Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over geheime belangen die leidden tot niet-ontvankelijk verklaring op verzoek van het OM zelf
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over geheime belangen die leidden tot niet-ontvankelijk verklaring op verzoek van het OM zelf (ingezonden 23 september 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 4 november 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 380.
Vraag 1
Herinnert u zich nog uw antwoorden op eerdere vragen over de secundaire victimisatie
door het openbaar ministerie (OM) van een slachtoffer van poging tot doodslag?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat het lokale parket drie opties heeft voorgelegd aan de Centrale Toetsingscommissie
(CTC) van het OM?
Antwoord 2
Zoals eerder aangegeven is de zaak, na het opkomen van de problematiek, door meerdere
personen en verschillende gremia bekeken.2 Daarbij is bekeken hoe het opgekomen probleem moet worden gewaardeerd en welke uitkomst
daaraan moet worden verbonden. Het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) heeft mij
laten weten dat het lokale parket in dit verband inderdaad drie opties heeft voorgelegd
aan de CTC. Ook is de zaak besproken met de Landsadvocaat.
Vraag 3
Waarom is dan uiteindelijk toch de keuze gevallen op het niet-ontvankelijk verklaren
aangezien dit zo’n onbevredigende uitkomst biedt en dit nota bene expliciet werd afgeraden
als «ongewenst scenario» omdat «daarmee aan het belang van het slachtoffer niet tegemoet
wordt gekomen»?3
Antwoord 3
Het OM heeft aangegeven dat de in deze zaak te beschermen belangen uiteindelijk enkel
voldoende konden worden beschermd door het vorderen van de niet-ontvankelijkheid.
De andere opties zouden de te beschermen belangen onvoldoende beschermen. Daarmee
bleek de optie tot het vorderen van de niet-ontvankelijkheid – hoewel zeer onbevredigend –
de enige mogelijkheid.
Vraag 4
Klopt het dat de advocaat-generaal in deze zaak, die het verzoek indiende om niet-ontvankelijk
te worden verklaard bij het Gerechtshof in Arnhem, niet op de hoogte was dat er nog
twee andere opties waren voorgelegd? Zo ja, waarom niet en hoe kan dat?
Antwoord 4
Het OM heeft mij laten weten dat dit klopt. Het OM heeft aangegeven dat de advocaat-generaal,
die deze zaak heeft behandeld, op de hoogte was van het feit dat de zaak was voorgelegd
aan de CTC, maar niet van de voorgelegde opties. De advocaat-generaal is geïnformeerd
over de conclusie die uiteindelijk is getrokken. De conclusie was dat het vorderen
van de eigen niet-ontvankelijkheid, de enige reële optie was waarbij de te beschermen
belangen voldoende zouden zijn gewaarborgd. Het OM heeft mij laten weten dat, nu na
uitvoerig beraad en het wegen van verschillende opties reeds was gebleken dat het
vorderen van de eigen niet-ontvankelijkheid de enige reële optie was, er geen noodzaak
meer was om de advocaat-generaal op de hoogte te brengen van de verschillende opties.
Vraag 5
Bent u ook vooraf geïnformeerd over het voornemen tot het verzoek van de eigen niet-ontvankelijkheid?
Zo ja, wanneer?
Antwoord 5
Het OM heeft mij vooraf, op 22 mei 2019, geïnformeerd over deze zaak. Daarbij heeft
het OM aangegeven – na een afweging van alle bij het proces spelende belangen – tot
de conclusie te zijn gekomen geen andere optie te hebben dan de eigen niet-ontvankelijkheid
te vorderen.
Vraag 6
Klopt het dat u toen ook niet bent geïnformeerd over de «rondom het probleem spelende
en te beschermen belangen» die het OM ertoe brachten zich in deze zaak niet-ontvankelijk
te laten verklaren?
Antwoord 6
Nee. Het OM heeft aangegeven welke belangen tegen elkaar zijn afgewogen en waarom
het OM tot de conclusie is gekomen geen andere optie te hebben dan de eigen niet-ontvankelijkheid
te vorderen.
Vraag 7
Bent u toen wel geïnformeerd over de andere twee opties die door de CTC van het OM
zijn besproken en het feit dat het OM het negatieve advies van de CTC heeft genegeerd?
Antwoord 7
Zoals eerder aangegeven is deze zaak binnen het OM door meerdere personen en binnen
verschillende gremia bekeken.4 Daarbij is bekeken hoe het opgekomen probleem moet worden gewaardeerd en welke uitkomst
daaraan zou moeten worden verbonden. Het OM heeft mij geïnformeerd over de uitkomst
van deze besprekingen en de afwegingen die daaraan ten grondslag liggen. Het OM heeft
niet geëxpliciteerd welke overwegingen in dit afwegingsproces door welke personen
en in welke gremia naar voren zijn gebracht.
Overigens heeft het OM mij laten weten het advies van de CTC niet te hebben genegeerd,
maar na het wegen van alle opties en het afwegen van de gegeven adviezen tot de conclusie
te zijn gekomen dat het vorderen van de eigen niet-ontvankelijkheid – hoewel zeer
onbevredigend – de enige reële opties was.
Vraag 8
Waarom heeft u de beperkte informatie van het OM in deze casus toen geaccepteerd?
Antwoord 8
Voor mijn informatiepositie is het primair van belang dat helder is wat de uitkomst
is en welke overwegingen daaraan ten grondslag liggen. Daarover heeft het OM mij geïnformeerd.
