Brief commissie : Openbaarmaking van het verslag van de rapporteurs over de Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2021 (Kamerstuk 35570 XIV)
35 570 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2021
Nr. 10
BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 november 2020
Op verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben
de rapporteurs inzake de Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het
jaar 2021 (Kamerstuk 35 570 XIV), de leden Weverling en Bromet, ter voorbereiding van de begrotingsbehandeling LNV
2021 een verslag uitgebracht.
In haar procedurevergadering van 4 november 2020 heeft de vaste commissie voor Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit besloten dit verslag openbaar te maken. De notitie zal
daarom worden doorgezonden naar de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Hierbij bied ik u een exemplaar van het verslag aan.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De griffier van de commissie, Jansma
VERSLAG VAN DE RAPPORTEURS INZAKE DE VASTSTELLING VAN DE BEGROTINGSSTATEN VAN HET
MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT (XIV) EN HET DIERGEZONDHEIDSFONDS
(F) VOOR HET JAAR 2021 (KAMERSTUK 35 570 XIV)
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft de leden
Weverling (VVD) en Bromet (GroenLinks) aangesteld als rapporteurs bij de behandeling
van de ontwerpbegroting LNV 2021. Aangezien de commissie dit jaar geen afzonderlijk
wetgevingsoverleg met de Minister van LNV houdt over de ontwerpbegroting, zullen de
rapporteurs hun bevindingen schriftelijk rapporteren en zal om een reactie van de
Minister van LNV gevraagd worden, te ontvangen vóór 19 november 2020. Tijdens de procedurevergadering
van 4 november 2020 is het verslag van de rapporteurs met daarin hun bevindingen door
de commissie vastgesteld.
In de rapportage wordt aandacht besteed aan:
– Opzet begrotingsartikelen en indicatoren
– Natuurbeleid
– Uitvoering en toezicht door agentschappen
– Strategische Evaluatieagenda (SEA)
De vragen die de rapporteurs hebben zijn opgenomen in bijlage 1.
Op 1 oktober 2020 ontving de Kamer aandachtspunten bij de ontwerpbegroting LNV 2021
van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 4) en op 5 november 2020 ontving de Kamer de antwoorden op gestelde feitelijke vragen
(Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 9) over de begroting LNV 2021. Indien van toepassing, is bij verschillende onderwerpen
in deze rapportage steeds verwezen naar de beantwoording door de Minister, door middel
van verwijzing naar het nummer van de gestelde vraag.
Kernpunten
1. Opzet begrotingsartikelen vergroten inzicht en mogelijkheid Tweede Kamer om budgetrecht
te gebruiken.
– De ontwerpbegroting kent de volgende nieuwe begrotingsartikelen:
• Artikel 21: Land- en tuinbouw
• Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken
• Artikel 23: Kennis en innovatie
• Artikel 24: Uitvoering en Toezicht
– De nieuwe opzet vergroot de mogelijkheden van de Kamer om van haar budgetrecht gebruik
te maken.
– Ook is het nu in één oogopslag duidelijk welke middelen naar het beleid gaan en welke
naar de uitvoering en toezicht.
2. Meer indicatoren, maar volledigheid en inzicht in doelen en resultaten beleid Ministerie
van LNV ontbreekt.
– Hoewel de ontwerpbegroting voor 2021 negen extra indicatoren bevat blijft inzicht
in de doelen en resultaten van het LNV-beleid een aandachtspunt.
– Het is bekend dat de Minister van LNV nog een aantal indicatoren in voorbereiding
heeft, vooralsnog is niet bekend welke dit zijn.
– Met name bij begrotingsartikelen 21 «Land- en tuinbouw», 22 «Natuur, visserij en gebiedsgericht
werken» en 24 «Uitvoering en toezicht» zijn de indicatoren niet dekkend voor al het
beleid wat onder die artikelen valt.
– Het is ook niet altijd duidelijk wat de relaties tussen de indicatoren en de doelstellingen
van het Ministerie van LNV zijn.
– Bij een aantal indicatoren en kengetallen ontbreken bovendien streefwaardes en/of
realisatiecijfers
3. Doelmatigheid en doeltreffendheid van het natuurbeleid is niet te bepalen.
– De begroting bevat te weinig informatie om het natuurbeleid te kunnen toetsen op doeltreffendheid
en doelmatigheid. Er zijn geen indicatoren opgenomen en concrete doelstellingen ontbreken
grotendeels.
– Als in meer detail naar de toelichting bij de verschillende instrumenten gekeken wordt,
is geen informatie te vinden over concrete en meetbare doelstellingen en over de verwachte
effecten van de maatregelen.
– Omdat er geen overkoepelend concreet doel is, is het ook niet duidelijk wat de precieze
samenhang tussen de verschillende activiteiten en instrumenten is.
4. Doelmatigheid en doeltreffendheid artikel 24 handhaving en toezicht is niet te
bepalen.
– Artikel 24 beslaat met 20–30% een groot deel van de begroting van LNV, de toelichting
op het artikel is echter zeer summier.
– Er zijn geen heldere doelstellingen geformuleerd op basis waarvan conclusies getrokken
kunnen worden over doeltreffendheid en doelmatigheid. De prioritaire activiteiten
van de NVWA zijn dus ook niet te linken aan doelstellingen. Voor RVO zijn geen prioriteiten
geformuleerd.
– De indicatoren en kengetallen geven geen volledig beeld over de verantwoordelijkheden
vallend onder artikel 24.
5. De Strategische Evaluatieagenda is een goede eerste aanzet maar vraagt nadere uitwerking.
– De Minister van LNV heeft een goede eerste stap gezet in het ontwikkelen van een SEA,
maar deze vraagt uitwerking. Het is onduidelijk welke vervolgstappen de Minister voor
ogen heeft.
– De rapporteurs hebben de volgende aandachtspunten:
• Consequent nalopen van geplande (instrument)evaluaties op volledigheid.
• Het koppelen van de planning aan besluitvormingsmomenten in de beleidscyclus en de
kennisbehoeften.
• Het tijdig geven van duidelijkheid over type synthese-onderzoek op de hoofdthema’s.
• Het hoofdthema uitvoering en toezicht toevoegen.
• Meer aandacht voor interdepartementale thema’s en integrale evaluaties hiervan.
Toelichting
1 Opzet begrotingsartikelen vergroten inzicht en mogelijkheid Tweede Kamer om budgetrecht
te gebruiken.
Dit hoofdstuk gaat in op de nieuwe opzet van de ontwerpbegroting met vier begrotingsartikelen
in plaats van de twee artikelen van afgelopen jaren. Deze aanpassing is op verzoek
van de vaste commissie voor LNV tot stand gekomen.
Vooruitlopend op het onderzoek is aan de Minister verzocht om een overzicht te sturen
dat duidelijk maakt welke bedragen afgelopen jaren voor de verschillende onderdelen
van de nieuwe artikelen begroot waren. Dit zodat navolgbaar wordt hoe de begroting
zich (uitgedrukt in euro’s) ontwikkelt ten opzichte van voorafgaande jaren. Dit overzicht
is op 5 oktober 2020 ontvangen (Kamerstuk 35 570 XIV, nr.6).
1.1 Achtergrond nieuwe opzet begroting en indicatoren
De Kamer heeft op 3 november 2017 de eerste begroting gekregen voor het nieuwgevormde
departement van LNV (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 8). Deze begroting was eenvoudig van opzet, de begrotingsartikelen van het voormalige
Economische Zaken werden overgeheveld naar de relevante departementen, zonder dat
de opzet van de artikelen werd gewijzigd. Waar de begroting van het tot 2010 nog zelfstandige
departement van LNV zeven begrotingsartikelen kende, waren dat er in 2017 nog maar
twee. De Minister heeft op 15 juni 2018 de Kamer laten weten van plan te zijn de structuur
van de nieuwe LNV-begroting te heroverwegen. In het wetgevingsoverleg over het jaarverslag
van 2017 op 21 juni 2018 vragen de rapporteurs De Groot (D66) en Weverling (VVD) ook
expliciet om meer begrotingsartikelen.
