Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 593 Wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege het opnemen daarin van een gemeentelijke taak om prenataal huisbezoek te verrichten
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 5 november 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
Algemeen
1
1.
Aanleiding
1
2.
Gemeentelijke taak voor aanbieden prenataal huisbezoek
3
3.
Nadere duiding van het begrip «kwetsbaar»
3
4.
Prenataal huisbezoek als onderdeel van de keten
4
5.
Delen van informatie en privacybescherming
5
6.
Caribisch Nederland
6
7.
Uitvoeringskosten en gevolgen voor de regeldruk
6
8.
Consultatie
8
ALGEMEEN
1. Aanleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij vinden het een goede
zaak dat gemeenten de taak krijgen om een prenataal huisbezoek aan te bieden aan zwangere
vrouwen en/of gezinnen in een kwetsbare situatie in hun gemeente en dat deze taak
opdragen wordt aan de Jeugdgezondheidszorg (JGZ). Deze leden hebben wel nog enkele
vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen in het voorstel dat niet iedere gemeente actief
inzet op prenatale zorg voor zwangere vrouwen en/of gezinnen in een kwetsbare situatie,
terwijl dat zo belangrijk kan zijn. Kan de regering verklaren waarom het draagvlak
kennelijk niet overal aanwezig is? Waarom wordt er gekozen om deze regeling bij wet
vast te leggen? Draagt dit niet bij aan een verdere versnippering van het wettelijk
kader voor het aanbod van jeugdgezondheidszorg en -hulp?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege het
opnemen daarin van een gemeentelijke taak om prenataal huisbezoek te verrichten. Deze
leden hebben hier enkele vragen bij.
Genoemde leden vragen of de regering kan schetsen wat er bij een prenataal huisbezoek
ongeveer gedaan wordt. Klopt het dat de randvoorwaarden en de handreikingen hiervoor
nog worden uitgewerkt? Wanneer zullen deze wel klaar zijn?
De leden van de CDA-fractie vragen of de prenatale huisbezoeken in alle gevallen altijd
vrijwillig zullen zijn, en dat er ook geen indirecte druk zal zijn op zwangere vrouwen
en/of gezinnen om hieraan mee te werken.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de beoogde wijziging van de Wet publieke gezondheid. Deze
leden delen de opvatting van de regering dat het tijdig signaleren van en optreden
tegen risicofactoren, die de ontwikkeling van het kind op vroege en latere leeftijd
op negatieve wijze beïnvloeden, van belang is om de gezondheid van het kind rond de
geboorte en in de jaren daarna te waarborgen en indien noodzakelijk te bevorderen.
Deze leden hebben nog een aantal vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Wet publieke gezondheid.
Deze leden hebben naar aanleiding hiervan onderstaande opmerkingen en vragen.
Aandacht voor de eerste 1.000 dagen van het kind is van belang en de aandacht voor
preventie is toe te juichen, zo menen genoemde leden. Een dergelijk individueel aanbod
kan ondersteunend werken.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hechten veel
waarde aan tijdige en juiste zorg en ondersteuning tijdens de zwangerschap, om een
gezonde ontwikkeling van het ongeboren kind te bevorderen en het ontstaan van gezondheids-
en ontwikkelingsrisico's voor het kind te beperken. Genoemde leden constateren dat
prenatale zorg juist voor zwangere vrouwen en/of gezinnen in een kwetsbare situatie
problematisch is. Een prenataal huisbezoek bij ouders in kwetsbare situaties draagt
eraan bij dat tijdige hulp en ondersteuning wordt ontvangen. De leden van de ChristenUnie-fractie
zijn dan ook verheugd dat er nu een wetsvoorstel voorligt dat beoogt deze doelgroep toch tijdig de juiste zorg en ondersteuning
te bieden door gemeenten de taak te geven om een prenataal huisbezoek aan te bieden
aan deze doelgroep.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel om door middel van de Wet publieke gezondheid
(Wpg) gemeenten de taak te geven een zogenaamd «prenataal huisbezoek» aan te bieden
aan zwangere vrouwen en/of gezinnen in een kwetsbare situatie. Genoemde leden onderstrepen
graag de waarde en het belang van stabiele gezinnen. Het klassieke gezin is hoe men
het ook bekijkt, als vanouds en waar ook ter wereld, dé pijler en belangrijkste levenskring
van de hele maatschappij. Waar gezinnen floreren, bloeien mannen en vrouwen en kinderen op!
