procedures. Vluchtelingen die onverhoopt doorreizen
komen illegaal in andere EU-landen terecht. De leden van de SP zijn het eens dat dit
beginsel op de schop moet. Alleen op deze manier kan er werkelijk een eerlijk Europees
asielsysteem komen waarin lidstaten de taken evenredig verdelen.
Delen verantwoordelijkheid
De leden van de SP begrijpen dat elke lidstaat zeggenschap blijft houden over het
aantal op te nemen asielzoekers en/of vluchtelingen. Er komt dus geen verplichte verdeling
van vluchtelingen over de lidstaten. Erkent de regering dat het risico bestaat dat
veel landen vervolgens de «makkelijke weg» kiezen, namelijk de optie waarin lidstaten
terugkeer «sponsoren» in plaats van het opnemen van vluchtelingen? Hoe voorkomt u
dat een redelijke verdeling van vluchtelingen over de EU in het geding komt?
De leden van de SP vinden dat er naast een beroep op de verantwoordelijkheid van lidstaten
ook een beloning moet komen voor het opnemen van asielzoekers. Op deze manier zijn
lidstaten sneller geneigd om opvang te bieden in plaats van uitsluitend meewerken
aan terugkeer. Gaat de regering dit voorstel overnemen?
Antwoord
Het voorstel van de Commissie lijkt, naar lezing van het kabinet, in te houden dat
iedere lidstaat moet gaan bijdragen aan het solidariteitsmechanisme. Lidstaten hebben
daarbij wel een keuze tussen de (beperkte) alternatieven waarmee de solidariteitsverplichting
kan worden ingevuld. Die alternatieven roepen nog verschillende vragen op, met name
over de uitwerking van return sponsorship. Dit zal in de onderhandelingen verduidelijkt moeten worden. Het kabinet zal zich
tijdens de onderhandelingen inzetten voor een voor de lidstaten werkbaar, transparant
en structureel systeem van solidariteit, inclusief herplaatsing, dat geldt voor alle
EU-lidstaten.
In het voorstel voor de nieuwe Verordening inzake asiel- en migratiebeheer is reeds
een beloning ingebouwd voor het opnemen van asielzoekers. De Commissie stelt daarin
voor om lidstaten die asielzoekers herplaatsen een financiële tegemoetkoming te geven
van 10.000 euro per persoon (12.000 euro indien het een alleenstaande minderjarige
vreemdeling betreft).
CU
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
voorstellen van de EC voor een nieuw zogenoemd migratiepact. Zij hebben daarover nog
wel veel vragen, ook over uw appreciatie van de plannen.
Allereerst merken deze leden op dat de EC ten aanzien van het migratiebeleid signaleert
dat er een gebrek was aan een integrale aanpak op EU-niveau. Nu wordt er altijd naar
een integrale aanpak gestreefd door bestuurders en dit was in 2016 niet anders. Daarom
dringt de vraag zich op wat er meer geïntegreerd is aan de aanpak die nu wordt voorgesteld.
Hoe denkt de Staatssecretaris hierover, vragen deze leden.
Antwoord
Met de plannen biedt de Commissie een alomvattend raamwerk voor het EU-migratie en
asielbeleid op zowel de interne als externe dimensie. De interne en externe dimensie
van asiel zijn nauw met elkaar verweven, en het kabinet kan de Commissie met deze
aanpak, die lijkt op de Nederlandse integrale benadering, dan ook goed volgen.
Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat het gebrekkig functioneren niet
zozeer aan het beleid lag als aan het gebrek aan politieke overeenstemming tussen
de lidstaten om het beleid uit te voeren?
De Commissie schrijft ook dat de bestaande instrumenten om terugkeer en samenwerking
met derde landen te bewerkstelligen nog niet volledig benut zijn. Hoe komt dit, volgens
de Staatssecretaris, zo vragen deze leden. Is de Staatssecretaris het ook eens met
de Commissie dat het nu ontbreekt aan een «eerlijk en effectief migratiesysteem»?6
Antwoord
Deze vragen zijn op 6 oktober jl. schriftelijk beantwoord, voorafgaand aan het notaoverleg
ter voorbereiding op de JBZ-raad van 8 oktober jl.