De Minister laat op 4 juli 2019 weten het aantal begrotingsartikelen niet aan te willen
passen (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 96). De commissie herhaalt hierop per brief van 11 september 2019 de suggestie van de
toenmalige rapporteurs om te komen tot een nieuwe indeling.
Op dinsdag 8 oktober 2019, een dag voor de plenaire behandeling van de begroting LNV
voor 2020, ontving de commissie een brief van de Minister waarin zij uiteenzet waarom
zij niet in kan gaan op de voorstellen van de commissie (Kamerstuk 35 300 XIV, nr. 10) voor een andere begrotingsopzet. De commissie heeft de Minister op 10 december 2019
verzocht zelf een nieuwe opzet voor de begrotingsartikelen voor te stellen.
Naast vragen over de opzet van de begroting en het aantal beleidsartikelen heeft de
commissie de Minister al een aantal maal verzocht om meer informatie over de voortgang
van beleid, inzicht in de relatie tussen doelen, prestaties en middelen, en inzicht
in effecten van beleid. Op 28 juni 2017 heeft de toenmalige vaste commissie voor EZK
daarover een motie ingediend die met algemene stemmen is aangenomen (motie van het
lid Weverling c.s., Kamerstuk 34 725 XIII, nr. 10).
Ook de beleidsdoorlichting van het agrobeleid (Kamerstuk 31 104, nr. 6) concludeert dat de beleidsindicatoren verbeterd moeten worden. De onderzoekers concluderen:
«Voor belangrijke onderdelen van het beleid hanteert het ministerie te beperkte indicatoren
in de begroting en het jaarverslag. Verder ontbreken voor de meerderheid van de indicatoren
streefwaarden. Zonder streefwaarde is onduidelijk wat het doel van het beleid is en
kan niet worden gemeten of dit doel bereikt is. Tenslotte ontbreken realisaties voor
een groot deel van de indicatoren.» (p. iii)
Op 25 mei 2020 heeft de Kamer van de Minister van LNV een voorstel ontvangen voor
een herziening van de begroting inclusief nieuwe indicatoren (Kamerstuk 35 300 XIV, nr. 74). Aandachtspunten waren daarbij:
– Voor het nieuwe begrotingsartikel 24 «Uitvoering en toezicht» waren geen indicatoren
opgenomen.
– Het was nog onduidelijk of voor alle nieuwe indicatoren duidelijk streefwaarden geformuleerd
kunnen worden en of in alle gevallen duidelijk gemaakt kan worden welk deel van de
doelrealisatie aan beleid gekoppeld kan worden.
In het schriftelijk overleg over onder andere het jaarverslag LNV 2019 (Kamerstuk 35 470 XIV, nr. 12) zegt de Minister over de indicatoren toe:
– «Dat het wat betreft de LNV-visie het streven is om via een meerjarig ingroeipad meer
indicatoren op te nemen in de begroting, gericht op de totstandkoming van kringlooplandbouw.
Ondertussen wordt verder gewerkt aan de opzet van een beleidsmonitor kringlooplandbouw
welke ook voedend zal zijn aan opname in de begroting.»
– «Dat wat betreft het nieuwe begrotingsartikel «Uitvoering en toezicht» nader onderzocht
wordt welke indicatoren en/of kengetallen geschikt zijn om in de begroting op te nemen.
De Minister spant zich in om voor de komende ontwerpbegroting nog indicatoren en/of
kengetallen voor uitvoering en toezicht op te nemen, maar voegt daaraan toe dat zij
niet kan uitsluiten meer tijd nodig te hebben om tot een goede afweging te komen.
In dat geval worden de indicatoren en/of kengetallen opgenomen in de ontwerpbegroting
voor 2022.»
1.2 Bevindingen opzet begrotingsartikelen
De ontwerpbegroting kent de volgende nieuwe begrotingsartikelen:
– Artikel 21: Land- en tuinbouw
– Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken
– Artikel 23: Kennis en innovatie
– Artikel 24: Uitvoering en Toezicht
In de nieuwe opzet van de begroting zijn er nu dus zijn er nu dus vier begrotingsartikelen
in plaats van twee. Opvallend in de nieuwe artikelen is dat het thema voedselkwaliteit
niet meer in de titels terugkomt.
Ten opzichte van de oude indeling is artikel 12 «Natuur en biodiversiteit» in het
nieuwe artikel 22 uitgebreid met visserij. De reden hiervoor is dat het visserijbeleid
met name gericht is op de impact van de visserij op natuur en biodiversiteit. Daarnaast
zijn onderzoek en toezicht uit de oude begrotingsartikelen 11 en 12 gehaald en in
aparte begrotingsartikelen ondergebracht. Zo wordt in één oogopslag duidelijk welke
middelen naar het beleid gaan en welke naar de uitvoering en toezicht. In 2021 wordt
70% van de uitgaven besteed aan beleid en 20% aan uitvoering en toezicht. De jaren
erna wordt rond de 60% besteed aan beleid en 25–30% aan uitvoering en toezicht.1 De verschuiving in de verhouding beleidsuitgaven en uitgaven aan uitvoering en toezicht
komt door een daling van de beleidsuitgaven vanaf 2022. De uitgaven voor uitvoering
en toezicht zijn stabiel.
Voor het budgetrecht van de Kamer betekent de nieuwe indeling dat de Minister bijvoorbeeld
nog wel beleidswijzigingen binnen de sectoren akkerbouw, tuinbouw en veehouderij door
kan voeren zonder vooraf toestemming aan de Kamer te vragen. Mutaties van beleid naar
uitvoering zullen echter altijd aan de Kamer voorgelegd moeten worden. De Kamer krijgt
daarmee meer grip op de begroting.
Sinds 2019 zijn de uitgaven op de begroting LNV met ca. 500 miljoen euro gestegen.
Het grootste deel van deze stijging zit in de stijging van de uitgaven voor artikel
21 land- en tuinbouw en dan met name in de stijging van subsidies.
Artikel 21
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Uitgaven
129.858
632.533
549.247
195.063
194.840
148.598
179.762
Subsidies
30.264
443.382
430.846
108.569
104.985
60.383
92.324
Sociaal economische positie boeren
17.932
14.233
5.786
9.529
9.529
7.529
7.529
Duurzame veehouderij
574
105.446
370.532
21.687
18.203
18.851
52.529
Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen
11.758
323.703
27.528
29.353
29.253
29.003
27.266
Mestbeleid
–
–
27.000
48.000
48.000
5.000
5.000
De subsidie voor duurzame veehouderij stijgt in 2020 met ca. 100 miljoen euro en in
2021 met ca. 370 miljoen euro. Grootste deel hiervan is de subsidieregeling sanering
varkenshouderijen (Srv) (345,4 mln. euro in 2021). De subsidie voor glastuinbouw en
weerbare planten en teeltsystemen is in 2020 incidenteel met ca. 300 miljoen euro
gestegen. Het subsidiebudget voor glastuinbouw, weerbare planten en teeltsystemen
is verhoogd ten behoeve van een compensatieregeling om ondernemers in deze sectoren
te ondersteunen vanwege de coronacrisis. Daarnaast stijgen de uitgaven aan opdrachten
onder artikel 21 met 60 miljoen voor opdrachten op het gebied van duurzame veehouderij,
glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen en mestbeleid.
