Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Becker over het bericht 'IND ontdekt fraude met asielzoekers'
Vragen van het lid Becker (VVD) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «IND ontdekt fraude met asielzoekers» (ingezonden 8 oktober 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 4 november
            2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 621.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «IND ontdekt fraude met asielzoekers»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Kunt u de Kamer inzicht geven in de aard en de omvang van de fraude en op welk moment
               dit binnen de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bekend is geworden en welk
               moment dit met u is gedeeld?
            
Antwoord 2
            
In 2018 heeft de IND de eerste signalen ontvangen die erop wezen dat er mogelijk sprake
               was van fraude binnen deze doelgroep. Om dit nader te onderzoeken heeft de IND een
               interdisciplinaire werkgroep opgezet. In februari 2020 heeft de werkgroep haar onderzoek
               afgerond en de maanden daarna is gewerkt aan de analyse van de resultaten. In de zomer
               ben ik schriftelijk geïnformeerd door de IND over de bevindingen.
            
De aard en omvang van de fraude is omschreven in mijn brief aan uw Kamer die gelijktijdig
               met deze beantwoording wordt verzonden en het onderzoeksrapport van de IND dat als
               bijlage aan de brief is toegevoegd.
            
Vraag 3, 4, 5 en 8
            
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat honderden asielzoekers ten onrechte
               verblijfspapieren lijken te hebben gekregen door te liegen over hun seksuele geaardheid
               en dat dit niet mag worden beloond? Zo nee, waarom niet?
            
Klopt het signaal dat het merendeel van de aan deze groep verstrekte verblijfsvergunningen
               niet kan worden ingetrokken omdat de IND moet aantonen dat het verhaal verzonnen is
               en de asielzoeker zelf niet hoeft te bewijzen dat hij of zij de feiten waarheidsgetrouw
               heeft weergegeven?
            
Hoe is de bewijslastverdeling geregeld binnen het asielrecht met betrekking tot het
               aantonen van de geaardheid of religie als grond voor asiel in verband met risico op
               vervolging in het land van herkomst? Volgt deze bewijslastverdeling uit EU-recht of
               is de vaststelling van de bewijslastverdeling een nationale bevoegdheid?
            
Bent u bereid de verblijfstatus te ontnemen als blijkt dat de feiten verkeerd zijn
               weergegeven die doorslaggevend zijn geweest voor de verlening van de verblijfsstatus?
               In hoeveel gevallen is dat mogelijk? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 3, 4, 5, 8
            
Ik deel uw mening dat asielzoekers geen verblijfstitels zouden mogen verkrijgen door
               te liegen over hun seksuele geaardheid en dat dit niet zou mogen worden beloond. Daar
               waar mogelijk, zal de verleende verblijfsvergunning ook worden ingetrokken.
            
Binnen het asielrecht geldt dat indien een asielzoeker bij diens aanvraag een beroep
               doet op asielbescherming vanwege vervolging in het land van herkomst als gevolg van
               diens geaardheid of religie, de asielzoeker in principe de bewijslast draagt. Hij
               moet aannemelijk maken dat hij voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen
               voor asielbescherming. Dit is overigens niet anders dan bij andere asielmotieven.
               Dit volgt uit EU-recht en is ook vastgelegd in het nationale recht.
            
Wat de beoordeling van een asielaanvraag vanwege seksuele geaardheid anders maakt
               dan bij veel andere asielmotieven, is dat dit asielmotief veelal enkel door middel
               van verklaringen over een in de kern innerlijk proces aannemelijk kan worden gemaakt.
               Indien de verklaringen samenhangend en aannemelijk zijn bevonden en niet in strijd
               zijn met beschikbare algemene en specifieke informatie en indien vast is komen te
               staan dat de verzoeker in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd, zal
               veelal aan de vreemdeling het voordeel van de twijfel moeten worden gegund met betrekking
               tot de geloofwaardigheid.
            
Hierbij is het van belang te benoemen dat mede naar aanleiding van (Europese) jurisprudentie
               en de uitkomst van meerdere debatten tussen uw Kamer en het kabinet de eisen die aan
               de besluitvorming van de IND worden gesteld in de afgelopen jaren steeds hoger zijn
               geworden. Afwijzen van aanvragen van asielzoekers die twijfelachtige verklaringen
               afleggen over hun seksuele geaardheid is daarmee voor de IND niet eenvoudig. Daarbij
               komt dat door het, op goede gronden, openbaar maken van verschillende werkinstructies,
               de vreemdeling zich beter kunnen voorbereiden op hetgeen aan hen tijdens de gehoren
               wordt gevraagd.
            
