Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Westerveld, Kröger en Van den Berge over maatregelen tegen verspreiding COVID-19 op scholen
Vragen van de leden Westerveld, Kröger en Van den Berge (allen GroenLinks) aan de Ministers voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Ventilatie bij scholen niet altijd op orde, open ramen dwingen tot jassen en dikke truien» en de richtlijnen voor het tegengaan van de verspreiding van COVID-19 (ingezonden 5 oktober 2020).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 6 november
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Ventilatie bij scholen niet altijd op orde, open ramen
dwingen tot jassen en dikke truien»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Van ongeveer de helft van de scholen is nog onbekend of de ventilatie op orde is,
hoe gaat u ervoor zorgen dat snel bekend is hoe het met de ventilatie op alle scholen
staat? Wat is uw tijdschema?
Antwoord 2
De schoolbesturen die nog geen onderzoek hebben lopen of waar de onderzoeksresultaten
nog van binnenkomen na 1 oktober heb ik opgeroepen om hun onderzoeken te starten dan
wel af te ronden. Ik ben met de raden in overleg over de verzameling van de informatie.
Daarnaast roep ik op de resultaten te delen met het personeel en de ouders. Daar waar
geconstateerd wordt dat het ventilatiesysteem niet voldoet, is het de verantwoordelijkheid
van de schoolbesturen een plan van aanpak te maken. De GGD, arbo-deskundige of gemeente
kan hierbij ondersteunen. Scholen waar geen ingrijpende (bouwkundige) aanpassingen
nodig zijn, kunnen nu al aan de slag met het verbeteren van hun ventilatie. Op korte
termijn is € 100 miljoen beschikbaar is voor de verbetering van het binnenklimaat
van scholen. Vanaf december 2020 wordt de regeling Specifieke Uitkering Doorbouwplan
Scholen (SUDS) geopend. Voor de lange termijn is nog eens € 260 miljoen beschikbaar.
Vraag 3
Deelt u de mening dat open ramen en dikke jassen en truien aandoen niet een structurele
oplossing is, zeker niet met de winter in het vizier? Hoe gaat u ervoor te zorgen
dat alle scholen vóór de winter een goed ventilatiesysteem hebben, wetende dat de
installatiebranche zegt hier te weinig capaciteit voor te hebben en dat het installeren
van goede ventilatie op een school drie maanden kost?
Antwoord 3
Er is een Informatieblad Kortetermijnhandelingsperspectieven Ventileren op scholen
opgesteld, speciaal voor de winterperiode. Voorbeelden van de kortetermijnmaatregelen
zijn plaatsing van een CO2-meter, verhogen van de stooktemperatuur en uitschakelen van de nachtverlaging, verwijderen
van de omkasting van radiatoren en het opstellen van een schema voor luchten van het
klaslokaal tussen de lessen door en in pauzes. Daarnaast is het advies te controleren
of de werkzaamheden uit het onderhoudscontract zijn uitgevoerd en waar nodig extra
ventilatievoorzieningen zoals ventilatieroosters en hoger gelegen klapramen aan te
laten brengen.
Uit het onderzoek van het LCVS blijkt dat 11% van de scholen niet voldoet aan de eisen.
Het LCVS heeft aangegeven dat er voor deze scholen op de korte termijn een aantal
eenvoudige maatregelen te nemen zijn. Door deze maatregelen te nemen, voldoen de betreffende
scholen aan de eisen voor voldoende ventilatie.
Vraag 4
Waar is het bedrag van 360 miljoen euro op gebaseerd? Is dit voldoende om, samen met
cofinanciering door gemeenten en schoolbesturen, te zorgen voor goede ventilatiesystemen
op alle scholen waar dit nodig is?
Antwoord 4
Het bedrag van € 360 miljoen is gebaseerd op een inschatting van het aantal scholen
dat nu niet voldoet aan de normen en een inschatting van de kosten voor het verbeteren
van de ventilatie. Bij de afgesproken 30% Rijksvergoeding leidt deze rekensom tot
het genoemde bedrag van € 360 miljoen. Uitgaande van deze inschatting, zijn de middelen,
samen met cofinanciering door gemeenten en schoolbesturen, voldoende om te zorgen
voor goede ventilatiesystemen op de scholen waar dit nodig is. Een inschatting was
nodig omdat er nog geen volledig beeld is voor alle scholen. Voor 51% van de panden
is nog niet bekend of zij aan de normen voldoen, omdat het onderzoek naar de ventilatie
in het schoolgebouw nog loopt (41%) of het onderzoek kon nog niet plaatsvinden (10%).
Ook zullen de kosten per project variëren. De gemiddelde investering voor een schoolgebouw
wordt geschat op ongeveer € 400.000.
Vraag 5
Wat vindt u van de ontwikkeling dat verschillende scholen wegens te veel besmettingen
weer zijn gesloten en overgestapt op digitaal onderwijs? Wordt landelijk bijgehouden
welke scholen worden gesloten? Kunt u dat delen?