Het percentage juridisch verplicht daalt sinds 2019. In 2019 was in totaal 96% van
de uitgaven op de beleidsartikelen juridisch verplicht, in 2020 89% en voor de ontwerpbegroting
2021 75%.
1.3 Conclusies opzet begroting
– De vaste Kamercommissie voor LNV en de Minister van LNV hebben in het verleden op
verschillende momenten met elkaar gesproken over de opzet van de begroting van LNV.
Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in voorliggende ontwerpbegroting waarin meer artikelen
zijn opgenomen en indicatoren zijn geactualiseerd.
– De nieuwe opzet vergroot de mogelijkheden van de Kamer om van haar budgetrecht gebruik
te maken. Ook is het nu ook in één oogopslag duidelijk welke middelen naar het beleid
gaan en welke naar de uitvoering en toezicht.
– Opvallend in de nieuwe artikelen is dat het thema voedselkwaliteit niet meer in de
titels terugkomt en grotendeels onder artikel 21 valt.
– Er is in 2020 en 2021 sprake van stijgende uitgaven van ca. 500 miljoen euro. Dit
betreft met name subsidies voor duurzame veehouderij en glastuinbouw en weerbare planten
en teeltsystemen.
– Het percentage juridisch verplicht daalt sinds 2019. In 2019 was in totaal 96% van
de uitgaven op de beleidsartikelen juridisch verplicht, in 2020 89% en voor de ontwerpbegroting
2021 75%.
2 Meer indicatoren, maar volledigheid en inzicht in doelen en resultaten beleid LNV
ontbreekt
Indicatoren hebben een belangrijke rol in het afleggen van verantwoording over gevoerd
beleid. Het is dus ten behoeve van de controlerende taak van de Kamer van belang dat
in de begroting concrete en meetbare doelstellingen geformuleerd zijn. In deze paragraaf
zullen de indicatoren per begrotingsartikel aan de orde komen. De indicatoren zullen
langs de volgende drie vragen onderzocht worden:
– Zijn er indicatoren voor de belangrijkste onderdelen van het begrotingsartikel opgenomen?
– Zijn er streefwaardes voor de indicatoren opgenomen?
– Zijn er realisaties voor de indicatoren opgenomen?
Er zijn in de ontwerpbegroting 2021 negen extra indicatoren en kengetallen toegevoegd.
Er zijn nog zes indicatoren en kengetallen in beeld om vanaf 2022 in de begroting
op te nemen. In de beantwoording van de feitelijke vragen geeft de Minister een overzicht
van welke indicatoren en kengetallen dat zijn en voor welke artikelen deze opgenomen
zullen worden. De antwoorden op de feitelijke vragen van de Minister doen echter niet
af aan de bevindingen in dit verslag.
2.1 Indicatoren en kengetallen artikel 21 land- en tuinbouw zijn niet dekkend en volledig
In de ontwerpbegroting LNV 2021 zijn voor artikel 21 de volgende nieuwe indicatoren
en kengetallen opgenomen:
– Productie van dierlijk mest uitgedrukt in kilogram stikstof
– Productie van dierlijk mest uitgedrukt in kilogram fosfaat
– Indicator effecten mestbeleid – gemiddelde nitraatconcentratie per liter in uitspoelend
water onder landbouwbedrijven
– Soja-import Nederland (x 1.000 ton)
– Wereldproductie soja – soja-import Nederland van buiten de EU (x 1.000 ton)
– Duurzaam voedsel – consumentenbestedingen aan voor consumenten herkenbaar duurzamer
geproduceerd voedsel
Ten opzichte van de begroting LNV voor het jaar 2020 is de maatschappelijke appreciatiescore
als kengetal komen te vervallen. Met deze score werd de waardering van de Nederlandse
samenleving voor de agrarische- en visserijsector, productiewijzen en de verwerking
van agrofood en visproducten uitgedrukt. Het is onduidelijk waarom dit kengetal vervallen
is. De overige indicatoren en kengetallen in artikel 21 zijn ongewijzigd ten opzichte
van de begroting 2020.
Om te kunnen beoordelen of de set aan indicatoren en kengetallen dekkend is voor de
relevante onderwerpen is gekeken naar de doelstellingen en verantwoordelijkheden conform
het artikel en de lessen uit het Eindrapport beleidsdoorlichting agrobeleid2 (Kamerstuk 31 104, nr. 6). In de beleidsdoorlichting agrobeleid concludeert onderzoeksbureau SEO dat, rekening
houdend met de doelstellingen van de LNV-visie Waardevol en Verbonden, uitbreiding van indicatoren wenselijk is om de voortgang van kringlooplandbouw te
meten. Met name op de gebieden van concurrentiekracht en duurzaamheid is uitbreiding
van de indicatoren nodig. SEO stelt verder voor dat de indicatoren voor diergezondheid
en plantgezondheid worden aangevuld. Bij voedselveiligheid en -kwaliteit kan aanscherping
van de indicatoren worden overwogen. In de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting
zegt de Minister toe in kaart te brengen hoe doelbereik op al deze onderwerpen gemeten
kan worden en welke indicatoren en streefwaarden daarbij passen.
Allereerst reflecterend op de aanbevelingen van SEO in de beleidsdoorlichting:
– De nieuwe indicatoren zien niet op het gebied van concurrentiekracht.
– Op het gebied van duurzaamheid is een indicator toegevoegd over de bestedingen van
consumenten aan duurzaam voedsel, maar ontbreekt een indicator die de overgang naar
een volledig duurzame kringlooplandbouw meet.
– De indicatoren voor diergezondheid en plantgezondheid zijn niet aangevuld. Aangrijpingspunten
hiervoor zouden kunnen zitten in de Europese van boer tot bord mededeling. Voorbeelden welzijn dieren tijdens transporten, slachthuizen, brandveiligheid,
dierengezondheid.
– De indicatoren voor voedselveiligheid en -kwaliteit zijn niet verder aangescherpt.
– De opzet van de kengetallen voor export van agrarische producten uit Nederland is
niet gewijzigd. Volgens SEO zijn deze niet LNV specifiek genoeg.
Kijkend naar de verantwoordelijkheden van de Minister van LNV conform het begrotingsartikel
21, de hoofdpunten van de beleidsagenda en de aandachtspunten van de Algemene Rekenkamer
valt in aanvulling op de aanbevelingen van SEO het volgende op:
– Er zijn geen indicatoren of kengetallen opgenomen voor het versterken van het agrarisch
ondernemerschap (overlap met concurrentiekracht mogelijk).
– De indicator voor de waardering van voedsel en de productiewijze en herkomst ervan
is ten opzichte van vorig jaar vervallen.
– In haar verantwoordingsonderzoek 2019 beval de Algemene Rekenkamer de Minister van
LNV aan om doelgerichter te sturen op het behoud van het consumentenvertrouwen in
het biologisch keurmerk omdat dit één van de doelen van de Europese biologische verordening
is. Kengetallen geven de ontwikkeling van het vertrouwen van Nederlandse consumenten
in de veiligheid van voedsel weer, maar niet de ontwikkeling van het consumentenvertrouwen
in biologische producten (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 4).
– Een indicator op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen ontbreekt.
– Er zijn geen indicatoren of kengetallen opgenomen over het beheer van landbouwbodems.
– Er zijn geen indicatoren of kengetallen opgenomen over de aanpak van droogte.
Tot slot is gekeken of alle indicatoren in dit artikel voorzien zijn van streefwaardes
en realisaties. Dit leidt tot het volgende overzicht:
Indicatoren en kengetallen artikel 21
Streefwaarde
Realisaties
Streefwaarde gehaald?