Als onderdeel van het onderzoek naar de Oegandese asielzoekers heeft de IND onderzocht
               welke mogelijkheden er bestaan om tot intrekking van de verleende vergunningen over
               te gaan wanneer er sprake is van signalen van een oneigenlijk beroep op lhbti-gerichtheid
               als asielmotief. Om tot een intrekking over te kunnen gaan dient de IND aan te tonen
               dat er sprake is van een intrekkingsgrond. De bewijslast rust dus op de IND om aan
               te tonen dat onjuiste of valse gegevens zijn verstrekt, het gevoerde asielrelaas niet
               geloofwaardig is en de vreemdeling geen risico loopt op vervolging dan wel ernstige
               schade in het land van herkomst. De IND zal moeten bewijzen dat er zowel nu als destijds
               geen sprake is geweest van een terecht beroep op asielbescherming. Het toetsingskader
               ten behoeve van een intrekking is daarmee complex en de enkele omstandigheid dat er
               sterke twijfels zijn aan de geloofwaardigheid van de verklaringen, is in het licht
               van de op de IND rustende bewijslast onvoldoende om te concluderen dat er onjuiste
               gegevens zijn verstrekt en daarmee een grond bestaat voor intrekking van de vergunning.
            
Vraag 6
            
Is het juist dat uit de Kwalificatierichtlijn (2011/95/EU) volgt dat intrekking van
               de verblijfsstatus mogelijk is wanneer de verkeerde voorstelling van feiten essentieel
               is geweest voor het verkrijgen van de verblijfsvergunning?
            
Antwoord 6
            
Het klopt dat dit volgt uit de Kwalificatierichtlijn, te weten artikel 14, tweede
               lid. Zoals ik echter ook bij het voorgaande antwoord heb uiteengezet is het vermoeden
               dat er onheus gebruik is gemaakt van een beroep op een bepaald asielmotief onvoldoende
               om over te gaan tot intrekking. Om tot intrekking over te kunnen gaan dient er concreet
               bewijs te zijn dat er onjuiste gegevens zijn verstrekt in de procedure die van doorslaggevend
               belang zijn geweest bij het toekennen van een vergunning.
            
Om deze reden ben ik, zoals ik ook heb aangegeven in het nota-overleg voor de JBZ-raad
               d.d. 6 oktober jl., voornemens dit vraagstuk nader te laten onderzoeken.
            
Vraag 7
            
Bent u bereid om bij alle Oegandese asielzoekers – die de laatste jaren een verblijfsvergunning
               hebben gekregen in verband met risico op vervolging in verband met de geaardheid –
               te onderzoeken of zij de waarheid hebben gesproken over hun geaardheid?
            
Antwoord 7
            
In het onderzoek naar Oegandese asielzoekers, dat ik ook bij mijn brief van vandaag
               aan uw Kamer heb gevoegd, is reeds onderzocht in hoeveel zaken dit mogelijk is. Uit
               het onderzoek is gebleken dat in 36 van de 253 zaken een mogelijk voldoende grondslag
               bestaat om tot intrekking over te gaan. Momenteel heeft dit tot één intrekking geleid,
               de overige 35 zaken zijn nog in behandeling.
            
Vraag 9
            
Uit welke andere herkomstlanden komen aanzienlijke aantallen asielzoekers die aangeven
               te vluchten uit vrees slachtoffer te worden in verband met hun geaardheid? Bestaat
               daarbij een vergelijkbaar risico op het liegen over de geaardheid? Zo ja, hoe gaat
               de IND om met dit risico om te voorkomen dat dit loont?
            
Antwoord 9
            
De IND registreert niet wat de geaardheid van asielzoekers is. Er kan dus niet aangegeven
               worden uit welke andere landen grote aantallen asielzoekers afkomstig zijn die een
               beroep doen op bescherming vanwege hun geaardheid. Wel kan gesteld worden dat de IND
               momenteel geen concrete signalen heeft ontvangen dat er op grote schaal misbruik wordt
               gemaakt van deze asielgrond en daarbij, zoals bij de Oegandese asielzoekers, gefaciliteerd
               worden door een actief netwerk. Wel is een herbeoordelingstraject opgestart naar misbruik
               van het bekeringsmotief door een groep Iraanse asielzoekers die ervan worden verdacht
               een bekeringsverhaal te hebben gekocht. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd in mijn
               beantwoording op Kamervragen over dit onderwerp.2
Naar aanleiding van de opgedane kennis over Oegandese asielzoekers worden sinds 2018
               Oegandese LHBTI-zaken zoveel mogelijk door ervaren IND-medewerkers behandeld met extra
               oog voor eventuele signalen dat er oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het LHBTI-motief.
               Dit heeft reeds geleid tot een toename van afwijzingen van asielaanvragen van Oegandese
               asielzoekers met een LHBTI-motief in eerste aanleg.
            
Vraag 10
            
Deelt u de mening dat het bewust verkeerd weergeven van de feiten in de asielprocedure
               nooit mag lonen, ook niet als dit niet van doorslaggevend belang kan zijn voor het
               verlenen van de verblijfsstatus? Zo ja, is het mogelijk liegen in de asielprocedure
               te sanctioneren met bijvoorbeeld een boete en bent u bereid dit ook te doen?
            
Antwoord 10
            
Ik ben het met de vraagsteller eens dat asielzoekers gedurende de gehele asielprocedure
               eerlijkheid moeten betrachten. Zoals aangegeven in het notaoverleg voor de JBZ-raad
               van 6 oktober jl., ben ik voornemens dit vraagstuk nader te onderzoeken. Bij dat onderzoek
               zal ik ook de vraag betrekken naar het doen van aangifte bij geconstateerd onjuist
               verklaren.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.