De leden van de SGP-fractie zijn het daarom van harte met de regering eens dat het
belangrijk is dat kinderen zich in een stabiele gezinssituatie goed kunnen ontwikkelen.
Deze leden zien in dat het soms nodig kan zijn om zelfs vóór de geboorte van het kind
hulp en ondersteuning aan te bieden. Het is goed dat de regering oog heeft voor de
omstandigheden waaraan een «ongeboren kind» bloot kan staan.
Tegelijkertijd hechten de leden van de SGP-fractie eraan te benadrukken dat de zorg
voor en opvoeding van kinderen de verantwoordelijkheid is van de ouders. De inzet
van prenataal huisbezoek vraagt daarom om grote zorgvuldigheid. Genoemde leden maken
daarom graag van de gelegenheid gebruik om de regering enkele vragen te stellen over het wetsvoorstel.
2. Gemeentelijke taak voor aanbieden prenataal huisbezoek
De regering geeft aan dat gemeenten expliciet de deeltaak krijgen om de omvang van
de doelgroep zwangere vrouwen en/of gezinnen in een kwetsbare situatie in hun gemeente
in kaart te brengen. Hiertoe kan een gemeente onder andere gebruik maken van metadata,
perinatale kerngegevens of plattegronden met gezondheidsachterstanden. De leden van
de CDA-fractie vragen of deze gegevens alleen worden gebruikt om de omvang van de doelgroep in kaart
te brengen, of ook om daadwerkelijk de doelgroep te bereiken. Wordt hiermee niet het
risico gelopen dat de wijk waarin men woont bepaalt of men door de gemeente als kwetsbare
wordt bestempeld? Hoe wordt voorkomen dat zwangere vrouwen en/of gezinnen onterecht
als kwetsbaar worden bestempeld?
De leden van de D66-fractie zien het belang van de mogelijkheid tot aanbieden van een prenataal huisbezoek om
(sociaaleconomische) risicofactoren die van negatieve invloed kunnen zijn op de gezondheid
van het kind in een vroeg en later stadium te signaleren. Deze leden zijn van mening
dat, in lijn met de visie van het wetsvoorstel, prenatale huisbezoeken te allen tijde
vrijwillig moeten zijn en blijven. Deze leden vragen de regering daarom of en zo ja
op welke wijze het vrijwillige karakter van deze huisbezoeken gewaarborgd wordt. Zij
dringen er bij de regering op aan ook tijdens de voorlichting door de verloskundig
zorgverlener en vervolgens de betreffende JGZ-organisatie aan de zwangere en/of het
gezin dit vrijwillige karakter van prenatale huisbezoeken te benadrukken.
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering kan verduidelijken wat een prenataal huisbezoek precies inhoudt.
Wat is het doel van zo’n huisbezoek? Waarover spreekt de hulpverlener met de vrouw/ouders?
Is het voldragen of beëindigen van de zwangerschap ook een mogelijk gespreksonderwerp?
Klopt het dat van een prenataal huisbezoek alleen sprake kan zijn wanneer een vrouw
zwanger is? Kan, met andere woorden, de relatie tot het Nu Niet Zwanger-traject worden
uiteengezet?
Kan worden aangegeven waarin een prenataal huisbezoek precies verschilt van prenatale
voorlichting (artikel 2, lid 2, onder h)?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering te bevestigen dat het uitgesloten is
dat er sprake kan zijn van gedwongen prenataal bezoek. Hoe denkt de regering te voorkomen
dat er toch sprake zal zijn van dwang of drang op ouders om een dergelijk huisbezoek
toe te staan?
3. Nadere duiding van het begrip «kwetsbaar»
De memorie van toelichting geeft een definitie van «kwetsbare situatie» zoals die
wordt gehanteerd in Rotterdam. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd of er in het land ook andere definities worden gebruikt en zo ja, waarom
de regering de Rotterdamse definitie heeft opgenomen. Is dit als handvat bedoeld?