Antwoord 5
Onderwijs is maatschappelijk van groot belang. Gedeeltelijke sluiting van scholen
kan leiden tot het oplopen van leerachterstanden, kan een negatief effect hebben op
het psychosociale welzijn van leerlingen en kan de druk op ouders/verzorgers vergroten.
Om die reden is alles erop gericht een schoolsluiting zoveel en zolang mogelijk te
voorkomen. Op lokaal en regionaal niveau kan het evenwel onvermijdelijk zijn scholen
(gedeeltelijk) te sluiten. Dit is geen besluit dat licht wordt genomen en gebeurt
slechts in twee situaties. Ofwel een GGD of Veiligheidsregio adviseert een school
te sluiten vanwege een veiligheidsrisico, ofwel een school besluit (gedeeltelijk)
over te gaan op afstandsonderwijs, omdat er onvoldoende leerkrachten fysiek aanwezig
kunnen zijn op school. Bij een (gedeeltelijke) sluiting van een school zorgt de school
ervoor dat het onderwijs zo goed mogelijk doorgang kan vinden.
Samen met de Inspectie van het Onderwijs en DUO heeft OCW een monitor opgezet om de
gevolgen van corona op de continuïteit van het onderwijs beter in beeld te brengen.
Via een meldpunt zullen we meer inzicht vergaren in het aantal schoolsluitingen in
het primair en voortgezet onderwijs als gevolg van corona. Dit meldpunt is 15 oktober
jl. officieel van start gegaan.
Vraag 6
Klopt het dat het aantal leerlingen dat thuiszit, omdat zij of familieleden besmet
zijn met het COVID-19 of in afwachting zijn van de testuitslag enorm toeneemt? Kunt
u garanderen dat deze leerlingen goed afstandsonderwijs krijgen aangeboden? Op welke
manier voert u de aangenomen motie Westerveld/Van den Hul2 uit die hiertoe oproept?
Antwoord 6
Gezien de algemene stijging van het aantal besmettingen loopt ook het aantal besmettingen
onder leerlingen op. Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het inrichten van goed
en toegankelijk onderwijs op afstand. Sinds dit voorjaar hebben scholen substantiële
stappen gezet om hun digitale afstandsonderwijs (verder) vorm te geven. Onder meer
via de website lesopafstand.nl worden de scholen hierbij ondersteund. In lijn met
de motie van het lid Westerveld voert Kennisnet op dit moment via deze website een
behoeftepeiling uit onder scholen in het primair en voorgezet onderwijs. Hiermee kunnen
eventuele nieuwe of nog resterende knelpunten in beeld worden gebracht en kan de ondersteuning
worden aangescherpt. Ik verwacht uw Kamer over de uitkomsten van deze peiling te kunnen
informeren in de tweede helft van oktober.
Vraag 7
Herkent u dat er in de praktijk onduidelijkheid is op middelbare scholen of leerlingen
ook in quarantaine moeten als ze in nauw contact zijn geweest met iemand die positief
is? Kunt u zorgen voor een eenduidige richtlijn vanuit de GGD’en over hoe scholen
moeten omgaan met besmettingen onder leerlingen? Wordt er gewerkt aan een herziening
van het servicedocument?
Antwoord 7
De onduidelijkheid herken ik niet. Maar als deze onduidelijkheid er is, zal ik de
GGD en de sectororganisaties vragen om dit duidelijk te vermelden in de protocollen
van de sector. Vanuit het ministerie zal het servicedocument worden geactualiseerd,
waarin vragen en suggesties van het veld zijn meegenomen.
Vraag 8
Kijkt u naar eventuele aanvullende maatregelen om verspreiding op scholen tegen te
gaan, gegeven het feit dat er nu diverse clusters en brandhaarden op middelbare scholen
zijn? Zo ja, naar welke aanvullende maatregelen wordt gekeken?
Antwoord 8
Met de onderwijsorganisaties (VO-Raad, PO-Raad, LAKS, Lecso, AOb en CNV Onderwijs,
SPV, Sectorraad Praktijkonderwijs) heb ik afgesproken dat per 5 oktober 2020 in het
voortgezet (speciaal)onderwijs een dringend advies geldt om buiten de les mondkapjes
te dragen. Dit geldt in alle situaties waar de 1,5 meter tussen leerling en docent
niet goed te waarborgen is, zoals op gangen en in aula’s. In klassikale lessituaties
waarin leerlingen zitten, kan het mondkapje af.