In de voorstellen betreft om de gesignaleerde problemen op te lossen, lezen de leden
van de ChristenUniefractie met belangstelling over een monitoring mechanisme waarin
voorzien wordt. Ze vragen hoe de Staatssecretaris zich de werking van het monitoring
mechanisme voorstelt. Hoe gaat dit georganiseerd worden? Wordt dit een aparte Europese
dienst, of wordt dit landelijk geregeld? Wat gaat er allemaal gemonitord worden en
op welke manier zou Nederland hiermee te maken krijgen?
Antwoord
Op meerdere plekken in de Commissievoorstellen wordt een monitoring van de uitvoering
genoemd. Zo ook bijvoorbeeld in de voorgestelde Screeningsverordening. Daarin is opgenomen
dat de lidstaten, in samenspraak met het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten,
een onafhankelijk monitoringsmechanisme dienen in te stellen voor de screeningsprocedure.
Dit geldt ook indien de screening in Nederland plaatsvindt.
Ten aanzien van de naadloze asiel-terugkeer-procedure die voorzien wordt, vragen deze
leden zich af of de problemen met terugkeer slechts een kwestie zijn van het beter
organiseren van de procedure, of dat daar fundamenteler oorzaken aan ten grondslag
liggen. Hoe denkt de Staatssecretaris hierover?
Antwoord
Het naadloos aansluiten van de toelatingsprocedure op de terugkeerprocedure, waar
de Commissie stappen toe zet, is een belangrijk onderdeel van een efficiënter en effectiever
terugkeersysteem. De inzet is om te voorkomen dat vreemdelingen zich eenvoudig kunnen
onttrekken aan het toezicht en kunnen verdwijnen in de illegaliteit. Dit is een belangrijke
grondoorzaak van illegale secundaire migratie tussen de lidstaten. Het controleren
van deze migratiestromen in de EU is een van de belangrijke uitdagingen. Uiteraard
is dit niet het enige onderdeel van het terugkeervraagstuk. Landen van herkomst dienen
ook te worden gestimuleerd om snel medewerking te verlenen aan de repatriëring van
onderdanen die geen recht op verblijf in de EU hebben. Deze externe dimensie wordt
door de Commissie ook benoemd. Nederland is van mening dat dat dit volle aandacht
moet hebben. Juist door als EU samen op te trekken kunnen duidelijkere signalen worden
afgegeven aan de landen van herkomst. Maar als de vreemdelingen die moeten terugkeren
door lange procedures juridisch niet verwijderbaar zijn of niet meer in het zicht
van de overheden van de EU zijn, zullen terugkeer initiatieven richting de landen
van herkomst ook niet in vruchtbare aarde kunnen vallen. Een efficiëntere en effectievere
procedure is dus onderdeel van een beter terugkeerbeleid, naast de inspanningen op
de externe dimensie.
Het concept return sponsorship is een van de belangrijkste nieuwe elementen in het
plan. Het wordt deze leden echter nog niet erg duidelijk hoe lidstaten die hiervoor
kiezen dit kunnen invullen. Is dat aan de lidstaten zelf hoe ze terugkeer voor elkaar
krijgen? Maar is juist op dit punt niet een verenigd samen optrekken van de lidstaten
nodig om landen van herkomst ertoe te bewegen mensen terug te nemen? Graag zien deze
leden een reactie van de Staatssecretaris op deze vragen. Kan zij schetsen hoe return
sponsorship volgens haar uitgewerkt kan worden?
Antwoord
Kortheidshalve verwijst het kabinet u naar de toelichting en appreciatie in het BNC-fiche
inzake de voorgestelde Verordening inzake asiel- en migratiebeheer, als ook naar de
beantwoording van vergelijkbare vragen in deze set. Zoals op deze vragen geantwoord,
roept het voorstel nog meerdere vragen op, onder andere, over het concept return sponsorship.
De grootste vraag die voor de leden van de ChristenUnie nog niet duidelijk beantwoord
is, is de vraag of en hoe de Commissie af kan dwingen in het geval lidstaten op geen
van de twee voorgestelde manieren voldoende invulling geven aan hun solidariteit.
Er wordt gesproken over een «compulsory system»7 dat geactiveerd wordt in een situatie van migratiedruk. Maar hoe wordt dit dan afgedwongen,
volgens de Staatssecretaris?