Zou het niet verstandig zijn een eenduidig kader neer te leggen, zeker nu het een
wetswijziging betreft? Indien dit niet wenselijk wordt geacht, hoe kan de regering
dan borgen dat gemeenten en ook zorginstanties van elkaar leren om zo goed en zo vroeg
mogelijk te signaleren of sprake is van kwetsbare zwangere vrouwen en/of gezinnen?
De leden van de CDA-fractie vragen of gemeenten een gezamenlijke definitie van het begrip «kwetsbaar» zullen
hanteren, of dat hier per gemeente anders mee omgegaan zal worden.
De regering geeft als voorbeeld de definitie van de gemeente Rotterdam en de afdeling
Verloskunde & Gynaecologie van het Erasmus MC. Genoemde leden vragen wat de regering
van deze ruime definitie vindt. Zijn hiermee alle beschermende en risicofactoren ondervangen?
Hoe staan de diverse geconsulteerde partijen tegenover deze definitie?
De leden van de D66-fractie begrijpen de motieven die het gebruik van het begrip «kwetsbaar» ondersteunen. Echter,
deze leden vrezen dat juist de rekbaarheid van het begrip «kwetsbaar» in de praktijk
tot onduidelijkheden zal leiden. Deze leden zijn van mening dat de aanwezigheid van
concrete criteria praktische onduidelijkheden voor verloskundig zorgverleners en betrokken
partijen zullen wegnemen. Genoemde leden vragen de regering daarom of zij tot een
concrete afbakening van het begrip wil komen door een aantal criteria op te stellen
die op een risicovolle situatie wijzen.
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering kan aangeven waarom er niet voor gekozen is om het begrip kwetsbaar
op wetsniveau of in de memorie van toelichting te definiëren.
Wat wordt er in de Rotterdamse definitie bedoeld met «Denk hierbij aan (...) gezinssamenstelling
en opvoeding (...)»?
Erkent de regering dat, mede doordat er sprake is van een vage definitie van het begrip
«kwetsbaar», er met dit wetsvoorstel gemakkelijk stigmatisering van bepaalde bevolkingsgroepen
kan optreden? Hoe wil de regering dit tegengaan?
Denkt de regering dat gemeenten met de nogal korte passage in de memorie van toelichting
over het begrip «kwetsbaarheid» genoeg handvatten hebben om de kaders op te stellen
voor de prenatale huisbezoeken?
Erkent de regering dat wel sprake is van gradaties in «kwetsbare situaties»? Bijvoorbeeld,
een drugsverslaving levert vermoedelijk een veel kwetsbaarder situatie op dan «slechts»
lage sociaaleconomische status. Hoe is dit in het wetsvoorstel verdisconteerd?
4. Prenataal huisbezoek als onderdeel van de keten
De leden van de D66-fractie delen de opvatting dat samenwerking tussen JGZ-organisaties, gemeente en geboortezorg
essentieel is om risicofactoren en sociaaleconomische problematiek op te sporen. Genoemde
leden hebben wel vraagtekens bij de praktische haalbaarheid van deze signalering.
Het is mogelijk dat gezinnen waarbinnen overmatig en problematisch alcoholgebruik
voorkomt niet bekend zijn bij de gemeente en/of JGZ-organisaties. Dit geldt mogelijk
des te meer voor situaties betreffende huiselijk geweld. Deze leden vragen in hoeverre
dit wetsvoorstel voorziet in de tijdige signalering van dergelijke problematiek, hoe
de ernst van deze problematiek uiteindelijk gemeten wordt en of (en hoe) hier rekening
mee is gehouden.
De leden van de D66-fractie hebben daarnaast nog een vraag over de invulling van de
zorg die professionals aan zwangere vrouwen en/of gezinnen kunnen bieden. Worden gemeenten
en betrokken organisaties van informatie voorzien aangaande mogelijkheden en in te
zetten hulp vanuit het sociaal domein, en zo ja, op welke manier worden zij geïnformeerd
over de concrete handvatten die zij tot hun beschikking hebben ter begeleiding en
ondersteuning van de zwangere en/of haar gezin? Deze leden vragen de regering welke
rol de betreffende bewindspersoon voor zichzelf ziet weggelegd om de samenwerking
tussen de verschillende betrokken organisaties te faciliteren.