Opmerkingen
Indicator reductie antibioticagebruik
X
√
?
In de toelichting wordt wel verwezen naar sectorspecifieke reductiedoelstellingen.
Deze worden alleen niet opgenomen in de begroting en hierop wordt niet gereflecteerd
in de begroting.
Productie van dierlijk mest uitgedrukt in kg stikstof
√
√
√
Productie van dierlijk mest uitgedrukt in kg fosfaat
√
√
√
Indicator effecten mestbeleid
√
√ (2016)
De realisaties uit 2016 worden in november 2020 geactualiseerd.
Kengetal voedselverspilling
X
√
Indicatoren voedselverspilling
√ (2030)
√
Nog onbekend
De realisaties zullen de komende tien jaar moeten halveren om de streefwaardes te
halen.
Vertrouwen consument in veiligheid voedsel
X
Enkele jaren
Energie-efficiency index Voedings- en genotsmiddelenindustrie (VGI)
√
√
Onduidelijk is wat de consequentie van het aflopen van het Meerjarenafspraken energie-efficiëntie
(MJA3)-convenant voor VGI-sectoren in 2020 is.
CO2-emissie glastuinbouw
√(2020)
X
Nog onbekend
Voor de indicator is een streefwaarde voor 2020 opgenomen. Deze wordt naar verwachting
eind 2020 aangepast naar een streefwaarde voor 2030.
HACCP
√ (2025)
√
Nog onbekend
Soja-import Nederland
√
De nieuwe kengetallen zijn niet nader toegelicht, het is daarbij onduidelijk hoe deze
kengetallen geïnterpreteerd moeten worden.
Wereldproductie soja – Soja import Nederland
√
Export agrarische producten uit Nederland
√
Duurzaam voedsel – consumentenbestedingen
√
2.2 Indicatoren en kengetallen artikel 22 «natuur, visserij en gebiedsgericht werken»
zijn niet dekkend en streefwaardes ontbreken
In artikel 22 zijn «condities doelbereik Vogel- en Habitatrichtlijn» als nieuwe indicator
opgenomen. De overige indicatoren en kengetallen in artikel 22 zijn ongewijzigd ten
opzichte van de begroting 2020. Ten opzichte van de indicatoren en kengetallen uit
de begroting 2020 is het percentage «niet bedreigde soorten» als indicator komen te
vervallen. Het is niet duidelijk waarom.
Gezien de verantwoordelijkheden van de Minister van LNV conform het begrotingsartikel
22 en de hoofdpunten van de beleidsagenda lijken de indicatoren en kengetallen voor
dit artikel niet volledig:
– Er is geen indicator opgenomen op het gebied van het reduceren van stikstofdepositie.
– Er is geen indicator opgenomen voor de natuurkwaliteit en biodiversiteit. Duidelijke
streefwaardes op dit gebied ontbreken.
– Anders dan een indicator voor duurzame visserij is er niets opgenomen voor het versterken
van de positie van de Nederlandse visserijketen.
– Er is geen indicator opgenomen voor gebiedsgericht werken.
– Er is geen indicator opgenomen voor de aanpak van regionale knelpunten en de inzet
van de Regio Envelop.
– Er is geen indicator opgenomen voor bodemdaling in het landelijk gebied in relatie
tot landbouw, natuur en biodiversiteit.
– Er zijn geen indicatoren of kengetallen opgenomen voor de gebieden waar de Minister
een stimulerende verantwoordelijkheid heeft zoals nationale parken, bossen en wateren.
– Er is geen indicator op het gebied van het nakomen van de internationale afspraken
over internationale handel in bedreigde diersoorten.
Tot slot is gekeken of alle indicatoren in dit artikel voorzien zijn van streefwaardes
en realisaties. Dit leidt tot het volgende:
Indicatoren en kengetallen artikel 22
Streefwaarde
Realisaties
Streefwaarde gehaald?
Opmerkingen
Duurzame visserij
√
X
Net niet
Toegelicht wordt dat de rekenmethodiek voor de realisaties herzien is. Hierdoor komen
de realisaties net boven de streefwaarde uit.
Condities Vogel- en Habitatrichtlijn doelbereik
De indicator is niet heel overzichtelijk weergegeven. Uit de begeleidende tekst kunnen
realisaties en een streefwaarde afgelezen worden.
Fauna in natuurgebieden op land
X
Er worden geen conclusies getrokken op basis van de cijfers.
Fauna in agrarisch gebied
X
Er worden geen conclusies getrokken op basis van de cijfers.
2.3 Indicatoren en kengetallen artikel 23 «Kennis en innovatie» zouden uitgebreid
kunnen worden
In de ontwerpbegroting LNV 2021 zijn voor artikel 22 de volgende nieuwe indicatoren
en kengetallen opgenomen:
– Aandeel technologische landbouwgoederen in de totale landbouwexport
– Aantal afgegeven bedrijfsadviezen aan boeren en tuinders gericht op kringlooplandbouw
door bedrijfsadviseurs
De overige indicatoren en kengetallen in artikel 23 zijn ongewijzigd.
Voor wat betreft de indicatoren voor kennis en innovatie concludeert SEO in de beleidsdoorlichting
Agro dat deze een goede dekking en effectiviteit hadden, maar deze zijn verminderd
door het schrappen van drie indicatoren uit de LNV-begroting. Deze indicatoren zijn
niet opnieuw opgenomen in de begroting.
Tot slot is gekeken of alle indicatoren in dit artikel voorzien zijn van streefwaardes
en realisaties. Voor alle indicatoren is een streefwaarde opgenomen en zijn referentiewaardes
opgenomen. Realisaties per jaar ontbreken, zodat de ontwikkeling niet gevolgd kan
worden.
Indicatoren en kengetallen
artikel 23
Streefwaarde
Realisaties
Streefwaarde gehaald?
Opmerkingen
Verhouding duurzame / totale investeringen
√(2025)
√
Behoorlijke toename nodig om streefwaarde te halen.
Klanttevredenheid uitgevoerd onderzoek WR
√(2021)
√
√
Streefwaarde is al gerealiseerd.
Kennisbenutting uitgevoerd onderzoek WR door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke
organisaties
√(2021)
√
√
Streefwaarde is al gerealiseerd.
Percentage innoverende agrarische bedrijven
√(2025)
√
√
Streefwaarde is al gerealiseerd.
Aandeel technologische landbouwgoederen in de totale landbouwexport
√(2021)
√
Op basis van raming wordt streefwaarde niet gehaald
Aantal afgegeven bedrijfsadviezen aan boeren en tuinders gericht op kringlooplandbouw
door bedrijfsadviseurs
√(2023)
√
Verdubbeling noodzakelijk om streefwaarde te halen.
2.4 Indicatoren en kengetallen artikel 24 «Uitvoering en toezicht» zijn zeer summier
en streefwaardes ontbreken
Voor artikel 24 zijn de volgende (nieuwe) indicatoren en kengetallen opgenomen:
A. Procentuele urenverdeling NVWA per publiek belang
B. Klanttevredenheid over uitvoering LNV-opdrachten door RVO
In de begroting van vorig jaar waren geen indicatoren of kengetallen opgenomen voor
uitvoering en toezicht. Bij de huidige indicatoren en kengetallen ontbreken de streefwaardes
en realisaties. Bovendien is de relatie met de doelstellingen van het artikel niet
direct duidelijk.
2.5 Conclusies indicatoren
– Er zijn in de ontwerpbegroting 2021 negen extra indicatoren en kengetallen toegevoegd,
dit geeft echter geen volledig beeld van de relevante onderwerpen op de LNV begroting.
Bovendien zijn de indicatoren niet altijd voldoende concreet en ontbreekt een relatie
met doelstellingen. Zij geven dus onvoldoende beeld in de effecten van beleid.