Antwoord
Als er te weinig solidariteit wordt toegezegd door de lidstaten, zal de Commissie
in een uitvoeringshandeling (implementing act) neerleggen hoeveel solidariteit door elke lidstaat getoond dient te worden om de
behoevende lidstaat te ontlasten. Hoewel dit niet in de Verordening staat, is het
waarschijnlijk dat, indien een lidstaat geen gevolg geeft aan hetgeen in de uitvoeringshandeling
is neergelegd, de Commissie zal kunnen besluiten om een inbreukprocedure te starten.
Deze leden vragen zich af wat de «solidarity pool» voor reddingsoperaties op zee precies
inhoudt? Is Nederland bereid hieraan mee te doen? En wat kan de Commissie doen als
onvoldoende landen zich aanmelden voor de «solidarity pool» of in het algemeen in
de situatie van verhoogde migratiedruk op de landen van eerste opvang?
Antwoord
Kortheidshalve verwijst het kabinet u naar de toelichting en appreciatie in het BNC-fiche
inzake de voorgestelde Verordening inzake asiel- en migratiebeheer, alsook de voorgaande
beantwoording van vergelijkbare vragen. In het geval dat sprake is van een structureel
mechanisme, kan herplaatsing, in geval van een crisissituatie, bij aanhoudende disproportionele
druk op een lidstaat, onderdeel zijn van de solidariteitsbijdragen van het kabinet.
Kan de Staatssecretaris voor deze leden op een rij zetten wat er nu aan de «Dublin»-regels
verandert volgens deze voorstellen? Hoe beoordeelt zij het voorstel om regels te schrappen
die het stoppen of overdragen van de verantwoordelijkheid als gevolg van het gedrag
van de migrant zelf mogelijk maken? Wat wordt volgens haar precies bedoeld met een
systeem van «take back notifications»?8
Antwoord
In het BNC-fiche over de Verordening inzake asiel- en migratiebeheer zijn uitvoerig
de overeenkomsten en verschillen tussen die Verordening en de huidige Dublin-verordening
beschreven. Zeer kort samengevat zijn de systematiek en de procedures uit de Dublin-verordening
overgenomen in de nieuwe Verordening. Wel zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd o.a.
op het punt van de snelheid van de procedures, is de definitie van gezinsleden verruimd,
en is een solidariteitsmechanisme toegevoegd. Het kabinet is positief over de wijzigingen
die erop zien dat de vreemdeling door zijn gedrag niet (meer) kan bewerkstellingen
dat de uiterste overdrachtstermijnen worden overschreden. Genoemde «take back notifications»
zijn een mededeling aan een andere lidstaat dat deze verantwoordelijk is voor de terugname
van de asielzoeker indien deze zich in een andere lidstaat ophoudt.
Deze leden zien met instemming dat familiebanden belangrijker worden bij het bepalen
welk land de verantwoordelijkheid draagt.
Kan de Staatssecretaris toelichten wat de maatregel uit voorstel precies inhoudt die
het recht op «material reception conditions» beperkt tot de lidstaat waar de aanvrager
vereist wordt te zijn?9 Begrijpen deze leden het goed dat mensen die al een aanvraag in een ander EU-land
hebben ingediend geen opvang krijgen in een ander land als zij doorreizen? Hoe denkt
zij over dit voorstel?
Antwoord
In de Verordening betreffende asiel- en migratiebeheer zijn expliciet ook plichten
van de asielzoeker opgenomen. Die houden onder meer in dat hij zich dient op te houden
in de lidstaat die verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag. Indien de asielzoeker
ondanks dit eerdere verzoek om bescherming doorreist naar een volgende lidstaat, die
niet verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn aanvraag, dan kan hij aldaar
geen aanspraak doen op de opvangvoorzieningen in het kader van de EU-Opvangrichtlijn.
Mede vanuit de prioriteit van het aanpakken van secundaire migratiestromen en asielshoppen,
en omdat aan doorreizen tussen lidstaten van de EU andere, bijvoorbeeld economische
motieven ten grondslag kunnen liggen, kan het kabinet zich goed vinden in deze maatregel.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
P.F.L.M. Tielens-Tripels, adjunct-griffier