De leden van de D66-fractie vragen of de regering kennis heeft genomen van de toelichting
op de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) van het preventieprogramma «Nu
Niet Zwanger».1 Deze leden vragen of de regering de financiële en maatschappelijke baten van het
NNZ-programma blijkens de MKBA in overweging neemt bij de uitvoering van het voorliggend
wetsvoorstel. Deze leden vragen tot slot of de regering bereid is de conclusies en
aanbevelingen van de MKBA over te nemen en wat deze betekenen voor de continuering
van het NNZ-programma in het licht van het voorliggend wetsvoorstel.
In het wetsvoorstel wordt de vrijwilligheid van het huisbezoek benadrukt. De leden
van de SP-fractie begrijpen deze keuze, maar zij vragen naar de kans dat juist de ouders in de meest
kwetsbare situaties een dergelijk huisbezoek niet zullen aanvragen. Dwang zal negatief
kunnen werken qua draagvlak. Maar hoe worden juist de kinderen die geboren worden
in/uit de meest kwetsbare situaties dan geholpen met dit aanbod? Vindt hier monitoring
op plaats?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het wetsvoorstel een uitwerking is van de aanpak en de uitkomsten
van het Landelijke actieprogramma Kansrijke Start en dat voor de uitvoering van het
prenataal huisbezoek lokale samenwerking tussen gemeente, verloskundige zorg en jeugdgezondheidszorg
nodig is. In veel gemeenten zijn in het kader van Kansrijke Start deze lokale coalities
gevormd. Genoemde leden vragen de regering hoe de geleerde lessen uit het actieprogramma
voldoende gedeeld worden met alle gemeenten, zodat gemeenten, en zeker de niet-deelnemende
gemeenten aan het actieprogramma, optimaal kunnen leren van elkaar.
5. Delen van informatie en privacybescherming
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het recht op privacy te allen tijde gewaarborgd dient te zijn.
Zo ook met betrekking tot informatie over de sociaaleconomische omstandigheden waarin
een gezin zich bevindt en de daarbij behorende persoonlijke situatie. Genoemde leden
vragen of, en zo ja wanneer, er van de verloskundig zorgverlener verwacht wordt dat
hij of zij aan de bel trekt bij zeer slechte leefomstandigheden van het gezin en daarmee
van het kind. Aangezien de zorgverlener een louter adviserende rol bekleedt, kan een
dergelijke situatie tot onduidelijkheid aan de kant van de zorgverlener leiden, zo
veronderstellen deze leden. De leden van de D66-fractie vragen daarom of de regering
bereid is criteria op te stellen aan de hand waarvan de zorgverlener in uitzonderlijke
gevallen over kan gaan tot informatieverschaffing aan de JGZ. Voorts vragen deze leden
welke implicaties het doorspelen van informatie door zorgverleners aan de JGZ zal
hebben voor het vrijwillige karakter van prenatale huisbezoeken.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat na raadpleging van de Autoriteit Persoonsgegevens de toestemming
van de zwangere aan de verloskundig zorgverlener om zich aan te laten melden bij een
JGZ-organisatie veranderd is in de advisering van de zorgverlener aan de zwangere
om contact op te nemen met de JGZ-organisatie. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft
dit geadviseerd vanwege de afhankelijkheid en kwetsbaarheid van de zwangere/het gezin.
Deze leden kunnen zich goed vinden in deze wijziging, maar vragen zich sterk af of
deze wijziging geen enorme impact heeft op de effectiviteit van het wetsvoorstel.
Kan de regering daarop reflecteren? Heeft de regering zicht op de opvolging van dit
advies, vanuit bijvoorbeeld de ervaringen in het actieprogramma Kansrijke Start?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de verloskundige de zwangere vrouw en/of het gezin in een kwetsbare situatie
adviseert contact op te nemen met de desbetreffende aanbieder van jeugdgezondheidszorg
(JGZ) voor een prenataal huisbezoek. Vervolgens is het de bedoeling dat de zwangere
zelf contact opneemt met de JGZ-organisatie. Dit is een cruciaal moment, waar de memorie
van toelichting helaas zeer summier op ingaat. Kan de regering dit nader toelichten?
Is het zo dat er slechts een advies zal zijn van de verloskundige richting de vrouw/het
gezin en er dan geen contact zal zijn tussen de verloskundige en de desbetreffende
JGZ-uitvoerder? Klopt het dat er dus op deze manier geen sprake is van gegevensuitwisseling?