– Er zijn nog zes indicatoren en kengetallen in beeld om vanaf 2022 in de begroting
op te nemen. In de beantwoording van de feitelijke vragen geeft de Minister een overzicht
van welke indicatoren en kengetallen dat zijn en voor welke artikelen deze opgenomen
zullen worden. De antwoorden op de feitelijke vragen van de Minister doen echter niet
af aan de bevindingen in dit verslag.
– Ondanks dat er in artikel 21 zes nieuwe indicatoren en kengetallen opgenomen zijn
lijken deze niet dekkend voor de doelstellingen van het artikel. Zo missen er indicatoren
of kengetallen op het gebied van de kringlooplandbouw, agrarische ondernemerschap
en concurrentiekracht, diergezondheid en plantengezondheid, het consumentenvertrouwen
in het biologisch keurmerk, gewasbeschermingsmiddelen, beheer van landbouwbodems en
de aanpak van droogte. Ook behoeven indicatoren voor voedselveiligheid en -kwaliteit
en voor export van agrarische producten uit Nederland verdere aanscherping. Dit alles
is grotendeels ook al eerder geconstateerd in de beleidsdoorlichting Agro.
– Ook in artikel 22 lijken de opgenomen indicatoren niet dekkend. Zo ontbreken indicatoren
op het gebied van het reduceren van stikstofdepositie, de natuurkwaliteit en biodiversiteit,
het versterken van de positie van de Nederlandse visserijketen, gebiedsgericht werken,
de aanpak van regionale knelpunten en de inzet van de Regio Envelop, bodemdaling in
het landelijk gebied en het nakomen van de internationale afspraken over internationale
handel in bedreigde diersoorten. Ook zijn geen indicatoren of kengetallen opgenomen
voor de gebieden waar de Minister een stimulerende verantwoordelijkheid heeft zoals
nationale parken, bossen en wateren.
– Voor wat betreft de indicatoren bij artikel 23 wordt teruggegrepen op de conclusie
van SEO in de beleidsdoorlichting agrobeleid over de indicatoren voor kennis en innovatie.
Zij concluderen dat deze een goede dekking en effectiviteit hadden, maar deze zijn
verminderd door het schrappen van drie indicatoren uit de LNV-begroting. De geschrapte
indicatoren zijn niet opnieuw opgenomen in de begroting.
– Voor artikel 24 zijn twee nieuwe indicatoren en kengetallen opgenomen. De relatie
van deze indicatoren met de doelstellingen van het artikel zijn niet direct duidelijk.
De indicatoren zijn zeer summier en lijken niet dekkend.
– Bij een aantal indicatoren en kengetallen ontbreken streefwaardes en/of realisaties.
3 Doelmatigheid en doeltreffendheid van het natuurbeleid is niet te bepalen.
Dit thema richt zich op de onderbouwing van de te verwachten doeltreffendheid en doelmatigheid
van de uitgaven op het gebied van natuur. Is duidelijk wat LNV verwacht te realiseren
en hoe daarover verantwoording wordt afgelegd?
Wat betreft uitgaven op het gebied van natuur wordt expliciet naar de uitgaven aan
de volgende onderwerpen gekeken:
– Aanpak stikstofreductie
– Herstel van de natuur en biodiversiteit
Deze zijn geselecteerd op basis van de beleidsprioriteiten in de beleidsagenda en
de toelichting op begrotingsartikel 22.
3.1 Aanpak stikstofreductie
De Minister van LNV coördineert op Rijksniveau de uitwerking en uitvoering van de
structurele aanpak van de stikstofproblematiek. In de begroting zijn geen indicatoren
voor de stikstofproblematiek opgenomen. Het doel van de structurele aanpak stikstofproblematiek
is de bescherming en verbetering van Natura 2000-gebieden met perspectief voor ruimtelijk-economische
ontwikkeling. Het kabinet heeft zich ten doel gesteld om in 2030 op ten minste 50
procent van de hectares met stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden de stikstofdepositie
onder de kritische depositiewaarden te brengen.
– Het is onduidelijk hoeveel hectare dit is en wat het aandeel daarvan is van de totale
Natura 2000-hectares.
– Er zijn geen subdoelstellingen opgenomen, bijvoorbeeld hoe het reductiepad richting
2030 eruit zal zien.
In de ontwerpbegroting LNV 2021 is 113 miljoen euro voor uitgaven aan de reductie
van stikstof in 2021 begroot.
Overzicht uitgaven stikstofreductie 2021 (x 1.000)
Opdrachten:
Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit
– Stikstofaanpak
€ 13.600
Natuur en Biodiversiteit op land
– Gerichte opkoop veehouderijen rondom Natura 2000-gebieden
€ 100.000
Totaal
€ 113.600
Met de middelen voor de stikstofaanpak vallend onder «Vermaatschappelijking Natuur
en Biodiversiteit» (13,6 mln. euro) wordt samen met medeoverheden en maatschappelijke
partners een aanpak ontwikkeld met als doel stikstofdepositie terug te dringen. Hieronder
vallen maatregelen die met name gericht lijken te zijn op het vergroten van de kennis
over stikstofdepositie en het meten en monitoren van de stikstofdepositie:
– Ontwikkeling van de aanpak, het meten van de stikstofdepositie en ammoniakconcentraties
en het basisbeheer van het rekeninstrument AERIUS (1,6 mln. euro)
– Ontwikkelen en uitvoeren van de monitoringssystematiek (2,0 mln. euro)
– Ondersteuning van gebiedsgerichte aanpak en advies, expertise over ruimtelijke processen
en dataverzameling, informatievoorziening en kennisuitwisseling (1,5 mln. euro)
– Informatiepunt stikstof (0,3 mln. euro)
– Adviezen RIVM over bijvoorbeeld effecten bronmaatregelen en ontwikkeling AERIUS (2,5
mln. euro)
– Adviezen over opvolging van de uitvoering van de adviezen van het adviescollege Meten
en Berekenen Stikstof (5,7 mln. euro)
Met de gerichte opkoop van veehouderijen rondom Natura 2000-gebieden is in 2021 100
miljoen euro gemoeid. In totaal wordt hier in de periode 2020–2022 350 miljoen euro
voor vrijgemaakt. Deze middelen worden via de provincies ingezet voor de aankoop van
veehouderijlocaties nabij stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Het is niet bekend
om hoeveel veehouderijen het gaat en wat de te verwachten stikstofreductie is.
3.2 (Herstel van de) natuur en biodiversiteit
De Minister van LNV is verantwoordelijk voor het beschermen, versterken en duurzaam
benutten van de natuur en biodiversiteit, mede in relatie tot de klimaat- en stikstofdoelstellingen.
Hiervoor zijn geen indicatoren opgenomen, slechts kengetallen waar geen streefwaardes
aan gekoppeld zijn (zie ook onder 2.3.2). Ook als in meer detail naar de toelichting
bij de verschillende instrumenten gekeken wordt is geen informatie te vinden over
verwachte effecten. Het is daardoor niet mogelijk om ex ante uitspraken te doen over
doeltreffendheid en doelmatigheid. Aangezien er geen overkoepelend concreet doel is,
is ook niet duidelijk wat de precieze samenhang tussen de verschillende activiteiten
en instrumenten is. Het blijft daarbij onduidelijk wat de precieze verantwoordelijkheidsverdeling
tussen de Minister en provincies is.
In de ontwerpbegroting LNV 2021 is afgerond 364 miljoen euro voor uitgaven aan (het
herstel van de) natuur en biodiversiteit begroot.