Vraag 9
Heeft u overwogen gebruik te maken van uw bevoegdheid een bijzondere aanwijzing te
geven?
Antwoord 9
Nee, zoals eerder aangegeven heb ik daartoe vanwege de zwaarwegende belangen van bij
het strafproces betrokken partijen die bescherming behoeven geen aanleiding gezien.5
Vraag 10
Heeft u overwogen de Kamer actief te informeren over dit unieke geval, vanwege het
onbevredigende verloop van deze zaak?
Antwoord 10
Nee, ik heb daartoe geen aanleiding gezien.
Vraag 11
Kunt u toelichten wat het belang is van het inbrengen van de algemene thematiek van
deze casus in de OM-Reflectiekamer Kwaliteitsontwikkeling als het OM er zo stellig
van overtuigd is dat deze situatie zich niet nog eens voor zal doen?
Antwoord 11
Zoals eerder aangegeven behoeft volgens het OM de algemene thematiek van deze casus
reflectie.6 Om die reden heeft het OM aangegeven deze thematiek te zullen inbrengen in de OM-Reflectiekamer
Kwaliteitsontwikkeling. Hoewel niet gereflecteerd kan worden op de zaak in het bijzonder,
kan wel met het oog op de kwaliteitsontwikkeling binnen het OM op de thematiek worden
gereflecteerd en kan worden bezien of op dat punt bepaalde lessen getrokken kunnen
worden. Het belang van kritische zelfreflectie onderschrijf ik van harte.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft mij overigens laten weten dat hij, vanuit
zijn toezichthoudende taak op het OM, voornemens is een oriënterend vooronderzoek
te starten naar de gang van zaken in deze zaak.
Vraag 12
Hoe beschouwt u uw rol als Minister van Justitie en Veiligheid in relatie tot het
OM, met betrekking tot gevoelige zaken zoals deze? Op welke manieren had u kunnen
bijsturen in deze zaak? Vindt u dat dit terecht niet is gebeurd?
Antwoord 12
Als Minister van Justitie en Veiligheid ben ik verantwoordelijk voor het handelen
en nalaten van het OM. De verantwoordelijkheid die ik als Minister van Justitie en
Veiligheid draag, laat echter onverlet dat ik in verband met de bijzondere positie
van het OM in het strafproces terughoudendheid betracht. Ik acht het niet passend
bemoeienis te hebben met de autonome afwegingen en beslissingen van het OM in deze
individuele strafzaak. Die bemoeienis is er dan ook niet geweest.
Vraag 13
Klopt het dat het slachtoffer geen recht heeft op de processtukken? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 13
Het slachtoffer heeft in het algemeen recht om kennis te nemen van de processtukken
die voor hem van belang zijn (op grond van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering)
en om daar ook afschrift van te krijgen. In deze zaak heeft de raadsman verzocht om
een afschrift van stukken waarop de vordering tot niet-ontvankelijkverklaring werd
gebaseerd, zodat het slachtoffer zich kon voorbereiden op de zitting. Het OM heeft
aangegeven dat die vordering tot niet-ontvankelijkheid echter niet was gebaseerd op
de processtukken, maar op andere omstandigheden en derhalve kon in dit geval niet
aan dit verzoek worden voldaan.
Vraag 14
Begrijpt u dat het slachtoffer alles op alles zet om de processtukken alsnog te ontvangen?
Hoe kwalificeert u het feit dat het OM intern het woord «stalking» gebruikt om deze
pogingen zo te beschrijven, zoals blijkt uit de WOB-stukken?7
Antwoord 14
Ik begrijp dat het slachtoffer de processtukken wenst te ontvangen. Het gebruik van
de woorden «ik word gestalkt» is, ook naar het oordeel van het OM, ongelukkig te noemen,
maar moet niet anders begrepen worden dan dat de schrijver van de e-mail heeft willen
aangegeven dat de urgentie van zijn vraag hoog was. Overigens heeft het OM mij laten
weten dat uit de processtukken niet de reden voor het vorderen van de niet-ontvankelijkheid
blijkt. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 13 was deze vordering gebaseerd
op andere omstandigheden.
Vraag 15
Uit de openbaargemaakte WOB-stukken blijkt ook dat binnen het OM wordt gesproken over
zaken die eerder al zijn misgegaan in deze casus, kunt u dit toelichten?
Antwoord 15
Het OM heeft mij laten weten dat met «zaken die zijn misgegaan in deze casus» wordt
gedoeld op de omstandigheden die hebben geleid tot het vorderen van de niet-ontvankelijkheid.
Een toelichting hierop kan ik noch het OM geven, omdat daardoor de zwaarwegende belangen
van bij het strafproces betrokken partijen die bescherming behoeven direct zouden
worden geschaad.
Vraag 16
Bent u bereid alsnog meer duidelijkheid te verschaffen over de «zwaarwegende belangen»
in deze zaak, gelet op de maatschappelijke onrust over deze zaak?
Antwoord 16
De te beschermen belangen zijn zo zwaarwegend, dat geen duidelijkheid kan worden verschaft
over de redenen voor het vorderen van de eigen niet-ontvankelijkheid. Deze zwaarwegende
belangen spelen nog steeds. Zoals ik eerder heb aangegeven acht ik – en ook het OM –
deze uitkomst vanuit maatschappelijk oogpunt, maar bovenal voor het slachtoffer in
deze zaak bepaald onbevredigend.8
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.