Hoe verhoudt zich dit tot de opmerkingen in paragraaf 4, waar staat dat het essentieel
is dat alle betrokkenen rondom de zwangere vrouw samenwerken en er een gezamenlijk
inzicht moet zijn voor wie een prenataal huisbezoek nodig is? De regering wil dat
er lokaal afspraken worden gemaakt over hoe informatie wordt gedeeld (p. 3), en ook
uit de consultatie blijkt dat de veldpartijen graag goede en intensieve samenwerking
zien: «Geboortezorg en JGZ-professionals dienen huisbezoeken op elkaar af te stemmen
en af te spreken met welk doel, in overleg met de ouders» (p. 6).
Als er toch sprake zal zijn van gegevensuitwisseling, willen de leden van de SGP-fractie
graag nadere toelichting hoe dit precies wordt vormgegeven.
6. Caribisch Nederland
De regering schrijft dat op ieder eiland de JGZ anders is georganiseerd, waardoor
gekeken zal moeten worden naar de mogelijkheden van de uitvoering van deze nieuwe
taak. Er zullen aparte kaders en handreikingen moeten worden opgesteld. De leden van
de CDA-fractie vragen waarom dit niet geregeld is voordat dit wetsvoorstel behandeld wordt. Deze
leden vragen daarnaast waarom er geen percentages zijn van het aantal te vroeg geboren
kinderen of kinderen met een te laag geboortegewicht op de eilanden. Aangezien hier
niets van bekend is, hoe wordt dan de hoogte van de bekostiging hiervan bepaald?
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering ervoor kiest om de prenatale
huisbezoeken op de eilanden in eerste instantie te bekostigen vanuit een tijdelijke
regeling publieke gezondheid voor Caribisch Nederland. Om welke bedragen gaat het
in deze regeling? Waarom wordt de bekostiging niet structureel geregeld, nu dit ook
voor de eilanden een wettelijke taak wordt?
7. Uitvoeringskosten en gevolgen voor de regeldruk
De leden van de VVD-fractie begrijpen uit de memorie van toelichting dat de regering met het indienen van deze
wetswijziging beoogt € 5,3 miljoen aan het gemeentefonds toe te voegen teneinde een
benodigde (doel)uitkering aan gemeenten te doen. Hoe worden deze uitgaven gedekt?
Genoemde leden hebben voorts een vraag over de verwachting van het aantal huisbezoeken
dat zal gaan plaatsvinden. De regering lijkt ervan uit te gaan dat bij alle 28.050
zwangerschappen waar dit wordt geadviseerd, daadwerkelijk een huisbezoek wordt afgelegd.
Dat zou betekenen dat alle vrouwen het advies van hun verloskundige zullen overnemen
om contact op te nemen met een JGZ-organisatie voor een prenataal huisbezoek. Is dat
een juiste en realistische veronderstelling?
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast welke vorm de huisbezoeken zullen gaan
krijgen. In de kostenberekening wordt uitgegaan van één bezoek van 2,5 uur, maar paragraaf
8.1 van de memorie van toelichting stelt dat bij urgente risicofactoren niet kan worden
volstaan met slechts één huisbezoek. Kan hieruit opgemaakt worden dat de financiering
die de regering ter beschikking stelt aan gemeenten is gebaseerd op een enkel huisbezoek
per geval, terwijl in de praktijk wordt verwacht dat een enkel huisbezoek niet in
alle gevallen zal volstaan? Wat zijn in dat geval de te verwachten financiële gevolgen
voor de gemeenten? In dit verband doen deze leden de suggestie om niet pas na vier
jaar, zoals dat nu is beschreven in de memorie van toelichting, het onderhavige wetsvoorstel
kwalitatief en kwantitatief te evalueren. Is de regering bereid al in een eerder stadium
te bezien of de gemeentelijke budgetten toereikend zijn om een effectieve invulling
te geven aan het verrichten van prenataal huisbezoek?
De regering rekent met 16,5% van de 170.000 geboortes in Nederland waarbij sprake
is van te vroeg geboren of met een laag geboortegewicht. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven of dit internationaal gezien een hoog of laag
percentage is. Kan de regering aangeven wat de percentages in andere Europese landen
zijn?