Overzicht uitgaven herstel van den natuur en biodiversiteit 2021 (x 1.000)
Subsidies:
Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit
€ 62.200
Opdrachten:
Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit
– Natuurlijk kapitaal en vergroening financiële sector
€ 1.700
– Natuurcombinaties
€ 3.600
Natuur en Biodiversiteit op land
– Pakket natuurherstel / programma natuur
€ 200.000
– Natuurbank
€ 6.000
– Impuls natuurherstel
€ 3.500
– Overig
€ 3.400
Internationale samenwerking
– Afspraken biodiversiteit
€ 1.500
– Biodiversiteit VN agenda
€ 1.500
Klimaatimpuls natuur en biodiversiteit
– Impuls veenweiden
€ 50.000
– Pilots en onderzoek veenweidegebieden
€ 25.000
– Klimaatinclusief natuurbeleid en beheer
€ 5.300
Totaal
€ 363.700
Zoals gezegd kunnen uit de kengetallen geen concrete doelstellingen of verwachtingen
gehaald worden. Daarom is in detail gekeken naar de informatie die beschikbaar is
in de begroting over bovengenoemde posten. Ook daar zijn geen concrete en meetbare
doelstellingen opgenomen en worden geen verwachtingen ten aanzien van effecten opgenomen.
– De middelen onder de subsidie voor «Natuur en biodiversiteit» worden ingezet voor
natuurherstelprojecten bij natuurterreinbeherende organisaties. In de begroting zijn
geen verwachtingen opgenomen over de effecten.
– Met de middelen voor «Natuurlijk kapitaal en vergroening van de financiële sector
en natuurcombinaties» werkt de Minister van LNV aan het verankeren van het belang
van natuur bij bedrijven en financiële instellingen. Er worden geen verwachtingen
opgenomen ten aanzien van de effecten van die inzet.
– In 2021 wordt via het «Programma natuur» 200 miljoen euro ingezet voor het versterken
van de natuur. Deze middelen lopen op tot jaarlijks 300 miljoen euro. In de periode
2021 – 2030 is in totaal 2,85 miljard euro begroot voor het «Programma natuur» dat
streeft naar het verminderen van de negatieve gevolgen van overmatige stikstofdepositie
en het verbeteren van natuur en biodiversiteit. Er zijn geen concrete en meetbare
doelen geformuleerd in de begroting. De Minister van LNV zal samen met de provincies
voor monitoring van de voortgang zorgen. Het is nog onduidelijk hoe dit eruit ziet.
– De middelen voor de «Natuurbank» (6,6 mln. euro) worden ingezet om een natuurbank
op te zetten voor natuurcompensatie van de schade als gevolg van projecten in het
kader van Rijksinfra-, waterveiligheid- en defensieprojecten. In 2020 en 2021 worden
eerste ervaringen opgedaan bij circa 300 hectare natuurcompensatie.
– De middelen voor «Impuls natuurherstel» (3,5 mln. euro) worden gebruikt voor het opzetten
en uitvoeren van de regeling natuurherstelprojecten bij natuurterreinbeherende organisaties.
– Het overige budget (3,4 mln. euro) is bedoeld voor verschillende activiteiten waar
de Minister van LNV systeemverantwoordelijk is na decentralisatie van natuurtaken
aan de provincies.
– De middelen voor «Internationale samenwerking» (3,0 mln. euro) worden ingezet op acties
die volgen uit internationale afspraken over biodiversiteit.
– De middelen «Impuls veenweiden» (50 mln. euro) worden via provincies ingezet om een
impuls te geven aan het veenweidegebied in 2020 en 2021. Er is geen informatie over
concrete doelstellingen of te verwachten effecten.
– De middelen voor «Pilots en onderzoeken rondom veenweidegebieden» (25 mln. euro) worden
ingezet voor het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden. Er is geen
informatie over concrete doelstellingen of te verwachten effecten. Het is bovendien
niet duidelijk waarom deze uitgaven niet onder artikel 23 vallen.
– De middelen voor «Klimaatinclusief natuurbeleid en beheer» (5,3 mln. euro) zijn een
andere bijdrage aan de CO2-reductie voor landbouw en landgebruik. In 2021 moet de
bossenstrategie in de uitvoeringsfase komen.
3.3 Conclusies over thema natuurbeleid
De begroting bevat te weinig informatie om het natuurbeleid te toetsen op doeltreffendheid
en doelmatigheid. Er zijn geen indicatoren opgenomen en concrete doelstellingen ontbreken
grotendeels.
Stikstof:
– Het is niet bekend hoeveel de stikstofreducerende maatregelen en bijbehorende middelen
bij zullen dragen aan het realiseren van stikstofreductie.
– Het is niet bekend hoeveel veehouderijen met de gerichte opkoop veehouderijen betrokken
worden. Het is ook niet bekend wat de te verwachten stikstofreductie is.
(Herstel van de) natuur en biodiversiteit
– Ook als in meer detail naar de toelichting bij de verschillende instrumenten gekeken
wordt, is geen informatie te vinden over concrete en meetbare doelstellingen en over
verwachtingen van effecten van de maatregelen.
– Omdat er geen overkoepelend concreet doel is, is het ook niet duidelijk wat de precieze
samenhang tussen de verschillende activiteiten en instrumenten is.
4 Doelmatigheid en doeltreffendheid artikel 24 «Uitvoering en toezicht» is niet te
bepalen.
Dit thema betreft de uitgaven op het gebied van uitvoering en toezicht door agentschappen
(in casu de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland (RVO)). Zijn de doelstellingen helder, op welke manier verwacht
de Minister deze doelstellingen te realiseren en op welke wijze wordt hierover verantwoording
afgelegd? Het gaat hier dus niet om de begrotingen van het RVO (bij de begroting van
Economische Zaken en Klimaat) en de NVWA (bij de begroting van LNV) zelf.
De Minister van LNV streeft naar een doeltreffende uitvoering van het agro-, visserij-
en natuurbeleid en een effectief en efficiënt stelsel voor handhaving en toezicht
op deze beleidsterreinen. Zij heeft daarvoor diverse taken en verantwoordelijkheden
bij RVO en NVWA belegd. Zij vervult bij het NVWA tevens de eigenaarsrol. 20–30% van
de totale LNV begroting wordt aan uitvoering en toezicht besteed.
4.1 NVWA
De Minister van LNV heeft haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de handhaving
en het toezicht op het gebied van dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn, mest, natuur
en voedselveiligheid (primaire productie en slachterijfase) belegd bij de NVWA. Hieraan
wordt 223,6 miljoen euro besteed door LNV. Dit is bestemd voor de financiering van:
– het toezicht bij bedrijven en instellingen op de naleving van wetten en voorschriften
op het gebied van dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn, diervoeders, diergeneesmiddelen,
dierlijke bijproducten, dierproeven, mest, en de veiligheid van voedsel.
– de duurzame instandhouding van de biodiversiteit,
– het tegengaan van illegale handel en het bezit van bedreigde dier- en plantsoorten
en producten daarvan,
– het tegengaan van illegale handel in (hout)producten en
– het toezien op rechtmatig gebruik van natuursubsidies.
Er zijn in de begroting geen concrete doelstellingen voor deze taken opgenomen. Het
is daarbij niet na te gaan of de vormgeving van het handhavings- en toezichtsbeleid
doeltreffend en doelmatig is.
Voor 2021 zal de NVWA prioriteit geven aan:
– de nationale implementatie van de Europese Diergezondheidsverordening (AHR), de Plantgezondheidsverordening
(PHR) en de Officiële Controleverordening (OCR),
– de versterking van het toezicht door de NVWA op slachthuizen en
– de versterking van het toezicht en de handhaving voor voedselveiligheid en dierenwelzijn.