Vraag 9
Bent u bereid om de subsidieregeling om achterstanden tegen te gaan, ook open zetten
voor het bekostigen van toezicht in het klaslokaal, zodat docenten die thuis zitten
toch via een live-verbinding kunnen lesgeven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Nee. De subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s onderwijs 2020–2021
is bedoeld om scholen in de gelegenheid te stellen om in aanvulling op het reguliere
onderwijsprogramma extra onderwijs en ondersteuning aan te bieden aan leerlingen om
leerachterstanden ten gevolge van de scholensluiting vanwege de COVID-19-maatregelen
weg te werken. Dat kan op verschillende manieren, scholen kunnen hierbij hun eigen
afwegingen maken. Bij bekostiging van toezicht op reguliere lessen in het klaslokaal
gaat het echter niet om een aanvullend programma, dus dat valt niet onder het doel
van de subsidieregeling. Bovendien rechtvaardigt een dergelijke relatief beperkte
extra inzet geen subsidie van € 900,– per leerling: daarvoor kan en moet een substantieel
aanvullend programma (uitgangspunt ten minste 30 uur) geboden worden.
Vraag 10
Kunt u uitleggen waarom er verschillend geadviseerd wordt in het dragen van mondkapjes
op middelbare scholen, maar niet op mbo-instellingen, hogescholen en universiteiten?
Antwoord 10
In het voortgezet onderwijs wordt het gebruik van mondneusmaskers dringend geadviseerd
in situaties waar de 1,5 meter afstand tussen leerlingen en onderwijspersoneel niet
te waarborgen is, zoals op gangen en in aula’s. Ook in het mbo en hoger onderwijs
wordt het gebruik van mondneusmaskers buiten de lessen inmiddels dringend geadviseerd.
Het voornemen is om het dringend advies voor deze sectoren om te zetten naar een verplichting.
Vraag 11
Deelt u de mening dat het niet goed uit te leggen is dat leerlingen in het funderend
onderwijs geen 1,5 meter afstand hoeven te houden, maar wel een mondkapje op, terwijl
leerlingen en studenten op het vervolgonderwijs wél 1,5 meter afstand moeten houden,
zonder een mondkapje te dragen. Deelt u de mening dat deze verschillende boodschappen
verwarrend werken en niet bijdragen aan het draagvlak om mondkapjes te dragen?
Antwoord 11
Nee, ik deel uw mening niet. Leerlingen in het voortgezet onderwijs dienen 1,5 meter
afstand te houden van het onderwijspersoneel. In het mbo en hoger onderwijs moet 1,5 meter
afstand worden gehouden tussen studenten onderling en tussen studenten en onderwijspersoneel.
Voor alle leerlingen en studenten in het voortgezet onderwijs, mbo en hoger onderwijs
geldt het dringend advies om een mondneusmasker te gebruiken buiten de lessen om.
Zie ook het antwoord op vraag 10.
Vraag 12
Zijn de vertegenwoordigers van leerlingen, studenten, leraren en bestuurders in het
onderwijs meegenomen in de richtlijnen voor het dragen van mondkapjes, in zowel het
funderend als het vervolgonderwijs? Zo ja, staan zij hierachter? Is gevraagd of de
maatregelen uitvoerbaar zijn in praktijk en of er meer ondersteuning mogelijk is?
Antwoord 12
Ja. Voor het funderend onderwijs is overlegd met de onderwijspartijen VO-Raad, PO-Raad,
LAKS, AOb, CNV Onderwijs, Lecso, SPV en de Sectorraad Praktijkonderwijs. Op basis
hiervan wordt het servicedocument funderend onderwijs COVID-19 aangepast en de protocollen
voor het primair en voortgezet onderwijs door de sociale partners.
Voor het mbo en hoger onderwijs is overleg gevoerd met de onderwijspartijen MBO Raad,
VH, VSNU, NFU, NRTO, JOB, ISO, LSVb, AOb, CNV, FNV en UNIENFTO. Behalve de vakbonden
kon iedereen zich er in vinden dat voor deze sectoren niets zou veranderen. Tijdens
het AO Onderwijs en corona VI MBO en HO op 7 oktober jl. heeft de Minister van OCW
dit ook toegelicht.
Vraag 13
Wat komt er uit de laatste onderzoeken over de besmettelijkheid van kinderen en jongeren?
Bent u bekend met dit onderzoek uit India?3
Antwoord 13
Het artikel gepubliceerd in Science laat zien wat wij ook in Nederland zien. Je ziet
besmetting binnen leeftijdsgroepen, dus kinderen naar kinderen, volwassenen naar volwassenen
en ouderen naar ouderen onderling. Maar de grootste driver voor de uitbraak op dit
moment is precies de groep van 20–24 jarigen. De groep die de aanjager is van de epidemie
heeft ook de hoogste incidentie.
Wat we verder in de analyses van de data zien is dat het virus zich vooral onder volwassenen
en van volwassen familieleden naar kinderen verspreidt. Verspreiding van COVID-19
onder kinderen of van kinderen naar volwassenen komt minder vaak voor. Over het algemeen
geldt: hoe jonger het kind, hoe minder groot de rol bij de verspreiding van het virus
is.
Vraag 14
Is het mogelijk de antwoorden te sturen voor de begrotingsbehandeling OCW 2021?
Antwoord 14
Dit is helaas niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.