Omgerekend zou het hier gaan om 28.050 gezinnen waarin sprake is van vroeggeboorte
en/of laag geboortegewicht. Genoemde leden vragen of de regering van mening is dat
in al deze gevallen sprake is van een gezin in een kwetsbare situatie.
De regering geeft aan dat met Binnenlandse Zaken en de VNG is afgesproken dat het
wetsvoorstel zowel op de korte als op de lange termijn geëvalueerd zal worden. De
leden van de CDA-fractie vragen op welke termijn deze evaluaties zullen plaatsvinden.
Deze leden vragen welke punten mee zullen worden genomen in de evaluatie. Wat zijn
de doelstellingen van dit wetsvoorstel? Wanneer is het wetsvoorstel voldoende doeltreffend
en welke doelmatigheid wordt nagestreefd?
De leden van de D66-fractie lezen dat bij de berekening van het benodigde budget sprake is van een aantal aannames.
Om die reden geeft de regering te kennen dat ze met Binnenlandse Zaken en de VNG afspraken
heeft gemaakt over de evaluatie van het wetsvoorstel op zowel de korte als lange termijn.
Deze leden vragen welke instantie(s) deze evaluaties gaat uitvoeren en of de regering
concrete data aangaande het begin van de evaluaties en daarnaast de resultaten ervan
met de Kamer wil delen.
Tot slot constateren de leden van de D66-fractie dat nergens concreet in het voorstel
ingegaan wordt op de doelstellingen van het wetsvoorstel en wanneer het wetsvoorstel
zijn doelstelling behaald zou hebben. In het licht van het vorige vragen genoemde
leden de regering een uitgebreide beschouwing te geven over de doelstellingen, doeltreffendheid
en doelmatigheid die zij met het voorliggend wetsvoorstel nastreeft, zoals aangegeven
in artikel 3, lid 1, sub a, van de Comptabiliteitswet.
Voor de huisbezoeken wordt € 5,3 miljoen op jaarbasis toegevoegd aan het gemeentefonds.
De leden van de SP-fractie betwijfelen of dit voldoende budget is, mede gezien de hoeveelheid kansarme wijken
in Nederland. Kan hier uitgebreider inzicht in worden gegeven? Daarnaast vragen deze
leden of gemeenten geld uit dit potje kunnen halen om iets anders te bekostigen, zoals
tekorten in de jeugdzorg/Wmo. Klopt het dat het budget geoormerkt wordt voor deze
taak?
Voor elk prenataal huisbezoek is nu € 190 begroot. De leden van de SP-fractie vragen
om een verduidelijking wat hier precies binnenvalt. Vallen bijvoorbeeld reiskosten,
administratie en contacten met ketenpartners binnen deze € 190? Genoemde leden betwijfelen
ten zeerste of dit bedrag voldoende is, omdat niet altijd binnen één huisbezoek duidelijk
is waar de problematiek zit en er vaak nog een tweede huisbezoek nodig zal zijn. Kan
hier nogmaals op worden ingegaan? Daarnaast zal één huisbezoek gemiddeld 2,5 uur duren.
De leden van de SP-fractie vragen naar een nadere onderbouwing van deze tijdsduur.
Begrijpelijkerwijs is er dan ander vervolgaanbod al beschikbaar, hoe wordt hiernaar
verwezen en hoe wordt dit gemonitord?
Bij de berekening van het benodigde budget is men uitgegaan van het gegeven dat «vroeggeboorte
en/of laag geboortegewicht» internationaal als maat voor een goede start van kinderen
wordt gezien. Dit percentage (16,5%) vormt dan ook de basis voor de berekening en
is afgezet tegen het aantal geboortes per jaar (circa 170.000). Dit betekent dat in
28.050 gezinnen sprake is van vroeggeboorte en/of een laag geboortegewicht. Aan deze
gezinnen kan een prenataal huisbezoek worden geadviseerd door de verloskundigen. Maar
in bepaalde gebieden in Nederland ligt dit percentage hoger dan de landelijke 16,5%.
In de praktijk betekent dit dus dat er in die regio’s meer prenatale huisbezoeken
gedaan zullen worden dan datgene wat de overheid aangeeft, zo concluderen genoemde
leden. Volgens deze leden betekent dit dus dat de kosten voor individuele gemeenten
verschillend zullen uitpakken. Kan aangegeven worden wanneer de verdeelsleutel precies
bekend zal zijn?