Niet opgenomen is wat de NVWA in 2021 op deze onderwerpen bereikt moet hebben.
Zoals in paragraaf 2.3 geconstateerd zijn de indicatoren en kengetallen voor artikel
24 zeer summier en is de relatie met de doelstellingen van artikel 24 niet duidelijk.
Voor de NVWA wordt weergegeven wat de tijdsbesteding per onderwerp is volgens het
jaarplan 2019. Er wordt niet ingegaan op de daadwerkelijke effecten van de tijdsbesteding
ten gunste van de doelstellingen van LNV met handhaving en toezicht. Bovendien is
de tijdsbesteding gebaseerd op jaarplan 2019 en niet op daadwerkelijke realisaties.
4.2 RVO
De Minister van LNV heeft haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het agro-,
visserij- en natuurbeleid (onder andere de uitvoering van het Europese Gemeenschappelijke
Landbouwbeleid (GLB)) belegd bij de RVO. In de begroting van LNV is 192,7 miljoen
euro beschikbaar voor de door de Minister van LNV bij RVO belegde taken en verantwoordelijkheden.
Het gaat hier om taken betreffende:
– De identificatie en registratie van dieren,
– Het mestbeleid,
– Klimaat- en stikstofbeleid,
– Het versterken van de natuur en biodiversiteit,
– De uitvoering van de natuurwetgeving,
– De uitvoering van de functie van RVO als Europees betaalorgaan,
– Behandelen van aanvragen voor invoercertificaten en tariefcontigenten,
– Het verlenen van vergunningen voor agrarische ondernemers en voor bezit en handel
in beschermde plant- en diersoorten en
– De uitvoering van het Landbouwradennetwerk.
Er zijn in de begroting van LNV voor 2021 geen prioriteiten bij RVO aangaande LNV-taken
en verantwoordelijkheden geformuleerd. Ook voor RVO ontbreken daarnaast concrete doelstellingen,
indicatoren of kengetallen.
4.3 Conclusies handhaving en toezicht door agentschappen.
Artikel 24 beslaat met 20–30% een groot deel van de begroting van LNV, de toelichting
op het artikel is echter zeer summier.
– Er zijn geen heldere doelstellingen geformuleerd op basis waarvan conclusies getrokken
kunnen worden over doeltreffendheid en doelmatigheid. De prioritaire activiteiten
van de NVWA zijn dus ook niet te linken aan doelstellingen. Voor RVO zijn geen prioriteiten
geformuleerd.
– De indicatoren en kengetallen geven geen volledig beeld over de verantwoordelijkheden
vallend onder artikel 24.
5 De Strategische Evaluatieagenda is een goede eerste aanzet maar vraagt nadere uitwerking.
5.1 Toelichting Strategische Evaluatieagenda
De ontwerpbegrotingen voor 2021 bevatten de eerste stappen richting de door de Minister
van Financiën aangekondigde SEA. Het doel van de SEA is te komen tot betere en meer
bruikbare inzichten in de maatschappelijk toegevoegde waarde op belangrijke beleidsthema’s.
De SEA zou volgens de Minister van Financiën, naast de verantwoordingsfunctie, meer
aandacht moeten schenken aan leren, ex-ante- en ex-durante evaluaties, en het opdoen
van relevante inzichten voor het verbeteren van beleid. De verplichting tot het periodiek
doorlichten van alle begrotingsartikelen conform de regels van de Regeling Periodiek
Evaluatieonderzoek (RPE) is nog steeds van kracht.
De SEA biedt in beginsel goede aanknopingspunten voor het versterken van het inzicht
in doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. In deze eerste verbeterslag zijn
er nog duidelijke verschillen tussen de SEA’s van verschillende departementen, mede
doordat zij zich in verschillende stadia van ontwikkeling bevinden.
5.2 Invulling SEA door LNV
De Minister van LNV heeft invulling gegeven aan de SEA door op basis van haar missie
drie hoofdevaluatiethema’s te identificeren. Hierin zijn de begrotingsartikelen 21,
22 en 23 te herkennen, maar deze worden niet expliciet benoemd. Voor deze hoofdevaluatiethema’s
is aangegeven wanneer syntheseonderzoek gepland staat. De planning volgt hierbij de
richtlijn van de RPE met een onderzoek elke 4 tot 7 jaar. Het type onderzoek voor
de onderzoeken op de lange termijn (Land- en tuinbouw en Kennis en innovatie) is nog
niet bekend.
Per hoofdevaluatiethema worden de centrale doelstellingen benoemd en wordt per doelstelling
een overzicht gegeven van de geplande (instrument)evaluaties. Diverse geplande evaluaties
worden vervolgens toegelicht aan de hand van een beleidstheorie. Hiermee heeft de
Minister van LNV een goede basis staan voor de SEA, maar lijken de geplande evaluaties
niet dekkend te zijn, waardoor het niet mogelijk is conclusies te trekken over doeltreffendheid
en doelmatigheid van beleid.
Zonder alle doelstellingen langs te lopen benoemt de Minister van LNV bijvoorbeeld
bij de doelstelling «Voedselvoorziening borgen» (onder het thema land- en tuinbouw)
vijf punten die bij kunnen dragen aan het realiseren van deze doelstelling. Over een
aantal van deze punten wordt geen informatie vergaard in geplande evaluaties. Zo lijkt
er geen informatie te worden verzameld over de «Maatschappelijke waardering van landbouw».
Ook op het gebied van de «Concurrentiekracht» lijkt beperkt zicht te zijn omdat alleen
de werking van de garantieregeling geëvalueerd wordt.
Het is onduidelijk waar LNV precies staat in de ontwikkeling van de SEA en wat de
volgende stappen zijn die LNV wil zetten met deze agenda. Een volgende stap in de
ontwikkeling van de SEA voor LNV zou dus kunnen zijn het volledig langslopen van alle
doelstellingen en bijdragende punten volgens de beleidstheorie en deze allen te voorzien
van bronnen voor informatie die nodig zijn voor een goede beleidsevaluatie. Ook kan
het toevoegen van belangrijke besluitvormingsmomenten in de beleidscyclus en de kennisbehoefte
een verbetering zijn. De planning van onderzoeken in de tijd zouden logisch op de
besluitvormingsmomenten en kennisbehoefte aan moeten sluiten.
Voor artikel 24 «Uitvoering en toezicht» is geen hoofdevaluatiethema opgenomen. Het
is daarmee onduidelijk wanneer dit artikel doorgelicht zal worden.
Tot slot valt op dat de evaluatie van het klimaatbeleid Rijksbreed en integraal geëvalueerd
wordt in 2024. Dit onderwerp leent zich inderdaad bij uitstek voor een interdepartementale
evaluatie.
5.3 Conclusies over de SEA
– LNV heeft een goede eerste stap gezet in het ontwikkelen van een SEA. Er is gekozen
voor drie hoofevaluatiethema’s die vervolgens aan de hand van doelstellingen en beleidstheorieën
verder uitgewerkt zijn.
– Voor artikel 24 «Uitvoering en toezicht» is nog geen hoofdevaluatiethema opgenomen.
Het is daarmee ook onduidelijk wanneer voor dit artikel een beleidsdoorlichting uitgevoerd
zal worden.
– Er worden in de SEA geen conclusies getrokken of de verzamelde informatie in de geplande
evaluaties een volledig beeld kunnen geven op basis waarvan het syntheseonderzoek
conclusies kan trekken over doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid. De geplande
(instrument)evaluaties lijken niet dekkend te zijn voor alle doelstellingen.
– De aangekondigde Rijksbrede integrale evaluatie van de Klimaatwet in 2024 lijkt een
goed idee.