Is het correct dat de prenatale huisbezoeken worden aangekondigd in de decembercirculaire,
maar de daadwerkelijke omvang van het budget pas in de meicirculaire zal komen? Wetende
dat de ingangsdatum op 1 juli 2021 ligt zien de leden van de SP-fractie hierin krapte
in de tijd ook aangezien in die periode nog overleg tussen de JGZ en gemeenten zal
moeten plaatsvinden. Genoemde leden vragen dan ook om een nadere toelichting op de
haalbaarheid van het voorgenomen tijdpad.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de uitvoeringskosten berekend zijn op basis van de omvang van de
doelgroep, waarbij een generiek percentage van het aantal geboorten per jaar wordt
genomen. Tegelijk constateren deze leden dat onderdeel van dit wetsvoorstel is dat
gemeenten de taak krijgen de omvang van de doelgroep te bepalen. Het ligt dan in de
lijn der verwachting dat het benodigde budget na enkele jaren beter in te schatten
is dan nu het geval is. Genoemde leden zijn van mening dat een toegezegde kwantitatieve
en kwalitatieve evaluatie na vier jaar in dat licht te lang op zich laat wachten.
Hoe kijkt de regering aan tegen een evaluatie na twee jaar, zodat op dat moment ook
het budget voor de uitvoering herijkt kan worden?
8. Consultatie
De leden van de VVD-fractie verbazen zich over de reactie op de in de consultatie door het College Perinatale
Zorg (CPZ), de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) en de
Patiëntenfederatie Nederland gegeven reactie dat de stem van zwangere vrouwen niet
is meegenomen in de consultatie. De regering stelt immers dat die stem juist via het
CPZ, waarin de Patiëntenfederatie Nederland deelneemt, gehoord zou zijn. Ziet de regering
bij nader inzien hierin reden om alsnog gehoor te geven aan die suggestie? Is de regering
het, tot slot, met deze leden eens dat bij het opstellen of wijzigen van wetten en
beleid altijd het oor gegeven dient te worden aan de mensen over wie het gaat?
De regering schrijft onder andere dat de Patiëntenfederatie vragen stelt over hoe
de privacy van de zwangere is geborgd. De regering schrijft in antwoord hierop dat
hangende het wetsvoorstel met de Patiëntenfederatie hierover zal worden overlegd.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom dat niet is gebeurd voordat dit wetsvoorstel is ingediend. Wanneer
vindt het overleg met de Patiëntenfederatie plaats?
De Autoriteit Persoonsgegevens stelt dat er geen wettelijke grondslag voor de verloskundig
zorgverlener is om zwangeren in een kwetsbare situatie bij de JGZ-organisatie aan
te melden voor een prenataal huisbezoek. De regering heeft daarop de «aanmelding»
vervangen door «advisering». De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering
er niet voor heeft gekozen om een wettelijke grondslag in het wetsvoorstel op te nemen.
De leden van de SP-fractie vragen of nader aangegeven kan worden wie precies het huisbezoek uitvoert en of het
wellicht voor de hand ligt deze JGZ-taak bij de GGD onder te brengen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat in overleg met partijen een aantal randvoorwaarden is geïnventariseerd
dat hangende het wetsvoorstel met partijen wordt uitgewerkt. Een deel van deze voorwaarden
zal op landelijk niveau worden ingevuld zoals een handreiking. Is deze handreiking
al beschikbaar en zou deze voorafgaand aan de parlementaire behandeling met de Kamer
kunnen worden gedeeld?
Genoemde leden lezen dat momenteel door verschillende experts wordt gewerkt aan het
meetbaar maken van het begrip «kwetsbaar». Is hierover al meer bekend en hoe wil de
regering dit bij de verdere behandeling van het wetsvoorstel betrekken?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering met de VNG heeft afgesproken om
het onderhavige wetsvoorstel na circa vier jaar kwalitatief en kwantitatief te zullen
evalueren. Genoemde leden vragen waarom in het voorstel van wet dan geen evaluatiebepaling
is opgenomen.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Lodders
De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Clemens
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.C.R.M. Clemens, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.