– Het is onduidelijk welke vervolgstappen LNV voor ogen heeft. De commissie LNV heeft
de volgende aandachtspunten:
• Consequent nalopen van geplande (instrument)evaluaties op volledigheid.
• Het koppelen van de planning aan besluitvormingsmomenten in de beleidscyclus en de
kennisbehoeften.
• Het tijdig geven van duidelijkheid over type syntheseonderzoek op de hoofdthema’s.
• Het hoofdthema uitvoering en toezicht toevoegen.
• Meer aandacht voor interdepartementale thema’s en integrale evaluaties hiervan.
BIJLAGE 1: VRAGEN AAN MINISTER LNV
Vragen opzet begroting en indicatoren
– Valt voedselkwaliteit volledig onder artikel 21 of zit er in verband met visserij
ook nog een deel onder artikel 22?
– Heeft u naast de in de antwoorden op de feitelijke vragen gegeven indicatoren nog
andere indicatoren in ontwikkeling om in de toekomst op te nemen in de begroting?
Zo ja, welke?
– Kunt u voor de indicatoren en kengetallen benoemd in de tabellen op pagina 8, 9, 10
en 11 de ontbrekende streefwaarden en realisatiecijfers opnemen?
– Artikel 21: waarom is de «Maatschappelijke appreciatiescore» vervallen als kengetal?
– Artikel 21: kunt u indicatoren of kengetallen opnemen voor:
• De overgang naar duurzame kringlooplandbouw?
• Agrarisch ondernemerschap en concurrentiekracht?
• Gewasbeschermingsmiddelen?
• Beheer van landbouwbodems?
• Aanpak van droogte?
– Artikel 21: kunt u de indicatoren voor diergezondheid en plantgezondheid aanvullen?
Aangrijpingspunten hiervoor zouden kunnen zitten in de Europese van boer tot bord
mededeling. Voorbeelden welzijn dieren tijdens transporten, slachthuizen, brandveiligheid,
dierengezondheid.
– Artikel 21: Kunt u de indicatoren voor voedselveiligheid en -kwaliteit en voor export
van agrarische producten uit Nederland verder aanscherpen?
– Artikel 21: Kunt u de indicator «Energie efficiency index Voedings- en genotsmiddelenindustrie»
nader toelichten? Wat is de consequentie van het aflopen van het Meerjarenafspraken
energie-efficiëntie (MJA3)-convenant voor Voedings- en genotsmiddelenindustrie (VGI)
sectoren in 2020?
– Artikel 21: Kunt u de nieuwe kengetallen voor soja-import nader toelichten? Hoe moeten
deze geïnterpreteerd worden?
– Artikel 22: Waarom is het kengetal met het percentage «niet bedreigde soorten» vervallen?
– Artikel 22: Kunt u de indicator «Condities Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR)-doelbereik»
overzichtelijker weergeven?
– Artikel 24: Wat is de relatie van de opgenomen indicatoren met de doelstellingen van
het artikel? Bent u in dit verband voornemens aanvullende indicatoren op te nemen?
Vragen stikstofaanpak
– Kunt u een indicator voor het volgen van de Aanpak stikstofproblematiek opnemen, inclusief
heldere streefwaardes en realisatiecijfers, aansluitend bij het monitorings- en bijsturingssysteem?
– Kunt u aangeven wat de te verwachten stikstofreductie is van aangekondigde maatregelen?
– Verwacht u met dit pakket aan maatregelen de doelstelling op het gebied van stikstofreductie
te realiseren?
– Hoeveel hectares zijn de Natura 2000-gebieden totaal? En hoeveel hiervan hebben stikstofgevoelige
natuur?
– Kunt u een reductiepad richting 2030 opnemen in de begroting? Kunt u periodieke subdoelstellingen
benoemen in de begroting?
– Hoeveel veehouderijen zullen met de gerichte opkoop veehouderijen rondom Natura 2000-gebieden
opgekocht worden? Hoeveel stikstofreductie wordt hiermee gerealiseerd?
– Hoe gaat u de gerichte opkoop veehouderijen door provincies monitoren?
– Kunt u borgen dat de veehouderijen gelijk behandeld worden? Kortom dat het voor een
veehouderij niet uitmaakt in welke provincie hij gevestigd is.
Vragen (herstel van de) natuur en biodiversiteit
– Kunt u toelichten wat de samenhang is tussen de verschillende instrumenten die u inzet
voor (het herstel van) natuur en biodiversiteit?
– Kunt u de precieze verantwoordelijkheidsverdeling ten aanzien van het natuurbeleid
tussen het ministerie en de provincies toelichten?
– Wat zijn de concrete en meetbare doelstellingen die u heeft met het natuurbeleid?
– Kunt u in de begroting een concrete indicator opnemen waarmee de voortgang van het
natuurbeleid gevolgd kan worden?
– Wat zijn uw concrete en gekwantificeerde verwachtingen over de effecten van de inzet
van de verschillende instrumenten? Weergegeven per instrument.
– Hoe zal de monitoring van de voortgang van het programma natuur samen met de provincies
eruit zien? Kan de Kamer op een geüniformeerde wijze geïnformeerd worden?
– Op welke wijze worden de eerste activiteiten van de natuurbank geëvalueerd? Op welke
wijze en wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de resultaten van de evaluatie?
– Wat zijn de concrete doelstellingen voor de middelen klimaatimpuls natuur en biodiversiteit?
Vragen over thema handhaving en toezicht:
– Wat zijn de precieze en concrete doelstellingen die u heeft met het artikel 24?
– Kunt u deze doelstellingen tevens benoemen voor de NVWA en het RVO?
– Op welke manier verwacht u deze doelstellingen te realiseren?
– Op welke wijze gaat u hierover verantwoording afleggen?
– Wat zijn de concrete ambities voor 2021 voor de door u geformuleerde prioriteiten
voor de NVWA?
– de nationale implementatie van de Europese Diergezondheidsverordening (AHR), de Plantgezondheidsverordening
(PHR) en de Officiële Controleverordening (OCR),
– de versterking van het toezicht door de NVWA op slachthuizen en
– de versterking van het toezicht en de handhaving voor voedselveiligheid en dierenwelzijn.
– Wat zijn de concrete ambities voor 2021 voor het RVO en kunt u daarin een prioritering
in aangeven?
– Kunt u de indicatoren en kengetallen voor artikel 24 concretiseren en uitbreiden aan
de hand van de geformuleerde doelstellingen?
Vragen over de Strategische Evaluatieagenda (SEA):
– Kunt u toelichten hoe het vervolgtraject van de ontwikkeling van de SEA eruit ziet?
Welke aandachtspunten ziet u hierbij? Kunt u hierbij ook ingaan op de volgende aandachtspunten:
• Consequent nalopen van geplande (instrument) evaluaties op dekkendheid.
• Het koppelen van de planning aan besluitvormingsmomenten in de beleidscyclus en de
kennisbehoeften.
• Het tijdig geven van duidelijkheid over type synthese onderzoek op de hoofdthema’s.
• Het hoofdthema uitvoering en toezicht toevoegen.
• Meer aandacht voor interdepartementale thema’s en integrale evaluaties hiervan.
– Kunt u aangeven op welke manier u de Kamer wilt betrekken bij het verder ontwikkelen
van de SEA en bij het bepalen van logische evaluatiemomenten?
– Bent u bereid in de volgende verbeterslag een explicietere koppeling te leggen tussen
de beleidsdoorlichtingen/strategische evaluaties en de beleidsartikelen van de begroting?
– Kunt u aangeven welke onderdelen van uw beleid een sterk interdepartementaal karakter
hebben en hoe het interdepartementale overleg verloopt om tot departement-overstijgende
strategische evaluaties te komen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier